READ

Surah Hud

هُوْد
123 Ayaat    مکیۃ


11:41
وَ قَالَ ارْكَبُوْا فِیْهَا بِسْمِ اللّٰهِ مَجْرٖؔىهَا وَ مُرْسٰىهَاؕ-اِنَّ رَبِّیْ لَغَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۴۱)
En hij (Noach) zeide: "Scheept u in. In naam van Allah zij haar vaart en haar ankeren. Mijn Heer is voorzeker Vergevensgezind, Genadevol."

En hij (Nôeh) zei: "Ga aan boord, (en zeg:) "Bismillahi madjréha wa moersahâ" (In de Naam van Allah vaart zij haar koers en gaat zij voor anker.) Voorwaar, mijn Heer is zeker Vergevensgezind, Meest Barmbartig'.
11:42
وَ هِیَ تَجْرِیْ بِهِمْ فِیْ مَوْجٍ كَالْجِبَالِ- وَ نَادٰى نُوْ حُ-ﰳابْنَهٗ وَ كَانَ فِیْ مَعْزِلٍ یّٰبُنَیَّ ارْكَبْ مَّعَنَا وَ لَا تَكُنْ مَّعَ الْكٰفِرِیْنَ(۴۲)
En zij bewoog zich met hen op golven als bergen voort. En Noach riep tot zijn zoon, die zich afzijdig hield: "O mijn zoon, scheep u met ons in en wees niet met de ongelovigen."

En zij vaude met hen uit, op golven zo hoog als bergen, en Nôeh riep tot zijn zoon die alleen (op het land) stond: 'O mijn zoon, kom bij ons aan boord en behoor niet tot de ongelovigen."
11:43
قَالَ سَاٰوِیْۤ اِلٰى جَبَلٍ یَّعْصِمُنِیْ مِنَ الْمَآءِؕ-قَالَ لَا عَاصِمَ الْیَوْمَ مِنْ اَمْرِ اللّٰهِ اِلَّا مَنْ رَّحِمَۚ-وَ حَالَ بَیْنَهُمَا الْمَوْجُ فَكَانَ مِنَ الْمُغْرَقِیْنَ(۴۳)
Hij antwoordde: "Ik zal mijn toevlucht weldra op een berg zoeken, die mij tegen het water zal beschermen." Hij antwoordde: "Er is deze dag geen beschermer tegen het gebod van Allah, met uitzondering van degenen wie Hij barmhartigheid toont." En een golf kwam tussen beiden, hij behoorde tot de drenkelingen.

Hij zei: "Ik zal een schuilplaats zoeken in de bergen die mij tegen het water zal beschernen." Hij (Nôeh) zei: "Op deze dag is er geen bescherming tegen het bevel van AlIah, behalve voor wie Hij begenadigt." En de golven scheidden hen en bij behoorde tot de verdronkenen.
11:44
وَ قِیْلَ یٰۤاَرْضُ ابْلَعِیْ مَآءَكِ وَ یٰسَمَآءُ اَقْلِعِیْ وَ غِیْضَ الْمَآءُ وَ قُضِیَ الْاَمْرُ وَ اسْتَوَتْ عَلَى الْجُوْدِیِّ وَ قِیْلَ بُعْدًا لِّلْقَوْمِ الظّٰلِمِیْنَ(۴۴)
En er werd gezegd: " O, aarde, slok op uw water en o, hemel, houd op (met regenen)." En het water werd tot zakken gebracht en het gebod was vervuld. En de Ark kwam op (de berg) Al-Djoedie te rusten. En er werd gezegd: "Vervloekt zij het onrechtvaardige volk."

En er werd gezegd: "O aarde, slikje water in," en: "O hemel, droog op." En het water trok zich terug. En het bevel was uitgevoerd. En het schip ging voor anker bij de berg Djôedy. En er werd gezegd: "Verdoemd is het onrechtplegende volk."
11:45
وَ نَادٰى نُوْحٌ رَّبَّهٗ فَقَالَ رَبِّ اِنَّ ابْنِیْ مِنْ اَهْلِیْ وَ اِنَّ وَعْدَكَ الْحَقُّ وَ اَنْتَ اَحْكَمُ الْحٰكِمِیْنَ(۴۵)
En Noach riep zijn Heer aan en zeide: "Mijn Heer, mijn zoon is voorwaar van mijn familie en Uw belofte is voorzeker waar en Gij zijt de Rechter der rechters."

En Nôeh riep tot zijn Heer, hij zei: "O mijn Heer, voorwaar, mijn zoon behoort tot mijin familie, en voorwaar, Uw belofte is de Waarheid. En U bent de Rechtvaardigste der Rechters."
11:46
قَالَ یٰنُوْحُ اِنَّهٗ لَیْسَ مِنْ اَهْلِكَۚ-اِنَّهٗ عَمَلٌ غَیْرُ صَالِحٍ ﲦ فَلَا تَسْــٴَـلْنِ مَا لَیْسَ لَكَ بِهٖ عِلْمٌؕ-اِنِّیْۤ اَعِظُكَ اَنْ تَكُوْنَ مِنَ الْجٰهِلِیْنَ(۴۶)
Hij (God) zeide: "O, Noach, hij behoort niet tot uw gezin omdat zijn daden niet goed zijn; daarom vraag Mij niet over hetgeen waarvan gij geen kennis bezit. Ik geef u raad om niet tot de onwetenden te behoren."

Hij (Allah) zei: "O Nôeh, voorwaar, hij behoort niet tot jouw familie, voorwaar, het is geen rechtschapen daad, vraag Mij daarom niet iets waarover jij geen kennis hebt. Voorwaar, Ik vermaan je, opdat jij niet tot de onwetenden zult behoren."
11:47
قَالَ رَبِّ اِنِّیْۤ اَعُوْذُ بِكَ اَنْ اَسْــٴَـلَكَ مَا لَیْسَ لِیْ بِهٖ عِلْمٌؕ-وَ اِلَّا تَغْفِرْ لِیْ وَ تَرْحَمْنِیْۤ اَكُنْ مِّنَ الْخٰسِرِیْنَ(۴۷)
Hij zeide: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht tot U om niet te vragen waar ik geen kennis van heb. En indien Gij mij niet vergeeft noch mij barmhartigheid betoont, zal ik onder de verliezers zijn."

Hij (Nôeh) zei: "O mijn Heer, voorwaar, ik zoek mijin toevlucht bij U tegen dat ik iets zal vragen waarover ik geen kennis heb, en als U mij niet vergeeft en mij niet begenadig dan zal ik zeker tot de verliezers behoren."
11:48
قِیْلَ یٰنُوْحُ اهْبِطْ بِسَلٰمٍ مِّنَّا وَ بَرَكٰتٍ عَلَیْكَ وَ عَلٰۤى اُمَمٍ مِّمَّنْ مَّعَكَؕ-وَ اُمَمٌ سَنُمَتِّعُهُمْ ثُمَّ یَمَسُّهُمْ مِّنَّا عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۴۸)
En er werd gezegd: "O Noach, daal dan af (uit de ark) met Onze vrede en met zegeningen over u en over de volkeren die met u zijn. En er zullen andere volkeren zijn wie Wij een (aardse) voorziening zullen schenken, daarna zal een pijnlijke straf van Ons hen raken."

Er werd gezegd: "O Nôeh, ga van boord met veiligheid en de zegening van Ons over jou en over de gemeenschappen met jou. En Wij schenken genietingen aan gemeenschappen, vervolgens treft hen een pijnlijke bestraffing van Ons."
11:49
تِلْكَ مِنْ اَنْۢبَآءِ الْغَیْبِ نُوْحِیْهَاۤ اِلَیْكَۚ-مَا كُنْتَ تَعْلَمُهَاۤ اَنْتَ وَ لَا قَوْمُكَ مِنْ قَبْلِ هٰذَا ﳍ فَاصْبِرْ ﳍ اِنَّ الْعَاقِبَةَ لِلْمُتَّقِیْنَ۠(۴۹)
Dit zijn de mededelingen van het onzienlijke die Wij u openbaren, welke gij noch uw volk voorheen kende. Wees geduldig, waarlijk het einde is voor de godvrezenden."

Dit is één van de berichten uit het onwaaneembare die Wij aan jou openbaren. En hiervóór wist jij, noch jouw volk dit. Wees daarom geduldig. Voorwaar, het goede einde is voor de Moettaqôen.
11:50
وَ اِلٰى عَادٍ اَخَاهُمْ هُوْدًاؕ-قَالَ یٰقَوْمِ اعْبُدُوا اللّٰهَ مَا لَكُمْ مِّنْ اِلٰهٍ غَیْرُهٗؕ-اِنْ اَنْتُمْ اِلَّا مُفْتَرُوْنَ(۵۰)
En tot de Aad zeide hun broeder Hoed: "O, mijn volk, aanbid Allah. Gij hebt geen God naast Hem. Gij verzint slechts leugens."

En tot het volk van 'Âd (zonden Wij) hun broeder Hôed, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god den Hij, jullie zijn niets dan verzinners.
11:51
یٰقَوْمِ لَاۤ اَسْــٴَـلُكُمْ عَلَیْهِ اَجْرًاؕ-اِنْ اَجْرِیَ اِلَّا عَلَى الَّذِیْ فَطَرَنِیْؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ(۵۱)
"O, mijn volk, ik vraag van u geen beloning hiervoor; mijn beloning is alleen bij Hem, Die mij schiep. Wilt gij dan niet begrijpen?"

O mijn volk, ik vraag jullie hiervoor geen beloning, mijn beloning rust slechts bij Degene Die mij heeft geschapen, denken jullie dan niet na?"
11:52
وَ یٰقَوْمِ اسْتَغْفِرُوْا رَبَّكُمْ ثُمَّ تُوْبُوْۤا اِلَیْهِ یُرْسِلِ السَّمَآءَ عَلَیْكُمْ مِّدْرَارًا وَّ یَزِدْكُمْ قُوَّةً اِلٰى قُوَّتِكُمْ وَ لَا تَتَوَلَّوْا مُجْرِمِیْنَ(۵۲)
"En o, mijn volk, vraag vergiffenis van uw Heer, wend u daarna tot Hem, Hij zal wolken die regelmatig regen nedergieten over u zenden en kracht bij uw kracht voegen. En wend u niet af als schuldigen."

En: "O mijn volk, vraagt vergeving aan jullie Heer, wendt jullie dan in berouw tot Hem; dan zal Hij de hemel overvloedige regen doen uitstorten over jullie en Hij zal voor jullie kracht toevoegen aan jullie kracht, en wendt jullie niet af als misdadigers."
11:53
قَالُوْا یٰهُوْدُ مَا جِئْتَنَا بِبَیِّنَةٍ وَّ مَا نَحْنُ بِتَارِكِیْۤ اٰلِهَتِنَا عَنْ قَوْلِكَ وَ مَا نَحْنُ لَكَ بِمُؤْمِنِیْنَ(۵۳)
Zij zeiden: "O Hoed, gij hebt ons geen enkel duidelijk bewijs gebracht en wij zullen onze Goden niet in de steek laten, om hetgeen gij zegt noch zullen wij u geloven."

Zij zeiden: "O Hôed, jij heb ons geen duidelijk Teken gebracht en wij verlaten onze goden niet vanwege jouw woord, en wij geloven jou niet."
11:54
اِنْ نَّقُوْلُ اِلَّا اعْتَرٰىكَ بَعْضُ اٰلِهَتِنَا بِسُوْٓءٍؕ-قَالَ اِنِّیْۤ اُشْهِدُ اللّٰهَ وَ اشْهَدُوْۤا اَنِّیْ بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تُشْرِكُوْنَۙ(۵۴)
"Wij kunnen alleen zeggen dat sommige onzer Goden u met kwaad hebben bezocht." Hij antwoordde: "Voorzeker, ik roep Allah tot getuige en getuigt gij ook, dat ik niets met uw afgoden uitstaande heb."

Wij zeggen slechts: "En aantal van onze goden hebben jou met iets slechts getroffen." Hij zei: "Ik roep Allah op als Getuige. en getuig dat ik onschuldig ben aan wat jullie aan deelgenoten toekennen.
11:55
مِنْ دُوْنِهٖ فَكِیْدُوْنِیْ جَمِیْعًا ثُمَّ لَا تُنْظِرُوْنِ(۵۵)
"Smeedt daarom allen buiten Hem plannen tegen mij en geeft mij geen uitstel."

Naast Hem. Beraamt gezamenlijk een plan tegen mij en geeft mij vervolgens geen uitstel.
11:56
اِنِّیْ تَوَكَّلْتُ عَلَى اللّٰهِ رَبِّیْ وَ رَبِّكُمْؕ-مَا مِنْ دَآبَّةٍ اِلَّا هُوَ اٰخِذٌۢ بِنَاصِیَتِهَاؕ-اِنَّ رَبِّیْ عَلٰى صِرَاطٍ مُّسْتَقِیْمٍ(۵۶)
"Ik heb voorzeker mijn vertrouwen in Allah gesteld, Die mijn Heer en uw Heer is. Er is geen schepsel, dat zich op aarde beweegt, of Hij houdt het in Zijn macht. Voorzeker, mijn Heer is op het rechte pad."

Voorwaar, ik verbouw op Allah, mijn Heer en jullie Heer. En er is geen levend wezen of Hij heeft het volledig in Zijn macht. Voorwaar, mijn Heer handelt op rechtvaardige wijze.
11:57
فَاِنْ تَوَلَّوْا فَقَدْ اَبْلَغْتُكُمْ مَّاۤ اُرْسِلْتُ بِهٖۤ اِلَیْكُمْؕ-وَ یَسْتَخْلِفُ رَبِّیْ قَوْمًا غَیْرَكُمْۚ-وَ لَا تَضُرُّوْنَهٗ شَیْــٴًـاؕ-اِنَّ رَبِّیْ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ حَفِیْظٌ(۵۷)
"Indien gij u afwendt, dan heb ik u hetgeen waarmede ik tot u ben gezonden medegedeeld, en mijn Heer zal een ander volk uw plaats doen innemen. Gij kunt Hem in het geheel niet deren. Voorzeker, mijn Heer is Bewaker over alle dingen."

Als jullie je afwenden, dan heb ik jullie doorgegeven waar ik tot jullie mee gezonden ben. En mijn Heer zal jullie doen opvolgen door een ander volk en jullie kunnen Hem geen schade toebrengen. Voorwaar, mijn Heer is Waker over alle dingen."
11:58
وَ لَمَّا جَآءَ اَمْرُنَا نَجَّیْنَا هُوْدًا وَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مَعَهٗ بِرَحْمَةٍ مِّنَّاۚ-وَ نَجَّیْنٰهُمْ مِّنْ عَذَابٍ غَلِیْظٍ(۵۸)
En toen Ons gebod kwam, redden Wij Hoed en de gelovigen met hem, door Onze barmhartigheid. En Wij bevrijdden hen van een zware foltering.

En toen Ons bevel was gekomen, redden Wij Hôed en degenen die met hem geloofden, door Genade van Ons, en Wij redden ten van een zwam bestraffing.
11:59
وَ تِلْكَ عَادٌ ﳜ جَحَدُوْا بِاٰیٰتِ رَبِّهِمْ وَ عَصَوْا رُسُلَهٗ وَ اتَّبَعُوْۤا اَمْرَ كُلِّ جَبَّارٍ عَنِیْدٍ(۵۹)
En dezen waren de Aad. Zij verloochenden de tekenen van hun Heer en gehoorzaamden Zijn boodschappers niet en volgden het bevel van elke opstandige vijand op.

En dat was (het einde van) het volk van 'Âd, zij verwierpen de Tekenen van hun Heer, zij gehoorzaamden de Profeten niet en zij volgden het bevel van iedere opstandige geweldenaar.
11:60
وَ اُتْبِعُوْا فِیْ هٰذِهِ الدُّنْیَا لَعْنَةً وَّ یَوْمَ الْقِیٰمَةِؕ-اَلَاۤ اِنَّ عَادًا كَفَرُوْا رَبَّهُمْؕ-اَلَا بُعْدًا لِّعَادٍ قَوْمِ هُوْدٍ۠(۶۰)
En er werd een vloek op hen gelegd in deze wereld en op de dag der Opstanding. Ziet! de Aad verwierpen hun Heer. Ziet! vervloekt zij de Aad, het volk van Hoed.

En zij worden in deze wereld en op de Dag der Opstanding achtervolgd door een vloek. Weet: voorwaar, de 'Âd waren ongelovig aan hun Heer. Weet: verdoemd is het volk van Hôed.
11:61
وَ اِلٰى ثَمُوْدَ اَخَاهُمْ صٰلِحًاۘ-قَالَ یٰقَوْمِ اعْبُدُوا اللّٰهَ مَا لَكُمْ مِّنْ اِلٰهٍ غَیْرُهٗؕ-هُوَ اَنْشَاَكُمْ مِّنَ الْاَرْضِ وَ اسْتَعْمَرَكُمْ فِیْهَا فَاسْتَغْفِرُوْهُ ثُمَّ تُوْبُوْۤا اِلَیْهِؕ-اِنَّ رَبِّیْ قَرِیْبٌ مُّجِیْبٌ(۶۱)
En tot de Samoed zeide hun broeder Salih: "O, mijn volk, aanbid Allah; gij hebt geen God naast Hem. Hij wekte u op vanuit de aarde en vestigde u er. Vraagt vergiffenis aan Hem en bekeert u tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verhorende."

En tot de Tsamôed zonden Wij hun broeder Shâlih, hij zei: "O mijn volk, aanbidt Allah, er is voor jullie geen god dan Hij, Hij is Degene Die jullie uit de aairde heeft doen onstm en die jullie daarop heeft gevestigd, vraagt Hem daarom om vergeving en wendt jullie dan in berouw tot Hem. Voorwaar, mijn Heer is nabij, Verberend."
11:62
قَالُوْا یٰصٰلِحُ قَدْ كُنْتَ فِیْنَا مَرْجُوًّا قَبْلَ هٰذَاۤ اَتَنْهٰىنَاۤ اَنْ نَّعْبُدَ مَا یَعْبُدُ اٰبَآؤُنَا وَ اِنَّنَا لَفِیْ شَكٍّ مِّمَّا تَدْعُوْنَاۤ اِلَیْهِ مُرِیْبٍ(۶۲)
Zij zeiden: "O Salih, gij waart onze hoop. Verbiedt gij ons datgene te aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij zijn voorzeker in verontrustende twijfel over hetgeen, waartoe gij ons roept."

En zij (de Tsamôed) zeiden: "O Shâlih, hiervoor was jij temidden van ons iemand waarop wij onze hoop hadden gevestigd. Verbied jij ons dat wij aanbidden wat onze vaderen aanbaden? En wij verkeren in grote twijfel over hetgeen waartoe jij ons oproept."
11:63
قَالَ یٰقَوْمِ اَرَءَیْتُمْ اِنْ كُنْتُ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّیْ وَ اٰتٰىنِیْ مِنْهُ رَحْمَةً فَمَنْ یَّنْصُرُنِیْ مِنَ اللّٰهِ اِنْ عَصَیْتُهٗ- فَمَا تَزِیْدُوْنَنِیْ غَیْرَ تَخْسِیْرٍ(۶۳)
Hij zeide: "O, mijn volk, zeg mij, als ik een duidelijk bewijs van mijn Heer heb ontvangen en Hij mij barmhartigheid heeft geschonken, wie zal mij dan naast Allah helpen als ik Hem niet gehoorzaam? Gij zult slechts tot mijn ondergang bijdragen."

Hij zei: "O mijn volk, wat denken jullie, als ik op een duidelijk bewijs van mijn Heer steun, en Hij mij Barmhartigheid van Hem heeft geschonken: wie kan mij dan tegen (de bestraffing van) Allah helpen als ik Hem ongehoorzaam ben. Daarom vermeerderen jullie niets voor mij dan verlies."
11:64
وَ یٰقَوْمِ هٰذِهٖ نَاقَةُ اللّٰهِ لَكُمْ اٰیَةً فَذَرُوْهَا تَاْكُلْ فِیْۤ اَرْضِ اللّٰهِ وَ لَا تَمَسُّوْهَا بِسُوْٓءٍ فَیَاْخُذَكُمْ عَذَابٌ قَرِیْبٌ(۶۴)
0

En: "O mijn volk, dit is een vrouwteskameel van Allah, als een Teken voor jullie, laat haar daarom eten van de aarde van Allah en doe haar geen kwaad, anders zal een nabije bestraffing jullie grijpen."
11:65
فَعَقَرُوْهَا فَقَالَ تَمَتَّعُوْا فِیْ دَارِكُمْ ثَلٰثَةَ اَیَّامٍؕ-ذٰلِكَ وَعْدٌ غَیْرُ مَكْذُوْبٍ(۶۵)
Maar zij verlamden haar; toen zeide hij (Salih): "Vermaakt u voor drie dagen in uw huizen. Dit is een belofte die niet geloochend kan worden."

Toen slachtten zij haar, waarop bij (Shâlih) zei. "Blijft drie dagen in jullie huizen. Dat is een aanzegging die niet kan worden geloochend."
11:66
فَلَمَّا جَآءَ اَمْرُنَا نَجَّیْنَا صٰلِحًا وَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مَعَهٗ بِرَحْمَةٍ مِّنَّا وَ مِنْ خِزْیِ یَوْمِىٕذٍؕ-اِنَّ رَبَّكَ هُوَ الْقَوِیُّ الْعَزِیْزُ(۶۶)
En toen Ons gebod kwam, redden Wij Salih en met hem de gelovigen door Onze barmhartigheid en Wij redden hen van de schande van die dag. Voorzeker, uw Heer is Sterk, Almachtig.

En toen Ons bevel kwam, redden Wij Shâlih en degenen die met hem geloofden, door Genade van Ons en (Wij redden hen) van een vernedering op die Dag. Voorwaar, jouw Heer is de Sterke, de Almachtige.
11:67
وَ اَخَذَ الَّذِیْنَ ظَلَمُوا الصَّیْحَةُ فَاَصْبَحُوْا فِیْ دِیَارِهِمْ جٰثِمِیْنَۙ(۶۷)
De straf achterhaalde degenen die kwaad hadden gesticht en zij lagen uitgestrekt in hun huizen,

En de bliksemalag greep degenen die onrecht hadden gepleegd, zodat zij doden in hun huizen werden.
11:68
كَاَنْ لَّمْ یَغْنَوْا فِیْهَاؕ-اَلَاۤ اِنَّ ثَمُوْدَاۡ كَفَرُوْا رَبَّهُمْؕ-اَلَا بُعْدًا لِّثَمُوْدَ۠(۶۸)
Alsof zij er nooit in hadden gewoond. Ziet! de Samoed verwierpen hun Heer; ziet! vervloekt zij de Samoed.

Alsof zij er nooit gewoond hadden. Weet, voorwaar, de Tsmôed waren ongelovig aan hun Heer, Weet: verdoemd zijn de Tsamôed.
11:69
وَ لَقَدْ جَآءَتْ رُسُلُنَاۤ اِبْرٰهِیْمَ بِالْبُشْرٰى قَالُوْا سَلٰمًاؕ-قَالَ سَلٰمٌ فَمَا لَبِثَ اَنْ جَآءَ بِعِجْلٍ حَنِیْذٍ(۶۹)
En voorzeker Onze boodschappers kwamen met blijde tijdingen tot Abraham. Zij zeiden: "Vrede zij met u." Hij antwoordde: "Vrede zij met u" en terstond bracht hij een gebraden kalf.

En voorzeker, Onze gezanten (Engelen) kwamen tot Ibrâhîm met de verheugende tijding, zij zeiden: "Salâm" (Vrede). "Hij zei: "Salâm." Niet lang daarna bracht hij een geroosterd kalf.
11:70
فَلَمَّا رَاٰۤ اَیْدِیَهُمْ لَا تَصِلُ اِلَیْهِ نَكِرَهُمْ وَ اَوْجَسَ مِنْهُمْ خِیْفَةًؕ-قَالُوْا لَا تَخَفْ اِنَّاۤ اُرْسِلْنَاۤ اِلٰى قَوْمِ لُوْطٍؕ(۷۰)
Maar toen hij zag dat hun handen er zich niet naar uitstrekten, vond bij hen vreemd en vreesde hen. Zij zeiden: "Vrees niet, want wij zijn tot het volk van Lot gezonden."

Toen hij dan zag dat hun handen er niet naar reikten vond hij ben vreemd en werd hij bang van hen. Zij zeiden: "Vreest niet, Wij zijn gezonden tot het volk van Lôeth."
11:71
وَ امْرَاَتُهٗ قَآىٕمَةٌ فَضَحِكَتْ فَبَشَّرْنٰهَا بِاِسْحٰقَۙ-وَ مِنْ وَّرَآءِ اِسْحٰقَ یَعْقُوْبَ(۷۱)
En zijn vrouw stond er bij en verwonderde zich, waarop Wij haar de blijde tijding van de geboorte van Izaak gaven en na Izaak van Jacob.

En zijn vrouw stond en zij lachte, daarna verkondigden wij haar een verheugende tijding over (de geboorte van) lshâq, en na Ishaq Ya'qôeb.
11:72
قَالَتْ یٰوَیْلَتٰۤى ءَاَلِدُ وَ اَنَا عَجُوْزٌ وَّ هٰذَا بَعْلِیْ شَیْخًاؕ-اِنَّ هٰذَا لَشَیْءٌ عَجِیْبٌ(۷۲)
Zij zeide: "O wonder! Zal ik een kind baren nu ik een oude vrouw ben en deze mijn echtgenoot een oude man is? Dit is inderdaad iets wonderbaarlijks."

Zij zei: "Wee mij, zal ik een kind baren, terwijl ik een oude vrouw ben, en deze echtgenoot van mij is een oude man. Voorwaar, dat is zeker iets verbazingwekkends."
11:73
قَالُوْۤا اَتَعْجَبِیْنَ مِنْ اَمْرِ اللّٰهِ رَحْمَتُ اللّٰهِ وَ بَرَكٰتُهٗ عَلَیْكُمْ اَهْلَ الْبَیْتِؕ-اِنَّهٗ حَمِیْدٌ مَّجِیْدٌ(۷۳)
0

Zij (de Engelen) zeiden: "Verbaas jij je over de beschikking van Allah? Het is Allah's Barmhartigheid en het zijn Zijn zegeningen over jullie, O bewoners van het huis. Voorwaar, Hij is Meest Prijzenswaardig, Meest Vrijgevig."
11:74
فَلَمَّا ذَهَبَ عَنْ اِبْرٰهِیْمَ الرَّوْعُ وَ جَآءَتْهُ الْبُشْرٰى یُجَادِلُنَا فِیْ قَوْمِ لُوْطٍؕ(۷۴)
En toen de vrees Abraham verliet en de blijde tijding tot hem kwam, begon hij met ons over het volk van Lot te redetwisten.

En toen de angst bij lbrâhîm was verdwenen, en de goede tijding tot hem was gekomen, redetwistte hij met Ons over het volk van Lôeth.
11:75
اِنَّ اِبْرٰهِیْمَ لَحَلِیْمٌ اَوَّاهٌ مُّنِیْبٌ(۷۵)
Abraham was inderdaad verdraagzaam, zachtmoedig en wendde zich dikwijls (tot God).

Voorwaar, Ibrâhîm is inderdaad zachtmoedig, teder, berouwvol.
11:76
یٰۤاِبْرٰهِیْمُ اَعْرِضْ عَنْ هٰذَاۚ-اِنَّهٗ قَدْ جَآءَ اَمْرُ رَبِّكَۚ-وَ اِنَّهُمْ اٰتِیْهِمْ عَذَابٌ غَیْرُ مَرْدُوْدٍ(۷۶)
"O Abraham, wend u hiervan af. Het gebod van uw Heer is uitgegaan en een onafwendbare straf komt over hen."

O Ibráhîm, wend je hier van af! Voorwaar, de beschikking van jouw Heer is reeds gekomen. Voorwaar, een onafwendbare bestraffing zal tot hen komen.
11:77
وَ لَمَّا جَآءَتْ رُسُلُنَا لُوْطًا سِیْٓءَ بِهِمْ وَ ضَاقَ بِهِمْ ذَرْعًا وَّ قَالَ هٰذَا یَوْمٌ عَصِیْبٌ(۷۷)
En toen Onze boodschappers tot Lot kwamen was hij verdrietig en voelde zich bezwaard om hen en zeide: "Dit is een moeilijke dag."

En toen Onze gezanten (Engelen) tot Lôeth kwamen, voelde hij zich benard en machteloos benauwd, en hij zei: "Dit is een zware dag."
11:78
وَ جَآءَهٗ قَوْمُهٗ یُهْرَعُوْنَ اِلَیْهِؕ-وَ مِنْ قَبْلُ كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ السَّیِّاٰتِؕ-قَالَ یٰقَوْمِ هٰۤؤُلَآءِ بَنَاتِیْ هُنَّ اَطْهَرُ لَكُمْ فَاتَّقُوا اللّٰهَ وَ لَا تُخْزُوْنِ فِیْ ضَیْفِیْؕ-اَلَیْسَ مِنْكُمْ رَجُلٌ رَّشِیْدٌ(۷۸)
Zijn volk kwam haastig naar hem toe. Ook voordien plachten zij kwaad te doen. Hij (Lot) zeide: "O, mijn volk, dit zijn mijn dochters, zij zijn te rein voor u. Vrees daarom Allah en onteer mij niet wegens mijn gasten. Is er onder u geen weldenkend man?"

En zijn volk kwam tot hem, zich tot hem haastend. En voorheen plachten zij slechte daden te bedrijven. Hij zei: "O mijn volk, dit zijn mijn dochters, zij zijn reiner voor juillie. Vreest daarom Allah, en vernedert mij niet tegenover mijn gasten. Is er onder jullie geen man met gezond verstandt?"
11:79
قَالُوْا لَقَدْ عَلِمْتَ مَا لَنَا فِیْ بَنٰتِكَ مِنْ حَقٍّۚ-وَ اِنَّكَ لَتَعْلَمُ مَا نُرِیْدُ(۷۹)
Zij antwoordden: "Gij weet wel, dat wij geen recht hebben op uw dochters en gij weet ook, wat wij wensen."

Zij zeiden: "Voorzeker, je weet dat wij geen behoefte hebben aan jouw dochters, en voorwaar, jij weet wat wij wensen."
11:80
قَالَ لَوْ اَنَّ لِیْ بِكُمْ قُوَّةً اَوْ اٰوِیْۤ اِلٰى رُكْنٍ شَدِیْدٍ(۸۰)
Hij zeide: "Ach, had ik slechts de macht u weerstand te kunnen bieden of tot een machtige steun toevlucht te nemen."

Hij zei: "Als ik toch macht tegen jullie had, of mijn toevlucht kon nemen bij een machtige familie... (dan zou ik tegen jullie op kunnen treden.)"
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

هُوْد
هُوْد
  00:00



Download

هُوْد
هُوْد
  00:00



Download