READ
Surah Hud
هُوْد
123 Ayaat مکیۃ
11:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
الٓرٰ- كِتٰبٌ اُحْكِمَتْ اٰیٰتُهٗ ثُمَّ فُصِّلَتْ مِنْ لَّدُنْ حَكِیْمٍ خَبِیْرٍۙ(۱)
Alif Laam Raa. Dit is een Boek, waarvan de verzen onherroepelijk zijn gemaakt en bovendien zijn zij in bijzonderheden uitgelegd, door de Alwijze, de Alwetende.
AIif Lim Râ. (Dit is) een Boek waarvan de Verzen hecht zijn geplaatst en die vervolgens zijn uiteengezet, van de Zijde van de Alwijze, de Alwetende.
اَلَّا تَعْبُدُوْۤا اِلَّا اللّٰهَؕ-اِنَّنِیْ لَكُمْ مِّنْهُ نَذِیْرٌ وَّ بَشِیْرٌۙ(۲)
(Daarom) aanbidt slechts Allah. Voorzeker, ik (Mohammed) ben voor u een waarschuwer en drager van blijde tijdingen van Hem.
Opdat jullie slechts Allah aanbidden. Voorwaar, ik ben voor jullie een waarschuwer en een verkondiger van een verheugende tijding.
وَّ اَنِ اسْتَغْفِرُوْا رَبَّكُمْ ثُمَّ تُوْبُوْۤا اِلَیْهِ یُمَتِّعْكُمْ مَّتَاعًا حَسَنًا اِلٰۤى اَجَلٍ مُّسَمًّى وَّ یُؤْتِ كُلَّ ذِیْ فَضْلٍ فَضْلَهٗؕ-وَ اِنْ تَوَلَّوْا فَاِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ عَذَابَ یَوْمٍ كَبِیْرٍ(۳)
En vraagt vergiffenis aan uw Heer en wendt u tot Hem, Hij zal u voor een vastgestelde periode van het goede voorzien. En Hij schenkt Zijn genade aan ieder die zich hiervoor verdienstelijk maakt. En als gij u afwendt dan vrees ik, voorzeker, voor u de straf van de grote Dag.
En als jullie je Heer om vergeving vragen en jullie je vervolgens berouwvol tot Hem wenden, dan zal Hij jullie een goedegenieting schenken, tot een bepaalde tijd. En Hij beloont iedere bezitter van een verdienste met Zijn gunst. Als jullie afwenden: voorwaar, dan vrees ik voor jullie de bestraffing van de Grote Dag.
اِلَى اللّٰهِ مَرْجِعُكُمْۚ-وَ هُوَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۴)
Uw terugkeer is tot Allah en Hij heeft macht over alle dingen.
Tot Allah is jullie terugkeer, en Hij is Almachtig over alle dingen.
اَلَاۤ اِنَّهُمْ یَثْنُوْنَ صُدُوْرَهُمْ لِیَسْتَخْفُوْا مِنْهُؕ-اَلَا حِیْنَ یَسْتَغْشُوْنَ ثِیَابَهُمْۙ-یَعْلَمُ مَا یُسِرُّوْنَ وَ مَا یُعْلِنُوْنَۚ-اِنَّهٗ عَلِیْمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوْرِ(۵)
Let op, zij verbergen hun vijandschap voor Hem in hun innerlijk. Ja, wanneer zij zich met hun kleding bedekken, weet Hij wat zij verbergen en wat zij tonen. Voorzeker, Hij weet goed wat in het innerlijk is.
Weet zij (de huichelaars) wenden hun borsten af om zich voor hem (Moehammad) te verbergen. Zelfs wanneer zij zich met hun kleren bedekken, weet Hij wat zij verbergen en wat zij openlijk doen. Voorwaar, Hij is Alwetend over wat er in de harten is.
وَ مَا مِنْ دَآبَّةٍ فِی الْاَرْضِ اِلَّا عَلَى اللّٰهِ رِزْقُهَا وَ یَعْلَمُ مُسْتَقَرَّهَا وَ مُسْتَوْدَعَهَاؕ-كُلٌّ فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍ(۶)
En er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of zijn voorziening berust bij Allah, Hij kent zijn tehuis en zijn verblijfplaats. Alles staat in een duidelijk Boek.
Er is geen levend wezen (Dâbbah) op aarde, of aan Allah is het onderhoud ervan. En Hij kent de verblijfplaats en de bewaarplaats ervan. Alles is vastgelegd in een duidelijk Boek.
وَ هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ فِیْ سِتَّةِ اَیَّامٍ وَّ كَانَ عَرْشُهٗ عَلَى الْمَآءِ لِیَبْلُوَكُمْ اَیُّكُمْ اَحْسَنُ عَمَلًاؕ-وَ لَىٕنْ قُلْتَ اِنَّكُمْ مَّبْعُوْثُوْنَ مِنْۢ بَعْدِ الْمَوْتِ لَیَقُوْلَنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ هٰذَاۤ اِلَّا سِحْرٌ مُّبِیْنٌ(۷)
En Hij is het, Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep en Zijn troon rustte op water, opdat Hij u moge beproeven wiens gedrag het beste is. En indien gij (Profeet) zegt: "Voorzeker, gij zult na de dood worden opgewekt," zullen de ongelovigen zeggen: "Dit is niets dan een zuiver bedrog."
En Hij is Degene die de hemelen en de aarde heeft geschapen in zes dagen (perioden) en Zijn Troon was op liet water, om te beproeven wie van jullie de beste daden verricht. En als jij zegt: "Voorwaar, jullie zullen worden opgewekt na de dood," dan zullen degenen die ongelovig zijn, zeker zeggen: "Dit is slechts duidelijke tovenarij."
وَ لَىٕنْ اَخَّرْنَا عَنْهُمُ الْعَذَابَ اِلٰۤى اُمَّةٍ مَّعْدُوْدَةٍ لَّیَقُوْلُنَّ مَا یَحْبِسُهٗؕ-اَلَا یَوْمَ یَاْتِیْهِمْ لَیْسَ مَصْرُوْفًا عَنْهُمْ وَ حَاقَ بِهِمْ مَّا كَانُوْا بِهٖ یَسْتَهْزِءُوْنَ۠(۸)
En als Wij hun straf tot een bepaalde tijd uitstellen, zeggen zij: "Wie weerhoudt haar?" Ziet toe! de dag waarop zij over hen komt zal niemand haar kunnen afwenden, en hetgeen zij plachten te bespotten zal op hen nederkomen.
En wanneer Wij de bestraffing van hen uitstellen tot een bepaald tijdstip, dan zullen zij zeker zeggen: "Wat houdt haar tegen?" Weet, op de dag waarop zij tot hen komt, kan zij van hen niet worden afgewend en worden zij omsingeld door hetgeen waarmee zij de spot plachten te drijven.
وَ لَىٕنْ اَذَقْنَا الْاِنْسَانَ مِنَّا رَحْمَةً ثُمَّ نَزَعْنٰهَا مِنْهُۚ-اِنَّهٗ لَیَـٴُـوْسٌ كَفُوْرٌ(۹)
Wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid doen smaken en deze daarna van hem wegnemen, wordt hij voorwaar wanhopig en ondankbaar.
En wanneer Wij de mens Barmhartigheid van Ons doen proeven, (en) die vervolgens van hun wegnemen: voorwaar, hij wordt dan een wanhopige ondankbare.
وَ لَىٕنْ اَذَقْنٰهُ نَعْمَآءَ بَعْدَ ضَرَّآءَ مَسَّتْهُ لَیَقُوْلَنَّ ذَهَبَ السَّیِّاٰتُ عَنِّیْؕ-اِنَّهٗ لَفَرِحٌ فَخُوْرٌۙ(۱۰)
En als Wij, nadat tegenspoed hem heeft geraakt, voorspoed doen smaken, zal hij voorzeker zeggen: "De rampspoed is van mij geweken." Ziet! hij wordt jubelend en aanmatigend.
En wanneer Wij hem genietingen doen proeven nadat tegenslagen hem troffen zal hij zeker zeggen: "Het kwaad heeft mij verlaten." Voorwaar, hij is zeker verheugd, hoogmoedig.
اِلَّا الَّذِیْنَ صَبَرُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِؕ-اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ مَّغْفِرَةٌ وَّ اَجْرٌ كَبِیْرٌ(۱۱)
Maar degenen die geduldig zijn en goede werken verrichten, zullen vergiffenis en een grote beloning ontvangen.
Behalve degenen die geduldig zijn en goede werken verrichten. Zij zijn degenen voor wie er vergeving en een grote beloning is.
فَلَعَلَّكَ تَارِكٌۢ بَعْضَ مَا یُوْحٰۤى اِلَیْكَ وَ ضَآىٕقٌۢ بِهٖ صَدْرُكَ اَنْ یَّقُوْلُوْا لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْهِ كَنْزٌ اَوْ جَآءَ مَعَهٗ مَلَكٌؕ-اِنَّمَاۤ اَنْتَ نَذِیْرٌؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ وَّكِیْلٌؕ(۱۲)
(Zij verbeelden zich dat) gij misschien een gedeelte van hetgeen is geopenbaard, zult opgeven; uw hart wordt er door benauwd, omdat zij zeggen: "Waarom is er tot hem geen schat nedergezonden of waarom is er geen engel met hem gekomen?" Voorwaar, gij zijt slechts een waarschuwer en Allah is Voogd over alle dingen.
Misschien zou jij een gedeelte van wat aan jou geopenbaard is willen weglaten, en is jouw hart benauwd, omdat zij zeggen: "Waarom is er geen schat naar hem neergezonden, of is er geen Engel met hem gekomen?" Voorwaar, jij bent slechts een waarschuwer en Allah is Bewaker van alle dingen.
اَمْ یَقُوْلُوْنَ افْتَرٰىهُؕ-قُلْ فَاْتُوْا بِعَشْرِ سُوَرٍ مِّثْلِهٖ مُفْتَرَیٰتٍ وَّ ادْعُوْا مَنِ اسْتَطَعْتُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۱۳)
Zeggen zij: "Hij heeft dit (de Koran) verzonnen?" Antwoord: "Breng dan tien dergelijke verzonnen hoofdstukken voort en roept buiten Allah wie gij kunt, als gij waarachtig zijt."
Of zij zeggen: "Hij (Moehammad) heeft hem (de Koran) verzonnen." Zeg: "Brengt dan tien verzonnen hoofdstukken voort die daaraan gelijk zijn, en roept op wie jullie kunnen, buiten Allah, als jullie waarachtigen zijn."
فَاِلَّمْ یَسْتَجِیْبُوْا لَكُمْ فَاعْلَمُوْۤا اَنَّمَاۤ اُنْزِلَ بِعِلْمِ اللّٰهِ وَ اَنْ لَّاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۚ-فَهَلْ اَنْتُمْ مُّسْلِمُوْنَ(۱۴)
0
En als zij geen gehoor geven aan jullie, weet dan dat hij met de Kennis van Allah neergezonden is, en er geen god is dan Hij. Zullen jullie je dan (aan Allah) overgeven?
مَنْ كَانَ یُرِیْدُ الْحَیٰوةَ الدُّنْیَا وَ زِیْنَتَهَا نُوَفِّ اِلَیْهِمْ اَعْمَالَهُمْ فِیْهَا وَ هُمْ فِیْهَا لَا یُبْخَسُوْنَ(۱۵)
Wie het tegenwoordige leven en de schoonheden er van wenst, Wij zullen hen volgens hun werken in dit leven ten volle belonen en zij zullen daarin niet tekort worden gedaan.
(Voor) wie het wereldse leven en haar versiering wensen zullen Wij hun daden daarin volledig vergoeden, en zij zullen daarin niet worden benadccld.
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ لَیْسَ لَهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ اِلَّا النَّارُ ﳲ وَ حَبِطَ مَا صَنَعُوْا فِیْهَا وَ بٰطِلٌ مَّا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۶)
Dezen zijn degenen, die in het Hiernamaals niets dan het Vuur zullen ontvangen en hetgeen zij in dit leven verrichtten zal teniet gaan en hetgeen zij doen is vergeefs.
Zij zijn degenen voor wie er in het lliernamaals niets dan de Hel is, en vruchteloos is wat zij daarin (op aarde) verrichtten. En wat zij plachten te doen is verloren gegaan.
اَفَمَنْ كَانَ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّهٖ وَ یَتْلُوْهُ شَاهِدٌ مِّنْهُ وَ مِنْ قَبْلِهٖ كِتٰبُ مُوْسٰۤى اِمَامًا وَّ رَحْمَةًؕ-اُولٰٓىٕكَ یُؤْمِنُوْنَ بِهٖؕ-وَ مَنْ یَّكْفُرْ بِهٖ مِنَ الْاَحْزَابِ فَالنَّارُ مَوْعِدُهٗۚ-فَلَا تَكُ فِیْ مِرْیَةٍ مِّنْهُۗ-اِنَّهُ الْحَقُّ مِنْ رَّبِّكَ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۷)
Is hij dan (aan hen gelijk), die een duidelijk bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige van Hem volgt, en die voorafgegaan is door het Boek van Mozes, als richtsnoer en tot barmhartigheid? Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren hem verwerpt, het Vuur zal zijn bestemming zijn. Koester dus geen twijfel daaromtrent. Voorzeker dit is de waarheid van uw Heer, maar de meeste mensen willen niet geloven.
Is hij (niet beter) die op een duidelijk bewijs van zijn Heer steunt en die een getuige van Hem volgt? En hiervôôr was er de Schrift van Môesa, als Leiding en Barmhartigheid. Zij zijn degenen die erin geloven en wie er niet in gelooft van de bondgenoten: de Hel is zijn aanzegging. Twijfel daarom hier niet aan: voorwaar, het is de Waarheid van jouw Heer, maar de meeste mensen geloven het niet.
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًاؕ-اُولٰٓىٕكَ یُعْرَضُوْنَ عَلٰى رَبِّهِمْ وَ یَقُوْلُ الْاَشْهَادُ هٰۤؤُلَآءِ الَّذِیْنَ كَذَبُوْا عَلٰى رَبِّهِمْۚ-اَلَا لَعْنَةُ اللّٰهِ عَلَى الظّٰلِمِیْنَۙ(۱۸)
En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen tegen Allah smeedt? Zulken zullen voor hun Heer worden gebracht en de getuigen zullen zeggen: "Dezen zijn degenen die tegen hun Heer logen." Ziet toe! de vloek van Allah rust op de onrechtvaardigen,
En wie is onrechtvaardiger dan degene die leugens over Allah verzonnen heeft? Zij zijn degenen die zullen worden voorgeleid bij hun Heer. En de getuigen zullen zeggen: "Zij zijn degenen die logen over hun Heer." Weet, Allah's vloek rust op de onrechtvaardigen.
الَّذِیْنَ یَصُدُّوْنَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِ وَ یَبْغُوْنَهَا عِوَجًاؕ-وَ هُمْ بِالْاٰخِرَةِ هُمْ كٰفِرُوْنَ(۱۹)
Die van het pad van Allah afleiden, het krom wensend. En zij geloven niet in het Hiernamaals.
Degenen die aflhouden van de Weg van Allah en die het krom wensen, en zij geloven niet in het Hiernamaals.
اُولٰٓىٕكَ لَمْ یَكُوْنُوْا مُعْجِزِیْنَ فِی الْاَرْضِ وَ مَا كَانَ لَهُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ مِنْ اَوْلِیَآءَۘ-یُضٰعَفُ لَهُمُ الْعَذَابُؕ-مَا كَانُوْا یَسْتَطِیْعُوْنَ السَّمْعَ وَ مَا كَانُوْا یُبْصِرُوْنَ(۲۰)
Dezen kunnen in de wereld de straf niet ontvluchten, noch hebben zij enige vrienden naast Allah. De straf zal voor hen worden verdubbeld. Zij deden geen moeite om te horen, of te zien.
Zij zijn degenen die niet in staat zijm (om de bestraffing) in deze wereld te ontvluchten. En er zijn voor hen geen beschermers, en de bestraffing wordt voor hen vermeerderd. Zij waren niet in staat om te horen en zij waren niet in staat om te zien.
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ وَ ضَلَّ عَنْهُمْ مَّا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ(۲۱)
Dezen zijn het, die hun ziel hebben te kort gedaan en hetgeen zij verzinnen, zal falen.
Zij zijn degenen die zichzelf verlies hebben toegebracht, en wat zij plachten te verzinnen is van heil weggegaan.
لَا جَرَمَ اَنَّهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ هُمُ الْاَخْسَرُوْنَ(۲۲)
Zij zijn ongetwijfeld degenen, die in het Hiernamaals de grootste verliezers zullen zijn.
Het is zeker zo dat ziij in het Hiernamaals de verliezers zijn.
اِنَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ وَ اَخْبَتُوْۤا اِلٰى رَبِّهِمْۙ-اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ الْجَنَّةِۚ-هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ(۲۳)
Voorwaar, die geloven en goede werken verrichten en die hun Heer gehoorzamen, zijn de bewoners van de Hemel, waarin zij zullen vertoeven.
Voorwaar, degenen die geloven en goede werken verrichten, en die zich verootmoodigen bij hun Heer: zij zijn degenen die de bewoners van het Paradijs zijn, zij zijn daarin eeuwig levenden.
مَثَلُ الْفَرِیْقَیْنِ كَالْاَعْمٰى وَ الْاَصَمِّ وَ الْبَصِیْرِ وَ السَّمِیْعِؕ-هَلْ یَسْتَوِیٰنِ مَثَلًاؕ-اَفَلَا تَذَكَّرُوْنَ۠(۲۴)
Het geval van de beide partijen is als de blinde en de dove, de ziende en de horende. Staat het geval van beiden gelijk? Wilt gij dan geen lering (hieruit) trekken?
De gelijkenis tussen de twee groepen is als die tussen de blinden en de doven (van hart) en de zienden en de horenden: zijn zij gelijk? Trekken jullie er dan geen lering uit?
وَ لَقَدْ اَرْسَلْنَا نُوْحًا اِلٰى قَوْمِهٖۤ٘-اِنِّیْ لَكُمْ نَذِیْرٌ مُّبِیْنٌۙ(۲۵)
Wij zonden Noach tot zijn volk zeggende: "Waarlijk, ik ben voor u een duidelijke waarschuwer,
En voorzeker, Wij zonden Nôeh tot zijn volk. (Hij zei:) "Voorwaar, ik hen voor jullie een duidelijke waarschuwer.
اَنْ لَّا تَعْبُدُوْۤا اِلَّا اللّٰهَؕ-اِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ عَذَابَ یَوْمٍ اَلِیْمٍ(۲۶)
Dat gij niemand dan Allah zult aanbidden. Anders vrees ik voor u de straf van een pijnlijke dag."
Opdat jullie slechts Allah aanbidden. Voorwaar, ik vrees voor jullie de bestraffing op een pijnlijke Dag."
فَقَالَ الْمَلَاُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ قَوْمِهٖ مَا نَرٰىكَ اِلَّا بَشَرًا مِّثْلَنَا وَ مَا نَرٰىكَ اتَّبَعَكَ اِلَّا الَّذِیْنَ هُمْ اَرَاذِلُنَا بَادِیَ الرَّاْیِۚ-وَ مَا نَرٰى لَكُمْ عَلَیْنَا مِنْ فَضْلٍۭ بَلْ نَظُنُّكُمْ كٰذِبِیْنَ(۲۷)
De leiders der ongelovigen onder zijn volk antwoordden: "Wij zien in u slechts een man zoals wij en wij zien dat niemand u heeft gevolgd, behalve de minsten en de eenvoudigen van geest onder ons. En wij zien u niet uitmunten boven ons; neen, wij geloven dat gij een leugenaar zijt."
En de vooraanstaanden van zijn volk, die ongelovig waren, zeiden: "Wij zien dat jij slechts een mens zoals wij bent. En wij zien dat niemand jou volgt, behalve degenen die de laagsten zijn onder ons, die simpel zijn. En wij zien dat jullie geen voordeel boven ons hebben. Wij zijn er zelfs van overtuigd dat jullie leugenaars zijn."
قَالَ یٰقَوْمِ اَرَءَیْتُمْ اِنْ كُنْتُ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّیْ وَ اٰتٰىنِیْ رَحْمَةً مِّنْ عِنْدِهٖ فَعُمِّیَتْ عَلَیْكُمْؕ-اَنُلْزِمُكُمُوْهَا وَ اَنْتُمْ لَهَا كٰرِهُوْنَ(۲۸)
Hij (Noach) zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik mij op een duidelijk bewijs van mijn Heer beroep en Hij mij grote barmhartigheid heeft geschonken, die voor u duister is gemaakt, moeten wij u dit opdringen, terwijl gij er afkerig van zijt?"
Hij zei: "O mijn volk, wat denken jullie? Als ik steun op een duidelijk bewijs van mijn Heer en Hij heeft mij Barmhartigheid geschonken van Zijn Zijde, die voor jullie verborgen is: zouden wij het jullie opdringen, terwijl jullie er een afkeer van hebben?"
وَ یٰقَوْمِ لَاۤ اَسْــٴَـلُكُمْ عَلَیْهِ مَالًاؕ-اِنْ اَجْرِیَ اِلَّا عَلَى اللّٰهِ وَ مَاۤ اَنَا بِطَارِدِ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْاؕ-اِنَّهُمْ مُّلٰقُوْا رَبِّهِمْ وَ لٰكِنِّیْۤ اَرٰىكُمْ قَوْمًا تَجْهَلُوْنَ(۲۹)
"O, mijn volk, ik vraag u er geen geld voor. Mijn beloning is alleen bij Allah. En ik wil de gelovigen niet verdrijven, zij zullen voorzeker hun Heer ontmoeten. Maar ik beschouw u als een volk, dat onwetend handelt."
En: "O mijn volk, ik vraag jullie hiervoor geen rijkdom, mijn beloning is slechts bij Allah. En ik zal de ongerlovigen nimmer wegjagen. Voorwaar, zij zullen hun Heer zeker ontmoeten, maar ik zie dat jullie een onwetend volk zijn."
وَ یٰقَوْمِ مَنْ یَّنْصُرُنِیْ مِنَ اللّٰهِ اِنْ طَرَدْتُّهُمْؕ-اَفَلَا تَذَكَّرُوْنَ(۳۰)
"O, mijn volk, wie zou mij tegen Allah helpen als ik hen zou verdrijven? Wilt gij dan geen lering hieruit trekken?"
En: "O mijn volk, wie kan mij redden (van de bestraffing) van Allah, als ik hen zou wegjagen? Trekken jullie er dan geen lering uit?
وَ لَاۤ اَقُوْلُ لَكُمْ عِنْدِیْ خَزَآىٕنُ اللّٰهِ وَ لَاۤ اَعْلَمُ الْغَیْبَ وَ لَاۤ اَقُوْلُ اِنِّیْ مَلَكٌ وَّ لَاۤ اَقُوْلُ لِلَّذِیْنَ تَزْدَرِیْۤ اَعْیُنُكُمْ لَنْ یُّؤْتِیَهُمُ اللّٰهُ خَیْرًاؕ-اَللّٰهُ اَعْلَمُ بِمَا فِیْۤ اَنْفُسِهِمْۚۖ-اِنِّیْۤ اِذًا لَّمِنَ الظّٰلِمِیْنَ(۳۱)
0
En ik zeg niet tot jullie: 'Ik bezit de schatten van Allah.? En ik ken het onwaarneembare niet. En ik zeg niet: 'Voorwaar, ik ben een Engel.' En ik zeg niet tot de-genen die verachtelijk zijn in jullie ogen: 'Allah zal jullie nimmer iets goeds geven.' Allah weet beter wat er in hen is. Voorwaar, den zou ik zeker tot de onrechtplegers behoren."
قَالُوْا یٰنُوْحُ قَدْ جٰدَلْتَنَا فَاَكْثَرْتَ جِدَا لَنَا فَاْتِنَا بِمَا تَعِدُنَاۤ اِنْ كُنْتَ مِنَ الصّٰدِقِیْنَ(۳۲)
Zij antwoordden: "O Noach, gij hebt inderdaad met ons getwist en veel getwist, breng ons nu de straf waarmede gij ons hebt gedreigd, als gij waarachtig zijt."
Zij zeiden: "O Nôeh, je hebt met ons getwist, en je hebt lang met ons getwist, laat dan tot ons komen wat jij hebt aangezegd, als jij tot de waarachtigen behoort."
قَالَ اِنَّمَا یَاْتِیْكُمْ بِهِ اللّٰهُ اِنْ شَآءَ وَ مَاۤ اَنْتُمْ بِمُعْجِزِیْنَ(۳۳)
Hij zeide: "Alleen Allah zal deze over u brengen als Hij wil, en gij kunt niets verijdelen."
Hij zei: "Voorwaar, Allah doet het komen, als Hij wil. En jullie zullen er niet aan kunnen ontkomen.
وَ لَا یَنْفَعُكُمْ نُصْحِیْۤ اِنْ اَرَدْتُّ اَنْ اَنْصَحَ لَكُمْ اِنْ كَانَ اللّٰهُ یُرِیْدُ اَنْ یُّغْوِیَكُمْؕ-هُوَ رَبُّكُمْ- وَ اِلَیْهِ تُرْجَعُوْنَؕ(۳۴)
"En als ik u raad geef zal mijn raad u niet baten als Allah u wenst te vernietigen. Hij is uw Heer en tot Hem zult gij worden teruggebracht."
En mijn raad baat jullie niet, als ik jullie raad zou willen geven. Als Allah jullie wil doen dwalen: Hij is jullie Heer en tot Hem worden jullie terugge keerd."
اَمْ یَقُوْلُوْنَ افْتَرٰىهُؕ-قُلْ اِنِ افْتَرَیْتُهٗ فَعَلَیَّ اِجْرَامِیْ وَ اَنَا بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تُجْرِمُوْنَ۠(۳۵)
Zeggen zij: "Hij heeft het verzonnen?" Zeg: "Als ik het heb verzonnen, zal mijn zonde op mij rusten doch ik heb niets uitstaande met hetgeen gij begaat."
Of zij zeggen: "Hij heeft het verzonnen." Zeg: "Als ik het heb verzonnen, dan rust mijn misdaad op mij. En ik ben onschuldig aan de misdaden die jullie plegen."
وَ اُوْحِیَ اِلٰى نُوْحٍ اَنَّهٗ لَنْ یُّؤْمِنَ مِنْ قَوْمِكَ اِلَّا مَنْ قَدْ اٰمَنَ فَلَا تَبْتَىٕسْ بِمَا كَانُوْا یَفْعَلُوْنَۚۖ(۳۶)
En er werd aan Noach geopenbaard: "Niemand onder uw volk zal geloven, dan degenen die reeds hebben geloofd; treur daarom niet over hetgeen zij doen.
En er werd aan Nôeh geopenbaard: "Voorwaar, van jouw volk zal nooit iemand geloven, behalve degenen die reeds geloofden, treur daarom niet over wat zij plachten te doen.
وَ اصْنَعِ الْفُلْكَ بِاَعْیُنِنَا وَ وَحْیِنَا وَ لَا تُخَاطِبْنِیْ فِی الَّذِیْنَ ظَلَمُوْاۚ-اِنَّهُمْ مُّغْرَقُوْنَ(۳۷)
0
Bouw het schip onder Ons toezicht en Onze Openbaring en spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij worden verdronken."
وَ یَصْنَعُ الْفُلْكَ- وَ كُلَّمَا مَرَّ عَلَیْهِ مَلَاٌ مِّنْ قَوْمِهٖ سَخِرُوْا مِنْهُؕ-قَالَ اِنْ تَسْخَرُوْا مِنَّا فَاِنَّا نَسْخَرُ مِنْكُمْ كَمَا تَسْخَرُوْنَؕ(۳۸)
En hij was de ark aan het bouwen en steeds wanneer de leiders van zijn volk hem voorbijgingen, bespotten zij hem. Hij zeide: "Als gij ons bespot, zullen wij u (later) bespotten zoals gij (ons) nu doet,
En hij bouwde het schip en telkens wanneer de vooraanstaanden van zijn volk voor bij kwamen, bespotten zij hem. Hij zei: "Als jullie ons bespotten: voorwaar, dan zullen wij jullie later bespotten, zoals jullie ons (nu) bespotten."
فَسَوْفَ تَعْلَمُوْنَۙ-مَنْ یَّاْتِیْهِ عَذَابٌ یُّخْزِیْهِ وَ یَحِلُّ عَلَیْهِ عَذَابٌ مُّقِیْمٌ(۳۹)
Dan zult gij weten wie het is, over wie een vernederende straf komt en op wie een blijvende straf zal rusten.
Jullie zullen het weten komen, tot wie de bestraffing komt die hem vernedert. En een blijvende bestraffing komt op hen neer.
حَتّٰۤى اِذَا جَآءَ اَمْرُنَا وَ فَارَ التَّنُّوْرُۙ-قُلْنَا احْمِلْ فِیْهَا مِنْ كُلٍّ زَوْجَیْنِ اثْنَیْنِ وَ اَهْلَكَ اِلَّا مَنْ سَبَقَ عَلَیْهِ الْقَوْلُ وَ مَنْ اٰمَنَؕ-وَ مَاۤ اٰمَنَ مَعَهٗۤ اِلَّا قَلِیْلٌ(۴۰)
Toen Ons gebod kwam en de bronnen der aarde spoten, zeiden Wij: "Scheept twee paar van alles in, en uw familie - met uitzondering van degenen, tegen wie het woord reeds is uitgegaan - en de gelovigen." En met hem geloofden slechts weinigen.
Totdat, toen Ons bevel (om hen te vernietigen) kwam, en de oven overkookte. En Wij zeiden: "Laad het (schip) met twee van elke soort, en jouw familie, behalve hen voor wie het woord (van bestraffing) reeds is voorafgegaan. En degene die gelooft. En niemand geloofde met ten, behalve enkelen.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan