READ
Surah al-Baqarah
اَلْبَقَرَة
286 Ayaat مدنیۃ
وَ اٰمِنُوْا بِمَاۤ اَنْزَلْتُ مُصَدِّقًا لِّمَا مَعَكُمْ وَ لَا تَكُوْنُوْۤا اَوَّلَ كَافِرٍۭ بِهٖ۪-وَ لَا تَشْتَرُوْا بِاٰیٰتِیْ ثَمَنًا قَلِیْلًا٘-وَّ اِیَّایَ فَاتَّقُوْنِ(۴۱)
En gelooft in hetgeen Ik heb geopenbaard, vervullende datgene, wat gij reeds bezit en weest niet de eersten, die het verwerpen; verruilt evenmin mijn tekenen voor geringe prijs en zoekt bescherming in Mij alleen.
En gelooft wat wij tot bevestiging uwer vroegere openbaring thans geopenbaard hebben, en weest niet de eersten, welk niet daaraan gelooven; en verruil het niet met nietigheden en vereert mij.
وَ لَا تَلْبِسُوا الْحَقَّ بِالْبَاطِلِ وَ تَكْتُمُوا الْحَقَّ وَ اَنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۴۲)
En verwart de waarheid niet met de onwaarheid, noch verbergt de waarheid tegen beter weten in.
Kleedt de waarheid niet in het gewaad der leugen en verbergt de waarheid niet tegen beter weten aan.
وَ اَقِیْمُوا الصَّلٰوةَ وَ اٰتُوا الزَّكٰوةَ وَ ارْكَعُوْا مَعَ الرّٰكِعِیْنَ(۴۳)
En houdt het gebed en betaalt de Zakaat en bidt met hen, die bidden.
Doet nauwkeurig het gebed, geeft aalmoezen en buigt u met hen die zich buigen.
اَتَاْمُرُوْنَ النَّاسَ بِالْبِرِّ وَ تَنْسَوْنَ اَنْفُسَكُمْ وَ اَنْتُمْ تَتْلُوْنَ الْكِتٰبَؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ(۴۴)
Beveelt gij de mensen het goede te doen en vergeet daarbij u zelf, hoewel gij het Boek leest? Wilt gij dan niet begrijpen?
Hoe zoudt gij anders de menschen tot vroomheid aansporen, zoo gij het welzijn uwer eigene ziel vergeet. Gij leest het boek: moet gij het dan niet ook verstaan.
وَ اسْتَعِیْنُوْا بِالصَّبْرِ وَ الصَّلٰوةِؕ-وَ اِنَّهَا لَكَبِیْرَةٌ اِلَّا عَلَى الْخٰشِعِیْنَۙ(۴۵)
Zoekt hulp door geduld en gebed; dit is inderdaad moeilijk, behalve voor de ootmoedigen,
Roept geduld en gebed ter hulpe; het gebed is licht voor den geloovige.
الَّذِیْنَ یَظُنُّوْنَ اَنَّهُمْ مُّلٰقُوْا رَبِّهِمْ وَ اَنَّهُمْ اِلَیْهِ رٰجِعُوْنَ۠(۴۶)
Die er zeker van zijn, dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot Hem zullen wederkeren.
Die gelooven, dat zij eens hunnen Heer zien, en tot Hem terugkeeren zullen.
یٰبَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ اذْكُرُوْا نِعْمَتِیَ الَّتِیْۤ اَنْعَمْتُ عَلَیْكُمْ وَ اَنِّیْ فَضَّلْتُكُمْ عَلَى الْعٰلَمِیْنَ(۴۷)
O kinderen Isra?ls! Gedenkt Mijn gunsten, die Ik u bewees, dat Ik u boven de volkeren verhief.
O Kinderen Israëls, herinnert u de weldaden, die ik u heb bewezen, terwijl ik u boven alle volkeren bevoorrechtte.
وَ اتَّقُوْا یَوْمًا لَّا تَجْزِیْ نَفْسٌ عَنْ نَّفْسٍ شَیْــٴًـا وَّ لَا یُقْبَلُ مِنْهَا شَفَاعَةٌ وَّ لَا یُؤْخَذُ مِنْهَا عَدْلٌ وَّ لَا هُمْ یُنْصَرُوْنَ(۴۸)
En vreest de Dag, dat de ene ziel de andere niet zal kunnen helpen, waarop voor haar noch voorspraak zal worden aanvaard, noch een losprijs zal worden aangenomen, noch zij zullen worden geholpen.
Vreest den dag, waarop geene ziel genoegdoening voor eene andere zal kunnen geven, geene smeeking van anderen aangenomen, waarop geen losgeld ontvangen zal worden; waarop niets kan helpen.
وَ اِذْ نَجَّیْنٰكُمْ مِّنْ اٰلِ فِرْعَوْنَ یَسُوْمُوْنَكُمْ سُوْٓءَ الْعَذَابِ یُذَبِّحُوْنَ اَبْنَآءَكُمْ وَ یَسْتَحْیُوْنَ نِسَآءَكُمْؕ-وَ فِیْ ذٰلِكُمْ بَلَآءٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ عَظِیْمٌ(۴۹)
0
Denkt er aan, hoe wij u van Pharaos volk hebben gered, dat u met hardheid onderdrukte, uwe zonen doodde en slechts uwe vrouwen liet leven; dit zij u een groot bewijs voor de goedheid van uwen God.
وَ اِذْ فَرَقْنَا بِكُمُ الْبَحْرَ فَاَنْجَیْنٰكُمْ وَ اَغْرَقْنَاۤ اٰلَ فِرْعَوْنَ وَ اَنْتُمْ تَنْظُرُوْنَ(۵۰)
0
Gedenkt, hoe wij de zee ter uwer redding hebben gespleten en voor uw oogen Pharaos volk lieten verdrinken.
وَ اِذْ وٰعَدْنَا مُوْسٰۤى اَرْبَعِیْنَ لَیْلَةً ثُمَّ اتَّخَذْتُمُ الْعِجْلَ مِنْۢ بَعْدِهٖ وَ اَنْتُمْ ظٰلِمُوْنَ(۵۱)
En toen Wij met Mozes een tijd afspraken van veertig nachten; toen naamt gij in zijn afwezigheid het kalf, (om het te aanbidden) en gij werdt overtreders.
Gedenkt, dat, toen ik gedurende veertig nachten met Mozes sprak, gij het kalf hebt aangebeden; en gij hebt snood gehandeld.
ثُمَّ عَفَوْنَا عَنْكُمْ مِّنْۢ بَعْدِ ذٰلِكَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُوْنَ(۵۲)
Daarna vergaven Wij u, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
Wij hebben u later vergeven, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
وَ اِذْ اٰتَیْنَا مُوْسَى الْكِتٰبَ وَ الْفُرْقَانَ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُوْنَ(۵۳)
En toen gaven Wij Mozes het Boek en het oordeel des onderscheids, opdat gij recht geleid zoudt worden.
Wij gaven Mozes de schriften en de onderscheiding, opdat gij op den rechten weg zoudt geleid worden.
وَ اِذْ قَالَ مُوْسٰى لِقَوْمِهٖ یٰقَوْمِ اِنَّكُمْ ظَلَمْتُمْ اَنْفُسَكُمْ بِاتِّخَاذِكُمُ الْعِجْلَ فَتُوْبُوْۤا اِلٰى بَارِىٕكُمْ فَاقْتُلُوْۤا اَنْفُسَكُمْؕ-ذٰلِكُمْ خَیْرٌ لَّكُمْ عِنْدَ بَارِىٕكُمْؕ فَتَابَ عَلَیْكُمْؕ-اِنَّهٗ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیْمُ(۵۴)
En toen Mozes tot zijn volk zeide: "O mijn volk, gij hebt uzelf onrecht aangedaan door het kalf te aanvaarden: derhalve keert terug tot Uw Schepper en doodt uw eigen ik, dat is het beste voor u in het oog van uw Schepper". Daarna wendde Hij zich genadig tot u. Voorzeker, Hij is Berouwaanvaardend, Genadevol.
Mozes zeide tot zijn volk: Gij hebt uwe zielen door dit kalf verontreinigd, keert tot uwen Schepper terug of doodt u zelven; dit zal uwen Schepper welgevalliger zijn. Hij zal zich weder tot u wenden; want Hij is vergevensgezind en albarmhartig.
وَ اِذْ قُلْتُمْ یٰمُوْسٰى لَنْ نُّؤْمِنَ لَكَ حَتّٰى نَرَى اللّٰهَ جَهْرَةً فَاَخَذَتْكُمُ الصّٰعِقَةُ وَ اَنْتُمْ تَنْظُرُوْنَ(۵۵)
En toen gij zeidet: "O Mozes, wij zullen u geenszins geloven, totdat wij Allah van aangezicht tot aangezicht zien", toen trof u een donderslag, terwijl gij toezaagt.
En toen gij tot Mozes zeidet: O Mozes, wij willen u niet eerder gelooven, dan na dat wij God met eigen oogen hebben gezien, toen kwam er straf over u, terwijl gij er naar zaagt.
ثُمَّ بَعَثْنٰكُمْ مِّنْۢ بَعْدِ مَوْتِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُوْنَ(۵۶)
Toen deden Wij u verrijzen na uw dood, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
Wij wekten u op na uwen dood, opdat gij het dankbaar zoudt erkennen.
وَ ظَلَّلْنَا عَلَیْكُمُ الْغَمَامَ وَ اَنْزَلْنَا عَلَیْكُمُ الْمَنَّ وَ السَّلْوٰىؕ-كُلُوْا مِنْ طَیِّبٰتِ مَا رَزَقْنٰكُمْؕ-وَ مَا ظَلَمُوْنَا وَ لٰكِنْ كَانُوْۤا اَنْفُسَهُمْ یَظْلِمُوْنَ(۵۷)
En Wij deden de wolken een schaduw over u zign en zonden u manna en kwartels, (zeggende): "Eet van de goede dingen, waarmede Wij u hebben voorzien." Zij schaadden Ons niet, maar zij plachten hun eigen ziel te schaden.
Wij gaven wolken om u te overschaduwen en zonden manna en kwartels, zeggende: eet van de heerlijke spijzen, die wij u hebben gegeven. Zij hadden ons geen leed gedaan, maar zich zelven.
وَ اِذْ قُلْنَا ادْخُلُوْا هٰذِهِ الْقَرْیَةَ فَكُلُوْا مِنْهَا حَیْثُ شِئْتُمْ رَغَدًا وَّ ادْخُلُوا الْبَابَ سُجَّدًا وَّ قُوْلُوْا حِطَّةٌ نَّغْفِرْ لَكُمْ خَطٰیٰكُمْؕ-وَ سَنَزِیْدُ الْمُحْسِنِیْنَ(۵۸)
En toen Wij zeiden: "Gaat in deze stad en eet er overvloedig, waar gij ook wilt; treedt de poort onderdanig binnen en vraagt om vergiffenis. Wij zullen u uw fouten vergeven en Wij zullen meer geven aan degenen, die goed doen."
Wij zeiden: Gaat in deze stad, geniet naar welbehagen van hetgeen zich daar bevindt: treedt de poort aandachtig binnen, en roept uit: Vergiffenis Heer! Wij willen u uwe misstappen ook vergeven, en het geluk der goeden verhoogen.
فَبَدَّلَ الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا قَوْلًا غَیْرَ الَّذِیْ قِیْلَ لَهُمْ فَاَنْزَلْنَا عَلَى الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا رِجْزًا مِّنَ السَّمَآءِ بِمَا كَانُوْا یَفْسُقُوْنَ۠(۵۹)
Maar de onrechtvaardigen vervingen het woord door een ander, dat niet tegen hen gesproken was. Daarom zonden Wij over de onrechtvaardigen een grote straf vanuit de hemel, omdat zij plachten te overtreden.
Maar de boozen veranderen dit woord met een ander, wat hun niet was gegeven, en wij hebben onzen toorn op de boozen uit den hemel neêrgezonden, om hunne goddeloosheid te straffen.
وَ اِذِ اسْتَسْقٰى مُوْسٰى لِقَوْمِهٖ فَقُلْنَا اضْرِبْ بِّعَصَاكَ الْحَجَرَؕ-فَانْفَجَرَتْ مِنْهُ اثْنَتَا عَشْرَةَ عَیْنًاؕ-قَدْ عَلِمَ كُلُّ اُنَاسٍ مَّشْرَبَهُمْؕ-كُلُوْا وَ اشْرَبُوْا مِنْ رِّزْقِ اللّٰهِ وَ لَا تَعْثَوْا فِی الْاَرْضِ مُفْسِدِیْنَ(۶۰)
En toen Mozes om water voor zijn volk bad zeiden Wij: "Sla op de rots met uw staf" en er ontsprongen twaalf bronnen aan, waardoor elke stam zijn drinkplaats kende. Eet en drinkt van wat Allah heeft voortgebracht en wandelt niet op aarde, onheil stichtende.
Mozes bad God om water, en wij zeiden: "sla met uwen staf op de rotsen," en er ontsprongen twaalf bronnen, opdat allen hunne bron zouden erkennen. Eet en drinkt van de weldaden die God u geeft, en doet geen boosheid meer op aarde.
وَ اِذْ قُلْتُمْ یٰمُوْسٰى لَنْ نَّصْبِرَ عَلٰى طَعَامٍ وَّاحِدٍ فَادْعُ لَنَا رَبَّكَ یُخْرِ جْ لَنَا مِمَّا تُنْۢبِتُ الْاَرْضُ مِنْۢ بَقْلِهَا وَ قِثَّآىٕهَا وَ فُوْمِهَا وَ عَدَسِهَا وَ بَصَلِهَاؕ-قَالَ اَتَسْتَبْدِلُوْنَ الَّذِیْ هُوَ اَدْنٰى بِالَّذِیْ هُوَ خَیْرٌؕ-اِهْبِطُوْا مِصْرًا فَاِنَّ لَكُمْ مَّا سَاَلْتُمْؕ-وَ ضُرِبَتْ عَلَیْهِمُ الذِّلَّةُ وَ الْمَسْكَنَةُۗ-وَ بَآءُوْ بِغَضَبٍ مِّنَ اللّٰهِؕ ذٰلِكَ بِاَنَّهُمْ كَانُوْا یَكْفُرُوْنَ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ وَ یَقْتُلُوْنَ النَّبِیّٖنَ بِغَیْرِ الْحَقِّؕ-ذٰلِكَ بِمَا عَصَوْا وَّ كَانُوْا یَعْتَدُوْنَ۠(۶۱)
0
Toen zeidet gij: O Mozes! wij kunnen niet langer immer dezelfde spijzen verdragen; bid uwen Heer, dat hij voor ons de vruchten der aarde doe groeien, groenten, komkommers, knoflook, linzen en uien. Mozes antwoordde: "Verkiest gij het slechte boven het goede? keert dan naar Egypte terug, daar vindt gij wat gij verlangt." Vernedering en armoede spreidden zich over hen uit; zij waren in den goddelijken toorn vervallen, daar zij niet aan zijne wonderen geloofden, en brachten hunne profeten onrechtvaardig ter dood. Ziedaar het gevolg van hunne weêrspannigheid en hun geweld.
اِنَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ الَّذِیْنَ هَادُوْا وَ النَّصٰرٰى وَ الصّٰبِـٕیْنَ مَنْ اٰمَنَ بِاللّٰهِ وَ الْیَوْمِ الْاٰخِرِ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَلَهُمْ اَجْرُهُمْ عِنْدَ رَبِّهِمْۚ-وَ لَا خَوْفٌ عَلَیْهِمْ وَ لَا هُمْ یَحْزَنُوْنَ(۶۲)
Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen - wie onder hen ook in Allah en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun Heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren.
De geloovigen, het mogen Joden, Christenen en Sabëisten zijn, indien zij slechts aan God en aan den oordeelsdag gelooven en wel doen, zullen door hunnen Heer beloond worden; noch vrees noch droefheid zal over hen komen.
وَ اِذْ اَخَذْنَا مِیْثَاقَكُمْ وَ رَفَعْنَا فَوْقَكُمُ الطُّوْرَؕ-خُذُوْا مَاۤ اٰتَیْنٰكُمْ بِقُوَّةٍ وَّ اذْكُرُوْا مَا فِیْهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُوْنَ(۶۳)
En toen Wij een verbond met u aangingen en de berg hoog boven u verhieven, zeiden Wij: "Houdt vast, wat Wij u hebben gegeven en bedenkt wat het bevat, zodat gij behoed zult worden."
Toen wij het verbond met u sloten en den berg Sinaï over uw hoofd verhieven, zeiden wij: Ontvangt met vastheid hetgeen wij u geopenbaard hebben; bedenkt den inhoud, en bewaart dien.
ثُمَّ تَوَلَّیْتُمْ مِّنْۢ بَعْدِ ذٰلِكَۚ-فَلَوْ لَا فَضْلُ اللّٰهِ عَلَیْكُمْ وَ رَحْمَتُهٗ لَكُنْتُمْ مِّنَ الْخٰسِرِیْنَ(۶۴)
Maar gij wenddet u af en, had Allah u Zijn genade en barmhartigheid niet betoond, dan zoudt gij zeker zijn ondergegaan.
Maar gij zijt daarop er van afgekeerd; en had God u niet beschermd en zich over u erbarmd, dan waart ge reeds lang verdelgd.
وَ لَقَدْ عَلِمْتُمُ الَّذِیْنَ اعْتَدَوْا مِنْكُمْ فِی السَّبْتِ فَقُلْنَا لَهُمْ كُوْنُوْا قِرَدَةً خٰسِـٕیْنَۚ(۶۵)
Gij hebt degenen onder u gekend, die inzake de Sabbath overtraden. Alzo zeiden Wij tot hen: "Weest verachte apen."
Gij wist reeds wat hun was wedervaren die den Sabbat hadden ontwijd, en tot welken wij zeiden: "Verandert in apen en zijt uit de maatschappij gestooten".
فَجَعَلْنٰهَا نَكَالًا لِّمَا بَیْنَ یَدَیْهَا وَ مَا خَلْفَهَا وَ مَوْعِظَةً لِّلْمُتَّقِیْنَ(۶۶)
Zo maakten Wij hen tot een voorbeeld voor hen die in die tijd leefden en voor degenen, die na hen kwamen en tot een les voor de godvrezenden.
En wij lieten hen dienen tot een voorbeeld voor hunne tijdgenooten en voor hunne nakomelingen, en tot eene waarschuwing voor de vromen.
وَ اِذْ قَالَ مُوْسٰى لِقَوْمِهٖۤ اِنَّ اللّٰهَ یَاْمُرُكُمْ اَنْ تَذْبَحُوْا بَقَرَةًؕ-قَالُوْۤا اَتَتَّخِذُنَا هُزُوًاؕ-قَالَ اَعُوْذُ بِاللّٰهِ اَنْ اَكُوْنَ مِنَ الْجٰهِلِیْنَ(۶۷)
En toen Mozes tot zijn volk zeide: "Waarlijk, Allah gebiedt u, een koe te slachten", zeiden zij: "Drijft gij de spot met ons?" Hij zeide: "Ik zoek toevlucht bij Allah, om niet tot de onwetenden te behoren."
Toen Mozes tot zijn volk zeide: "God gebiedt u eene koe te offeren," toen antwoordden zij; "Spot gij met ons?" Hij zeide: "God beware mij tot de zotten te behooren."
قَالُوا ادْعُ لَنَا رَبَّكَ یُبَیِّنْ لَّنَا مَا هِیَ ؕ-قَالَ اِنَّهٗ یَقُوْلُ اِنَّهَا بَقَرَةٌ لَّا فَارِضٌ وَّ لَا بِكْرٌؕ-عَوَانٌۢ بَیْنَ ذٰلِكَؕ-فَافْعَلُوْا مَا تُؤْمَرُوْنَ(۶۸)
Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, opdat Hij het ons duidelijk make, wat voor een koe dit moet zijn." Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een koe moet zijn, noch oud, noch jong, volwassen, tussen beide in - doet nu, wat u geboden is."
Zij antwoordden: "Bid uwen Heer voor ons, dat hij ons duidelijk verklare welke een koe dit zijn moet."--"God wil," zeide hij, "Dat dit noch eene oude koe, noch een vaars zij, maar van middelbaren ouderdom. Doet derhalve wat u bevolen is."
قَالُوا ادْعُ لَنَا رَبَّكَ یُبَیِّنْ لَّنَا مَا لَوْنُهَاؕ-قَالَ اِنَّهٗ یَقُوْلُ اِنَّهَا بَقَرَةٌ صَفْرَآءُۙ-فَاقِعٌ لَّوْنُهَا تَسُرُّ النّٰظِرِیْنَ(۶۹)
Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij het ons duidelijk make, welke kleur zij heeft" Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een gele koe is met een diepe kleur, aangenaam voor hen, die haar zien."
De Israëlieten antwoordden: "Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren welke kleur zij moet hebben."--"God zeide," antwoordde hij, "zij zijn
قَالُوا ادْعُ لَنَا رَبَّكَ یُبَیِّنْ لَّنَا مَا هِیَۙ-اِنَّ الْبَقَرَ تَشٰبَهَ عَلَیْنَاؕ-وَ اِنَّاۤ اِنْ شَآءَ اللّٰهُ لَمُهْتَدُوْنَ(۷۰)
Zij zeiden: "Bid voor ons tot uw Heer, dat Hij ons mededele, hoe zij is, want al zulke koeien zien er voor ons gelijk uit; en als Allah het wil, zullen wij juist worden geleid."
"Bid uwen Heer, ons duidelijk te verklaren hoe deze koe moet zijn; want wij vinden wel koeien die elkander gelijken, en zij zullen dan alleen goed in onze keuze geleid worden, als God het wil."
قَالَ اِنَّهٗ یَقُوْلُ اِنَّهَا بَقَرَةٌ لَّا ذَلُوْلٌ تُثِیْرُ الْاَرْضَ وَ لَا تَسْقِی الْحَرْثَۚ-مُسَلَّمَةٌ لَّا شِیَةَ فِیْهَاؕ-قَالُوا الْـٰٔنَ جِئْتَ بِالْحَقِّؕ-فَذَبَحُوْهَا وَ مَا كَادُوْا یَفْعَلُوْنَ۠(۷۱)
Hij antwoordde: "Hij zegt, dat het een koe is, die nog nooit afgericht is geweest, om de aarde te beploegen, of de akkers te bevloeien, een koe, gaaf en vlekkeloos." Zij zeiden: "Nu hebt gij het precies gezegd." Toen slachtten zij haar, doch liever hadden zij het niet gedaan.
Mozes hernam: "God zegt u: "Het zij eene koe die niet vermagerd is door het beploegen of besproeien van het veld, maar het zij eene zonder gebrek." "Nu," zeiden zij, "komt gij met de waarheid." Zij doodden de koe, doch er ontbrak weinig aan of zij hadden het niet gedaan.
وَ اِذْ قَتَلْتُمْ نَفْسًا فَادّٰرَءْتُمْ فِیْهَاؕ-وَ اللّٰهُ مُخْرِ جٌ مَّا كُنْتُمْ تَكْتُمُوْنَۚ(۷۲)
En toen gij trachttet een mens te doden en onder elkander er over twisttet, was Allah de onthuller van wat gij verborgen hieldt.
Indien gij iemand vermoord hebt en over de daders strijdt, dan zal God uitbrengen wat gij geheim houdt.
فَقُلْنَا اضْرِبُوْهُ بِبَعْضِهَاؕ-كَذٰلِكَ یُحْیِ اللّٰهُ الْمَوْتٰىۙ-وَ یُرِیْكُمْ اٰیٰتِهٖ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُوْنَ(۷۳)
Toen zeiden Wij: "Treft hem (de moordenaar) voor een gedeelte van het vergrijp tegen hem (de gedode)". Aldus geeft Allah leven aan de doden en toont u Zijn tekenen, opdat gij zult begrijpen.
Wij bevalen den doode met een deel der koe te slaan en God zal den doode weder levend maken; Hij toont u zijne wonderen, opdat gij wijs zoudet worden.
ثُمَّ قَسَتْ قُلُوْبُكُمْ مِّنْۢ بَعْدِ ذٰلِكَ فَهِیَ كَالْحِجَارَةِ اَوْ اَشَدُّ قَسْوَةًؕ-وَ اِنَّ مِنَ الْحِجَارَةِ لَمَا یَتَفَجَّرُ مِنْهُ الْاَنْهٰرُؕ-وَ اِنَّ مِنْهَا لَمَا یَشَّقَّقُ فَیَخْرُ جُ مِنْهُ الْمَآءُؕ-وَ اِنَّ مِنْهَا لَمَا یَهْبِطُ مِنْ خَشْیَةِ اللّٰهِؕ-وَ مَا اللّٰهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُوْنَ(۷۴)
Daarna verhardde zich uw hart. Zij zijn als stenen, of nog harder, want er zijn stenen, waaruit stromen ontspringen en er zijn er zeker, die splijten en er vloeit water uit. En sommige zijn er die uit vrees voor Allah neervallen. En Allah is niet achteloos, ten opzichte van wat gij doet.
Maar spoedig daarop werden uwe harten verhard; zij zijn als steenen en nog harder; want uit sommige steenen ontspringen bronnen, andere splijten en er vloeit water uit; andere zakken in elkander uit vreeze voor God; maar inderdaad, God is niet onbekend met uwe daden.
اَفَتَطْمَعُوْنَ اَنْ یُّؤْمِنُوْا لَكُمْ وَ قَدْ كَانَ فَرِیْقٌ مِّنْهُمْ یَسْمَعُوْنَ كَلٰمَ اللّٰهِ ثُمَّ یُحَرِّفُوْنَهٗ مِنْۢ بَعْدِ مَا عَقَلُوْهُ وَ هُمْ یَعْلَمُوْنَ(۷۵)
Verwacht gij, dat zij u zullen geloven, terwijl een aantal hunner het woord van Allah heeft vernomen en het verdraait, nadat zij het hebben begrepen, tegen beter weten in.
Meent gij thans dat zij u gelooven zullen. Maar een deel van hen heeft het woord Gods vernomen: maar zij hebben het daarna, tegen beter weten aan, verdraaid.
وَ اِذَا لَقُوا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا قَالُوْۤا اٰمَنَّا ۚۖ-وَ اِذَا خَلَا بَعْضُهُمْ اِلٰى بَعْضٍ قَالُوْۤا اَتُحَدِّثُوْنَهُمْ بِمَا فَتَحَ اللّٰهُ عَلَیْكُمْ لِیُحَآجُّوْكُمْ بِهٖ عِنْدَ رَبِّكُمْؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ(۷۶)
Wanneer zij de gelovigen ontmoeten zeggen zij: "Wij geloven" en wanneer zij onder elkander zijn zeggen zij: "Verhaalt gij hun, wat Allah u heeft geopenbaard, zodat zij daardoor met u kunnen redetwisten voor uw Heer." Wilt gij dan niet begrijpen?
Als zij de geloovigen ontmoeten, zeggen zij; wij gelooven, doch als zij onder zich bij elkander komen, zeggen zij; wilt gij hun dan verhalen, wat God u geopenbaard heeft, opdat zij u daarover voor uwen Heer zouden bestrijden. Begrijpt gij dat niet.
اَوَ لَا یَعْلَمُوْنَ اَنَّ اللّٰهَ یَعْلَمُ مَا یُسِرُّوْنَ وَ مَا یُعْلِنُوْنَ(۷۷)
Begrijpen zij dan niet, dat Allah weet, wat zij verbergen en wat zij openbaar maken?
Weet gij dan niet, dat God kent wat zij verbergen en wat zij openbaren.
وَ مِنْهُمْ اُمِّیُّوْنَ لَا یَعْلَمُوْنَ الْكِتٰبَ اِلَّاۤ اَمَانِیَّ وَ اِنْ هُمْ اِلَّا یَظُنُّوْنَ(۷۸)
En sommigen hunner zijn ongeletterd; zij weten niets van het Boek, maar hebben hun valse denkbeelden: zij vermoeden slechts.
Er zijn wel onwetende menschen onder hen, welke de schrift (de vijf boeken) niet verstaan, maar alleen de leugenachtige verhalen, en zij weten het niet.
فَوَیْلٌ لِّلَّذِیْنَ یَكْتُبُوْنَ الْكِتٰبَ بِاَیْدِیْهِمْۗ-ثُمَّ یَقُوْلُوْنَ هٰذَا مِنْ عِنْدِ اللّٰهِ لِیَشْتَرُوْا بِهٖ ثَمَنًا قَلِیْلًاؕ-فَوَیْلٌ لَّهُمْ مِّمَّا كَتَبَتْ اَیْدِیْهِمْ وَ وَیْلٌ لَّهُمْ مِّمَّا یَكْسِبُوْنَ(۷۹)
Wee daarom degenen, die een boek met hun eigen handen schrijven en dan zeggen: "Dit is van Allah", opdat zij er een onwaardige prijs voor kunnen nemen. Wee hun dan, voor hetgeen hun handen schrijven en wee hun voor hetgeen zij verdienen.
Wee hun, welke de schrift met hun eigene handen schrijven, en uit nietige winzucht zeggen: "Dit is van God. Wee hun om hunner handen schrift, wee hun om hunne winzicht.
وَ قَالُوْا لَنْ تَمَسَّنَا النَّارُ اِلَّاۤ اَیَّامًا مَّعْدُوْدَةًؕ-قُلْ اَتَّخَذْتُمْ عِنْدَ اللّٰهِ عَهْدًا فَلَنْ یُّخْلِفَ اللّٰهُ عَهْدَهٗۤ اَمْ تَقُوْلُوْنَ عَلَى اللّٰهِ مَا لَا تَعْلَمُوْنَ(۸۰)
En zij zeggen: "Het Vuur zal ons slechts voor een klein aantal dagen deren". Vraag hun: "Hebt gij dan een woord van Allah verkregen? Dan zal Allah Zijn belofte nooit breken. Of zegt gij iets over Allah, dat gij niet weet?
Zij zeggen: als het vuur ons kwetst, zal dit slechts voor weinige dagen zijn; zeg hun: Hebt gij deze verzekering van God? zal God om u zijne gelofte breken? Of zegt ge iets van God wat gij niet weet?
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan