READ
Surah Taaha
طٰهٰ
135 Ayaat مکیۃ
20:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
مَاۤ اَنْزَلْنَا عَلَیْكَ الْقُرْاٰنَ لِتَشْقٰۤىۙ(۲)
Wij hebben u de Koran niet geopenbaard opdat gij (er door) ongelukkig zoudt worden.
Wij hebben de Koran niet tot jou neergezonden opdat jij ongelukkig zou zijn,
maar slechts als een vermaning voor wie [God] vreest,
تَنْزِیْلًا مِّمَّنْ خَلَقَ الْاَرْضَ وَ السَّمٰوٰتِ الْعُلٰىؕ(۴)
Een openbaring van Hem, Die de aarde en de verheven hemelen heeft geschapen.
als een neerzending van Hem die de aarde en de hoge hemelen geschapen heeft,
de Erbarmer; Hij heeft zich op de troon gevestigd.
لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِ وَ مَا بَیْنَهُمَا وَ مَا تَحْتَ الثَّرٰى(۶)
Hem behoort al hetgeen in de hemelen en op aarde is, eveneens hetgeen er tussen ligt en hetgeen zich onder de grond bevindt.
Hem behoort wat er in de hemelen, wat er op de aarde, wat er tussen beide en wat er onder de grond is.
وَ اِنْ تَجْهَرْ بِالْقَوْلِ فَاِنَّهٗ یَعْلَمُ السِّرَّ وَ اَخْفٰى(۷)
Of gij het woord luide verkondigt (of fluistert), Hij kent het geheime en verborgene.
En al spreek jij met luide stem, Hij weet wat geheim is en wat nog verborgener is.
اَللّٰهُ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَؕ-لَهُ الْاَسْمَآءُ الْحُسْنٰى(۸)
Allah, - er is geen God dan Hij. Hij heeft de schoonste eigenschappen.
God, er is geen god dan Hij, Hem komen de mooiste namen toe.
Is het verhaal van Moesa tot jou gekomen?
اِذْ رَاٰ نَارًا فَقَالَ لِاَهْلِهِ امْكُثُوْۤا اِنِّیْۤ اٰنَسْتُ نَارًا لَّعَلِّیْۤ اٰتِیْكُمْ مِّنْهَا بِقَبَسٍ اَوْ اَجِدُ عَلَى النَّارِ هُدًى(۱۰)
Toen hij een vuur zag, zeide hij tot de zijnen: "Blijft hier, ik bespeur een vuur; misschien zal ik u daarvan een vuurbrand kunnen brengen of door het vuur de weg vinden."
Toen hij een vuur zag en tot zijn mensen zei: "Blijft staan, ik heb een vuur waargenomen, misschien zal ik jullie er een fakkel van brengen of bij het vuur een aanduiding van de goede richting vinden."
فَلَمَّاۤ اَتٰىهَا نُوْدِیَ یٰمُوْسٰىؕ(۱۱)
En toen hij het (vuur) naderde werd hij aangeroepen: "O Mozes".
Toen hij er kwam werd hem toegeroepen: O Moesa,
اِنِّیْۤ اَنَا رَبُّكَ فَاخْلَعْ نَعْلَیْكَۚ-اِنَّكَ بِالْوَادِ الْمُقَدَّسِ طُوًىؕ(۱۲)
"Voorwaar, Ik ben uw Heer, ontdoe u van uw schoeisel; want gij zijt in de heilige vallei van Towa."
Ik ben het, jouw Heer. Trek dus jouw schoenen uit. Jij bent in de geheiligde vallei Toewa.
وَ اَنَا اخْتَرْتُكَ فَاسْتَمِعْ لِمَا یُوْحٰى(۱۳)
"Ik heb u uitverkoren; luister dus naar hetgeen wordt geopenbaard."
En Ik heb jou uitgekozen; luister dus naar wat geopenbaard zal worden.
اِنَّنِیْۤ اَنَا اللّٰهُ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّاۤ اَنَا فَاعْبُدْنِیْۙ-وَ اَقِمِ الصَّلٰوةَ لِذِكْرِیْ(۱۴)
"Voorwaar, Ik ben Allah; er is geen God behalve Ik, aanbid Mij derhalve en verricht het gebed tot Mijn gedachtenis."
Ik ben God, er is geen god dan Ik. Dien Mij dus en verricht de salaat om Mij te gedenken.
اِنَّ السَّاعَةَ اٰتِیَةٌ اَكَادُ اُخْفِیْهَا لِتُجْزٰى كُلُّ نَفْسٍۭ بِمَا تَسْعٰى(۱۵)
"Zie, het Uur komt. Ik zal het onthullen opdat elke ziel de beloning zal ontvangen waarnaar zij streeft."
Het uur komt -- Ik houd het nauwelijks nog verborgen -- opdat aan elke ziel vergolden wordt wat zij nastreeft.
فَلَا یَصُدَّنَّكَ عَنْهَا مَنْ لَّا یُؤْمِنُ بِهَا وَ اتَّبَعَ هَوٰىهُ فَتَرْدٰى(۱۶)
"Laat degene die er niet in gelooft en zijn eigen neigingen volgt, u er niet van afwenden; anders zoudt gij verloren gaan."
Laat wie er niet aan gelooft en zijn geneigdheid volgt jou er niet van afhouden, zodat jij ten onder gaat.
En wat is dat daar in je rechterhand?"
قَالَ هِیَ عَصَایَۚ-اَتَوَكَّؤُا عَلَیْهَا وَ اَهُشُّ بِهَا عَلٰى غَنَمِیْ وَ لِیَ فِیْهَا مَاٰرِبُ اُخْرٰى(۱۸)
Hij antwoordde: "Dit is mijn staf waarop ik leun, en waarmee ik bladeren afsla voor mijn kudde; ik gebruik hem ook voor andere doeleinden."
Hij zei: "Dat is mijn staf waarop ik leun en waarmee ik voor mijn schapen bladeren afsla en ik heb er ook nog andere toepassingen voor."
Hij zei: "Werp hem neer, Moesa."
فَاَلْقٰىهَا فَاِذَا هِیَ حَیَّةٌ تَسْعٰى(۲۰)
Dus wierp hij hem neer, en zie, het was een kronkelende slang.
En hij wierp hem neer en het was opeens een slang die voortbewoog.
قَالَ خُذْهَا وَ لَا تَخَفْٙ-سَنُعِیْدُهَا سِیْرَتَهَا الْاُوْلٰى(۲۱)
God zeide: "Raap hem op en vrees niet. Wij zullen hem in zijn vroegere staat herstellen."
Hij zei: "Pak hem en wees niet bang; Wij laten hem weer net zo worden als hij eerst was.
وَ اضْمُمْ یَدَكَ اِلٰى جَنَاحِكَ تَخْرُ جْ بَیْضَآءَ مِنْ غَیْرِ سُوْٓءٍ اٰیَةً اُخْرٰىۙ(۲۲)
"En leg uw hand onder uw arm, zij zal wit worden zonder ziekte. Nog een teken (is dit)!"
En houd je hand onder je arm dan zal zij wit, maar zonder iets slechts, tevoorschijn komen als nog een teken
om jou iets van Onze grootse tekenen te laten zien.
اِذْهَبْ اِلٰى فِرْعَوْنَ اِنَّهٗ طَغٰى۠(۲۴)
"Ga naar Pharao; hij heeft inderdaad de perken overschreden."
Ga heen naar Fir'aun; hij is onbeschaamd."
Hij zei: "Mijn Heer, stel bij mij mijn hart open,
vergemakkelijk mijn taak voor mij
en maak een knoop in mijn tong los,
zodat zij begrijpen wat ik zeg.
En stel voor mij een medewerker aan uit mijn familie,
en laat hem in mijn taak delen,
opdat wij U veelvuldig prijzen
Hij zei: "Jouw verzoek is ingewilligd, Moesa!
وَ لَقَدْ مَنَنَّا عَلَیْكَ مَرَّةً اُخْرٰۤىۙ(۳۷)
"En bij een andere gelegenheid bewezen Wij u ook een gunst."
En Wij hebben jou ook al een andere keer een gunst bewezen,
toen Wij aan jouw moeder openbaarden wat geopenbaard is:
اَنِ اقْذِفِیْهِ فِی التَّابُوْتِ فَاقْذِفِیْهِ فِی الْیَمِّ فَلْیُلْقِهِ الْیَمُّ بِالسَّاحِلِ یَاْخُذْهُ عَدُوٌّ لِّیْ وَ عَدُوٌّ لَّهٗؕ-وَ اَلْقَیْتُ عَلَیْكَ مَحَبَّةً مِّنِّیْ ﳛ وَ لِتُصْنَعَ عَلٰى عَیْنِیْۘ(۳۹)
0
'Werp hem in de kist en werp hem in de zee, dan zal de zee hem op de kust werpen, zodat een vijand van Mij en een vijand van hem hem zal opnemen.? En Ik heb over jou liefde van Mij uitgestort en jij moest onder Mijn ogen grootgebracht worden.
اِذْ تَمْشِیْۤ اُخْتُكَ فَتَقُوْلُ هَلْ اَدُلُّكُمْ عَلٰى مَنْ یَّكْفُلُهٗؕ-فَرَجَعْنٰكَ اِلٰۤى اُمِّكَ كَیْ تَقَرَّ عَیْنُهَا وَ لَا تَحْزَنَ۬ؕ-وَ قَتَلْتَ نَفْسًا فَنَجَّیْنٰكَ مِنَ الْغَمِّ وَ فَتَنّٰكَ فُتُوْنًا ﲕ فَلَبِثْتَ سِنِیْنَ فِیْۤ اَهْلِ مَدْیَنَ ﳔ ثُمَّ جِئْتَ عَلٰى قَدَرٍ یّٰمُوْسٰى(۴۰)
0
Toen jouw zuster heenging en zei: 'Zal ik jullie iemand aanwijzen die voor hem zal zorgen?? Zo brachten Wij jou terug naar jouw moeder opdat jij goedsmoeds en niet bedroefd zou zijn. En jij hebt een mens gedood, maar Wij hebben jou uit de nood gered en jou aan verzoeking blootgesteld. Zo bleef jij jaren bij de mensen van Madjan. Toen kwam jij, Moesa, [hierheen] als beschikt.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan