READ
Surah Al-Kahf
اَلْـكَهْف
110 Ayaat مکیۃ
18:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
اَلْحَمْدُ لِلّٰهِ الَّذِیْۤ اَنْزَلَ عَلٰى عَبْدِهِ الْكِتٰبَ وَ لَمْ یَجْعَلْ لَّهٗ عِوَجًاؕٚ(۱)
Alle lof behoort aan Allah, Die het Boek aan Zijn dienaar heeft geopenbaard, gaaf en volmaakt.
Alle lof zij Allah, Degene Die aan zijn dienaar het Boek heeft gezonden, en Hij heeft daarin geen afwijkingen gemaakt.
قَیِّمًا لِّیُنْذِرَ بَاْسًا شَدِیْدًا مِّنْ لَّدُنْهُ وَ یُبَشِّرَ الْمُؤْمِنِیْنَ الَّذِیْنَ یَعْمَلُوْنَ الصّٰلِحٰتِ اَنَّ لَهُمْ اَجْرًا حَسَنًاۙ(۲)
Volmaakt (in leiding), om te waarschuwen voor Zijn gestrenge kastijding en de gelovigen die goede werken verrichten de blijde tijding te brengen dat zij een uitstekende beloning zullen ontvangen,
Als rechte Leiding, om te waarschuwen voor een harde bestraffing van Zijn Zijde en om een verheugende tijding te brengen aan de gelovigen, degenen die goede daden verrichten: dat er voor hen een goede beloning is (het Paradijs).
Zij zullen daafin voor altijd blijven.
وَّ یُنْذِرَ الَّذِیْنَ قَالُوا اتَّخَذَ اللّٰهُ وَلَدًاۗ(۴)
En om diegenen te waarschuwen, die zeggen: "Allah heeft Zich een zoon genomen."
En om degenen te waarschuwen, die zeggen: "Allah heeft Zich een zoon genomen."
مَا لَهُمْ بِهٖ مِنْ عِلْمٍ وَّ لَا لِاٰبَآىٕهِمْؕ-كَبُرَتْ كَلِمَةً تَخْرُ جُ مِنْ اَفْوَاهِهِمْؕ-اِنْ یَّقُوْلُوْنَ اِلَّا كَذِبًا(۵)
Zij hebben er geen kennis van en hun vaderen evenmin. Erg is het woord, dat uit hun mond komt. Zij zeggen slechts onwaarheid.
Zij hebben hier geen kennis over, noch hun vaderen. Slecht zijn de woorden die uit hun monden voortkomen: zij spreken slechts leugenachtig.
فَلَعَلَّكَ بَاخِعٌ نَّفْسَكَ عَلٰۤى اٰثَارِهِمْ اِنْ لَّمْ یُؤْمِنُوْا بِهٰذَا الْحَدِیْثِ اَسَفًا(۶)
Misschien zult gij uit droefheid over hen sterven, omdat zij niet in deze Boodschap geloven.
En misschien zou jij (O Moehammad) jezelf na hun afwenden vernietigen van verdriet, wanneer zij niet in dit bericht (de Koran) geloven.
اِنَّا جَعَلْنَا مَا عَلَى الْاَرْضِ زِیْنَةً لَّهَا لِنَبْلُوَهُمْ اَیُّهُمْ اَحْسَنُ عَمَلًا(۷)
Voorwaar, Wij hebben al hetgeen op aarde is tot haar sieraad gemaakt om te beproeven, wie van hen van goede werken is.
Voorwaar, Wij hebben wat op de aarde is een versiering voor haar gemaakt om hen te beproeven, (om te zien) wie van hen het beste werk (verrichtte).
وَ اِنَّا لَجٰعِلُوْنَ مَا عَلَیْهَا صَعِیْدًا جُرُزًاؕ(۸)
En zie! al hetgeen daarop is, zullen Wij tot dode stof veranderen.
En voorwaar, Wij zullen zeker wat op haar (de aarde) is tot droge grond maken.
اَمْ حَسِبْتَ اَنَّ اَصْحٰبَ الْكَهْفِ وَ الرَّقِیْمِۙ-كَانُوْا مِنْ اٰیٰتِنَا عَجَبًا(۹)
Denkt gij dat de lieden van de Spelonk en van de Inscriptie geen wonder onder Onze tekenen waren?
Of denk jij (O Moehammad) dat de Bewoners van de Grot (al-Kahf) en de Raqîm verbazingwekkend onder Onze Tekenen waren?
اِذْ اَوَى الْفِتْیَةُ اِلَى الْكَهْفِ فَقَالُوْا رَبَّنَاۤ اٰتِنَا مِنْ لَّدُنْكَ رَحْمَةً وَّ هَیِّئْ لَنَا مِنْ اَمْرِنَا رَشَدًا(۱۰)
Toen de jongelingen hun toevlucht zochten in de Spelonk, zeiden zij: "Onze Heer, verleen ons Uw genade en bereid ons een weg naar vrede en voorspoed uit onze beproeving."
Toen de jongeren een schuilplaats in de Grot zochten, zeiden zij: "O onze Heer, schenk ons van Uw Zijde Barmhartigheid en bereid ons een rechte weg voor onze zaak."
فَضَرَبْنَا عَلٰۤى اٰذَانِهِمْ فِی الْكَهْفِ سِنِیْنَ عَدَدًاۙ(۱۱)
Derhalve zonderden Wij hen in de Spelonk af voor een aantal jaren.
En tom brachten Wij in de Grot een sluier over hen aan (zodat zij sliepen), voor een bepaald aantal jaren.
ثُمَّ بَعَثْنٰهُمْ لِنَعْلَمَ اَیُّ الْحِزْبَیْنِ اَحْصٰى لِمَا لَبِثُوْۤا اَمَدًا۠(۱۲)
Daarna wekten Wij hen op, om te beproeven welke der twee partijen wijzer was, naar de tijd dat zij daar hadden vertoefd.
Vervolgens wekten Wij hen op, opdat Wij deden weten welke van de twee groepen het beste was in het berekenen van hoelang zij daar verbleven.
نَحْنُ نَقُصُّ عَلَیْكَ نَبَاَهُمْ بِالْحَقِّؕ-اِنَّهُمْ فِتْیَةٌ اٰمَنُوْا بِرَبِّهِمْ وَ زِدْنٰهُمْ هُدًىۗۖ(۱۳)
Wij zullen u hun geschiedenis in waarheid verhalen. Zij waren jongelingen die in hun Heer geloofden en Wij gaven hun meer leiding.
Wi berichten jou kun geschiedenis volgens de Waarheid: voorwaar, zij waren jongeren die in hun Heer geloofden en Wij versterkten voor ben de Leiding.
وَّ رَبَطْنَا عَلٰى قُلُوْبِهِمْ اِذْ قَامُوْا فَقَالُوْا رَبُّنَا رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ لَنْ نَّدْعُوَاۡ مِنْ دُوْنِهٖۤ اِلٰهًا لَّقَدْ قُلْنَاۤ اِذًا شَطَطًا(۱۴)
En Wij versterkten hun hart toen zij opstonden en zeiden: "Onze Heer is de Heer der hemelen en der aarde. Nimmer zullen wij een andere god aanroepen naast Hem, anders zouden wij inderdaad een grote dwaasheid begaan."
En Wij versterkten hun harten toen zij opstonden, en zeiden: "Onze Heer, Heer van de hemelen en de aarde, nooit zullen Wij een god naast Hem aanroepen: anders zouden wij een enorme leugen uitgesproken hebben!
هٰۤؤُلَآءِ قَوْمُنَا اتَّخَذُوْا مِنْ دُوْنِهٖۤ اٰلِهَةًؕ-لَوْ لَا یَاْتُوْنَ عَلَیْهِمْ بِسُلْطٰنٍۭ بَیِّنٍؕ-فَمَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًاؕ(۱۵)
"Dit ons volk heeft goden genomen naast Hem. Waarom brengen zij voor hen geen duidelijk bewijs? En wie is onrechtvaardiger, dan hij die een leugen over Allah verzint?"
Dit volk van ons heeft nmt Hem een god genomen, hadden zij daarvoor geen duidelijk bewijs naar voren kunnen brengen? En wie is er onrechtvaardiger dan degene die over Allah leugens verzint?
وَ اِذِ اعْتَزَلْتُمُوْهُمْ وَ مَا یَعْبُدُوْنَ اِلَّا اللّٰهَ فَاْوٗۤا اِلَى الْكَهْفِ یَنْشُرْ لَكُمْ رَبُّكُمْ مِّنْ رَّحْمَتِهٖ وَ یُهَیِّئْ لَكُمْ مِّنْ اَمْرِكُمْ مِّرْفَقًا(۱۶)
"Wanneer gij u van hen en van hetgeen zij nevens Allah aanbidden verwijdert, neemt dan uw toevlucht tot de Spelonk en uw Heer zal Zijn barmhartigheid jegens u vermeerderen en uw aangelegenheden gunstig doen verlopen."
"En als jullie je van ben (de ongelovigen) afwenden en van wat zij aanbidden, behalve Allah (zo zei één van de vervolgden tegen de anderen vervolgden), zoek dan bescherming in de Groten jullie Heer zal Zijn Barmhartigheid over jullie uitspreiden, en voor jullie in jullie zaak gemak brengen."
وَ تَرَى الشَّمْسَ اِذَا طَلَعَتْ تَّزٰوَرُ عَنْ كَهْفِهِمْ ذَاتَ الْیَمِیْنِ وَ اِذَا غَرَبَتْ تَّقْرِضُهُمْ ذَاتَ الشِّمَالِ وَ هُمْ فِیْ فَجْوَةٍ مِّنْهُؕ-ذٰلِكَ مِنْ اٰیٰتِ اللّٰهِؕ-مَنْ یَّهْدِ اللّٰهُ فَهُوَ الْمُهْتَدِۚ-وَ مَنْ یُّضْلِلْ فَلَنْ تَجِدَ لَهٗ وَلِیًّا مُّرْشِدًا۠(۱۷)
En wanneer de zon opgaat zult gij haar zich zien verwijderen rechts van de Spelonk en wanneer zij ondergaat, ziet gij haar zich naar links afwenden, daartussen in de holte van (de Spelonk) bevonden zij zich. Dit zijn de tekenen van Allah. Hij die door Allah wordt geleid, wordt juist geleid doch degene, die Hij laat dwalen, voor hem zult gij stellig geen vriend en leidsman vinden.
En jij zou zien dat de zon, wanneer zij opging, zich aan de rechterkant van hun grot wegboog; en wanneer zij onderging, zich aan de linkerkant wegboog, terwijl zij in de open ruimte ervan (lagen): dit behoort tot de Tekenen van Allah. Wie door Allah geleid wordt: hij volgt Leiding. En wie tot dwaling gebracht wordt: hij zal nooit een helper vinden die hem recht leidt.
وَ تَحْسَبُهُمْ اَیْقَاظًا وَّ هُمْ رُقُوْدٌ ﳓ وَّ نُقَلِّبُهُمْ ذَاتَ الْیَمِیْنِ وَ ذَاتَ الشِّمَالِ ﳓ وَ كَلْبُهُمْ بَاسِطٌ ذِرَاعَیْهِ بِالْوَصِیْدِؕ-لَوِ اطَّلَعْتَ عَلَیْهِمْ لَوَلَّیْتَ مِنْهُمْ فِرَارًا وَّ لَمُلِئْتَ مِنْهُمْ رُعْبًا(۱۸)
Gij denkt dat zij wakker zijn, terwijl zij slapen en Wij zullen hen zich naar links en rechts doen wenden, terwijl hun hond met zijn voorpoten uitgestrekt op de drempel ligt. Indien gij een blik op hen werpt, zult gij U zeker van hen afwenden en vluchten, met ontzag vervuld.
En jij zou gedacht hebben dat zij wakker waren; maar zij waren slapend. En Wij draaiden hen op hun rechterkant en op hun linkerkant; en hun hond lag uitgestrekt met zijn voorpoten op de voorgrond. Als jij hen zou zien. had jij hen de rug toegekeerd, vluchtend, en jij zou met angst voor hen vervuld zijn.
وَ كَذٰلِكَ بَعَثْنٰهُمْ لِیَتَسَآءَلُوْا بَیْنَهُمْؕ-قَالَ قَآىٕلٌ مِّنْهُمْ كَمْ لَبِثْتُمْؕ-قَالُوْا لَبِثْنَا یَوْمًا اَوْ بَعْضَ یَوْمٍؕ-قَالُوْا رَبُّكُمْ اَعْلَمُ بِمَا لَبِثْتُمْؕ-فَابْعَثُوْۤا اَحَدَكُمْ بِوَرِقِكُمْ هٰذِهٖۤ اِلَى الْمَدِیْنَةِ فَلْیَنْظُرْ اَیُّهَاۤ اَزْكٰى طَعَامًا فَلْیَاْتِكُمْ بِرِزْقٍ مِّنْهُ وَ لْیَتَؔلَطَّفْ وَ لَا یُشْعِرَنَّ بِكُمْ اَحَدًا(۱۹)
En Wij deden hen ontwaken, zodat zij elkander konden ondervragen. Een van hen zeide: "Hoelang hebt gij hier vertoefd?" Anderen zeiden: "Wij zijn een dag of een gedeelte van een dag gebleven." Nog anderen zeiden: "Uw God weet het best, hoe lang gij hier gebleven zijt. (Het is beter) ??n van ons met deze zilveren munt naar de stad te zenden en laat hij zien, wat het beste voedsel is en hiervan levensmiddelen meebrengen en laat hij zich vriendelijk gedragen en niemand omtrent ons inlichten."
En zo wekten Wij hen op, opdat zij elkaar zouden ondervragen. Eén van hen zei: "Hoe lang hebben jullie (hier) verbleven?" Zij zeiden: Wij verbleven (hier) een dag of een gedeelte van een dag." Zij zeiden: "Jullie Heer weet beter hoelang jullie (hier) verbleven. Stuurt den één van jullie met dit geld van jullie naar de stad en laat hem zien welk voedsel het beste is en laat hem daarvan levens voorziening voor jullie meenemen, en laat hem zachtmoedig zijn, en laat hem niet naar één van jullie informeren.
اِنَّهُمْ اِنْ یَّظْهَرُوْا عَلَیْكُمْ یَرْجُمُوْكُمْ اَوْ یُعِیْدُوْكُمْ فِیْ مِلَّتِهِمْ وَ لَنْ تُفْلِحُوْۤا اِذًا اَبَدًا(۲۰)
"Want indien zij over jullie te weten komen, zullen zij jullie stenigen, of trachten jullie te bekeren tot hun godsdienst en jullie zullen nimmer kunnen slagen."
Voorwaar, indien zij over jullie zouden vernemen, dan zouden zij jullie stenigen, of jullie terug doen keren tot hun godsdienst en dan zouden jullie nooit welslagen."
وَ كَذٰلِكَ اَعْثَرْنَا عَلَیْهِمْ لِیَعْلَمُوْۤا اَنَّ وَعْدَ اللّٰهِ حَقٌّ وَّ اَنَّ السَّاعَةَ لَا رَیْبَ فِیْهَا ﱐ اِذْ یَتَنَازَعُوْنَ بَیْنَهُمْ اَمْرَهُمْ فَقَالُوا ابْنُوْا عَلَیْهِمْ بُنْیَانًاؕ-رَبُّهُمْ اَعْلَمُ بِهِمْؕ-قَالَ الَّذِیْنَ غَلَبُوْا عَلٰۤى اَمْرِهِمْ لَنَتَّخِذَنَّ عَلَیْهِمْ مَّسْجِدًا(۲۱)
Dit hebben wij hun bekend gemaakt, opdat zij zouden weten, dat de belofte van Allah waarheid is en dat er omtrent het Uur geen twijfel bestaat. Alsdan redetwisten de mensen over hen, zeggende: "Richt een gedenkteken voor hen op." Hun Heer weet wat het beste is. Degenen, die de overhand behielden, zeiden: "Wij zullen voorzeker een bedehuis boven hen (boven hun graf) oprichten."
Zo brachten Wij hen de hoogte, opdat zij weten dat de belofte van Allah Waarheid is en dat er gen twijfel aan het Uur is. Toen zij (de mensen in de stad) over hun geval twistten, zeiden zij: "Bouwt een gebouw over hen heen (als amdenken)." Hun Heer weet beter over hen. Degenen die de overhand kregen over hun geval, zeiden. "Wij zullen zeker over hen een gebedsruimte maken."
سَیَقُوْلُوْنَ ثَلٰثَةٌ رَّابِعُهُمْ كَلْبُهُمْۚ-وَ یَقُوْلُوْنَ خَمْسَةٌ سَادِسُهُمْ كَلْبُهُمْ رَجْمًۢا بِالْغَیْبِۚ-وَ یَقُوْلُوْنَ سَبْعَةٌ وَّ ثَامِنُهُمْ كَلْبُهُمْؕ-قُلْ رَّبِّیْۤ اَعْلَمُ بِعِدَّتِهِمْ مَّا یَعْلَمُهُمْ اِلَّا قَلِیْلٌ ﲕ فَلَا تُمَارِ فِیْهِمْ اِلَّا مِرَآءً ظَاهِرًا۪-وَّ لَا تَسْتَفْتِ فِیْهِمْ مِّنْهُمْ اَحَدًا۠(۲۲)
Sommigen zullen zeggen: "Er waren er drie en de vierde was hun hond." En sommigen zullen zeggen: "Er waren er vijf en de zesde was hun hond," gissende in het wilde weg en sommigen zullen zeggen: "Er waren er zeven, de achtste was hun hond." Zeg: "Mijn Heer kent hun getal het beste. Niemand kent hen, enkelen uitgezonderd." Redetwist dus niet over hen er diep op ingaande en vraag evenmin van ??n hunner inlichtingen over hen.
Zij zeggen: "(Zij waren met) drie, hun vierde was hun hond," en zij zeggen, "Vijf, hun zesde was hun hond," radend naar het onbekende. En zij zeggen: "Zeven, hun achtste was hun bond." Zeg: "Mijn Heer kent hun aantal beter, zij kennen het niet, behalve weinigen." Redetwist daarom niet over hen, behalve (met) een duidelijk twistgesprek. En ondervraagt niet één van hen over hen.
وَ لَا تَقُوْلَنَّ لِشَایْءٍ اِنِّیْ فَاعِلٌ ذٰلِكَ غَدًاۙ(۲۳)
En zeg niet over iets: "Ik zal het morgen doen,"
En zeg zeker nooit over iets: "Voorwaar, dat zal ik morgen doen."
اِلَّاۤ اَنْ یَّشَآءَ اللّٰهُ٘-وَ اذْكُرْ رَّبَّكَ اِذَا نَسِیْتَ وَ قُلْ عَسٰۤى اَنْ یَّهْدِیَنِ رَبِّیْ لِاَقْرَبَ مِنْ هٰذَا رَشَدًا(۲۴)
Zonder (er bij te zeggen): "Indien het Allah behaagt." En wanneer gij het vergeet, gedenk dan uw Heer en zeg: "Ik hoop, dat mijn Heer mij nog dichter dan thans naar de rechte weg zal leiden."
(Zeg) slechts: "Indien Allah het wenst" en herinner je jouw Heer indien jij, vergeet, en zeg: "Hopelijk zal mijn Heer mij leiden naar wat dichterbij is van deze Leiding."
وَ لَبِثُوْا فِیْ كَهْفِهِمْ ثَلٰثَ مِائَةٍ سِنِیْنَ وَ ازْدَادُوْا تِسْعًا(۲۵)
En zij bleven driehonderd jaar in hun Spelonk en voegden er negen aan toe.
En zij verbleven driehonderd jaar in hun grok en vermeerderd met negen.
قُلِ اللّٰهُ اَعْلَمُ بِمَا لَبِثُوْاۚ-لَهٗ غَیْبُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-اَبْصِرْ بِهٖ وَ اَسْمِعْؕ-مَا لَهُمْ مِّنْ دُوْنِهٖ مِنْ وَّلِیٍّ٘-وَّ لَا یُشْرِكُ فِیْ حُكْمِهٖۤ اَحَدًا(۲۶)
Zeg: "Allah weet het best, hoelang zij daar vertoefden." Hem behoren de geheimen der hemelen en der aarde, hoe Ziende is Hij en hoe Horende! Zij hebben geen vriend buiten Hem en aan Zijn koninkrijk laat Hij niemand deelnemen.
Zeg (O Moehammad): "Allah weet beter hoelang zij er verbleven, aan Hem behoort het verborgene van de hemelen en de aarde, Hij ziet het beter en Hij hoort het beter. Er is voor hen naast Hem beschermer en Hij laat niet één deelgenoot in Zijn oordeel toe."
وَ اتْلُ مَاۤ اُوْحِیَ اِلَیْكَ مِنْ كِتَابِ رَبِّكَۚ- لَا مُبَدِّلَ لِكَلِمٰتِهٖۚ-وَ لَنْ تَجِدَ مِنْ دُوْنِهٖ مُلْتَحَدًا(۲۷)
En verkondig hetgeen u door Uw Heer is geopenbaard in het Boek. Er is niemand, die Zijn woorden kan veranderen en gij zult geen toevlucht vinden buiten Hem.
En draag voor van wat aan jou geopenbaard is van het Boek van jouw Heer. Niemand kan Zijn Woorden veranderen en jij zult naast Hem nooit een schuilplaats vinden.
وَ اصْبِرْ نَفْسَكَ مَعَ الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ رَبَّهُمْ بِالْغَدٰوةِ وَ الْعَشِیِّ یُرِیْدُوْنَ وَجْهَهٗ وَ لَا تَعْدُ عَیْنٰكَ عَنْهُمْۚ-تُرِیْدُ زِیْنَةَ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَاۚ-وَ لَا تُطِعْ مَنْ اَغْفَلْنَا قَلْبَهٗ عَنْ ذِكْرِنَا وَ اتَّبَعَ هَوٰىهُ وَ كَانَ اَمْرُهٗ فُرُطًا(۲۸)
0
En wees zelf geduldig met degenen die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen, zij wensen Zijn Aangezicht. En wend jouw ogen niet af van hen omdat jij de versierselen van het wereldse leven wenst. En gehoorzaam niet degene wiens hart Wij Onze gedachtenis hebben doen veronachtzamen en (die) zijn begeerten volgt: en bij is in overtreding in zijn zaak.
وَ قُلِ الْحَقُّ مِنْ رَّبِّكُمْ- فَمَنْ شَآءَ فَلْیُؤْمِنْ وَّ مَنْ شَآءَ فَلْیَكْفُرْۙ-اِنَّاۤ اَعْتَدْنَا لِلظّٰلِمِیْنَ نَارًاۙ-اَحَاطَ بِهِمْ سُرَادِقُهَاؕ-وَ اِنْ یَّسْتَغِیْثُوْا یُغَاثُوْا بِمَآءٍ كَالْمُهْلِ یَشْوِی الْوُجُوْهَؕ-بِئْسَ الشَّرَابُؕ-وَ سَآءَتْ مُرْتَفَقًا(۲۹)
Zeg: "Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil." Voorwaar, wij hebben de boosdoeners een Vuur bereid, welks omheining hen zal insluiten. Indien zij om hulp roepen, zullen zij worden begoten met water als gesmolten lood, dat hun gezicht zal verbranden. Hoe verschrikkelijk is de drank en hoe vreselijk de rustbank.
En zeg: "De Waarheid is van jullie Heer: dus wie wil, laat hem geloven; en wie wil, laat hem ongelovig zijn." Voorwaar, Wij hebben voor de onrechtplegers het vuur voorbereid, waarvan de rook hen als een tent omhult. En als zij hulp (tegen dorst) vragen worden zij geholpen met water als gesmolten koper dat hun gezichten roostert. De slechtste drank en de shebtste verblijfplaats!
اِنَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ اِنَّا لَا نُضِیْعُ اَجْرَ مَنْ اَحْسَنَ عَمَلًاۚ(۳۰)
Wat betreft degenen die geloven en goede werken doen, voorwaar, wij doen de beloning der goeden niet verloren gaan.
Voorwaar, degenen die geloven en goede werken verrichten: voorwaar, Wij zullen de beloning van wie een goed werk verricht niet verloren doen gaan.
اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ جَنّٰتُ عَدْنٍ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهِمُ الْاَنْهٰرُ یُحَلَّوْنَ فِیْهَا مِنْ اَسَاوِرَ مِنْ ذَهَبٍ وَّ یَلْبَسُوْنَ ثِیَابًا خُضْرًا مِّنْ سُنْدُسٍ وَّ اِسْتَبْرَقٍ مُّتَّكِـٕیْنَ فِیْهَا عَلَى الْاَرَآىٕكِؕ-نِعْمَ الثَّوَابُؕ-وَ حَسُنَتْ مُرْتَفَقًا۠(۳۱)
Voor dezulken zijn de Tuinen der eeuwigheid, waardoor beken vloeien. Zij zullen daarin worden getooid met armbanden van goud en zullen groene gewaden van fijne zijde en zwaar brocaat dragen, terwijl zij op tronen zullen liggen. Hoe goed is de beloning en hoe schoon is de rustplaats.
Zij zijn degenen voor wie er de Tuinen van 'Adn (het Paradijs) zijn, waar onder door de rivieren stromen, zij zullen er in versierd worden met kettingen van goud en zij dragen groene gewaden van zijde en brokaat, er in leunend op kussens, De beste beloning en de beste verblijfplaats!
وَ اضْرِبْ لَهُمْ مَّثَلًا رَّجُلَیْنِ جَعَلْنَا لِاَحَدِهِمَا جَنَّتَیْنِ مِنْ اَعْنَابٍ وَّ حَفَفْنٰهُمَا بِنَخْلٍ وَّ جَعَلْنَا بَیْنَهُمَا زَرْعًاؕ(۳۲)
En geef hun de gelijkenis der twee mannen. Voor een hunner maakten Wij twee wijngaarden, omgeven met dadelpalmen en daartussen legden Wij korenvelden.
En geef hun de gelijkenis van de twee mannen: aan één van hen deden Wij twee tuinen met druivenstruiken toekornen en Wij omringden die met dadelpalmen (en) tussen hen in akkers.
كِلْتَا الْجَنَّتَیْنِ اٰتَتْ اُكُلَهَا وَ لَمْ تَظْلِمْ مِّنْهُ شَیْــٴًـاۙ-وَّ فَجَّرْنَا خِلٰلَهُمَا نَهَرًاۙ(۳۳)
Elk der tuinen bracht vruchten voort en bleef niet in gebreke. En door beide deden Wij rivieren stromen.
Ieder van die twee tuinen bracht vructen voort en faalde daar in niets in. En in hun midden deden Wij een rivier ontspringen.
وَّ كَانَ لَهٗ ثَمَرٌۚ-فَقَالَ لِصَاحِبِهٖ وَ هُوَ یُحَاوِرُهٗۤ اَنَا اَكْثَرُ مِنْكَ مَالًا وَّ اَعَزُّ نَفَرًا(۳۴)
En hij had overvloed,en zeide tijdens een gesprek tot zijn gezel: "Ik ben rijker dan gij, aan bezit en in getal."
En er waren vruchten voor hem. Hij zei dus tot zijn (gelovige) gesprekspartner: "Ik ben jouw meerdere op het gebied van bezit en ik ben eervoller als persoon."
وَ دَخَلَ جَنَّتَهٗ وَ هُوَ ظَالِمٌ لِّنَفْسِهٖۚ-قَالَ مَاۤ اَظُنُّ اَنْ تَبِیْدَ هٰذِهٖۤ اَبَدًاۙ(۳۵)
En hij ging zijn tuin binnen, terwijl hij onrechtvaardig was tegenover zichzelf. Hij zeide: "Ik denk niet, dat dit ooit zal vergaan."
En hij ging zijn tuin binnen en hij deed zichzelf onrecht aan, hij zei: "Ik denk niet dat die (tuinen) ooit zullen vergaan.
وَّ مَاۤ اَظُنُّ السَّاعَةَ قَآىٕمَةًۙ-وَّ لَىٕنْ رُّدِدْتُّ اِلٰى رَبِّیْ لَاَجِدَنَّ خَیْرًا مِّنْهَا مُنْقَلَبًا(۳۶)
"Noch denk ik dat het Uur zal komen. Indien ik tot mijn Heer word teruggebracht, zal ik voorzeker een betere plaats vinden dan dit."
En denk niet dat het Uur der Opstanding zal plaatsvinden, en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden: ik zat ervoor zeker een betere plaats van terugkeer vinden."
قَالَ لَهٗ صَاحِبُهٗ وَ هُوَ یُحَاوِرُهٗۤ اَكَفَرْتَ بِالَّذِیْ خَلَقَكَ مِنْ تُرَابٍ ثُمَّ مِنْ نُّطْفَةٍ ثُمَّ سَوّٰىكَ رَجُلًاؕ(۳۷)
Zijn gezel redetwistte en zeide: "Gelooft gij niet in Hem, Die u schiep uit stof, daarna uit een levenskiem en u dan vormde tot een volledig mens?"
Zijn (gelovige) gesprekspartner zei, toen hij met hem in gesprek was, tot hem: "Geloof jij niet in Degene Die jou van aarde geschapen heeft, vervolgens uit een druppel sperma, en jou ten slotte tot mens vormde?
لٰكِنَّاۡ هُوَ اللّٰهُ رَبِّیْ وَ لَاۤ اُشْرِكُ بِرَبِّیْۤ اَحَدًا(۳۸)
"Wat mij betreft, het is Allah Die mijn Heer is, ik zal niemand met mijn Heer vereenzelvigen."
Maar wat mij betreft: Allah is mijn Heer en ik ken mijn Heer niet één deelgenoot toe.
وَ لَوْ لَاۤ اِذْ دَخَلْتَ جَنَّتَكَ قُلْتَ مَا شَآءَ اللّٰهُۙ-لَا قُوَّةَ اِلَّا بِاللّٰهِۚ-اِنْ تَرَنِ اَنَا اَقَلَّ مِنْكَ مَالًا وَّ وَلَدًاۚ(۳۹)
0
En had jij maar, toen jij je tuin binnentrad, gezegd: 'Mâ sjâ'a Allah, lâ qoewwata illâbillah' - (Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah), indien jij van mij ziet, dat ik minder danjou ben, op het gebied van bezit en kinderen.
فَعَسٰى رَبِّیْۤ اَنْ یُّؤْتِیَنِ خَیْرًا مِّنْ جَنَّتِكَ وَ یُرْسِلَ عَلَیْهَا حُسْبَانًا مِّنَ السَّمَآءِ فَتُصْبِحَ صَعِیْدًا زَلَقًاۙ(۴۰)
"Waarschijnlijk zal mijn Heer mij iets beters geven dan uw tuin en bliksemstralen uit de hemel doen nederdalen op de uwe, waardoor deze grond kaal wordt."
Moge mijn Heer mij iets beters geven dan jouw tuin en een ramp over haar neerzenden vanuit de hemel, zodat het glibberige aarde wordt!
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan