READ
Surah Saad
صٓ
88 Ayaat مکیۃ
38:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
S. Ik zweer bij den Koran, gevuld met waarschuwingen.
بَلِ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا فِیْ عِزَّةٍ وَّ شِقَاقٍ(۲)
Maar de ongelovigen zijn in valse trots en strijd.
Waarlijk, de ongeloovigen zijn verkleefd aan trotschheid en twist.
كَمْ اَهْلَكْنَا مِنْ قَبْلِهِمْ مِّنْ قَرْنٍ فَنَادَوْا وَّ لَاتَ حِیْنَ مَنَاصٍ(۳)
Hoevele geslachten hebben Wij vernietigd v??r hen! Zij schreeuwden het uit, toen er voor ontkomen geen tijd meer was.
Hoevele geslachten hebben wij voor hen verdelgd en zij riepen om genade; maar het was geen tijd meer om aan de straf te ontkomen.
وَ عَجِبُوْۤا اَنْ جَآءَهُمْ مُّنْذِرٌ مِّنْهُمْ٘-وَ قَالَ الْكٰفِرُوْنَ هٰذَا سٰحِرٌ كَذَّابٌۖۚ(۴)
En dezen verwonderen zich, omdat een waarschuwer uit hun midden tot hen is gekomen; en de ongelovigen zeggen. "Dit is een tovenaar en een leugenaar.
Zij zijn verbaasd, dat een uit hen geboren waarschuwer tot hen is gekomen. En de ongeloovigen zeggen: Deze man is een toovenaar en een leugenaar.
اَجَعَلَ الْاٰلِهَةَ اِلٰهًا وَّاحِدًا ۚۖ-اِنَّ هٰذَا لَشَیْءٌ عُجَابٌ(۵)
Heeft hij van vele Goden ??n God gemaakt? Dit is voorzeker iets eigenaardigs."
Verklaart hij dat de goden één God zijn? Waarlijk dit is eene zonderlinge zaak.
وَ انْطَلَقَ الْمَلَاُ مِنْهُمْ اَنِ امْشُوْا وَ اصْبِرُوْا عَلٰۤى اٰلِهَتِكُمْ ۚۖ-اِنَّ هٰذَا لَشَیْءٌ یُّرَادُۖۚ(۶)
En de leiders onder hen zeggen: "Gaat voort en houdt u aan uw Goden. Dit is voorzeker gewenst.
En de voornaamste lieden onder hen vertrokken, zeggende tot elkander: Gaat en volhardt in de vereering uwer goden, waarlijk; u er van af te trekken is de bedoelde zaak.
مَا سَمِعْنَا بِهٰذَا فِی الْمِلَّةِ الْاٰخِرَةِ ۚۖ-اِنْ هٰذَاۤ اِلَّا اخْتِلَاقٌۖۚ(۷)
Wij hebben hieromtrent in de laatste godsdienst niets gehoord. Dit is niets anders dan een verzinsel.
Wij hebben niet van zoo iets in den laatsten godsdienst gehoord. Dit is niets dan eene valsche uitvinding.
ءَاُنْزِلَ عَلَیْهِ الذِّكْرُ مِنْۢ بَیْنِنَاؕ-بَلْ هُمْ فِیْ شَكٍّ مِّنْ ذِكْرِیْۚ-بَلْ لَّمَّا یَذُوْقُوْا عَذَابِؕ(۸)
Aan hem is onder ons de vermaning gezonden?" Neen, zij twijfelen aan Mijn vermaning, zij hebben Mijn straf nog niet ondergaan.
Werd hem bij voorkeur boven een ander onzer eene waarschuwing nedergezonden? Waarlijk, zij verkeeren in eene dwaling omtrent mijne waarschuwing; doch zij hebben mijne wraak nog niet geproefd
اَمْ عِنْدَهُمْ خَزَآىٕنُ رَحْمَةِ رَبِّكَ الْعَزِیْزِ الْوَهَّابِۚ(۹)
Bezitten zij de schatten der barmhartigheid van uw Heer, de Machtige, de Milddadige?
Zijn de schatten der genade van uwen Heer, den Machtige, den Milddadige, in hunne handen?
اَمْ لَهُمْ مُّلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ مَا بَیْنَهُمَا- فَلْیَرْتَقُوْا فِی الْاَسْبَابِ(۱۰)
Of is het koninkrijk der hemelen en der aarde en alles wat er tussen is van hen? Laat hen dan hun middelen vermeerderen.
Is het koninkrijk der hemelen en der aarde, en van hetgeen er tusschen is, in hun bezit? Indien dit zoo is, laat het dan met ladders (touwen) ten hemel opstijgen.
جُنْدٌ مَّا هُنَالِكَ مَهْزُوْمٌ مِّنَ الْاَحْزَابِ(۱۱)
Zij zijn een leger van bondgenoten dat zal worden verslagen.
Maar hunne legers, hoe talrijk die ook mochten zijn, zullen op de vlucht gejaagd worden.
كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوْحٍ وَّ عَادٌ وَّ فِرْعَوْنُ ذُو الْاَوْتَادِۙ(۱۲)
V??r hen loochende het volk van Noach, en Aad en Pharao - de heer der scharen -
Het volk van Noach, de stam van Ad en Pharao, de bezitter der staken beschuldigden, voor hen, de profeten van bedrog.
وَ ثَمُوْدُ وَ قَوْمُ لُوْطٍ وَّ اَصْحٰبُ لْــٴَـیْكَةِؕ-اُولٰٓىٕكَ الْاَحْزَابُ(۱۳)
En de Samoed, en het volk van Lot, e: en de woudbewoners; dezen waren bond genoten.
Ook de stam van Thamoed en het volk van Lot, en de bewoners van het woud nabij Madian deden dit en waren de bondgenooten tegen Gods gezanten.
اِنْ كُلٌّ اِلَّا كَذَّبَ الرُّسُلَ فَحَقَّ عِقَابِ۠(۱۴)
Allen verloochenden de boodschappers, daarom werd Mijn straf verwerkelijkt.
Zij allen deden niet anders, dan hunne gezanten van valschheid beschuldigen, waardoor mijne wraak rechtvaardig op hen werd uitgeoefend.
وَ مَا یَنْظُرُ هٰۤؤُلَآءِ اِلَّا صَیْحَةً وَّاحِدَةً مَّا لَهَا مِنْ فَوَاقٍ(۱۵)
En dezen wachten slechts op een enkele roep waarvoor geen uitstel zal zijn.
En deze wachten slechts op een klank der trompet, die niet uitgesteld zal worden.
وَ قَالُوْا رَبَّنَا عَجِّلْ لَّنَا قِطَّنَا قَبْلَ یَوْمِ الْحِسَابِ(۱۶)
Zij zeggen: "Onze Heer, geef ons spoedig ons deel v??r de Dag der Afrekening."
En zij zeggen spottende: O Heer! geef ons ons deel voor den dag der rekenschap.
اِصْبِرْ عَلٰى مَا یَقُوْلُوْنَ وَ اذْكُرْ عَبْدَنَا دَاوٗدَ ذَا الْاَیْدِۚ-اِنَّهٗۤ اَوَّابٌ(۱۷)
Verdraag hetgeen zij zeggen en gedenk onze dienaar David, heer van macht; voorzeker hij was altijd tot God geneigd.
Verdraag geduldig wat zij bedrijven en herinner hen onzen dienaar David, die met sterkte begaafd was; want hij was iemand, die zich ernstig tot God wendde.
اِنَّا سَخَّرْنَا الْجِبَالَ مَعَهٗ یُسَبِّحْنَ بِالْعَشِیِّ وَ الْاِشْرَاقِۙ(۱۸)
Wij onderwierpen de bergen om met hem (God) te verheerlijken bij avond en ochtend.
Wij dwongen de bergen, onzen lof met hem te verkondigen, des avonds en bij het opgaan der zon;
وَ الطَّیْرَ مَحْشُوْرَةًؕ-كُلٌّ لَّهٗۤ اَوَّابٌ(۱۹)
En de vogelen die tezamen verzameld waren, waren hem allen gehoorzaam.
Alsook de vogelen die zich tot hem verzamelen, en die allen dikwijls met dat doel bij hem terug keerden.
وَ شَدَدْنَا مُلْكَهٗ وَ اٰتَیْنٰهُ الْحِكْمَةَ وَ فَصْلَ الْخِطَابِ(۲۰)
En Wij versterkten zijn koninkrijk en gaven hem wijsheid en een beslissend oordeel.
Wij stichten zijn koninkrijk, en wij gaven hem wijsheid en welsprekendheid van woorden.
وَ هَلْ اَتٰىكَ نَبَؤُا الْخَصْمِۘ-اِذْ تَسَوَّرُوا الْمِحْرَابَۙ(۲۱)
En heeft het verhaal van de tegenstanders u bereikt? Hoe zij over de muur van zijn kamer klommen;
Is het verhaal der twee twistende tot uwe kennis gekomen, toen zij, over den muur, in de bovenste vertrekken kwamen?
اِذْ دَخَلُوْا عَلٰى دَاوٗدَ فَفَزِعَ مِنْهُمْ قَالُوْا لَا تَخَفْۚ-خَصْمٰنِ بَغٰى بَعْضُنَا عَلٰى بَعْضٍ فَاحْكُمْ بَیْنَنَا بِالْحَقِّ وَ لَا تُشْطِطْ وَ اهْدِنَاۤ اِلٰى سَوَآءِ الصِّرَاطِ(۲۲)
Hoe zij bij David binnenkwamen en hij hen vreesde. Zij zeiden: "Vrees niet, wij zijn twee procesvoerders, waarvan de ene de ander onrecht heeft aangedaan; spreek daarom recht tussen ons in waarheid en handel niet onrechtvaardig en leid ons naar het rechte pad."
Toen zij tot David binnenkwamen, en hij bevreesd voor hen was, zeiden zij: Vrees niet, wij zijn twee tegenstanders, die een twist met elkander te beslechten hebben. De een van ons heeft den ander nadeel toegebracht: richt dus tusschen ons met waarheid: wees niet onrechtvaardig en leid ons op den rechten weg.
اِنَّ هٰذَاۤ اَخِیْ- لَهٗ تِسْعٌ وَّ تِسْعُوْنَ نَعْجَةً وَّلِیَ نَعْجَةٌ وَّاحِدَةٌ- فَقَالَ اَكْفِلْنِیْهَا وَ عَزَّنِیْ فِی الْخِطَابِ(۲۳)
0
Deze, mijn broeder heeft negenennegentig schapen, en ik had slechts eene ooi, en hij zeide: Geef mij die, om ze te houden, en hij overwon mij in den twist, dien wij te zamen hadden.
قَالَ لَقَدْ ظَلَمَكَ بِسُؤَالِ نَعْجَتِكَ اِلٰى نِعَاجِهٖؕ-وَ اِنَّ كَثِیْرًا مِّنَ الْخُلَطَآءِ لَیَبْغِیْ بَعْضُهُمْ عَلٰى بَعْضٍ اِلَّا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ وَ قَلِیْلٌ مَّا هُمْؕ-وَ ظَنَّ دَاوٗدُ اَنَّمَا فَتَنّٰهُ فَاسْتَغْفَرَ رَبَّهٗ وَ خَرَّ رَاكِعًا وَّ اَنَابَ۩(۲۴)
David zeide: "Voorzeker, hij heeft u onrecht aangedaan door uw ooi te eisen naast zijn eigen ooien. En voorzeker, vele der mededingers doen elkaar onrecht aan, met uitzondering van hen, die geloven en goede werken doen: en zij zijn slechts weinigen." En David bemerkte, dat Wij hem hadden beproefd, daarom vroeg hij om vergiffenis van zijn Heer en zich tot Hem wendend, viel hij in gebed neder.
David antwoordde: Waarlijk hij heeft u slecht behandeld, door u uwe ooi te vragen, als eene bijvoeging tot zijne eigen schapen; en velen van hen, die eene zaak met elkander hebben, benadeelen elkander, behalve zij, die gelooven en doen wat rechtvaardig is. Maar hoe weinigen zijn dat! En David bemerkte, dat wij hem door deze gelijkenis hadden beproefd, en hij vroeg vergiffenis van zijn Heer; hij viel neder, boog zich en betoonde berouw.
فَغَفَرْنَا لَهٗ ذٰلِكَؕ-وَ اِنَّ لَهٗ عِنْدَنَا لَزُلْفٰى وَ حُسْنَ مَاٰبٍ(۲۵)
Daarom gaven Wij hem bescherming en inderdaad had hij een dichte toenadering en een voortreffelijk toevlucht tot Ons.
Daarom vergaven wij hem zijne fout, en hij zal toegelaten worden om ons te naderen, en hij zal eene uitmuntende verblijfplaats in het paradijs hebben.
یٰدَاوٗدُ اِنَّا جَعَلْنٰكَ خَلِیْفَةً فِی الْاَرْضِ فَاحْكُمْ بَیْنَ النَّاسِ بِالْحَقِّ وَ لَا تَتَّبِـعِ الْهَوٰى فَیُضِلَّكَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِؕ-اِنَّ الَّذِیْنَ یَضِلُّوْنَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِ لَهُمْ عَذَابٌ شَدِیْدٌۢ بِمَا نَسُوْا یَوْمَ الْحِسَابِ۠(۲۶)
(Wij zeiden): "O David, Wij hebben u als stedehouder op aarde aangewezen, spreek daarom recht over de mensen naar waarheid en volg (hun) begeerten niet, anders zullen zij u van de weg van Allah afleiden." Degenen, die van de weg van Allah afdwalen zullen gewis een strenge straf ontvangen, omdat zij de Dag des Oordeels vergeten.
O David! wij hebben u aangewezen, als een uitverkoren vorst op de aarde; oordeel dus tusschen de menschen met waarheid, en volg niet uw eigen hartstocht, opdat hij u niet van Gods weg doe afdwalen; want zij die van Gods weg afdwalen, zullen eene ernstige straf ondergaan, dewijl zij den dag van hulp hebben vergeten.
وَ مَا خَلَقْنَا السَّمَآءَ وَ الْاَرْضَ وَ مَا بَیْنَهُمَا بَاطِلًاؕ-ذٰلِكَ ظَنُّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْاۚ-فَوَیْلٌ لِّلَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنَ النَّارِؕ(۲۷)
En Wij hebben de hemelen en de aarde en alles wat er tussen is niet tevergeefs geschapen - Dat is het vermoeden der ongelovigen. En wee de ongelovigen vanwege het Vuur.
Wij hebben de hemelen en de aarde en wat daartusschen is, niet in ijdelheid geschapen. Dit is het oordeel der ongeloovigen; maar wee over hen, die niet gelooven, hun deel is het hellevuur.
اَمْ نَجْعَلُ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ كَالْمُفْسِدِیْنَ فِی الْاَرْضِ٘-اَمْ نَجْعَلُ الْمُتَّقِیْنَ كَالْفُجَّارِ(۲۸)
Zullen Wij degenen, die geloven en goede werken doen op dezelfde wijze behandelen als de onheilstichters op aarde of moeten Wij de godvruchtigen en de bozen gelijk stellen?
Zullen wij met hen, die gelooven en goede werken verrichten, evenzoo doen, als met hen, die verderfelijk op aarde handelen? Zullen wij met den vrome even als met den zondaar handelen?
كِتٰبٌ اَنْزَلْنٰهُ اِلَیْكَ مُبٰرَكٌ لِّیَدَّبَّرُوْۤا اٰیٰتِهٖ وَ لِیَتَذَكَّرَ اُولُوا الْاَلْبَابِ(۲۹)
Het Boek dat Wij aan u hebben geopenbaard is vol van zegeningen, laat hen dus over zijn verzen nadenken en laat de verstandigen er lering uit trekken.
O Mahomet! wij hebben u een gezegend boek nedergezonden, opdat gij aandachtig over de teekenen daarvan zoudt nadenken, en de met verstand begiftigde menschen gewaarschuwd zouden mogen wezen.
وَ وَهَبْنَا لِدَاوٗدَ سُلَیْمٰنَؕ-نِعْمَ الْعَبْدُؕ-اِنَّهٗۤ اَوَّابٌؕ(۳۰)
En aan David schonken Wij Salomo; een voortreffelijke dienaar, die altijd (tot Ons) geneigd was.
En wij gaven aan David Salomo. Welk een uitmuntende dienaar! want hij wendde zich dikwijls tot den Heer.
اِذْ عُرِضَ عَلَیْهِ بِالْعَشِیِّ الصّٰفِنٰتُ الْجِیَادُۙ(۳۱)
Herinnert u, toen er renpaarden van het edelste ras en vlug ter been op een avond voor hem werden gebracht,
Toen de paarden, staande op drie pooten, en den grond met den kant van den vierden poot aanrakende en vlug in hunnen loop, des avonds voor hem werden ten toon gesteld.
فَقَالَ اِنِّیْۤ اَحْبَبْتُ حُبَّ الْخَیْرِ عَنْ ذِكْرِ رَبِّیْۚ-حَتّٰى تَوَارَتْ بِالْحِجَابِٙ(۳۲)
Dat hij zeide: "Ik houd van goede dingen vanwege de gedachtenis aan mijn Heer." Toen zij (de zon) door een sluier verborgen waren, zei hij:
Zeide hij: Waarlijk, ik heb de liefde der aardsche goederen bemind, boven de herdenking van mijn Heer, en heb den tijd besteed aan het beschouwen dezer paarden, terwijl de zon door den sluier des nachts is verborgen; breng de paarden weder voor mij.
رُدُّوْهَا عَلَیَّؕ-فَطَفِقَ مَسْحًۢا بِالسُّوْقِ وَ الْاَعْنَاقِ(۳۳)
"Brengt ze naar mij terug." Toen begon hij ze over hun benen en nek te strijken.
En toen zij teruggebracht waren, begon hij hunne pooten en halzen af te snijden.
وَ لَقَدْ فَتَنَّا سُلَیْمٰنَ وَ اَلْقَیْنَا عَلٰى كُرْسِیِّهٖ جَسَدًا ثُمَّ اَنَابَ(۳۴)
Voorzeker Wij beproefden Salomo en op zijn troon zetten Wij een zielloos lichaam. En hij (Salomo) wendde zich tot (God).
Ook beproefden wij Salomo, en plaatsten een nagebootst (misvormd) lichaam op zijn troon. Daarna wendde hij zich tot God.
قَالَ رَبِّ اغْفِرْ لِیْ وَهَبْ لِیْ مُلْكًا لَّا یَنْۢبَغِیْ لِاَحَدٍ مِّنْۢ بَعْدِیْۚ-اِنَّكَ اَنْتَ الْوَهَّابُ(۳۵)
En zeide: "O mijn Heer, vergeef mij, en schenk mij een koninkrijk hetwelk na mij voor niemand anders is; zeker, Gij zijt de Milddadige."
En zeide: O Heer! vergeef mij en mijn koninkrijk, dat door niemand na mij zal worden verkregen; want gij zijt de schenker van koninkrijken.
فَسَخَّرْنَا لَهُ الرِّیْحَ تَجْرِیْ بِاَمْرِهٖ رُخَآءً حَیْثُ اَصَابَۙ(۳۶)
Wij onderwierpen de wind aan hem, die op zijn gebod zachtjes waaide waarheen hij wilde,
En wij onderwierpen den wind aan hem, die op zijn bevel zachtjes heengleed, werwaarts wij dien richtten.
وَ الشَّیٰطِیْنَ كُلَّ بَنَّآءٍ وَّ غَوَّاصٍۙ(۳۷)
En deskundigen en allerlei bouwers en duikers,
En wij onderwierpen hem ook de duivels en, onder deze, degenen die behendig waren in het bouwen en van het duiken naar parelen.
وَّ اٰخَرِیْنَ مُقَرَّنِیْنَ فِی الْاَصْفَادِ(۳۸)
Alsook anderen, die met ketenen geboeid waren.
En wij leverden hem anderen over, die geketend waren,
هٰذَا عَطَآؤُنَا فَامْنُنْ اَوْ اَمْسِكْ بِغَیْرِ حِسَابٍ(۳۹)
Wij zeiden: "Dit is Onze gave. Wees vrijgevig of spaarzaam, er zal daarover geen oordeel zjin."
Zeggende: Dit is ons geschenk; wees dus mild, of wees spaarzaam tegenover wien gij dit geschikt zult oordeelen, zonder daarvan rekenschap af te leggen.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan