READ
Surah An-Nisaa
اَلنِّسَآء
176 Ayaat مدنیۃ
وَّ اَخْذِهِمُ الرِّبٰوا وَ قَدْ نُهُوْا عَنْهُ وَ اَكْلِهِمْ اَمْوَالَ النَّاسِ بِالْبَاطِلِؕ-وَ اَعْتَدْنَا لِلْكٰفِرِیْنَ مِنْهُمْ عَذَابًا اَلِیْمًا(۱۶۱)
0
En omdat zij menigeen van Gods weg uitsluiten en woeker hebben gedreven, wat hun verboden was, en de goederen van anderen ijdel hebben verteerd, hebben wij voor velen hunner, daar zij ongeloovigen zijn, eene pijnlijke straf bereid.
لٰكِنِ الرّٰسِخُوْنَ فِی الْعِلْمِ مِنْهُمْ وَ الْمُؤْمِنُوْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِمَاۤ اُنْزِلَ اِلَیْكَ وَ مَاۤ اُنْزِلَ مِنْ قَبْلِكَ وَ الْمُقِیْمِیْنَ الصَّلٰوةَ وَ الْمُؤْتُوْنَ الزَّكٰوةَ وَ الْمُؤْمِنُوْنَ بِاللّٰهِ وَ الْیَوْمِ الْاٰخِرِؕ-اُولٰٓىٕكَ سَنُؤْتِیْهِمْ اَجْرًا عَظِیْمًا۠(۱۶۲)
Maar degenen hunner, die een grondige kennis bezitten en de gelovigen, geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen v??r u werd nedergezonden; en degenen, die het gebed houden en degenen, die de Zakaat betalen en degenen, die in Allah en de laatste Dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning geven.
Maar degene onder hen, die met grondige kennis zijn uitgerust, en de geloovigen, die gelooven in hetgeen hun door u werd nedergezonden, en dus wat hun vóór u werd nedergezonden, en die de bepaalde tijden in acht nemen en aalmoezen geven, en in God en den oordeelsdag gelooven, dezen zullen wij eene groote belooning geven.
اِنَّاۤ اَوْحَیْنَاۤ اِلَیْكَ كَمَاۤ اَوْحَیْنَاۤ اِلٰى نُوْحٍ وَّ النَّبِیّٖنَ مِنْۢ بَعْدِهٖۚ-وَ اَوْحَیْنَاۤ اِلٰۤى اِبْرٰهِیْمَ وَ اِسْمٰعِیْلَ وَ اِسْحٰقَ وَ یَعْقُوْبَ وَ الْاَسْبَاطِ وَ عِیْسٰى وَ اَیُّوْبَ وَ یُوْنُسَ وَ هٰرُوْنَ وَ سُلَیْمٰنَۚ-وَ اٰتَیْنَا دَاوٗدَ زَبُوْرًاۚ(۱۶۳)
Waarlijk, Wij hebben u de openbaring gezonden, zoals Wij Noach en de profeten na hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan Abraham en Isma?l en Iza?k en Jacob en de stammen; en aan Jezus, Job, Jonas, A?ron en Salomo en Wij gaven David een psalmen.
Waarlijk wij hebben u geopenbaard, zooals wij Noach openbaarden en de profeten, die hem opvolgden; zooals wij aan Abraham openbaarden, en Ismaël, en Izaak en Jacob en de stammen, en aan Jezus, aan Job, aan Jonas, aan Aäron, aan Salomo; en wij gaven de psalmen aan David.
وَ رُسُلًا قَدْ قَصَصْنٰهُمْ عَلَیْكَ مِنْ قَبْلُ وَ رُسُلًا لَّمْ نَقْصُصْهُمْ عَلَیْكَؕ-وَ كَلَّمَ اللّٰهُ مُوْسٰى تَكْلِیْمًاۚ(۱۶۴)
Wij zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en Allah sprak openlijk tot Mozes.
Wij zonden u apostelen, waarvan wij u te voren spraken, en andere gezanten, welke wij u niet bekend maakten, en God sprak met Mozes.
رُسُلًا مُّبَشِّرِیْنَ وَ مُنْذِرِیْنَ لِئَلَّا یَكُوْنَ لِلنَّاسِ عَلَى اللّٰهِ حُجَّةٌۢ بَعْدَ الرُّسُلِؕ-وَ كَانَ اللّٰهُ عَزِیْزًا حَكِیْمًا(۱۶۵)
Boodschappers, brengende blijde tijding en waarschuwende, dat de mensen geen tegenwerping tegen Allah zullen maken nadat de boodschappers (waren gekomen). En Allah is Almachtig, Alwijs.
Wij zonden gezanten, om u goede tijdingen te brengen en u te waarschuwen, opdat de menschen geene verontschuldiging tegenover God zouden kunnen aanvoeren, nadat de gezanten waren gekomen. God is machtig en wijs.
لٰكِنِ اللّٰهُ یَشْهَدُ بِمَاۤ اَنْزَلَ اِلَیْكَ اَنْزَلَهٗ بِعِلْمِهٖۚ-وَ الْمَلٰٓىٕكَةُ یَشْهَدُوْنَؕ-وَ كَفٰى بِاللّٰهِ شَهِیْدًاؕ(۱۶۶)
Maar Allah getuigt dat, hetgeen Hij u heeft nedergezonden, Hij dit heeft nedergezonden met Zijn kennis en de engelen getuigen eveneens en Allah is als getuige toereikend.
God is getuige van de openbaring, die u is nedergezonden; hij zond die met zijne bijzondere kennis: de engelen zijn medegetuigen; maar God is een toereikende getuige.
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا وَ صَدُّوْا عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِ قَدْ ضَلُّوْا ضَلٰلًۢا بَعِیْدًا(۱۶۷)
0
Zij, die niet gelooven en anderen van Gods weg afvoeren, zijn op den verwijderden weg verdwaald.
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا وَ ظَلَمُوْا لَمْ یَكُنِ اللّٰهُ لِیَغْفِرَ لَهُمْ وَ لَا لِیَهْدِیَهُمْ طَرِیْقًاۙ(۱۶۸)
Waarlijk degenen, die niet geloven en die onrechtvaardig handelen, Allah zal hen niet vergeven, noch zal Hij hun een andere weg wijzen,
Zij, die niet gelooven en onrechtvaardig handelen, hun zal God op geenerlei wijze vergeven; nimmer zal hij hun den rechten weg toonen.
اِلَّا طَرِیْقَ جَهَنَّمَ خٰلِدِیْنَ فِیْهَاۤ اَبَدًاؕ-وَ كَانَ ذٰلِكَ عَلَى اللّٰهِ یَسِیْرًا(۱۶۹)
Dan de weg der hel, waarin zij voor een lange tijd zullen vertoeven. Dat is voor Allah gemakkelijk.
Of het moest den weg der hel zijn, waarin zij eeuwig zullen verblijven, en dat is gemakkelijk voor God.
یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ قَدْ جَآءَكُمُ الرَّسُوْلُ بِالْحَقِّ مِنْ رَّبِّكُمْ فَاٰمِنُوْا خَیْرًا لَّكُمْؕ-وَ اِنْ تَكْفُرُوْا فَاِنَّ لِلّٰهِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ كَانَ اللّٰهُ عَلِیْمًا حَكِیْمًا(۱۷۰)
O mensdom, de boodschapper is inderdaad met waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom; het zal beter voor u zijn. Maar als gij niet gelooft, voorwaar, aan Allah behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is Alwetend, Alwijs.
O menschen! thans is de apostel onder u gekomen met waarheid van uwen Heer; gelooft dus; het is beter voor u. Maar indien gij niet gelooft; alles, wat in den hemel en op aarde is behoort Gode; en God is alwetend en wijs.
یٰۤاَهْلَ الْكِتٰبِ لَا تَغْلُوْا فِیْ دِیْنِكُمْ وَ لَا تَقُوْلُوْا عَلَى اللّٰهِ اِلَّا الْحَقَّؕ-اِنَّمَا الْمَسِیْحُ عِیْسَى ابْنُ مَرْیَمَ رَسُوْلُ اللّٰهِ وَ كَلِمَتُهٗۚ-اَلْقٰىهَاۤ اِلٰى مَرْیَمَ وَ رُوْحٌ مِّنْهُ٘-فَاٰمِنُوْا بِاللّٰهِ وَ رُسُلِهٖ ۚ۫-وَ لَا تَقُوْلُوْا ثَلٰثَةٌؕ-اِنْتَهُوْا خَیْرًا لَّكُمْؕ-اِنَّمَا اللّٰهُ اِلٰهٌ وَّاحِدٌؕ-سُبْحٰنَهٗۤ اَنْ یَّكُوْنَ لَهٗ وَلَدٌۘ-لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِؕ-وَ كَفٰى بِاللّٰهِ وَكِیْلًا۠(۱۷۱)
O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in ??n)." Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.
O gij! die de schriften hebt ontvangen, overschrijdt de juiste grenzen van uwen godsdienst niet; zegt nimmer iets anders van God dan de waarheid. Waarlijk, Christus Jezus, de zoon van Maria, is Gods apostel, en zijn woord, dat hij in Maria overbracht, en een geest van hem. Gelooft dus in God en zijne gezanten, en zegt niet; Er zijn drie goden: doet dit niet; het zal beter voor u zijn. God is slechts één God. Het is verre van hem, dat hij een zoon heeft! Hem behoort wat in den hemel en op aarde is, en God is een voldoende beschermer.
لَنْ یَّسْتَنْكِفَ الْمَسِیْحُ اَنْ یَّكُوْنَ عَبْدًا لِّلّٰهِ وَ لَا الْمَلٰٓىٕكَةُ الْمُقَرَّبُوْنَؕ-وَ مَنْ یَّسْتَنْكِفْ عَنْ عِبَادَتِهٖ وَ یَسْتَكْبِرْ فَسَیَحْشُرُهُمْ اِلَیْهِ جَمِیْعًا(۱۷۲)
Voorzeker, de Messias zal het nooit versmaden, een dienaar van Allah te zijn, noch zullen de nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen.
Christus versmaadt niet trotsch, Gods dienaar te zijn, noch de engelen, die hem naderen. En hij, die zijnen dienst versmaadt en die door hoovaardij is vervuld, God zal hen allen voor zich verzamelen.
فَاَمَّا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ فَیُوَفِّیْهِمْ اُجُوْرَهُمْ وَ یَزِیْدُهُمْ مِّنْ فَضْلِهٖۚ-وَ اَمَّا الَّذِیْنَ اسْتَنْكَفُوْا وَ اسْتَكْبَرُوْا فَیُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا اَلِیْمًا ﳔ وَّ لَا یَجِدُوْنَ لَهُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ وَلِیًّا وَّ لَا نَصِیْرًا(۱۷۳)
Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zal Hij hun beloning ten volle geven en meer dan dat uit Zijn overvloed, maar degenen die versmaadden en hoogmoedig waren, zal Hij met een pijnlijke straf straffen; zij zullen buiten Allah vriend, noch helper voor zich vinden.
Hen, die gelooven en doen wat goed is, zal hij hunne belooning geven, en zal die met zijne mildheid vermeerderen, maar hen, die versmaden en trotsch zijn, zal hij gestreng straffen. Zij zullen niemand naast God vinden, die hen kan helpen of ondersteunen.
یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ قَدْ جَآءَكُمْ بُرْهَانٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ وَ اَنْزَلْنَاۤ اِلَیْكُمْ نُوْرًا مُّبِیْنًا(۱۷۴)
O, gij mensen, een duidelijk bewijs is inderdaad van uw Heer tot u gekomen en Wij hebben een helder licht tot u nedergezonden.
O, menschen! thans is een duidelijk bewijs van uwen Heer tot u gekomen, en wij hebben een blijkbaar licht tot u gezonden.
فَاَمَّا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا بِاللّٰهِ وَ اعْتَصَمُوْا بِهٖ فَسَیُدْخِلُهُمْ فِیْ رَحْمَةٍ مِّنْهُ وَ فَضْلٍۙ-وَّ یَهْدِیْهِمْ اِلَیْهِ صِرَاطًا مُّسْتَقِیْمًاؕ(۱۷۵)
Daarom, zij die in Allah geloven en aan Hem vasthouden zal Hij zeker tot Zijn barmhartigheid en genade toelaten en hen op het rechte pad tot Zich voeren.
Hen, die in God gelooven en zich streng aan hem vasthouden, zal hij in zijne genade en overvloed leiden, en hij zal hen langs den rechten weg tot zich voeren.
یَسْتَفْتُوْنَكَؕ-قُلِ اللّٰهُ یُفْتِیْكُمْ فِی الْكَلٰلَةِؕ-اِنِ امْرُؤٌا هَلَكَ لَیْسَ لَهٗ وَلَدٌ وَّ لَهٗۤ اُخْتٌ فَلَهَا نِصْفُ مَا تَرَكَۚ-وَ هُوَ یَرِثُهَاۤ اِنْ لَّمْ یَكُنْ لَّهَا وَلَدٌؕ-فَاِنْ كَانَتَا اثْنَتَیْنِ فَلَهُمَا الثُّلُثٰنِ مِمَّا تَرَكَؕ-وَ اِنْ كَانُوْۤا اِخْوَةً رِّجَالًا وَّ نِسَآءً فَلِلذَّكَرِ مِثْلُ حَظِّ الْاُنْثَیَیْنِؕ-یُبَیِّنُ اللّٰهُ لَكُمْ اَنْ تَضِلُّوْاؕ-وَ اللّٰهُ بِكُلِّ شَیْءٍ عَلِیْمٌ۠(۱۷۶)
Zij vragen om een uitspraak. Zeg: "Allah geeft Zijn uitspraak betreffende "Kalalah": Indien een man sterft en geen kind achterlaat en hij heeft een zuster, dan moet zij de helft van hetgeen hij nalaat ontvangen en hij zal van haar erven (alles) indien zij geen kind heeft. Maar als er twee zusters zijn, dan moeten zij twee derde van hetgeen hij nalaat ontvangen. En als er meer zijn - zowel mannen als vrouwen - dan zal de man evenveel als het aandeel van twee vrouwen ontvangen. Allah legt u dit uit, opdat gij niet zult afdwalen; Allah heeft kennis van alle dingen.
Zij zullen u ondervragen. Zeg hun, God geeft u deze bepalingen nopens de meer verwijderde graden van bloedverwantschap. Indien een man zonder kroost sterft en hij eene zuster heeft, dan zal zij de helft hebben van hetgeen hij zal nalaten, en hij zal van haar erven, bijaldien zij geen kroost heeft. Maar indien er twee zusters zijn, zullen zij twee derden hebben van hetgeen hij zal hebben nagelaten, en indien er broeders en zusters zijn, zal de man zooveel hebben als het deel van twee vrouwen, God verklaart u dit, opdat gij niet zoudt dwalen; en God is alwetend.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan