READ

Surah Hud

هُوْد
123 Ayaat    مکیۃ


11:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
11:1
الٓرٰ- كِتٰبٌ اُحْكِمَتْ اٰیٰتُهٗ ثُمَّ فُصِّلَتْ مِنْ لَّدُنْ حَكِیْمٍ خَبِیْرٍۙ(۱)
Alif Laam Raa. Dit is een Boek, waarvan de verzen onherroepelijk zijn gemaakt en bovendien zijn zij in bijzonderheden uitgelegd, door de Alwijze, de Alwetende.
11:2
اَلَّا تَعْبُدُوْۤا اِلَّا اللّٰهَؕ-اِنَّنِیْ لَكُمْ مِّنْهُ نَذِیْرٌ وَّ بَشِیْرٌۙ(۲)
(Daarom) aanbidt slechts Allah. Voorzeker, ik (Mohammed) ben voor u een waarschuwer en drager van blijde tijdingen van Hem.
11:3
وَّ اَنِ اسْتَغْفِرُوْا رَبَّكُمْ ثُمَّ تُوْبُوْۤا اِلَیْهِ یُمَتِّعْكُمْ مَّتَاعًا حَسَنًا اِلٰۤى اَجَلٍ مُّسَمًّى وَّ یُؤْتِ كُلَّ ذِیْ فَضْلٍ فَضْلَهٗؕ-وَ اِنْ تَوَلَّوْا فَاِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ عَذَابَ یَوْمٍ كَبِیْرٍ(۳)
En vraagt vergiffenis aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij zal u voor een vastgestelde periode van het goede voorzien. En Hij schenkt Zijn genade aan ieder die zich hiervoor verdienstelijk maakt. En als gij u afwendt dan vrees ik, voorzeker, voor u de straf van de grote Dag.
11:4
اِلَى اللّٰهِ مَرْجِعُكُمْۚ-وَ هُوَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۴)
Uw terugkeer is tot Allah en Hij heeft macht over alle dingen.
11:5
اَلَاۤ اِنَّهُمْ یَثْنُوْنَ صُدُوْرَهُمْ لِیَسْتَخْفُوْا مِنْهُؕ-اَلَا حِیْنَ یَسْتَغْشُوْنَ ثِیَابَهُمْۙ-یَعْلَمُ مَا یُسِرُّوْنَ وَ مَا یُعْلِنُوْنَۚ-اِنَّهٗ عَلِیْمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوْرِ(۵)
Let op, zij verbergen hun vijandschap voor Hem in hun innerlijk. Ja, wanneer zij zich met hun kleding bedekken, weet Hij wat zij verbergen en wat zij tonen. Voorzeker, Hij weet goed wat in het innerlijk is.
11:6
وَ مَا مِنْ دَآبَّةٍ فِی الْاَرْضِ اِلَّا عَلَى اللّٰهِ رِزْقُهَا وَ یَعْلَمُ مُسْتَقَرَّهَا وَ مُسْتَوْدَعَهَاؕ-كُلٌّ فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍ(۶)
En er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of zijn voorziening berust bij Allah, Hij kent zijn tehuis en zijn verblijfplaats. Alles staat in een duidelijk Boek.
11:7
وَ هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ فِیْ سِتَّةِ اَیَّامٍ وَّ كَانَ عَرْشُهٗ عَلَى الْمَآءِ لِیَبْلُوَكُمْ اَیُّكُمْ اَحْسَنُ عَمَلًاؕ-وَ لَىٕنْ قُلْتَ اِنَّكُمْ مَّبْعُوْثُوْنَ مِنْۢ بَعْدِ الْمَوْتِ لَیَقُوْلَنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ هٰذَاۤ اِلَّا سِحْرٌ مُّبِیْنٌ(۷)
En Hij is het, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep en Zijn troon rustte op water, opdat Hij u moge beproeven wiens gedrag het beste is. En indien gij (Profeet) zegt: "Voorzeker, gij zult na de dood worden opgewekt," zullen de ongelovigen zeggen: "Dit is niets dan een zuiver bedrog."
11:8
وَ لَىٕنْ اَخَّرْنَا عَنْهُمُ الْعَذَابَ اِلٰۤى اُمَّةٍ مَّعْدُوْدَةٍ لَّیَقُوْلُنَّ مَا یَحْبِسُهٗؕ-اَلَا یَوْمَ یَاْتِیْهِمْ لَیْسَ مَصْرُوْفًا عَنْهُمْ وَ حَاقَ بِهِمْ مَّا كَانُوْا بِهٖ یَسْتَهْزِءُوْنَ۠(۸)
En als Wij hun straf tot een bepaalde tijd uitstellen, zeggen zij: "Wie weerhoudt haar?" Ziet toe! de dag waarop zij over hen komt zal niemand haar kunnen afwenden, en hetgeen zij plachten te bespotten zal op hen nederkomen.
11:9
وَ لَىٕنْ اَذَقْنَا الْاِنْسَانَ مِنَّا رَحْمَةً ثُمَّ نَزَعْنٰهَا مِنْهُۚ-اِنَّهٗ لَیَـٴُـوْسٌ كَفُوْرٌ(۹)
Wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid doen smaken en deze daarna van hem wegnemen, wordt hij voorwaar wanhopig en ondankbaar.
11:10
وَ لَىٕنْ اَذَقْنٰهُ نَعْمَآءَ بَعْدَ ضَرَّآءَ مَسَّتْهُ لَیَقُوْلَنَّ ذَهَبَ السَّیِّاٰتُ عَنِّیْؕ-اِنَّهٗ لَفَرِحٌ فَخُوْرٌۙ(۱۰)
En als Wij, nadat tegenspoed hem heeft geraakt, voorspoed doen smaken, zal hij voorzeker zeggen: "De rampspoed is van mij geweken." Ziet! hij wordt jubelend en aanmatigend.
11:11
اِلَّا الَّذِیْنَ صَبَرُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِؕ-اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ مَّغْفِرَةٌ وَّ اَجْرٌ كَبِیْرٌ(۱۱)
Maar degenen die geduldig zijn en goede werken verrichten, zullen vergiffenis en een grote beloning ontvangen.
11:12
فَلَعَلَّكَ تَارِكٌۢ بَعْضَ مَا یُوْحٰۤى اِلَیْكَ وَ ضَآىٕقٌۢ بِهٖ صَدْرُكَ اَنْ یَّقُوْلُوْا لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْهِ كَنْزٌ اَوْ جَآءَ مَعَهٗ مَلَكٌؕ-اِنَّمَاۤ اَنْتَ نَذِیْرٌؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ وَّكِیْلٌؕ(۱۲)
(Zij verbeelden zich dat) gij misschien een gedeelte van hetgeen is geopenbaard, zult opgeven; uw hart wordt er door benauwd, omdat zij zeggen: "Waarom is er tot hem geen schat nedergezonden of waarom is er geen engel met hem gekomen?" Voorwaar, gij zijt slechts een waarschuwer en Allah is Voogd over alle dingen.
11:13
اَمْ یَقُوْلُوْنَ افْتَرٰىهُؕ-قُلْ فَاْتُوْا بِعَشْرِ سُوَرٍ مِّثْلِهٖ مُفْتَرَیٰتٍ وَّ ادْعُوْا مَنِ اسْتَطَعْتُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۱۳)
Zeggen zij: "Hij heeft dit (de Koran) verzonnen?" Antwoord: "Breng dan tien dergelijke verzonnen hoofdstukken voort en roept buiten Allah wie gij kunt, als gij waarachtig zijt."
11:14
فَاِلَّمْ یَسْتَجِیْبُوْا لَكُمْ فَاعْلَمُوْۤا اَنَّمَاۤ اُنْزِلَ بِعِلْمِ اللّٰهِ وَ اَنْ لَّاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۚ-فَهَلْ اَنْتُمْ مُّسْلِمُوْنَ(۱۴)
0
11:15
مَنْ كَانَ یُرِیْدُ الْحَیٰوةَ الدُّنْیَا وَ زِیْنَتَهَا نُوَفِّ اِلَیْهِمْ اَعْمَالَهُمْ فِیْهَا وَ هُمْ فِیْهَا لَا یُبْخَسُوْنَ(۱۵)
Wie het tegenwoordige leven en de schoonheden er van wenst, Wij zullen hen volgens hun werken in dit leven ten volle belonen en zij zullen daarin niet tekort worden gedaan.
11:16
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ لَیْسَ لَهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ اِلَّا النَّارُ ﳲ وَ حَبِطَ مَا صَنَعُوْا فِیْهَا وَ بٰطِلٌ مَّا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۶)
Dezen zijn degenen, die in het Hiernamaals niets dan het Vuur zullen ontvangen en hetgeen zij in dit leven verrichtten zal teniet gaan en hetgeen zij doen is vergeefs.
11:17
اَفَمَنْ كَانَ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّهٖ وَ یَتْلُوْهُ شَاهِدٌ مِّنْهُ وَ مِنْ قَبْلِهٖ كِتٰبُ مُوْسٰۤى اِمَامًا وَّ رَحْمَةًؕ-اُولٰٓىٕكَ یُؤْمِنُوْنَ بِهٖؕ-وَ مَنْ یَّكْفُرْ بِهٖ مِنَ الْاَحْزَابِ فَالنَّارُ مَوْعِدُهٗۚ-فَلَا تَكُ فِیْ مِرْیَةٍ مِّنْهُۗ-اِنَّهُ الْحَقُّ مِنْ رَّبِّكَ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۷)
Is hij dan (aan hen gelijk), die een duidelijk bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige van Hem volgt, en die voorafgegaan is door het Boek van Mozes, als richtsnoer en tot barmhartigheid? Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren hem verwerpt, het Vuur zal zijn bestemming zijn. Koester dus geen twijfel daaromtrent. Voorzeker dit is de waarheid van uw Heer, maar de meeste mensen willen niet geloven.
11:18
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًاؕ-اُولٰٓىٕكَ یُعْرَضُوْنَ عَلٰى رَبِّهِمْ وَ یَقُوْلُ الْاَشْهَادُ هٰۤؤُلَآءِ الَّذِیْنَ كَذَبُوْا عَلٰى رَبِّهِمْۚ-اَلَا لَعْنَةُ اللّٰهِ عَلَى الظّٰلِمِیْنَۙ(۱۸)
En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen tegen Allah smeedt? Zulken zullen voor hun Heer worden gebracht en de getuigen zullen zeggen: "Dezen zijn degenen die tegen hun Heer logen." Ziet toe! de vloek van Allah rust op de onrechtvaardigen,
11:19
الَّذِیْنَ یَصُدُّوْنَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِ وَ یَبْغُوْنَهَا عِوَجًاؕ-وَ هُمْ بِالْاٰخِرَةِ هُمْ كٰفِرُوْنَ(۱۹)
Die van het pad van Allah afleiden, het krom wensend. En zij geloven niet in het Hiernamaals.
11:20
اُولٰٓىٕكَ لَمْ یَكُوْنُوْا مُعْجِزِیْنَ فِی الْاَرْضِ وَ مَا كَانَ لَهُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ مِنْ اَوْلِیَآءَۘ-یُضٰعَفُ لَهُمُ الْعَذَابُؕ-مَا كَانُوْا یَسْتَطِیْعُوْنَ السَّمْعَ وَ مَا كَانُوْا یُبْصِرُوْنَ(۲۰)
Dezen kunnen in de wereld de straf niet ontvluchten, noch hebben zij enige vrienden naast Allah. De straf zal voor hen worden verdubbeld. Zij deden geen moeite om te horen, of te zien.
11:21
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ وَ ضَلَّ عَنْهُمْ مَّا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ(۲۱)
Dezen zijn het, die hun ziel hebben te kort gedaan en hetgeen zij verzinnen, zal falen.
11:22
لَا جَرَمَ اَنَّهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ هُمُ الْاَخْسَرُوْنَ(۲۲)
Zij zijn ongetwijfeld degenen, die in het Hiernamaals de grootste verliezers zullen zijn.
11:23
اِنَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ وَ اَخْبَتُوْۤا اِلٰى رَبِّهِمْۙ-اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ الْجَنَّةِۚ-هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ(۲۳)
Voorwaar, die geloven en goede werken verrichten en die hun Heer gehoorzamen, zijn de bewoners van de Hemel, waarin zij zullen vertoeven.
11:24
مَثَلُ الْفَرِیْقَیْنِ كَالْاَعْمٰى وَ الْاَصَمِّ وَ الْبَصِیْرِ وَ السَّمِیْعِؕ-هَلْ یَسْتَوِیٰنِ مَثَلًاؕ-اَفَلَا تَذَكَّرُوْنَ۠(۲۴)
Het geval van de beide partijen is als de blinde en de dove, de ziende en de horende. Staat het geval van beiden gelijk? Wilt gij dan geen lering (hieruit) trekken?
11:25
وَ لَقَدْ اَرْسَلْنَا نُوْحًا اِلٰى قَوْمِهٖۤ٘-اِنِّیْ لَكُمْ نَذِیْرٌ مُّبِیْنٌۙ(۲۵)
Wij zonden Noach tot zijn volk zeggende: "Waarlijk, ik ben voor u een duidelijke waarschuwer,
11:26
اَنْ لَّا تَعْبُدُوْۤا اِلَّا اللّٰهَؕ-اِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ عَذَابَ یَوْمٍ اَلِیْمٍ(۲۶)
Dat gij niemand dan Allah zult aanbidden. Anders vrees ik voor u de straf van een pijnlijke dag."
11:27
فَقَالَ الْمَلَاُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ قَوْمِهٖ مَا نَرٰىكَ اِلَّا بَشَرًا مِّثْلَنَا وَ مَا نَرٰىكَ اتَّبَعَكَ اِلَّا الَّذِیْنَ هُمْ اَرَاذِلُنَا بَادِیَ الرَّاْیِۚ-وَ مَا نَرٰى لَكُمْ عَلَیْنَا مِنْ فَضْلٍۭ بَلْ نَظُنُّكُمْ كٰذِبِیْنَ(۲۷)
De leiders der ongelovigen onder zijn volk antwoordden: "Wij zien in u slechts een man zoals wij en wij zien dat niemand u heeft gevolgd, behalve de minsten en de eenvoudigen van geest onder ons. En wij zien u niet uitmunten boven ons; neen, wij geloven dat gij een leugenaar zijt."
11:28
قَالَ یٰقَوْمِ اَرَءَیْتُمْ اِنْ كُنْتُ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّیْ وَ اٰتٰىنِیْ رَحْمَةً مِّنْ عِنْدِهٖ فَعُمِّیَتْ عَلَیْكُمْؕ-اَنُلْزِمُكُمُوْهَا وَ اَنْتُمْ لَهَا كٰرِهُوْنَ(۲۸)
Hij (Noach) zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote barmhartigheid heeft geschonken, die voor u duister is gemaakt, moeten wij u dit opdringen, terwijl gij er afkerig van zijt?"
11:29
وَ یٰقَوْمِ لَاۤ اَسْــٴَـلُكُمْ عَلَیْهِ مَالًاؕ-اِنْ اَجْرِیَ اِلَّا عَلَى اللّٰهِ وَ مَاۤ اَنَا بِطَارِدِ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْاؕ-اِنَّهُمْ مُّلٰقُوْا رَبِّهِمْ وَ لٰكِنِّیْۤ اَرٰىكُمْ قَوْمًا تَجْهَلُوْنَ(۲۹)
"O, mijn volk, ik vraag u er geen geld voor. Mijn beloning is alleen bij Allah. En ik wil de gelovigen niet verdrijven, zij zullen voorzeker hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw u als een volk, dat onwetend handelt."
11:30
وَ یٰقَوْمِ مَنْ یَّنْصُرُنِیْ مِنَ اللّٰهِ اِنْ طَرَدْتُّهُمْؕ-اَفَلَا تَذَكَّرُوْنَ(۳۰)
"O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik hen zou verdrijven? Wilt gij dan geen lering hieruit trekken?"
11:31
وَ لَاۤ اَقُوْلُ لَكُمْ عِنْدِیْ خَزَآىٕنُ اللّٰهِ وَ لَاۤ اَعْلَمُ الْغَیْبَ وَ لَاۤ اَقُوْلُ اِنِّیْ مَلَكٌ وَّ لَاۤ اَقُوْلُ لِلَّذِیْنَ تَزْدَرِیْۤ اَعْیُنُكُمْ لَنْ یُّؤْتِیَهُمُ اللّٰهُ خَیْرًاؕ-اَللّٰهُ اَعْلَمُ بِمَا فِیْۤ اَنْفُسِهِمْۚۖ-اِنِّیْۤ اِذًا لَّمِنَ الظّٰلِمِیْنَ(۳۱)
0
11:32
قَالُوْا یٰنُوْحُ قَدْ جٰدَلْتَنَا فَاَكْثَرْتَ جِدَا لَنَا فَاْتِنَا بِمَا تَعِدُنَاۤ اِنْ كُنْتَ مِنَ الصّٰدِقِیْنَ(۳۲)
Zij antwoordden: "O Noach, gij hebt inderdaad met ons getwist en veel getwist, breng ons nu de straf waarmede gij ons hebt gedreigd, als gij waarachtig zijt."
11:33
قَالَ اِنَّمَا یَاْتِیْكُمْ بِهِ اللّٰهُ اِنْ شَآءَ وَ مَاۤ اَنْتُمْ بِمُعْجِزِیْنَ(۳۳)
Hij zeide: "Alleen Allah zal deze over u brengen als Hij wil, en gij kunt niets verijdelen."
11:34
وَ لَا یَنْفَعُكُمْ نُصْحِیْۤ اِنْ اَرَدْتُّ اَنْ اَنْصَحَ لَكُمْ اِنْ كَانَ اللّٰهُ یُرِیْدُ اَنْ یُّغْوِیَكُمْؕ-هُوَ رَبُّكُمْ- وَ اِلَیْهِ تُرْجَعُوْنَؕ(۳۴)
"En als ik u raad geef zal mijn raad u niet baten als Allah u wenst te vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden teruggebracht."
11:35
اَمْ یَقُوْلُوْنَ افْتَرٰىهُؕ-قُلْ اِنِ افْتَرَیْتُهٗ فَعَلَیَّ اِجْرَامِیْ وَ اَنَا بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تُجْرِمُوْنَ۠(۳۵)
Zeggen zij: "Hij heeft het verzonnen?" Zeg: "Als ik het heb verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets uitstaande met hetgeen gij begaat."
11:36
وَ اُوْحِیَ اِلٰى نُوْحٍ اَنَّهٗ لَنْ یُّؤْمِنَ مِنْ قَوْمِكَ اِلَّا مَنْ قَدْ اٰمَنَ فَلَا تَبْتَىٕسْ بِمَا كَانُوْا یَفْعَلُوْنَۚۖ(۳۶)
En er werd aan Noach geopenbaard: "Niemand onder uw volk zal geloven, dan degenen die reeds hebben geloofd; treur daarom niet over hetgeen zij doen.
11:37
وَ اصْنَعِ الْفُلْكَ بِاَعْیُنِنَا وَ وَحْیِنَا وَ لَا تُخَاطِبْنِیْ فِی الَّذِیْنَ ظَلَمُوْاۚ-اِنَّهُمْ مُّغْرَقُوْنَ(۳۷)
0
11:38
وَ یَصْنَعُ الْفُلْكَ- وَ كُلَّمَا مَرَّ عَلَیْهِ مَلَاٌ مِّنْ قَوْمِهٖ سَخِرُوْا مِنْهُؕ-قَالَ اِنْ تَسْخَرُوْا مِنَّا فَاِنَّا نَسْخَرُ مِنْكُمْ كَمَا تَسْخَرُوْنَؕ(۳۸)
En hij was de ark aan het bouwen en steeds wanneer de leiders van zijn volk hem voorbijgingen, bespotten zij hem. Hij zeide: "Als gij ons bespot, zullen wij u (later) bespotten zoals gij (ons) nu doet,
11:39
فَسَوْفَ تَعْلَمُوْنَۙ-مَنْ یَّاْتِیْهِ عَذَابٌ یُّخْزِیْهِ وَ یَحِلُّ عَلَیْهِ عَذَابٌ مُّقِیْمٌ(۳۹)
Dan zult gij weten wie het is, over wie een vernederende straf komt en op wie een blijvende straf zal rusten.
11:40
حَتّٰۤى اِذَا جَآءَ اَمْرُنَا وَ فَارَ التَّنُّوْرُۙ-قُلْنَا احْمِلْ فِیْهَا مِنْ كُلٍّ زَوْجَیْنِ اثْنَیْنِ وَ اَهْلَكَ اِلَّا مَنْ سَبَقَ عَلَیْهِ الْقَوْلُ وَ مَنْ اٰمَنَؕ-وَ مَاۤ اٰمَنَ مَعَهٗۤ اِلَّا قَلِیْلٌ(۴۰)
Toen Ons gebod kwam en de bronnen der aarde spoten, zeiden Wij: "Scheept twee paar van alles in, en uw familie - met uitzondering van degenen, tegen wie het woord reeds is uitgegaan - en de gelovigen." En met hem geloofden slechts weinigen.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

هُوْد
هُوْد
  00:00



Download

هُوْد
هُوْد
  00:00



Download