READ
Surah Yunus
يُوْنُس
109 Ayaat مکیۃ
وَ اِنْ كَذَّبُوْكَ فَقُلْ لِّیْ عَمَلِیْ وَ لَكُمْ عَمَلُكُمْۚ-اَنْتُمْ بَرِیْٓــٴُـوْنَ مِمَّاۤ اَعْمَلُ وَ اَنَا بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تَعْمَلُوْنَ(۴۱)
En indien zij u van leugen besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk. Gij hebt niets uitstaande met hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande met hetgeen gij doet."
Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Ik heb mijn werk en gij hebt uw werk: gij zult onschuldig zijn aan hetgeen ik doe en ik zal onschuldig zijn aan hetgeen gij doet.
وَ مِنْهُمْ مَّنْ یَّسْتَمِعُوْنَ اِلَیْكَؕ-اَفَاَنْتَ تُسْمِعُ الصُّمَّ وَ لَوْ كَانُوْا لَا یَعْقِلُوْنَ(۴۲)
En er zijn sommigen onder hen die naar u luisteren. Maar kunt gij de doven doen horen, zelfs al willen zij niet begrijpen?
Er zijn sommigen van hen die naar u luisteren; maar wilt gij de dooven hoorend maken, als zij niets verstaan?
وَ مِنْهُمْ مَّنْ یَّنْظُرُ اِلَیْكَؕ-اَفَاَنْتَ تَهْدِی الْعُمْیَ وَ لَوْ كَانُوْا لَا یُبْصِرُوْنَ(۴۳)
En er zijn sommigen onder hen die naar u kijken. Maar kunt gij de blinden leiden, zelfs al willen zij niet zien?
En er zijn sommigen van hen die naar u zien; maar wilt gij de blinden leiden, als zij niet zien.
اِنَّ اللّٰهَ لَا یَظْلِمُ النَّاسَ شَیْــٴًـا وَّ لٰكِنَّ النَّاسَ اَنْفُسَهُمْ یَظْلِمُوْنَ(۴۴)
Voorzeker, Allah doet de mensen in het geheel geen onrecht aan, maar de mensen doen hun eigen ziel onrecht aan.
Waarlijk, God wil met niemand in eenig opzicht onrechtvaardig handelen; maar de menschen handelen onrechtvaardig met hunne eigene zielen.
وَ یَوْمَ یَحْشُرُهُمْ كَاَنْ لَّمْ یَلْبَثُوْۤا اِلَّا سَاعَةً مِّنَ النَّهَارِ یَتَعَارَفُوْنَ بَیْنَهُمْؕ-قَدْ خَسِرَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِلِقَآءِ اللّٰهِ وَ مَا كَانُوْا مُهْتَدِیْنَ(۴۵)
En de Dag, waarop Hij hen zal verzamelen, zal het hun toeschijnen, alsof zig slechts een uur van een dag (in de wereld) hadden vertoefd. Zij zullen elkander herkennen. Verliezers zijn zeker degenen die de ontmoeting met Allah loochenen en geen leiding willen volgen.
Op zekeren dag zal hij hen allen verzamelen, als waren zij niet langer gebleven dan één uur van een dag; zij zullen elkander kennen. Dan zullen zij vergaan, die de ontmoeting met God hebben geloochend, en niet op den rechten weg werden geleid.
وَ اِمَّا نُرِیَنَّكَ بَعْضَ الَّذِیْ نَعِدُهُمْ اَوْ نَتَوَفَّیَنَّكَ فَاِلَیْنَا مَرْجِعُهُمْ ثُمَّ اللّٰهُ شَهِیْدٌ عَلٰى مَا یَفْعَلُوْنَ(۴۶)
En als Wij u sommige der dingen, waarmede Wij hen hebben bedreigd, tonen, of als Wij u doen sterven, dan is tot Ons hun terugkeer en Allah is Getuige van al hetgeen zij doen.
Hetzij wij u een gedeelte der straf doen zien, waarmede wij hen hebben gestraft, of wij u voor dien tijd doen sterven. Tot ons zullen zij terugkeeren; daarna zal God getuige zijn van hetgeen zij doen.
وَ لِكُلِّ اُمَّةٍ رَّسُوْلٌۚ-فَاِذَا جَآءَ رَسُوْلُهُمْ قُضِیَ بَیْنَهُمْ بِالْقِسْطِ وَ هُمْ لَا یُظْلَمُوْنَ(۴۷)
Voor elk volk is er een boodschapper. Wanneer daarom hun boodschapper komt, wordt er met rechtvaardigheid onder hen geoordeeld en hun wordt geen onrecht aangedaan.
Aan ieder volk werd een profeet gezonden, en toen hun profeet kwam, werd het geschil tusschen hen met eerlijkheid beslist, en zij werden niet onrechtvaardig behandeld.
وَ یَقُوْلُوْنَ مَتٰى هٰذَا الْوَعْدُ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۴۸)
En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld, als gij de waarheid spreekt?"
De ongeloovigen zeggen: Wanneer zullen deze bedreigingen vervuld worden, indien gij waarheid spreekt?
قُلْ لَّاۤ اَمْلِكُ لِنَفْسِیْ ضَرًّا وَّ لَا نَفْعًا اِلَّا مَا شَآءَ اللّٰهُؕ-لِكُلِّ اُمَّةٍ اَجَلٌؕ-اِذَا جَآءَ اَجَلُهُمْ فَلَا یَسْتَاْخِرُوْنَ سَاعَةً وَّ لَا یَسْتَقْدِمُوْنَ(۴۹)
Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht over schade of voordeel, behalve, wat Allah wil. Er is voor elk volk een vastgestelde termijn; wanneer hun termijn is verlopen kunnen zij hem geen uur uitstellen, noch kunnen zij hem vervroegen.
Antwoord: Ik ben noch in staat om mij zelven voordeel te verschaffen, noch om ongeluk van mij af te wenden, dan wanneer het Gode behaagt. Voor ieder volk is een bepaald tijdstip vastgesteld; indien dus hun tijd is verloopen, zullen zij zelf geen uur uitstel erlangen; maar ook hunne straf zal nimmer vervroegd worden.
قُلْ اَرَءَیْتُمْ اِنْ اَتٰىكُمْ عَذَابُهٗ بَیَاتًا اَوْ نَهَارًا مَّا ذَا یَسْتَعْجِلُ مِنْهُ الْمُجْرِمُوْنَ(۵۰)
Zeg: "Vertelt mij, als Zijn straf bij dag of nacht over u komt, hoe zullen dan de schuldigen weg kunnen lopen?"
Zeg: Verhaal mij, indien u Gods straf bij nacht of bij dag overvalt, welk gedeelte daarvan zullen de goddeloozen wenschen verhaast te zien?
اَثُمَّ اِذَا مَا وَقَعَ اٰمَنْتُمْ بِهٖؕ- ﰰ لْــٴٰـنَ وَ قَدْ كُنْتُمْ بِهٖ تَسْتَعْجِلُوْنَ(۵۱)
"Zult gij dan, wanneer het u overvalt er in geloven?" Nu? Terwijl gij dit wilde verhaasten?"
Als zij op u nederkomt, zult gij er dan aan gelooven? Ja, dan zult gij er aan gelooven. Maar gij zult uitstel wenschen, als vroeger het verhaasten.
ثُمَّ قِیْلَ لِلَّذِیْنَ ظَلَمُوْا ذُوْقُوْا عَذَابَ الْخُلْدِۚ-هَلْ تُجْزَوْنَ اِلَّا بِمَا كُنْتُمْ تَكْسِبُوْنَ(۵۲)
Dan zal er tot degenen die kwaad deden worden gezegd: "Ondergaat de blijvende straf. Er wordt u niets vergolden dan hetgeen gij verdiendet."
Dan zal tot de goddeloozen gezegd worden: Onderga de straf der eeuwigheid; zoudt gij anders willen ontvangen dan de vergelding voor hetgeen gij hebt bedreven?
وَ یَسْتَنْۢبِــٴُـوْنَكَ اَحَقٌّ هُوَ ﳳ-قُلْ اِیْ وَ رَبِّیْۤ اِنَّهٗ لَحَقٌّ ﱢ وَ مَاۤ اَنْتُمْ بِمُعْجِزِیْنَ۠(۵۳)
En zij vragen u: "Is dit de waarheid?" Zeg: "Ja, bij mijn Heer, het is zeker waar en gij kunt het niet verijdelen."
Zij zullen van u begeeren te weten, of dit inderdaad waar is: Antwoord: Bij mijn Heer! het is zekerlijk waar: nimmer zult gij Gods macht verzwakken, noch die ontkomen.
وَ لَوْ اَنَّ لِكُلِّ نَفْسٍ ظَلَمَتْ مَا فِی الْاَرْضِ لَافْتَدَتْ بِهٖؕ-وَ اَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَاَوُا الْعَذَابَۚ-وَ قُضِیَ بَیْنَهُمْ بِالْقِسْطِ وَ هُمْ لَا یُظْلَمُوْنَ(۵۴)
En indien elke ziel die onrechtvaardig handelt al hetgeen op aarde is, zou bezitten, zou zij er zich voorzeker mede trachten vrij te kopen. En wanneer zij de straf zien zullen zij hun spijt tonen. Er zal met rechtvaardigheid over hen worden gericht en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
Waarlijk, indien iedere ziel die slecht gehandeld heeft, alles zou hebben, wat op aarde is, zou deze zich daarmede gewillig op den laatsten dag willen loskoopen. Zij zullen hun berouw verbergen, nadat zij de straf zullen hebben gezien, en het geschil tusschen hen zal met eerlijkheid worden beslist en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
اَلَاۤ اِنَّ لِلّٰهِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-اَلَاۤ اِنَّ وَعْدَ اللّٰهِ حَقٌّ وَّ لٰكِنَّ اَكْثَرَهُمْ لَا یَعْلَمُوْنَ(۵۵)
0
Behoort niet alles wat in den hemel en wat op aarde is aan God? Is Gods belofte geene waarheid? Maar het grootste deel hunner weet het niet.
هُوَ یُحْیٖ وَ یُمِیْتُ وَ اِلَیْهِ تُرْجَعُوْنَ(۵۶)
Hij geeft leven en doet sterven en tot Hem zult gij worden teruggebracht.
Hij geeft leven en hij doet sterven, en tot hem zult gij allen terugkeeren.
یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ قَدْ جَآءَتْكُمْ مَّوْعِظَةٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ وَ شِفَآءٌ لِّمَا فِی الصُّدُوْرِۙ۬-وَ هُدًى وَّ رَحْمَةٌ لِّلْمُؤْمِنِیْنَ(۵۷)
O mensdom! Er is van uw Heer een vermaning tot u gekomen en genezing voor wat in de harten is en een leiding en barmhartigheid jegens de gelovigen.
O menschen! thans is eene waarschuwinge van uwen Heer tot u gekomen en een geneesmiddel voor den twijfel, die in uwe borst bestaat, en eene leiding en genade voor de ware geloovigen
قُلْ بِفَضْلِ اللّٰهِ وَ بِرَحْمَتِهٖ فَبِذٰلِكَ فَلْیَفْرَحُوْاؕ-هُوَ خَیْرٌ مِّمَّا یَجْمَعُوْنَ(۵۸)
Zeg: "Dit alles is door de genade van Allah en door Zijn barmhartigheid; laat hen er zich daarom in verheugen. Dat is beter, dan hetgeen zij vergaren."
Zeg: Door de genade van God en zijne barmhartigheid; dat zij er zich dus in verheugen; dit zal hun voordeeliger zijn dan de wereldsche rijkdommen, welke zij bijeenvergâren.
قُلْ اَرَءَیْتُمْ مَّاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُ لَكُمْ مِّنْ رِّزْقٍ فَجَعَلْتُمْ مِّنْهُ حَرَامًا وَّ حَلٰلًاؕ-قُلْ ﰰ للّٰهُ اَذِنَ لَكُمْ اَمْ عَلَى اللّٰهِ تَفْتَرُوْنَ(۵۹)
Zeg: "Hebt gij overwogen, dat Allah u een voorziening heeft nedergezonden en dat gij daarna een gedeelte er van onwettig en een gedeelte er van wettig verklaardet?" Vraag (hen): "Heeft Allah u dat toegestaan, of verzint gij leugens tegen Allah?"
Zeg: verhaal mij van datgene wat God u tot voedsel heeft nedergezonden, hebt gij een deel geoorloofd en een ander deel ongeoorloofd verklaard? Zeg: Heeft God u geoorloofd, dit onderscheid te maken, of denkt gij eene leugen tegen God uit?
وَ مَا ظَنُّ الَّذِیْنَ یَفْتَرُوْنَ عَلَى اللّٰهِ الْكَذِبَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَذُوْ فَضْلٍ عَلَى النَّاسِ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَهُمْ لَا یَشْكُرُوْنَ۠(۶۰)
Wat denken degenen die leugens tegen Allah verzinnen van de Dag der Opstanding? Voorzeker, Allah is genadevol tegenover het mensdom, maar de meesten hunner zijn niet dankbaar.
Maar wat zal op den dag der opstanding de meening van hen zijn, die een leugen tegen God uitdenken? Waarlijk, God heeft eene onmetelijke goedheid omtrent de menschen; maar het grootste gedeelte hunner zijn niet dankbaar.
وَ مَا تَكُوْنُ فِیْ شَاْنٍ وَّ مَا تَتْلُوْا مِنْهُ مِنْ قُرْاٰنٍ وَّ لَا تَعْمَلُوْنَ مِنْ عَمَلٍ اِلَّا كُنَّا عَلَیْكُمْ شُهُوْدًا اِذْ تُفِیْضُوْنَ فِیْهِؕ-وَ مَا یَعْزُبُ عَنْ رَّبِّكَ مِنْ مِّثْقَالِ ذَرَّةٍ فِی الْاَرْضِ وَ لَا فِی السَّمَآءِ وَ لَاۤ اَصْغَرَ مِنْ ذٰلِكَ وَ لَاۤ اَكْبَرَ اِلَّا فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍ(۶۱)
In welke toestand gij u bevindt, of gij de Koran voordraagt, of iets anders doet; Wij zijn uw getuigen, terwijl gij u er in verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een atoom op aarde of in de hemel verborgen. En er is niets dat kleiner of groter is, of het staat in het duidelijke Boek vermeld.
Gij zult u in geenerhande omstandigheid bevinden; gij zult geen enkel woord in den Koran lezen, noch zult gij iets doen, of wij zullen uwe getuigen zijn, als gij daardoor wordt bezig gehouden. Zelfs het gewicht van een atoom is, noch in den hemel, noch op de aarde, voor uwen Heer verborgen. Er is geen enkel ding lichter of zwaarder dan dit, hetwelk niet in het duidelijke boek werd opgeschreven.
اَلَاۤ اِنَّ اَوْلِیَآءَ اللّٰهِ لَا خَوْفٌ عَلَیْهِمْ وَ لَا هُمْ یَحْزَنُوْنَۚۖ(۶۲)
Ziet! voorzeker, de vrienden van Allah zullen geen vrees hebben, noch zullen zij treuren.
Zijn Gods vrienden niet de personen die door geen vrees zullen worden aangedaan en die niet bedroefd zullen worden?
الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ كَانُوْا یَتَّقُوْنَؕ(۶۳)
Zig die geloven en zich aan rechtvaardigheid houden,
Zij, die in God gelooven en vreezen, zullen goede tijdingen in dit leven en in het volgende ontvangen.
لَهُمُ الْبُشْرٰى فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ فِی الْاٰخِرَةِؕ-لَا تَبْدِیْلَ لِكَلِمٰتِ اللّٰهِؕ-ذٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِیْمُؕ(۶۴)
Er zijn voor hen blijde tijdingen in het tegenwoordige leven en het Hiernamaals. De woorden van Allah kennen geen verandering - dat is inderdaad de opperste zegepraal.
Er is geene verandering in Gods woorden. Dit zal eene groote gelukzaligheid zijn.
وَ لَا یَحْزُنْكَ قَوْلُهُمْۘ-اِنَّ الْعِزَّةَ لِلّٰهِ جَمِیْعًاؕ-هُوَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۶۵)
En laat hun woorden u niet verdrieten. Voorzeker, alle macht behoort Allah. Hij is Alhorend, Alwetend.
Laat hunne gesprekken u niet bedroeven. Alle glorie behoort aan God; hij hoort en ziet alles.
اَلَاۤ اِنَّ لِلّٰهِ مَنْ فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَنْ فِی الْاَرْضِؕ-وَ مَا یَتَّبِـعُ الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ شُرَكَآءَؕ-اِنْ یَّتَّبِعُوْنَ اِلَّا الظَّنَّ وَ اِنْ هُمْ اِلَّا یَخْرُصُوْنَ(۶۶)
Ziet! voorzeker, van Allah is al hetgeen in de hemelen en op aarde bestaat. Wat volgen zij die buiten Allah afgoden aanroepen? Zij volgen slechts een vermoeden en doen niets dan gissen.
Is niet alles wat in den hemel en op aarde woont aan God onderworpen? Waarom volgt gij dus degenen die afgoden naast God aanroepen? Zij volgen slechts eene ijdele meening en bedenken niets dan leugens.
هُوَ الَّذِیْ جَعَلَ لَكُمُ الَّیْلَ لِتَسْكُنُوْا فِیْهِ وَ النَّهَارَ مُبْصِرًاؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوْمٍ یَّسْمَعُوْنَ(۶۷)
Hij is het, Die de nacht voor u heeft gesteld, opdat gij er in moogt rusten en de dag vol van licht. Voorzeker, daarin zijn tekenen voor een volk, dat luistert.
Hij is het, die den nacht voor u heeft bevolen, opdat gij daarin rust zoudt nemen, en den helderen dag voor den arbeid; waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die luisteren.
قَالُوا اتَّخَذَ اللّٰهُ وَلَدًا سُبْحٰنَهٗؕ-هُوَ الْغَنِیُّؕ-لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِؕ-اِنْ عِنْدَكُمْ مِّنْ سُلْطٰنٍۭ بِهٰذَاؕ-اَتَقُوْلُوْنَ عَلَى اللّٰهِ مَا لَا تَعْلَمُوْنَ(۶۸)
Zij zeggen: "Allah heeft een zoon tot Zich genomen. Heilig is Hij, Hij is Zichzelf genoeg. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is. Gij hebt hier geen gezag over. Zegt gij over Allah wat gij niet weet?
Zij zeggen: God heeft een zoon. Verre zij dit van hem. Hij is zich zelven toereikende. Hem behoort alles wat in den hemel en op aarde is. Hebt gij machtiging om aldus te spreken? Zegt gij van God wat gij niet weet?
قُلْ اِنَّ الَّذِیْنَ یَفْتَرُوْنَ عَلَى اللّٰهِ الْكَذِبَ لَا یُفْلِحُوْنَؕ(۶۹)
Zeg: "Degenen, die over Allah een leugen verzinnen, zullen niet slagen."
Zeg: Waarlijk, zij die een leugen tegen God uitdenken, zullen geen voorspoed hebben.
مَتَاعٌ فِی الدُّنْیَا ثُمَّ اِلَیْنَا مَرْجِعُهُمْ ثُمَّ نُذِیْقُهُمُ الْعَذَابَ الشَّدِیْدَ بِمَا كَانُوْا یَكْفُرُوْنَ۠(۷۰)
Zij zullen in deze wereld tijdelijk genieten, daarna zal hun terugkeer tot Ons zijn, dan zullen Wij hen een strenge straf doen ondergaan, omdat zij niet geloofden.
Zij mogen tijdelijk in deze wereld genieten, maar daarna zullen zij tot ons terugkeeren, en dan zullen wij hun eene gestrenge straf doen ondervinden, daar zij ongeloovigen waren.
وَ اتْلُ عَلَیْهِمْ نَبَاَ نُوْحٍۘ-اِذْ قَالَ لِقَوْمِهٖ یٰقَوْمِ اِنْ كَانَ كَبُرَ عَلَیْكُمْ مَّقَامِیْ وَ تَذْكِیْرِیْ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ فَعَلَى اللّٰهِ تَوَكَّلْتُ فَاَجْمِعُوْۤا اَمْرَكُمْ وَ شُرَكَآءَكُمْ ثُمَّ لَا یَكُنْ اَمْرُكُمْ عَلَیْكُمْ غُمَّةً ثُمَّ اقْضُوْۤا اِلَیَّ وَ لَا تُنْظِرُوْنِ(۷۱)
En verkondig hun het verhaal van Noach, toen hij tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, als mijn houding en mijn vermaning door de tekenen van Allah u aanstoot geven - ik leg mijn vertrouwen in Allah - breng dan al uw plannen en uw afgoden bijeen; laat dan uw handelwijze duidelijk blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel.
Herlees hun de geschiedenis van Noach, toen hij tot zijn volk zeide: O mijn volk! indien mijn verblijf onder u en mijne herinnering van Gods teekenen u bedroeven, stel ik in God mijn vertrouwen. Smeedt dus uw plan tegen mij en verzamelt uwe valsche goden, maar verbergt uw voornemen niet in het duister. Komt dus tegen mij op en draalt niet.
فَاِنْ تَوَلَّیْتُمْ فَمَا سَاَلْتُكُمْ مِّنْ اَجْرٍؕ-اِنْ اَجْرِیَ اِلَّا عَلَى اللّٰهِۙ-وَ اُمِرْتُ اَنْ اَكُوْنَ مِنَ الْمُسْلِمِیْنَ(۷۲)
Maar als gij u terugtrekt vraag ik van u geen beloning. Mijn beloning is bij Allah alleen en het is mij bevolen tot de Moslims te behoren.
En indien gij u afwendt van mijne vermaningen, vraag ik daarvoor geene belooning van u. Ik verwacht mijne belooning van God alleen, en mij is bevolen mijn vertrouwen in hem te stellen.
فَكَذَّبُوْهُ فَنَجَّیْنٰهُ وَ مَنْ مَّعَهٗ فِی الْفُلْكِ وَ جَعَلْنٰهُمْ خَلٰٓىٕفَ وَ اَغْرَقْنَا الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۚ-فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُنْذَرِیْنَ(۷۳)
Maar zij verloochenden hem; daarom redden Wij hem en degenen die met hem in de ark waren. En dezen maakten Wij tot de stedehouders, terwijl Wij degenen die Onze tekenen verloochenden lieten verdrinken. Zie! hoe het einde was van degenen, die werden gewaarschuwd.
Maar zij beschuldigden hem van bedrog, zoodat wij hem bevrijdden en degenen die met hem in de arke waren, en wij deden hen den zondvloed overleven, doch wij deden hén verdrinken, die onze teekens van valschheid beschuldigden. Onthoud dus hoe het uiteinde was van hen, die door Noach gewaarschuwd werden.
ثُمَّ بَعَثْنَا مِنْۢ بَعْدِهٖ رُسُلًا اِلٰى قَوْمِهِمْ فَجَآءُوْهُمْ بِالْبَیِّنٰتِ فَمَا كَانُوْا لِیُؤْمِنُوْا بِمَا كَذَّبُوْا بِهٖ مِنْ قَبْلُؕ-كَذٰلِكَ نَطْبَعُ عَلٰى قُلُوْبِ الْمُعْتَدِیْنَ(۷۴)
Toen zonden Wij na hem andere boodschappers naar hun volk en deze kwamen tot hen met duidelijke bewijzen. Maar dezen wilden in datgene niet geloven wat zij voorheen hadden verloochend. Zo verzegelen Wij het hart der overtreders.
Wij zonden na hem gezanten tot de verschillende volkeren en deze kwamen tot hen met duidelijke teekenen, doch zij waren niet geneigd te gelooven in datgene, wat zij te voren als valsch hadden verworpen. Zoo verzegelen wij de harten der zondaren.
ثُمَّ بَعَثْنَا مِنْۢ بَعْدِهِمْ مُّوْسٰى وَ هٰرُوْنَ اِلٰى فِرْعَوْنَ وَ مَلَاۡىٕهٖ بِاٰیٰتِنَا فَاسْتَكْبَرُوْا وَ كَانُوْا قَوْمًا مُّجْرِمِیْنَ(۷۵)
Dan zonden Wij na hen Mozes en A?ron met Onze tekenen naar Pharao en zijn leiders, maar zij handelden aanmatigend. En zij waren een misdadig volk.
Na hem zonden wij Mozes en Aäron tot Pharao en zijne vorsten met onze teekens, doch zij gedroegen zich trotsch en waren zondig.
فَلَمَّا جَآءَهُمُ الْحَقُّ مِنْ عِنْدِنَا قَالُوْۤا اِنَّ هٰذَا لَسِحْرٌ مُّبِیْنٌ(۷۶)
En toen de waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Dit is gewis duidelijke tovenarij."
En toen de waarheid van ons tot hen kwam, zeiden zij: Waarlijk, dit is duidelijke tooverij.
قَالَ مُوْسٰۤى اَتَقُوْلُوْنَ لِلْحَقِّ لَمَّا جَآءَكُمْؕ-اَسِحْرٌ هٰذَاؕ-وَ لَا یُفْلِحُ السّٰحِرُوْنَ(۷۷)
Mozes zeide: "Zegt gij dit van de waarheid nadat zij tot u is gekomen? Is dit tovenarij? Maar tovenaars slagen nooit."
Mozes zeide tot hen: Spreekt gij aldus van de waarheid, nadat die tot u is gekomen? Is dit tooverij? Maar de toovenaars zullen geen voorspoed genieten.
قَالُوْۤا اَجِئْتَنَا لِتَلْفِتَنَا عَمَّا وَجَدْنَا عَلَیْهِ اٰبَآءَنَا وَ تَكُوْنَ لَكُمَا الْكِبْرِیَآءُ فِی الْاَرْضِؕ-وَ مَا نَحْنُ لَكُمَا بِمُؤْمِنِیْنَ(۷۸)
Zij antwoordden: "Zijt gij tot ons gekomen, opdat wij ons mogen afwenden van hetgeen wij onze vaderen zagen volgen zodat er voor u beiden grootheid in het land zou zijn? Maar wij zullen in u niet geloven."
Zij zeiden: Zijt gij tot ons gekomen om ons af te leiden van den godsdienst, welken wij onze vaderen zagen beoefenen, opdat gij beiden het bevel over het land zoudt kunnen voeren? Maar wij gelooven u niet.
وَ قَالَ فِرْعَوْنُ ائْتُوْنِیْ بِكُلِّ سٰحِرٍ عَلِیْمٍ(۷۹)
En Pharao zeide: "Brengt mij elke bedreven tovenaar."
En Pharao zeide: Breng alle kundige toovenaars tot mij.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan