READ
Surah An-Naml
اَلنَّمْل
93 Ayaat مکیۃ
27:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
طٰسٓ- تِلْكَ اٰیٰتُ الْقُرْاٰنِ وَ كِتَابٍ مُّبِیْنٍۙ(۱)
Taa Sien. Dit zijn de verzen van de Koran, het duidelijke Boek.
T. S. Dit zijn de teekenen van den Koran en van het duidelijke boek.
Eene leiding en goede tijding voor de ware geloovigen.
الَّذِیْنَ یُقِیْمُوْنَ الصَّلٰوةَ وَ یُؤْتُوْنَ الزَّكٰوةَ وَ هُمْ بِالْاٰخِرَةِ هُمْ یُوْقِنُوْنَ(۳)
Die het gebed houden en de Zakaat betalen, en een vast geloof hebben in het Hiernamaals.
Die hun gebed geregeld verrichten en aalmoezen geven, en vast in het volgend leven gelooven.
اِنَّ الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ بِالْاٰخِرَةِ زَیَّنَّا لَهُمْ اَعْمَالَهُمْ فَهُمْ یَعْمَهُوْنَؕ(۴)
Voorzeker, die niet in het Hiernamaals geloven, hun daden hebben Wij voor hen schoonschijnend gemaakt, daarom lopen zij blindelings rond.
Wat hen betreft, die niet in het volgende leven gelooven, wij hebben hunne werken voor hen gereed gemaakt, zij zullen door verbazing getroffen worden, over hunne teleurstelling, als zij weder zullen worden opgewekt.
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ لَهُمْ سُوْٓءُ الْعَذَابِ وَ هُمْ فِی الْاٰخِرَةِ هُمُ الْاَخْسَرُوْنَ(۵)
Zij zullen zeker een zware straf krijgen en zij zullen in het Hiernamaals de grootste verliezers zijn.
Zij zijn het, welken eene strenge straf in dit leven en in het toekomstige wacht: zij zullen de ongelukkigsten zijn.
وَ اِنَّكَ لَتُلَقَّى الْقُرْاٰنَ مِنْ لَّدُنْ حَكِیْمٍ عَلِیْمٍ(۶)
Voorwaar, aan u wordt de Koran overgedragen door de Alwijze, de Alwetende.
Gij hebt den Koran voorzeker van een wijzen en alwetenden God ontvangen.
اِذْ قَالَ مُوْسٰى لِاَهْلِهٖۤ اِنِّیْۤ اٰنَسْتُ نَارًاؕ-سَاٰتِیْكُمْ مِّنْهَا بِخَبَرٍ اَوْ اٰتِیْكُمْ بِشِهَابٍ قَبَسٍ لَّعَلَّكُمْ تَصْطَلُوْنَ(۷)
Gedenk toen Mozes tot zijn familieleden zeide: "Ik zie een vuur. Ik zal u daarvan enig bericht brengen of ik breng wat vuur mee opdat gij u moogt verwarmen."
Gedenk, toen Mozes tot zijn gezin zeide: Waarlijk, ik bemerk vuur, ik zal u tijdingen daarvan brengen, of ik zal u een brandend hout daarvan brengen, ten einde u te verwarmen.
فَلَمَّا جَآءَهَا نُوْدِیَ اَنْۢ بُوْرِكَ مَنْ فِی النَّارِ وَ مَنْ حَوْلَهَاؕ-وَ سُبْحٰنَ اللّٰهِ رَبِّ الْعٰلَمِیْنَ(۸)
En toen hij er bij kwam, riep een stem hem toe: "Gezegend is hij, die in het vuur is en gezegend is hij die er dichtbij is, glorie zij Allah, de Heer der Werelden!
En toen hij nabij het vuur was gekomen, riep hem eene stem toe: Gezegend hij, die in, en hij die nabij het vuur is, en geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!
یٰمُوْسٰۤى اِنَّهٗۤ اَنَا اللّٰهُ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُۙ(۹)
O Mozes, Ik ben Allah, de Machtige, de Alwijze.
O Mozes! waarlijk, ik ben God, de machtige, de wijze.
وَ اَلْقِ عَصَاكَؕ-فَلَمَّا رَاٰهَا تَهْتَزُّ كَاَنَّهَا جَآنٌّ وَّلّٰى مُدْبِرًا وَّ لَمْ یُعَقِّبْؕ-یٰمُوْسٰى لَا تَخَفْ- اِنِّیْ لَا یَخَافُ لَدَیَّ الْمُرْسَلُوْنَۗۖ(۱۰)
Werp uw staf neder." Maar toen hij de staf zich als een slang zag bewegen, wendde hij zich af en wilde zich niet omkeren. (En Allah zeide) "O Mozes, vrees niet, voorwqwaar bij Mij vrezen de boodschappers niet."
Werp thans uwen staf neder. En toen hij zag dat deze zich bewoog als ware die eene slang, week hij achteruit en vlood, en keerde zich niet om. En God zeide: O Mozes! vrees niet; want mijne gezanten hebben niets van mij te duchten.
اِلَّا مَنْ ظَلَمَ ثُمَّ بَدَّلَ حُسْنًۢا بَعْدَ سُوْٓءٍ فَاِنِّیْ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۱۱)
Noch degene die kwaad doet en daarna het kwade door goed vereffent; want waarlijk, Ik ben dan Vergevensgezind, Genadevol.
Behalve hij die onrechtvaardig zal hebben gehandeld; maar voor wien daarna kwaad door goed zal hebben vervangen, ben ik genadig en barmhartig.
وَ اَدْخِلْ یَدَكَ فِیْ جَیْبِكَ تَخْرُ جْ بَیْضَآءَ مِنْ غَیْرِ سُوْٓءٍ- فِیْ تِسْعِ اٰیٰتٍ اِلٰى فِرْعَوْنَ وَ قَوْمِهٖؕ-اِنَّهُمْ كَانُوْا قَوْمًا فٰسِقِیْنَ(۱۲)
En stop uw hand in uw boezem, zij zal zonder enige schade wit te voorschijn komen. Dit behoort tot de negen tekenen voor Pharao en zijn volk; want zij zijn een opstandig volk."
Steek uwe hand in uwe borst, en uwe hand zal wit en ongedeerd te voorschijn komen; dit zal een der negen teekenen voor Pharao en zijn volk wezen; want zij zijn zondaren.
فَلَمَّا جَآءَتْهُمْ اٰیٰتُنَا مُبْصِرَةً قَالُوْا هٰذَا سِحْرٌ مُّبِیْنٌۚ(۱۳)
Maar toen Onze verlichtende tekenen tot hen kwamen, zeiden zij: "Dit is openbare tovenarij."
En toen onze zichtbare teekenen tot hen waren gekomen, zeiden zij: Dit is duidelijke tooverij.
وَ جَحَدُوْا بِهَا وَ اسْتَیْقَنَتْهَاۤ اَنْفُسُهُمْ ظُلْمًا وَّ عُلُوًّاؕ-فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِیْنَ۠(۱۴)
En zij verwierpen deze onrechtvaardig en aanmatigend terwijl hun zielen er van overtuigd waren. Ziet, hoe kwaad het einde was van de onruststokers.
En zij loochenden deze, uit onrechtvaardigheid en trotschheid, hoewel hunne zielen zekerlijk wisten, dat die van God waren; maar gedenk, wat het einde der zondaren was.
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا دَاوٗدَ وَ سُلَیْمٰنَ عِلْمًاۚ-وَ قَالَا الْحَمْدُ لِلّٰهِ الَّذِیْ فَضَّلَنَا عَلٰى كَثِیْرٍ مِّنْ عِبَادِهِ الْمُؤْمِنِیْنَ(۱۵)
En Wij gaven kennis aan David en Salomo, en zij zeiden: "Alle eer behoort aan Allah, Die ons boven vele van Zijn gelovige dienaren heeft verheven."
Wij schonken vroeger verstand aan David en Salomo, en zij zeiden: Geloofd zij God, die ons boven zoo menige zijner geloovige dienaren heeft doen uitmunten!
وَ وَرِثَ سُلَیْمٰنُ دَاوٗدَ وَ قَالَ یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ عُلِّمْنَا مَنْطِقَ الطَّیْرِ وَ اُوْتِیْنَا مِنْ كُلِّ شَیْءٍؕ-اِنَّ هٰذَا لَهُوَ الْفَضْلُ الْمُبِیْنُ(۱۶)
En Salomo volgde David op en hij zeide: "O gij mensen, ons is de taal der vogelen onderwezen, en ons werd alles geschonken. Dit is inderdaad Gods openbare gunst."
En Salomo was David's erfgenaam, en hij zeide: O menschen! men heeft ons geleerd, de taal der vogelen te verstaan, en alles werd ons geschonken; dit is een duidelijk teeken van Gods gunst.
وَ حُشِرَ لِسُلَیْمٰنَ جُنُوْدُهٗ مِنَ الْجِنِّ وَ الْاِنْسِ وَ الطَّیْرِ فَهُمْ یُوْزَعُوْنَ(۱۷)
Er waren legers voor Salomo verzameld van djinn, mensen en vogelen en zij werden in slagorde opgesteld.
En Salomo's legers werden onder hem vergaderd, bestaande uit geniussen, menschen en ook vogelen; en zij werden in verschillende troepen gerangschikt.
حَتّٰۤى اِذَاۤ اَتَوْا عَلٰى وَادِ النَّمْلِۙ-قَالَتْ نَمْلَةٌ یّٰۤاَیُّهَا النَّمْلُ ادْخُلُوْا مَسٰكِنَكُمْۚ-لَا یَحْطِمَنَّكُمْ سُلَیْمٰنُ وَ جُنُوْدُهٗۙ-وَ هُمْ لَا یَشْعُرُوْنَ(۱۸)
Toen zij tot het dal van de mieren kwamen, zei een mier: "O gij mieren, gaat uw woningen binnen opdat Salomo en zijn scharen u niet verpletteren zonder dit te bemerken."
Toen zij in de vallei der mieren kwamen, zeide eene mier, toen zij de heirscharen zag naderen: O, mieren! gaat in uwe woningen, opdat Salomo en zijn leger u niet onder den voet trede, zonder het te bemerken.
فَتَبَسَّمَ ضَاحِكًا مِّنْ قَوْلِهَا وَ قَالَ رَبِّ اَوْزِعْنِیْۤ اَنْ اَشْكُرَ نِعْمَتَكَ الَّتِیْۤ اَنْعَمْتَ عَلَیَّ وَ عَلٰى وَالِدَیَّ وَ اَنْ اَعْمَلَ صَالِحًا تَرْضٰىهُ وَ اَدْخِلْنِیْ بِرَحْمَتِكَ فِیْ عِبَادِكَ الصّٰلِحِیْنَ(۱۹)
Daarop glimlachte hij, zich verbazend over haar woorden en hij zeide: "Mijn Heer, doe mij dankbaar zijn voor Uw gunst, die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en laat mij het goede doen dat U behaagt en laat mij door Uw barmhartigheid tot Uw rechtvaardige dienaren behoren."
En Salomo glimlachte op die woorden, en zeide: O Heer! geef dat ik dankbaar zij voor uwe gunst, waarmede gij mij en mijne vaderen hebt begunstigd, en dat ik moge doen wat recht is en u behaagt; en leid mij door uwe genade in het paradijs, onder uwe dienaren, de rechtvaardigen.
وَ تَفَقَّدَ الطَّیْرَ فَقَالَ مَا لِیَ لَاۤ اَرَى الْهُدْهُدَ ﳲ اَمْ كَانَ مِنَ الْغَآىٕبِیْنَ(۲۰)
En hij overzag de vogelen, en zeide: "Hoe kan het zijn dat ik de hop niet zie? Is hij onder de afwezigen?
En hij zag de vogelen en hij zeide: Wat is de reden dat ik de kievit niet zie? Is hij afwezig?
لَاُعَذِّبَنَّهٗ عَذَابًا شَدِیْدًا اَوْ لَاۡاَذْبَحَنَّهٗۤ اَوْ لَیَاْتِیَنِّیْ بِسُلْطٰنٍ مُّبِیْنٍ(۲۱)
Ik zal hem zeker streng straffen of ik zal hem doden, als hij mij geen duidelijke uitleg geeft."
Waarlijk, ik zal hem straffen met eene strenge kastijding, of ik zal hem dooden, tenzij hij mij eene gegronde verontschuldiging make.
فَمَكَثَ غَیْرَ بَعِیْدٍ فَقَالَ اَحَطْتُّ بِمَا لَمْ تُحِطْ بِهٖ وَ جِئْتُكَ مِنْ سَبَاٍۭ بِنَبَاٍ یَّقِیْنٍ(۲۲)
En hij duurde niet lang, totdat deze kwam en zeide: "Ik heb datgene gezien wat gij niet weet; en ik heb over Saba betrouwbare inlichtingen meegebracht.
En het duurde niet lang, voor hij zich aan Salomo vertoonde, en zeide: Ik heb eene plaats gezien, welke gij niet gezien hebt, en ik kom tot u van Saba, met zeker nieuws.
اِنِّیْ وَجَدْتُّ امْرَاَةً تَمْلِكُهُمْ وَ اُوْتِیَتْ مِنْ كُلِّ شَیْءٍ وَّ لَهَا عَرْشٌ عَظِیْمٌ(۲۳)
Ik vond een vrouw, die daar regeerde en haar is alles gegeven en zij heeft een machtige troon.
Ik vond eene vrouw, die daar regeerde, die voorzien is van alles, wat begeerlijk is voor een vorst, en een prachtigen troon heeft.
وَجَدْتُّهَا وَ قَوْمَهَا یَسْجُدُوْنَ لِلشَّمْسِ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ وَ زَیَّنَ لَهُمُ الشَّیْطٰنُ اَعْمَالَهُمْ فَصَدَّهُمْ عَنِ السَّبِیْلِ فَهُمْ لَا یَهْتَدُوْنَۙ(۲۴)
Ik vond, dat zij en haar volk de zon aanbaden in plaats van Allah en Satan heeft hun werken voor schoonschijnend gemaakt en heeft hun de weg versperd, zodat zij geen rechte leiding volgen;
Ik vond dat zij en haar volk de zon naast God aanbaden, en Satan heeft hunne werken in hunne oogen goed doen schijnen, en hen van den weg der waarheid afgeleid (waardoor zij niet recht geleid worden).
اَلَّا یَسْجُدُوْا لِلّٰهِ الَّذِیْ یُخْرِ جُ الْخَبْءَ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ یَعْلَمُ مَا تُخْفُوْنَ وَ مَا تُعْلِنُوْنَ(۲۵)
Zij aanbidden Allah niet, Die hetgeen in de hemelen en op aarde verborgen is aan het licht brengt en Die weet wat gij verbergt en wat gij toont."
Opdat zij God niet zouden aanbidden, die aan het licht brengt wat in den hemel en op aarde is verborgen, en kent wat zij verbergen en wat zij ontdekken.
اَللّٰهُ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِیْمِ۩(۲۶)
Allah! Er is geen God naast Hem, de Heer van de Grote Troon.
God! Er is geen God buiten hem, den Heer van den grootschen troon.
قَالَ سَنَنْظُرُ اَصَدَقْتَ اَمْ كُنْتَ مِنَ الْكٰذِبِیْنَ(۲۷)
Salomo zeide: "Wij zullen zien of gij de waarheid hebt gesproken of dat gij tot de leugenaars behoort.
Salomo zeide: wij zullen zien of gij de waarheid hebt gesproken, dan of gij een leugenaar zijt.
اِذْهَبْ بِّكِتٰبِیْ هٰذَا فَاَلْقِهْ اِلَیْهِمْ ثُمَّ تَوَلَّ عَنْهُمْ فَانْظُرْ مَا ذَا یَرْجِعُوْنَ(۲۸)
0
Gaat met dezen brief van mij en werp dien onder hen neder; wend u daarna van hen af en wacht, om te weten, welk antwoord zij zullen geven.
قَالَتْ یٰۤاَیُّهَا الْمَلَؤُا اِنِّیْۤ اُلْقِیَ اِلَیَّ كِتٰبٌ كَرِیْمٌ(۲۹)
Zij (de Koningin) zeide: "Gij, leiders, er is aan mij een nobele brief afgeleverd.
En toen de koningin van Saba den brief had ontvangen, zeide zij: O edelen! waarlijk, mij is een eervolle brief overgebracht.
اِنَّهٗ مِنْ سُلَیْمٰنَ وَ اِنَّهٗ بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِۙ(۳۰)
Hij is van Salomo en luidt: "In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
Hij is van Salomo, en dit is de inhoud: In den naam van den barmhartigsten God.
اَلَّا تَعْلُوْا عَلَیَّ وَ اْتُوْنِیْ مُسْلِمِیْنَ۠(۳۱)
Weest niet laatdunkend tegenover mij maar komt tot mij in onderworpenheid."
Staat niet op tegen mij, maar komt en geeft u aan mij over.
قَالَتْ یٰۤاَیُّهَا الْمَلَؤُا اَفْتُوْنِیْ فِیْۤ اَمْرِیْۚ-مَا كُنْتُ قَاطِعَةً اَمْرًا حَتّٰى تَشْهَدُوْنِ(۳۲)
Zij zeide: "Gij leiders, geeft mij raad in de zaak die voor mij ligt, ik beslis niets totdat gij er mee instemt."
Zij zeide: O edelen! raad mij in mijne zaak, ik wil omtrent niets besluiten, tenzij gij getuige daarvan zijt en het goedkeurt.
قَالُوْا نَحْنُ اُولُوْا قُوَّةٍ وَّ اُولُوْا بَاْسٍ شَدِیْدٍ ﳔ وَّ الْاَمْرُ اِلَیْكِ فَانْظُرِیْ مَا ذَا تَاْمُرِیْنَ(۳۳)
Zij antwoordden: "Wij hebben de macht en wij bezitten een grote dapperheid in de oorlog, maar de zaak is in uw handen; overdenk daarom wat gij zult bevelen."
De edelen antwoordden: Wij zijn met sterkte begiftigd, en met groote dapperheid in den oorlog; maar het bevel komt u toe: weet dus wat gij wilt bevelen.
قَالَتْ اِنَّ الْمُلُوْكَ اِذَا دَخَلُوْا قَرْیَةً اَفْسَدُوْهَا وَ جَعَلُوْۤا اَعِزَّةَ اَهْلِهَاۤ اَذِلَّةًۚ-وَ كَذٰلِكَ یَفْعَلُوْنَ(۳۴)
Zij zeide: "Voorzeker, koningen verwoesten een stad als zij er (met geweld) binnen trekken en maken de hoogsten van het volk tot de laagsten. Zo handelen dezen (zeker ook met ons).
Zij zeide: Waarlijk, als de koningen eene stad met geweld binnentrekken, plunderen zij die en vernederen hare machtigste inwoners en zoo zullen dezen met ons handelen.
وَ اِنِّیْ مُرْسِلَةٌ اِلَیْهِمْ بِهَدِیَّةٍ فَنٰظِرَةٌۢ بِمَ یَرْجِعُ الْمُرْسَلُوْنَ(۳۵)
Maar ik ga hun geschenken sturen en afwachten waarmede de afgevaardigden terugkeren."
Maar ik zal hun geschenken zenden, en ik zal wachten, om de nadere inlichtingen te vernemen, welke degenen zullen terugbrengen, die derwaarts worden afgezonden.
فَلَمَّا جَآءَ سُلَیْمٰنَ قَالَ اَتُمِدُّوْنَنِ بِمَالٍ٘-فَمَاۤ اٰتٰىنِﰯ اللّٰهُ خَیْرٌ مِّمَّاۤ اٰتٰىكُمْۚ-بَلْ اَنْتُمْ بِهَدِیَّتِكُمْ تَفْرَحُوْنَ(۳۶)
Toen de gezant (der koningin) tot Salomo kwam, zeide deze: "Schenkt gij mij rijkdommen? Maar datgene wat Allah mij geschonken heeft is beter dan wat Hij u heeft gegeven. Neen, gij verheft u op uw gaven.
En toen de gezant der koningin tot Salomo kwam, zeide de vorst: Wilt gij mij met rijkdommen beschenken? Waarlijk, hetgeen God mij heeft gegeven, is beter dan hetgeen hij u heeft geschonken. Uwe geschenken maken u ijdel.
اِرْجِعْ اِلَیْهِمْ فَلَنَاْتِیَنَّهُمْ بِجُنُوْدٍ لَّا قِبَلَ لَهُمْ بِهَا وَ لَنُخْرِجَنَّهُمْ مِّنْهَاۤ اَذِلَّةً وَّ هُمْ صٰغِرُوْنَ(۳۷)
Gaat tot hen terug, want wij zullen zeker tot hen komen met scharen waartegen zij geen macht zullen hebben, wij zullen hen met ontering daaruit (de stad) verdrijven en zij zullen vernederd worden."
Keer tot het volk van Saba terug. Wij zullen zekerlijk met strijdkrachten tot hen komen, welke zij niet in staat zullen zijn tegenstand te bieden, en wij zullen hen vernederd uit hunne stad drijven, en zij zullen tot schande gebracht worden.
قَالَ یٰۤاَیُّهَا الْمَلَؤُا اَیُّكُمْ یَاْتِیْنِیْ بِعَرْشِهَا قَبْلَ اَنْ یَّاْتُوْنِیْ مُسْلِمِیْنَ(۳۸)
Hij (Salomo) zeide: "O edelen, welke onder u zal mij een passende troon voor haar brengen voordat zij onderdanig tot mij komt?"
En Salomo zeide: O edelen! wie wil mij haren troon brengen, alvorens zij kome en zich aan mij overgeven?
قَالَ عِفْرِیْتٌ مِّنَ الْجِنِّ اَنَا اٰتِیْكَ بِهٖ قَبْلَ اَنْ تَقُوْمَ مِنْ مَّقَامِكَۚ-وَ اِنِّیْ عَلَیْهِ لَقَوِیٌّ اَمِیْنٌ(۳۹)
Een dappere van de djinn zeide: "Ik zal deze tot u brengen voordat gij van uw kamp opstaat en zeker heb ik daar macht over en ik ben betrouwbaar."
Een vreeselijke genius antwoordde: Ik zal u dien brengen, voor gij van uwe plaats opstaat: want ik ben instaat het te volvoeren, en ik ben getrouw;
قَالَ الَّذِیْ عِنْدَهٗ عِلْمٌ مِّنَ الْكِتٰبِ اَنَا اٰتِیْكَ بِهٖ قَبْلَ اَنْ یَّرْتَدَّ اِلَیْكَ طَرْفُكَؕ-فَلَمَّا رَاٰهُ مُسْتَقِرًّا عِنْدَهٗ قَالَ هٰذَا مِنْ فَضْلِ رَبِّیْ ﱎ لِیَبْلُوَنِیْۤ ءَاَشْكُرُ اَمْ اَكْفُرُؕ-وَ مَنْ شَكَرَ فَاِنَّمَا یَشْكُرُ لِنَفْسِهٖۚ-وَ مَنْ كَفَرَ فَاِنَّ رَبِّیْ غَنِیٌّ كَرِیْمٌ(۴۰)
Iemand, die kennis van het geschrift had zeide: "Ik zal hem tot u brengen v??r uw bode terugkeert," en toen Salomo de troon naast zich zag geplaatst, zeide hij: "Dit is bij de gratie van mijn Heer, opdat Hij mij moge beproeven of ik dankbaar of ondankbaar ben. En wie dankbaar is, is dankbaar voor het welzijn van zijn eigen ziel, maar wie ondankbaar is, waarlijk mijn Heer is Zichzelf-genoeg, Ge?erd."
En een ander, die de kennis der schriften bezat, zeide; Ik zal u dien in een oogwenk brengen. En toen Salomo den troon voor zich zag geplaatst, zeide hij: Dit is eene gunst van mijn Heer, om mij te beproeven, of ik dankbaar of ondankbaar zal zijn, en hij die dankbaar is, is dankbaar in zijn eigen voordeel; maar indien iemand ondankbaar is, waarlijk, dan is mijn Heer zelfgenoegzaam en milddadig.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan