READ

Surah Yusuf

يُوْسُف
111 Ayaat    مکیۃ


12:41
یٰصَاحِبَیِ السِّجْنِ اَمَّاۤ اَحَدُكُمَا فَیَسْقِیْ رَبَّهٗ خَمْرًاۚ-وَ اَمَّا الْاٰخَرُ فَیُصْلَبُ فَتَاْكُلُ الطَّیْرُ مِنْ رَّاْسِهٖؕ-قُضِیَ الْاَمْرُ الَّذِیْ فِیْهِ تَسْتَفْتِیٰنِؕ(۴۱)
"O mijn twee medegevangenen, wat ??n uwer betreft, hij zal wijn voor zijn Heer schenken en wat de ander betreft, hij zal worden gekruisigd, zodat de vogels van zijn hoofd zullen eten. De zaak waarover gij hebt gevraagd, is besloten."

Jullie twee medegevangenen! De een van jullie zal zijn heer wijn schenken en de ander zal gekruisigd worden en de vogels zullen van zijn hoofd eten. De zaak waarover jullie om uitsluitsel vroegen is al beslist."
12:42
وَ قَالَ لِلَّذِیْ ظَنَّ اَنَّهٗ نَاجٍ مِّنْهُمَا اذْكُرْنِیْ عِنْدَ رَبِّكَ٘-فَاَنْسٰىهُ الشَّیْطٰنُ ذِكْرَ رَبِّهٖ فَلَبِثَ فِی السِّجْنِ بِضْعَ سِنِیْنَ۠(۴۲)
En hij zeide tot degene van hen, van wie hij wist dat hij bevrijd zou worden: "Vermeld mij bij uw heer." Maar Satan deed hem vergeten het aan zijn heer te zeggen daarom bleef hij voor enige jaren in de gevangenis.

En hij zei tot hem van de twee van wie hij vermoedde dat hij bevrijd zou worden: "Gedenk mij bij jouw heer." Maar de satan liet hem vergeten om [hem bij] zijn heer te gedenken en zo bleef hij nog een paar jaar in de gevangenis.
12:43
وَ قَالَ الْمَلِكُ اِنِّیْۤ اَرٰى سَبْعَ بَقَرٰتٍ سِمَانٍ یَّاْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَّ سَبْعَ سُنْۢبُلٰتٍ خُضْرٍ وَّ اُخَرَ یٰبِسٰتٍؕ-یٰۤاَیُّهَا الْمَلَاُ اَفْتُوْنِیْ فِیْ رُءْیَایَ اِنْ كُنْتُمْ لِلرُّءْیَا تَعْبُرُوْنَ(۴۳)
En de koring (van Egypte) zeide: "Ik zag zeven vette koeien, die door zeven magere koeien werden verslonden en zeven groene korenaren en zeven verwelkte aren. O gij leiders, legt mij de betekenis van mijn droom uit als gij een droom kunt verklaren."

En de koning zei: "Ik zag zeven vette koeien die door zeven magere werden opgegeten en ook zeven groene aren en andere die droog waren. Raad van voornaamsten! Geeft mij uitsluitsel over mijn droom als jullie dromen kunnen verklaren."
12:44
قَالُوْۤا اَضْغَاثُ اَحْلَامٍۚ-وَ مَا نَحْنُ بِتَاْوِیْلِ الْاَحْلَامِ بِعٰلِمِیْنَ(۴۴)
Zij antwoordden: "Het zijn verwarde dromen en wij kennen de verklaring van zulke dromen niet."

Zij zeiden: "Een wirwar van dromen en wij weten geen dromen uit te leggen!"
12:45
وَ قَالَ الَّذِیْ نَجَا مِنْهُمَا وَ ادَّكَرَ بَعْدَ اُمَّةٍ اَنَا اُنَبِّئُكُمْ بِتَاْوِیْلِهٖ فَاَرْسِلُوْنِ(۴۵)
En degene van de twee die bevrijd was, herinnerde zich na enige tijd Jozef, en zeide toen: "Ik zal u de verklaring er van laten weten, zend mij daarom."

En hij van de twee die bevrijd was en die zich na een tijd herinnerde zei: "Ik zal jullie de uitleg ervan meedelen, zendt mij er dus op uit."
12:46
یُوْسُفُ اَیُّهَا الصِّدِّیْقُ اَفْتِنَا فِیْ سَبْعِ بَقَرٰتٍ سِمَانٍ یَّاْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَّ سَبْعِ سُنْۢبُلٰتٍ خُضْرٍ وَّ اُخَرَ یٰبِسٰتٍۙ-لَّعَلِّیْۤ اَرْجِعُ اِلَى النَّاسِ لَعَلَّهُمْ یَعْلَمُوْنَ(۴۶)
"O, Jozef! gij man der waarheid, leg ons de betekenis uit van zeven vette koeien die door zeven magere worden verslonden en van zeven groene korenaren en andere verwelkte aren opdat ik tot het volk moge terugkeren, zodat zij mogen weten."

"Joesoef, jij waarheidslievende, geef ons uitsluitsel over zeven vette koeien die door zeven magere werden opgegeten en ook zeven groene aren en andere die droog waren. Misschien ga ik dan terug naar de mensen opdat zij het misschien weten."
12:47
قَالَ تَزْرَعُوْنَ سَبْعَ سِنِیْنَ دَاَبًاۚ-فَمَا حَصَدْتُّمْ فَذَرُوْهُ فِیْ سُنْۢبُلِهٖۤ اِلَّا قَلِیْلًا مِّمَّا تَاْكُلُوْنَ(۴۷)
Hij antwoordde: "Gij zult zeven jaren lang voortdurend zaaien en wat gij maait in de aar laten, met uitzondering van een weinig, dat gij zult eten."

Hij zei: "Jullie zullen zeven jaren volgens de gewoonte zaaien en wat jullie dan oogsten laat dat in de aren, op een klein deel na dat jullie opeten.
12:48
ثُمَّ یَاْتِیْ مِنْۢ بَعْدِ ذٰلِكَ سَبْعٌ شِدَادٌ یَّاْكُلْنَ مَا قَدَّمْتُمْ لَهُنَّ اِلَّا قَلِیْلًا مِّمَّا تُحْصِنُوْنَ(۴۸)
"Dan zullen er nadien zeven harde jaren komen, die al hetgeen gij van te voren hebt opgeslagen zullen verteren, met uitzondering van een weinig dat gij zult bewaren."

Dan zullen daarna zeven harde jaren komen, die wat jullie daartoe van tevoren hebben klaargelegd zullen opeten, op een klein deel na dat jullie kunnen opslaan.
12:49
ثُمَّ یَاْتِیْ مِنْۢ بَعْدِ ذٰلِكَ عَامٌ فِیْهِ یُغَاثُ النَّاسُ وَ فِیْهِ یَعْصِرُوْنَ۠(۴۹)
"Dan zal er nadien een jaar komen, waarin de mensen zullen worden geholpen en waarin zij (vruchten) zullen persen."

Dan komt er daarna een jaar waarin de mensen regen zullen krijgen en waarin jullie sap zullen persen."
12:50
وَ قَالَ الْمَلِكُ ائْتُوْنِیْ بِهٖۚ-فَلَمَّا جَآءَهُ الرَّسُوْلُ قَالَ ارْجِعْ اِلٰى رَبِّكَ فَسْــٴَـلْهُ مَا بَالُ النِّسْوَةِ الّٰتِیْ قَطَّعْنَ اَیْدِیَهُنَّؕ-اِنَّ رَبِّیْ بِكَیْدِهِنَّ عَلِیْمٌ(۵۰)
En de koning zeide: "Brengt hem tot mij." Maar toen de boodschapper tot hem (Jozef) kwam, zeide hij: "Ga terug naar uw heer en vraag hem hoe het met de vrouwen is gesteld die zich in de handen sneden, voorzeker mijn Heer kent haar sluwe plan goed."

De koning zei: "Brengt hem bij mij." Maar toen de bode bij hem kwam zei hij: "Ga terug naar jouw heer en vraag hem hoe het gesteld is met de vrouwen die in hun handen sneden. Mijn Heer kent hun list."
12:51
قَالَ مَا خَطْبُكُنَّ اِذْ رَاوَدْتُّنَّ یُوْسُفَ عَنْ نَّفْسِهٖؕ-قُلْنَ حَاشَ لِلّٰهِ مَا عَلِمْنَا عَلَیْهِ مِنْ سُوْٓءٍؕ-قَالَتِ امْرَاَتُ الْعَزِیْزِ الْــٴٰـنَ حَصْحَصَ الْحَقُّ٘-اَنَا رَاوَدْتُّهٗ عَنْ نَّفْسِهٖ وَ اِنَّهٗ لَمِنَ الصّٰدِقِیْنَ(۵۱)
Hij, (de koning) zeide tot de vrouwen: "Wat was het geval met u toen gij Jozef tegen zijn wil zocht te verleiden?" Zij zeiden: "Allah zij verheerlijkt. Wij hebben geen kwaad van hem geweten." De vrouw van de Aziez zeide: "Nu is de waarheid aan het licht gekomen. Ik was het die hem tegen zijn wil zocht te verleiden en hij behoort zeker tot de waarachtigen."

Hij zei: "Wat was er met jullie toen jullie probeerden Joesoef te verleiden?" Zij zeiden: "God beware! Wij weten niets kwaads over hem." De vrouw van de excellentie zei: "Nu komt de waarheid aan het licht! Ik was het die hem probeerde te verleiden en hij behoort bij de oprechten."
12:52
ذٰلِكَ لِیَعْلَمَ اَنِّیْ لَمْ اَخُنْهُ بِالْغَیْبِ وَ اَنَّ اللّٰهَ لَا یَهْدِیْ كَیْدَ الْخَآىٕنِیْنَ(۵۲)
"Dit is, opdat hij moge weten dat ik hem in zijn afwezigheid niet ontrouw was en dat Allah het plan van de ontrouwe mensen niet laat slagen."

[Joesoef zei:] "Dat is, opdat hij weet dat ik hem niet in het verborgene heb verraden en dat God de list van de verraders niet goed laat aflopen. *
12:53
وَ مَاۤ اُبَرِّئُ نَفْسِیْۚ-اِنَّ النَّفْسَ لَاَمَّارَةٌۢ بِالسُّوْٓءِ اِلَّا مَا رَحِمَ رَبِّیْؕ-اِنَّ رَبِّیْ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۵۳)
0

En ik pleit mijzelf niet vrij, want de ziel is toch iets wat tot het kwaad aanzet, behalve wanneer mijn Heer erbarmen heeft. Mijn Heer is vergevend en barmhartig."
12:54
وَ قَالَ الْمَلِكُ ائْتُوْنِیْ بِهٖۤ اَسْتَخْلِصْهُ لِنَفْسِیْۚ-فَلَمَّا كَلَّمَهٗ قَالَ اِنَّكَ الْیَوْمَ لَدَیْنَا مَكِیْنٌ اَمِیْنٌ(۵۴)
En de koning zeide: "Brengt hem bij mij, ik wil hem voor mijzelf houden." En toen hij tot hem (Jozef) had gesproken, zeide hij: "Gij zijt van deze dag af een man van positie en vertrouwen bij ons."

De koning zei: "Brengt hem bij mij. Ik wil hem tot mijn vertrouweling maken." En toen hij tot hem sprak, zei hij: "Heden heb jij je positie bij ons gevestigd en geniet jij vertrouwen."
12:55
قَالَ اجْعَلْنِیْ عَلٰى خَزَآىٕنِ الْاَرْضِۚ-اِنِّیْ حَفِیْظٌ عَلِیْمٌ(۵۵)
Hij antwoordde: "Stel mij aan over de schatten van het land want ik ben een deskundig bewaarder."

Hij zei: "Stel mij aan over de voorraadschuren van het land. Ik ben een kundig beheerder."
12:56
وَ كَذٰلِكَ مَكَّنَّا لِیُوْسُفَ فِی الْاَرْضِۚ-یَتَبَوَّاُ مِنْهَا حَیْثُ یَشَآءُؕ-نُصِیْبُ بِرَحْمَتِنَا مَنْ نَّشَآءُ وَ لَا نُضِیْعُ اَجْرَ الْمُحْسِنِیْنَ(۵۶)
En zo vestigden Wij Jozef in het land. Hij vertoefde er in, waar hij ook wilde. Wij schenken Onze barmhartigheid aan wie Ons behaagt en Wij laten het loon Aer rechtvaardigen niet te gronde gaan.

Zo gaven Wij Joesoef een machtige positie in het land om zich erin te vestigen waar hij wilde. Wij treffen met Onze barmhartigheid wie Wij willen. Wij laten het loon van hen die goed doen niet verloren gaan.
12:57
وَ لَاَجْرُ الْاٰخِرَةِ خَیْرٌ لِّلَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ كَانُوْا یَتَّقُوْنَ۠(۵۷)
En het loon van het Hiernamaals is zeker beter voor degenen die geloven en God vrezen.

En het loon van het hiernamaals is beter voor hen die geloven en die godvrezend zijn.
12:58
وَ جَآءَ اِخْوَةُ یُوْسُفَ فَدَخَلُوْا عَلَیْهِ فَعَرَفَهُمْ وَ هُمْ لَهٗ مُنْكِرُوْنَ(۵۸)
En Jozefs broeders kwamen en gingen bij hem binnen en hij herkende hen, maar zij herkenden hem niet.

En de broers van Joesoef kwamen en gingen bij hem binnen en hij herkende hen, maar zij herkenden hem niet.
12:59
وَ لَمَّا جَهَّزَهُمْ بِجَهَازِهِمْ قَالَ ائْتُوْنِیْ بِاَخٍ لَّكُمْ مِّنْ اَبِیْكُمْۚ-اَلَا تَرَوْنَ اَنِّیْۤ اُوْفِی الْكَیْلَ وَ اَنَا خَیْرُ الْمُنْزِلِیْنَ(۵۹)
En toen hij hen van levensmiddelen had voorzien, zeide hij: "Brengt mij uw broeder van vaderskant. Ziet gij niet, dat ik u met volle maat geef en dat ik een goed gastheer ben?"

En toen hij hen van hun proviand voorzien had zei hij: "Brengt een broer van jullie van vaderskant mee. Zien jullie niet dat ik een vol rantsoen geef en dat ik de beste ben van hen die een onderkomen geven?
12:60
فَاِنْ لَّمْ تَاْتُوْنِیْ بِهٖ فَلَا كَیْلَ لَكُمْ عِنْدِیْ وَ لَا تَقْرَبُوْنِ(۶۰)
"Maar indien gij hem niet tot mij brengt dan zal er van mij geen maat (koren) voor u zijn noch zult gij in mijn nabijheid komen."

En als jullie hem niet meebrengen, dan is er bij mij helemaal geen rantsoen voor jullie en dan hoeven jullie mij niet te benaderen."
12:61
قَالُوْا سَنُرَاوِدُ عَنْهُ اَبَاهُ وَ اِنَّا لَفٰعِلُوْنَ(۶۱)
Zij antwoordden: "Wij zullen trachten zijn vader hiertoe over te halen, wij zullen het voorzeker kunnen doen."

Zij zeiden: "Wij zullen proberen zijn vader daartoe over te halen, dat zullen we zeker doen."
12:62
وَ قَالَ لِفِتْیٰنِهِ اجْعَلُوْا بِضَاعَتَهُمْ فِیْ رِحَالِهِمْ لَعَلَّهُمْ یَعْرِفُوْنَهَاۤ اِذَا انْقَلَبُوْۤا اِلٰۤى اَهْلِهِمْ لَعَلَّهُمْ یَرْجِعُوْنَ(۶۲)
En hij (Jozef) zeide tot zijn dienaren: "Stopt hun geld in de zadeltassen, dat zij het mogen herkennen, wanneer zij tot hun familie terugkeren, opdat zij terug mogen komen."

En hij zei tot zijn slaven: "Doet hun koopwaar in hun reiszakken, misschien zullen zij ze herkennen wanneer zij bij hun mensen weergekeerd zijn; misschien zullen zij terugkeren."
12:63
فَلَمَّا رَجَعُوْۤا اِلٰۤى اَبِیْهِمْ قَالُوْا یٰۤاَبَانَا مُنِعَ مِنَّا الْكَیْلُ فَاَرْسِلْ مَعَنَاۤ اَخَانَا نَكْتَلْ وَ اِنَّا لَهٗ لَحٰفِظُوْنَ(۶۳)
En toen zij tot hun vader terugkeerden, zeiden zij: "Onze vader, een (verdere) maat is ons ontzegd, zend daarom onze broeder met ons mede, opdat wij onze maat (koren) mogen verkrijgen en wij zullen zeker op hem passen."

Toen zij dan bij hun vader teruggekeerd waren zeiden zij: "O onze vader, ons wordt het rantsoen ontzegd; stuur dus onze broer mee om een rantsoen te krijgen; wij zullen wel over hem waken."
12:64
قَالَ هَلْ اٰمَنُكُمْ عَلَیْهِ اِلَّا كَمَاۤ اَمِنْتُكُمْ عَلٰۤى اَخِیْهِ مِنْ قَبْلُؕ-فَاللّٰهُ خَیْرٌ حٰفِظًا۪-وَّ هُوَ اَرْحَمُ الرّٰحِمِیْنَ(۶۴)
Hij (Jacob) antwoordde: "Zal ik u hem toevertrouwen, zoals ik u voorheen zijn broeder toevertrouwde? Maar Allah is de beste Beschermer en Hij is de Genadigste der genadigen.

Hij zei: "Kan ik hem jullie op een andere manier toevertrouwen dan zoals ik vroeger zijn broer aan jullie heb toevertrouwd? En God waakt het best en Hij is de barmhartigste van de barmhartigen."
12:65
وَ لَمَّا فَتَحُوْا مَتَاعَهُمْ وَجَدُوْا بِضَاعَتَهُمْ رُدَّتْ اِلَیْهِمْؕ-قَالُوْا یٰۤاَبَانَا مَا نَبْغِیْؕ-هٰذِهٖ بِضَاعَتُنَا رُدَّتْ اِلَیْنَاۚ-وَ نَمِیْرُ اَهْلَنَا وَ نَحْفَظُ اَخَانَا وَ نَزْدَادُ كَیْلَ بَعِیْرٍؕ-ذٰلِكَ كَیْلٌ یَّسِیْرٌ(۶۵)
En toen zij hun reisgoederen openden, vonden zij hun geld aan hen teruggegeven. Zij riepen uit: "O, onze vader, wat kunnen wij meer wensen? Hier is ons geld aan ons teruggegeven. Wij zullen (nogmaals) koren voor onze familie halen en op onze broeder passen en wij zullen als toegift de maat van een kameellast ontvangen. Dat is een maat die gemakkelijk verkrijgbaar is."

Toen zij hun spullen openden vonden zij dat hun koopwaar was teruggegeven en zij zeiden: "O onze vader, wat wensen wij nog meer, onze koopwaar is aan ons teruggegeven. Wij zullen onze mensen voorzien, over onze broer waken en een kameellading meer rantsoen krijgen; dat is een gemakkelijk rantsoen!"
12:66
قَالَ لَنْ اُرْسِلَهٗ مَعَكُمْ حَتّٰى تُؤْتُوْنِ مَوْثِقًا مِّنَ اللّٰهِ لَتَاْتُنَّنِیْ بِهٖۤ اِلَّاۤ اَنْ یُّحَاطَ بِكُمْۚ-فَلَمَّاۤ اٰتَوْهُ مَوْثِقَهُمْ قَالَ اللّٰهُ عَلٰى مَا نَقُوْلُ وَكِیْلٌ(۶۶)
Hij (Jacob) zeide: "Ik zal hem niet met u medezenden voordat gij mij een ernstige belofte aflegt in de naam van Allah, dat gij hem zeker tot mij zult brengen tenzij gij allen omsingeld zoudt worden." En toen zij de belofte hadden afgelegd, zeide hij: "Allah waakt over hetgeen wij zeggen."

Hij zei: "Ik zal hem niet met jullie meesturen zolang jullie mij niet voor God een waarborg geven dat jullie hem weer naar mij brengen, behalve als jullie omkomen." Toen zij dan hun waarborg gegeven hadden zei hij: "God staat garant voor wat jullie zeggen."
12:67
وَ قَالَ یٰبَنِیَّ لَا تَدْخُلُوْا مِنْۢ بَابٍ وَّاحِدٍ وَّ ادْخُلُوْا مِنْ اَبْوَابٍ مُّتَفَرِّقَةٍؕ-وَ مَاۤ اُغْنِیْ عَنْكُمْ مِّنَ اللّٰهِ مِنْ شَیْءٍؕ-اِنِ الْحُكْمُ اِلَّا لِلّٰهِؕ-عَلَیْهِ تَوَكَّلْتُۚ-وَ عَلَیْهِ فَلْیَتَوَكَّلِ الْمُتَوَكِّلُوْنَ(۶۷)
En hij zeide: "O mijn zonen, gaat niet door ??n poort binnen maar gaat door verschillende poorten binnen; en ik kan u in niets tegen Allah helpen. De beslissing berust alleen bij Allah. In Hem stel ik mijn vertrouwen en laat allen die willen vertrouwen, alleen in Hem hun vertrouwen stellen."

En hij zei: "O mijn zonen, gaat niet door één poort naar binnen, maar gaat door verschillende poorten naar binnen. Maar tegen God baat ik jullie niets. Het oordeel komt alleen God toe. Op Hem stel ik mijn vertrouwen en op Hem moeten zij die vertrouwen hebben hun vertrouwen stellen.
12:68
وَ لَمَّا دَخَلُوْا مِنْ حَیْثُ اَمَرَهُمْ اَبُوْهُمْؕ-مَا كَانَ یُغْنِیْ عَنْهُمْ مِّنَ اللّٰهِ مِنْ شَیْءٍ اِلَّا حَاجَةً فِیْ نَفْسِ یَعْقُوْبَ قَضٰىهَاؕ-وَ اِنَّهٗ لَذُوْ عِلْمٍ لِّمَا عَلَّمْنٰهُ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یَعْلَمُوْنَ۠(۶۸)
Maar toen zij (de stad) binnen gingen zoals hun vader hen had bevolen, kon hen dit tegen Allah toch niets baten; het was slechts dat Jacob zijn zin gedaan kreeg, want hij had voorzeker grote kennis, omdat Wij hem hadden onderwezen, maar de meeste mensen weten het niet.

En toen zij binnengegaan waren waarlangs hun vader hen bevolen had, baatte hun dat tegen God niets. Het was alleen maar een innerlijke behoefte van Ja'koeb die hij bevredigde. En hij was zeker iemand die kennis had van wat Wij hem onderwezen hadden. Maar de meeste mensen weten het niet.
12:69
وَ لَمَّا دَخَلُوْا عَلٰى یُوْسُفَ اٰوٰۤى اِلَیْهِ اَخَاهُ قَالَ اِنِّیْۤ اَنَا اَخُوْكَ فَلَا تَبْتَىٕسْ بِمَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۶۹)
En toen zij Jozef bezochten, huisvestte deze zijn broeder bij zich. En hij zeide: "Ik ben uw broeder, treur daarom niet over hetgeen zij hebben gedaan."

Toen zij bij Joesoef binnenkwamen haalde hij zijn broer bij zich. Hij zei: "Ik ben het, jouw broer; wees dus niet bedroefd over wat zij gedaan hebben."
12:70
فَلَمَّا جَهَّزَهُمْ بِجَهَازِهِمْ جَعَلَ السِّقَایَةَ فِیْ رَحْلِ اَخِیْهِ ثُمَّ اَذَّنَ مُؤَذِّنٌ اَیَّتُهَا الْعِیْرُ اِنَّكُمْ لَسٰرِقُوْنَ(۷۰)
En toen hij hen van hun provisie had voorzien, legde hij een drinkbeker in zijn broeders zadeltas. Toen riep een omroeper: "O, karavaan, gij zijt waarlijk dieven."

Maar toen hij hen van hun proviand voorzien had, deed hij de drinkbeker in de reiszak van zijn broer. Daarop riep een omroeper uit: "Hé, jullie van de karavaan, jullie zijn dieven."
12:71
قَالُوْا وَ اَقْبَلُوْا عَلَیْهِمْ مَّا ذَا تَفْقِدُوْنَ(۷۱)
Zij vroegen, zich tot hem wendend: "Wat mist gij?"

Zij zeiden terwijl zij op hem toekwamen: "Wat missen jullie dan?"
12:72
قَالُوْا نَفْقِدُ صُوَاعَ الْمَلِكِ وَ لِمَنْ جَآءَ بِهٖ حِمْلُ بَعِیْرٍ وَّ اَنَا بِهٖ زَعِیْمٌ(۷۲)
Men antwoordde: "Wij missen des konings maatkop en wie hem brengt zal een kameellast koren ontvangen en ik ben er borg voor."

Zij zeiden: "Wij missen de bokaal van de koning. Wie hem terugbrengt die krijgt een kameellading. Daarvoor sta ik borg."
12:73
قَالُوْا تَاللّٰهِ لَقَدْ عَلِمْتُمْ مَّا جِئْنَا لِنُفْسِدَ فِی الْاَرْضِ وَ مَا كُنَّا سٰرِقِیْنَ(۷۳)
Zij antwoordden: "Bij Allah, gij weet goed, dat wij niet kwamen om slecht in het land te handelen en wij zijn geen dieven."

Zij zeiden: "Bij God! Jullie weten wel dat wij niet gekomen zijn om op aarde verderf te brengen en wij zijn geen dieven."
12:74
قَالُوْا فَمَا جَزَآؤُهٗۤ اِنْ كُنْتُمْ كٰذِبِیْنَ(۷۴)
Zij (de Egyptenaren) zeiden: "Wat zal er dan de straf voor zijn als gij leugenaars zijt?"

Zij zeiden: "Wat is dan de vergelding ervoor als jullie leugenaars zijn?"
12:75
قَالُوْا جَزَآؤُهٗ مَنْ وُّجِدَ فِیْ رَحْلِهٖ فَهُوَ جَزَآؤُهٗؕ-كَذٰلِكَ نَجْزِی الظّٰلِمِیْنَ(۷۵)
Zij antwoordden: "De straf er voor zal zijn: hij, in wiens zadeltas ze wordt gevonden zal zelf de boete er voor zijn. Zo straffen wij de boosdoeners."

Zij zeiden: "De vergelding ervoor is dat hij, in wiens reiszak hij gevonden wordt, het zelf moet ontgelden. Zo vergelden wij aan de onrechtplegers."
12:76
فَبَدَاَ بِاَوْعِیَتِهِمْ قَبْلَ وِعَآءِ اَخِیْهِ ثُمَّ اسْتَخْرَجَهَا مِنْ وِّعَآءِ اَخِیْهِؕ-كَذٰلِكَ كِدْنَا لِیُوْسُفَؕ-مَا كَانَ لِیَاْخُذَ اَخَاهُ فِیْ دِیْنِ الْمَلِكِ اِلَّاۤ اَنْ یَّشَآءَ اللّٰهُؕ-نَرْفَعُ دَرَجٰتٍ مَّنْ نَّشَآءُؕ-وَ فَوْقَ كُلِّ ذِیْ عِلْمٍ عَلِیْمٌ(۷۶)
Daarna begon hij met (het onderzoek van) hun tassen alvorens de tas van zijn broeder (te onderzoeken); dan nam men hem (drinkbeker) uit zijn broeders tas. Zo maakten Wij plannen voor Jozef. Hij kon zijn broeder volgens de wet van de koning (van Egypte) niet houden, tenzij Allah het zo had gewild. Wij bevorderen in graden (van kennis en eer) wie Wij willen. Boven elke wetende staat de Alwetende.

En hij begon met hun zakken vóór de zak van zijn broer. Toen haalde hij hem tevoorschijn uit de zak van zijn broer. Zo beraamden Wij een list voor Joesoef. Hij had volgens de wet van de koning zijn broer niet vast kunnen houden, maar [het gebeurde zo] omdat God het wilde. Wij geven hogere rangen aan wie Wij willen. En boven ieder die kennis bezit is er een wetende. *
12:77
قَالُوْۤا اِنْ یَّسْرِقْ فَقَدْ سَرَقَ اَخٌ لَّهٗ مِنْ قَبْلُۚ-فَاَسَرَّهَا یُوْسُفُ فِیْ نَفْسِهٖ وَ لَمْ یُبْدِهَا لَهُمْۚ-قَالَ اَنْتُمْ شَرٌّ مَّكَانًاۚ-وَ اللّٰهُ اَعْلَمُ بِمَا تَصِفُوْنَ(۷۷)
Zij (zijn broeders) zeiden: "Als deze heeft gestolen, had zijn broeder voorheen ook diefstal gepleegd." Maar Jozef hield het in zijn hart geheim en onthulde het hun niet. Hij zeide: "Gij verkeert in een slechte toestand. Allah weet het beste wat gij beweert."

Zij zeiden: "Als hij al steelt; een broer van hem heeft vroeger ook gestolen." Maar Joesoef hield het in zijn binnenste geheim en liet het aan hen niet blijken. Hij zei: "Jullie verkeren in een nog slechtere positie. En God weet het best wat jullie beschrijven."
12:78
قَالُوْا یٰۤاَیُّهَا الْعَزِیْزُ اِنَّ لَهٗۤ اَبًا شَیْخًا كَبِیْرًا فَخُذْ اَحَدَنَا مَكَانَهٗۚ-اِنَّا نَرٰىكَ مِنَ الْمُحْسِنِیْنَ(۷۸)
Zij zeiden: "O Aziez, hij heeft een zeer oude vader, neem daarom ??n onzer in zijn plaats, want wij zien dat gij tot degenen behoort die goed doen."

Zij zeiden: "O excellentie, hij heeft een oude bejaarde vader; neem dus een van ons in zijn plaats. Wij zien dat u behoort tot hen die goed doen."
12:79
قَالَ مَعَاذَ اللّٰهِ اَنْ نَّاْخُذَ اِلَّا مَنْ وَّجَدْنَا مَتَاعَنَا عِنْدَهٗۤۙ-اِنَّاۤ اِذًا لَّظٰلِمُوْنَ۠(۷۹)
Hij (Jozef) zeide: "Allah verhoede, dat wij iemand anders dan hem zouden nemen bij wie wij ons eigendom vonden; want dan zouden wij zeker onrechtvaardig zijn."

Hij zei: "Dat verhoede God, dat ik iemand anders zou nemen dan hem bij wie wij ons eigendom gevonden hebben. Anders zouden wij onrechtplegers zijn."
12:80
فَلَمَّا اسْتَایْــٴَـسُوْا مِنْهُ خَلَصُوْا نَجِیًّاؕ-قَالَ كَبِیْرُهُمْ اَلَمْ تَعْلَمُوْۤا اَنَّ اَبَاكُمْ قَدْ اَخَذَ عَلَیْكُمْ مَّوْثِقًا مِّنَ اللّٰهِ وَ مِنْ قَبْلُ مَا فَرَّطْتُّمْ فِیْ یُوْسُفَۚ-فَلَنْ اَبْرَحَ الْاَرْضَ حَتّٰى یَاْذَنَ لِیْۤ اَبِیْۤ اَوْ یَحْكُمَ اللّٰهُ لِیْۚ-وَ هُوَ خَیْرُ الْحٰكِمِیْنَ(۸۰)
En toen zij wanhoopten trokken zij zich terug om in afzondering te beraadslagen. De oudste zeide: "Weet gij niet, dat uw vader een plechtige belofte in de naam van Allah van u heeft genomen en hoe gij voorheen in uw plicht tegenover Jozef hebt gefaald? Ik zal het land daarom niet verlaten voordat mijn vader het mij toestaat, of Allah voor mij beslist en Hij is de beste Beoordelaar."

Toen zij dan voor hem geen hoop meer hadden gingen zij apart staan voor een vertrouwelijk gesprek. De oudste van hen zei: "Weten jullie niet van de waarborg die jullie je vader voor God hebben gegeven en wat jullie eerder met Joesoef niet zijn nagekomen? En ik zal het land niet verlaten totdat mijn vader het mij toestaat of God oordeel velt ten gunste van mij; Hij is de beste van hen die oordelen.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

يُوْسُف
يُوْسُف
  00:00



Download

يُوْسُف
يُوْسُف
  00:00



Download