READ

Surah Al-Kahf

اَلْـكَهْف
110 Ayaat    مکیۃ


18:41
اَوْ یُصْبِحَ مَآؤُهَا غَوْرًا فَلَنْ تَسْتَطِیْعَ لَهٗ طَلَبًا(۴۱)
"Of het water er van in de grond doen zinken, waardoor gij niet in staat zult zijn, het te bereiken."

Of haar water in de aarde wegvloeit, zodat jij het nooit meer zal kunnen vinden."
18:42
وَ اُحِیْطَ بِثَمَرِهٖ فَاَصْبَحَ یُقَلِّبُ كَفَّیْهِ عَلٰى مَاۤ اَنْفَقَ فِیْهَا وَ هِیَ خَاوِیَةٌ عَلٰى عُرُوْشِهَا وَ یَقُوْلُ یٰلَیْتَنِیْ لَمْ اُشْرِكْ بِرَبِّیْۤ اَحَدًا(۴۲)
En zijn fruit werd vernietigd en hij begon zijn handen te wringen wegens hetgeen hij aan de tuin had besteed, terwijl het latwerk eveneens was neergestort en hij zeide: "Had ik maar niemand met mijn Heer vereenzelvigd."

En zijn vruchten werden vernietigd. Toen begon hij zich in zijn handen te wringen, over wat hij ervoor uitgegeven had en dat zij (de tuinen) nu tot de bodem toe geruïneerd waren." En hij zei: "Wee mij, had ik maar mijn Heer niet één deelgenoot toegekend!"
18:43
وَ لَمْ تَكُنْ لَّهٗ فِئَةٌ یَّنْصُرُوْنَهٗ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ وَ مَا كَانَ مُنْتَصِرًاؕ(۴۳)
En hij had geen leger om hem tegen Allah te helpen, noch kon hij zich verdedigen.

En hij had geen groep die hem naast Allah hielp en hij was niet staat zichzelf te verdedigen.
18:44
هُنَالِكَ الْوَلَایَةُ لِلّٰهِ الْحَقِّؕ-هُوَ خَیْرٌ ثَوَابًا وَّ خَیْرٌ عُقْبًا۠(۴۴)
De bescherming komt alleen van Allah, de Ware. Hij is de Beste in het belonen en de Beste in het verrekenen.

Daar, de hulp is van Allah, de Ware. Hij is beter (als gever van) een beloning en beter (als gever van) een bestemming.
18:45
وَ اضْرِبْ لَهُمْ مَّثَلَ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا كَمَآءٍ اَنْزَلْنٰهُ مِنَ السَّمَآءِ فَاخْتَلَطَ بِهٖ نَبَاتُ الْاَرْضِ فَاَصْبَحَ هَشِیْمًا تَذْرُوْهُ الرِّیٰحُؕ-وَ كَانَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ مُّقْتَدِرًا(۴۵)
Geef hun de gelijkenis van het leven dezer wereld: het is als Wij water uit de hemel nederzenden, waardoor de planten der aarde volop groeien en daarna verdrogen zij en breken in stukken die de wind verspreidt. Allah heeft macht over alle dingen.

En maak voor hen de vergelijking met het wereldse leven: het is als water dat Wij uit de hemel deden neerdalen; het vermengde zich met de beplanting van de aarde. Vervolgens werd die tot droge stoppels en de wind verwaaide die. En Allah is Almachtig over alle zaken.
18:46
اَلْمَالُ وَ الْبَنُوْنَ زِیْنَةُ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَاۚ-وَ الْبٰقِیٰتُ الصّٰلِحٰتُ خَیْرٌ عِنْدَ رَبِّكَ ثَوَابًا وَّ خَیْرٌ اَمَلًا(۴۶)
Rijkdom en kinderen zijn een sieraad van het leven dezer wereld, maar blijvende goede werken, zijn beter bij uw Heer tot beloning en hoop.

Het bezit on de zonen zijn de versieringen van het wereldse leven, maar de goede blijvende (daden) zijn beter bij jouw Heer, als beloning en betere hoop.
18:47
وَ یَوْمَ نُسَیِّرُ الْجِبَالَ وَ تَرَى الْاَرْضَ بَارِزَةًۙ-وَّ حَشَرْنٰهُمْ فَلَمْ نُغَادِرْ مِنْهُمْ اَحَدًاۚ(۴۷)
En (gedenk) de dag waarop Wij de bergen zullen verzetten en gij de aarde zult zien oprijzen en Wij hen (de mensen) zullen verzamelen en niemand hunner zullen Wij achterlaten.

En op de Dag dat Wij de bergen verplaatsen, zal jij de aarde duidelijk zien. En Wij zullen hen verzamelen en Wij zullen niet één van hen achterlaten.
18:48
وَ عُرِضُوْا عَلٰى رَبِّكَ صَفًّاؕ-لَقَدْ جِئْتُمُوْنَا كَمَا خَلَقْنٰكُمْ اَوَّلَ مَرَّةٍۭ٘-بَلْ زَعَمْتُمْ اَلَّنْ نَّجْعَلَ لَكُمْ مَّوْعِدًا(۴۸)
En zij zullen in rijen tot uw Heer worden gebracht. (Hij zal zeggen) Nu zijt gij tot Ons gekomen zoals Wij u in den beginne hebben geschapen. Doch gij dacht dat Wij nimmer een Uur voor u zouden vaststellen.

En zij zullen voor jouw Heer in rijen opgesteld worden (en Allah zal tot hen zeggen). "Voorzeker, jullie zijn tot Ons gekomen zoals Wij jullie de eerste keer schiepen. Jullie vermoedden zelfs dat Wij de afspraak met jullie nooit zouden maken."
18:49
وَ وُضِعَ الْكِتٰبُ فَتَرَى الْمُجْرِمِیْنَ مُشْفِقِیْنَ مِمَّا فِیْهِ وَ یَقُوْلُوْنَ یٰوَیْلَتَنَا مَالِ هٰذَا الْكِتٰبِ لَا یُغَادِرُ صَغِیْرَةً وَّ لَا كَبِیْرَةً اِلَّاۤ اَحْصٰىهَاۚ-وَ وَجَدُوْا مَا عَمِلُوْا حَاضِرًاؕ-وَ لَا یَظْلِمُ رَبُّكَ اَحَدًا۠(۴۹)
En het Boek zal worden voorgelegd; dan zult gij de schuldigen zien vrezen wegens hetgeen daarin staat en zij zullen zeggen: "Wee ons! Wat voor een boek is dit! Het slaat klein noch groot over, doch het somt alles op." En zij zullen al hetgeen zij deden voor zich zien en uw Heer zal niemand onrecht aandoen.

En het boek (met hun daden) zal voor hen geplaatst worden en jij zult de zondaren in angst zien wegens wat daarin staat. En zij zullen zeggen: "Wee ons, wat is dat voor boek dat niets kleins weglaat en niets groots, zonder dat berekend te hebben!" En zij zullen wat zij deden vóór zich vinden. En jouw Heer doet niet één van hen onrecht aan.
18:50
وَ اِذْ قُلْنَا لِلْمَلٰٓىٕكَةِ اسْجُدُوْا لِاٰدَمَ فَسَجَدُوْۤا اِلَّاۤ اِبْلِیْسَؕ-كَانَ مِنَ الْجِنِّ فَفَسَقَ عَنْ اَمْرِ رَبِّهٖؕ-اَفَتَتَّخِذُوْنَهٗ وَ ذُرِّیَّتَهٗۤ اَوْلِیَآءَ مِنْ دُوْنِیْ وَ هُمْ لَكُمْ عَدُوٌّؕ-بِئْسَ لِلظّٰلِمِیْنَ بَدَلًا(۵۰)
(Gedenk de tijd) toen Wij tot de engelen zeiden: "Buigt voor Adam", zij bogen, doch Iblies niet. Hij was ??n der djinn, derhalve was hij ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer. Zult gij hem en zijn nageslacht tot vrienden nemen, terwijl zij uw vijanden zijn? Slecht is het loon der onrechtvaardigen.

En (gedenkt) toen Wij tot de Engelen zeiden: "Knielt jullie eerbiedig voor Adam neer," toen knielden zij, behalve Iblîs, hij behoorde tot de Dijinn's en hij schond het gebod van zijn Heer. Zouden jullie dan hem en zijn nageslacht als helpers naast Mij nemen, terwijl zij voor jullie vijnden zijn? Slecht is de ruil voor onrechtvaardigen!
18:51
مَاۤ اَشْهَدْتُّهُمْ خَلْقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ لَا خَلْقَ اَنْفُسِهِمْ۪-وَ مَا كُنْتُ مُتَّخِذَ الْمُضِلِّیْنَ عَضُدًا(۵۱)
Ik riep hen niet om te getuigen van de schepping der hemelen en der aarde, noch van hun eigen schepping noch neem Ik degenen die misleiden ooit tot helpers.

Ik roep hen niet op om te getuigen van de schepping van de hemelen en de aarde en niet van de schepping van henzelf, en Ik neem niet degenen die doen dwalen als helpers.
18:52
وَ یَوْمَ یَقُوْلُ نَادُوْا شُرَكَآءِیَ الَّذِیْنَ زَعَمْتُمْ فَدَعَوْهُمْ فَلَمْ یَسْتَجِیْبُوْا لَهُمْ وَ جَعَلْنَا بَیْنَهُمْ مَّوْبِقًا(۵۲)
(Gedenk) de dag waarop Hij zal zeggen: "Roept degenen waarvan gij beweerdet dat zij Mijn deelgenoten waren." Dan zullen zij hen (de afgoden) aanroepen, doch dezen zullen hun niet antwoorden; en Wij zullen een scheiding tussen hen maken.

En op de Dag waarop Hij zegt: "Roept de deelgenoten op waarvan jullie (het bestaan) vermoedden," zullen zij hen oproepen, maar zij zullen hen niet antwoorden en Wij zullen onder hen een (plaats van) verniettiging maken.
18:53
وَ رَاَ الْمُجْرِمُوْنَ النَّارَ فَظَنُّوْۤا اَنَّهُمْ مُّوَاقِعُوْهَا وَ لَمْ یَجِدُوْا عَنْهَا مَصْرِفًا۠(۵۳)
En de schuldigen zullen het Vuur zien en weten dat zij daarin zullen vallen; zij zullen daar niet aan ontkomen!

En de zondaren zullen de Hel zien en vermoeden dat zij er in moeten gaan, en zij vinden daaruit gew ontvluchting.
18:54
وَ لَقَدْ صَرَّفْنَا فِیْ هٰذَا الْقُرْاٰنِ لِلنَّاسِ مِنْ كُلِّ مَثَلٍؕ-وَ كَانَ الْاِنْسَانُ اَكْثَرَ شَیْءٍ جَدَلًا(۵۴)
Voorwaar, Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei gelijkenissen vermeld, doch de mens is in vele dingen zeer twistziek.

En Wij hebben in deze Koran voor de mensen allerlei vergelijkingen uitgelegd. Maar de mensen zijn het meest over ich twistziek.
18:55
وَ مَا مَنَعَ النَّاسَ اَنْ یُّؤْمِنُوْۤا اِذْ جَآءَهُمُ الْهُدٰى وَ یَسْتَغْفِرُوْا رَبَّهُمْ اِلَّاۤ اَنْ تَاْتِیَهُمْ سُنَّةُ الْاَوَّلِیْنَ اَوْ یَاْتِیَهُمُ الْعَذَابُ قُبُلًا(۵۵)
En niets belet de mensen te geloven wanneer de leiding tot hen komt en hun Heer vergiffenis te vragen, dan (dat zij vragen) dat de weg der voorvaderen over hen kome of dat de straf voor hun ogen kome.

En er is niets dat de mens verhindert om te geloven als de Leiding tot hen komt en om vergeving te vragen bij hun Heer, behalve de handelwijze die de vroegeren trof, of de bestraffing die zichtbaar over hen kwam.
18:56
وَ مَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِیْنَ اِلَّا مُبَشِّرِیْنَ وَ مُنْذِرِیْنَۚ-وَ یُجَادِلُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا بِالْبَاطِلِ لِیُدْحِضُوْا بِهِ الْحَقَّ وَ اتَّخَذُوْۤا اٰیٰتِیْ وَ مَاۤ اُنْذِرُوْا هُزُوًا(۵۶)
Wij zenden de boodschappers slechts als dragers van de blijde tijding en als waarschuwers. De ongelovigen twisten met leugens om daardoor de Waarheid te niet te doen. En zij houden Mijn tekenen en al hetgeen waarmee zij zijn bedreigd, voor scherts.

En Wij zenden de Boodschappers slechts als verkondigers van goede tijdingen en waarschuwers. En degenen die ongelovig zijn twisten slechts op valse wijze om daarmee de Waarheid te vernietigen. En zij nemen Mijn Verzen en dat waarvoor gewaarschuwd werd, ter bespotting.
18:57
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنْ ذُكِّرَ بِاٰیٰتِ رَبِّهٖ فَاَعْرَضَ عَنْهَا وَ نَسِیَ مَا قَدَّمَتْ یَدٰهُؕ-اِنَّا جَعَلْنَا عَلٰى قُلُوْبِهِمْ اَكِنَّةً اَنْ یَّفْقَهُوْهُ وَ فِیْۤ اٰذَانِهِمْ وَقْرًاؕ-وَ اِنْ تَدْعُهُمْ اِلَى الْهُدٰى فَلَنْ یَّهْتَدُوْۤا اِذًا اَبَدًا(۵۷)
En wie is onrechtvaardiger dan hij die herinnerd wordt aan de tekenen van zijn Heer, doch zich er van afwendt en vergeet, hetgeen zijn handen hebben verricht? Voorwaars Wij hebben sluiers over hun hart gelegd zodat zij niet begrijpen en doofheid in hun oren. Indien gij hen derhalve tot de leiding roept, willen zij de rechte weg niet volgen.

En wie is er onrechtvaardiger dan degene die met Verzen van zijn Heer vermaand wordt, maar zich daarvan afwendt en vergeet wat zijn handen gedaan hebben? Voorwaar, Wij hebben over hun harten een versluiering aangebracht, zodat zij het niet begrijpen, en in hun oren doofheid. En indien jij hen tot de Leiding oproept: zij zullen nooit en te nimmer Leiding volgen.
18:58
وَ رَبُّكَ الْغَفُوْرُ ذُو الرَّحْمَةِؕ-لَوْ یُؤَاخِذُهُمْ بِمَا كَسَبُوْا لَعَجَّلَ لَهُمُ الْعَذَابَؕ-بَلْ لَّهُمْ مَّوْعِدٌ لَّنْ یَّجِدُوْا مِنْ دُوْنِهٖ مَوْىٕلًا(۵۸)
Doch uw Heer is Vergevensgezind, Barmhartig. Indien Hij hen ter verantwoording zou roepen voor hetgeen zij hebben verdiend, dan zou Hij ongetwijfeld hun straf hebben verhaast. Neen, voor hen is een vastgestelde tijd waaraan zij niet kunnen ontkomen.

En jouw Heer is de Vergevensgezind, Bezitter van de Barmhartigheid. Indien Hij hen zou grijpen voor wat zij verricht hebben, dan zou bij zeker de bestraffing voor hen versneld hebben. Maar voor hen is er de afspraak (op de Dag van de Opstanding), nooit zullen zij buiten Hem een toevlucht vinden.
18:59
وَ تِلْكَ الْقُرٰۤى اَهْلَكْنٰهُمْ لَمَّا ظَلَمُوْا وَ جَعَلْنَا لِمَهْلِكِهِمْ مَّوْعِدًا۠(۵۹)
En deze steden! Wij vernietigden ze toen zij ongerechtigheden bedreven. En Wij stelden een bepaalde tijd vast voor hun verdelging.

En dat zijn de steden die Wij vernietigd hebben toen zij onrechtvaardig waren; en Wij hebben voor hun vernietiging een tijdstip bepaald.
18:60
وَ اِذْ قَالَ مُوْسٰى لِفَتٰىهُ لَاۤ اَبْرَحُ حَتّٰۤى اَبْلُغَ مَجْمَعَ الْبَحْرَیْنِ اَوْ اَمْضِیَ حُقُبًا(۶۰)
En (gedenk de tijd) toen Mozes zeide tot zijn dienaar: "Ik zal het niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van twee zee?n heb bereikt, al moet ik eeuwenlang voortgaan;"

En (gedenkt) toein Môesa tot zijn gezel zei: "Ik zal niet opgeven voordat ik de samenvloeiing van de twee zeeën bereik, of ik zal altijd doorgaan."
18:61
فَلَمَّا بَلَغَا مَجْمَعَ بَیْنِهِمَا نَسِیَا حُوْتَهُمَا فَاتَّخَذَ سَبِیْلَهٗ فِی الْبَحْرِ سَرَبًا(۶۱)
En toen zij de plek bereikten waar de beide (zee?n) samenkwamen, vergaten zij hun vis en deze zwom snel weg in de zee.

En toen zij de samenvloeiing van belde bereikten, vergaten zij hun vis, die zich vrijelijk zijn weg in de zee zocht.
18:62
فَلَمَّا جَاوَزَا قَالَ لِفَتٰىهُ اٰتِنَا غَدَآءَنَا٘-لَقَدْ لَقِیْنَا مِنْ سَفَرِنَا هٰذَا نَصَبًا(۶۲)
En toen zij verder gingen, zeide hij tot zijn dienaar: "Breng ons het ochtendmaal. Waarlijk, vermoeidheid heeft ons bevangen, vanwege onze reis."

En toen zij voortgingen zei hij (Môesa) tot zijn gezel: "Breng ons ons eten (de vis). Voorzeker, wij zijn door deze reis van ons moe geworden."
18:63
قَالَ اَرَءَیْتَ اِذْ اَوَیْنَاۤ اِلَى الصَّخْرَةِ فَاِنِّیْ نَسِیْتُ الْحُوْتَ٘-وَ مَاۤ اَنْسٰىنِیْهُ اِلَّا الشَّیْطٰنُ اَنْ اَذْكُرَهٗۚ-وَ اتَّخَذَ سَبِیْلَهٗ فِی الْبَحْرِ ﳓ عَجَبًا(۶۳)
Hij antwoordde: "Zie, toen wij ons op de rots begaven vergat ik de vis - en slechts Satan deed mij vergeten er over te spreken - en de vis vond op bewonderenswaardige wijze zijn weg naar de zee."

Hij (de gezel) zei: "Zag jij (wat er gebeurde) toen wij ons naar de rots begaven'? Voorwaar, toen vergat ik de vis, en ik ben hem niet vergelen te herinneren, behalve door de Satan. En bij zocht zijn weg in de zee op een verbazingwekkende manier."
18:64
قَالَ ذٰلِكَ مَا كُنَّا نَبْغِ ﳓ فَارْتَدَّا عَلٰۤى اٰثَارِهِمَا قَصَصًاۙ(۶۴)
Hij zeide: "Dat is waarnaar wij hebben gezocht." Derhalve keerden beiden op hun schreden terug.

Hij (Môesa) zei: "Dat was wat wij zochten," toen keerden zij in hun voetstappen terug.
18:65
فَوَجَدَا عَبْدًا مِّنْ عِبَادِنَاۤ اٰتَیْنٰهُ رَحْمَةً مِّنْ عِنْدِنَا وَ عَلَّمْنٰهُ مِنْ لَّدُنَّا عِلْمًا(۶۵)
Daar vonden zij een Onzer dienaren, aan wie Wij Onze barmhartigheid hadden bewezen en wie Wij van Onze kennis hadden geschonken.

Toen vonden zij een dienaar van onder Onze dienaren, aan wie Wij Barmhartigheid van Onze Zijde gegeven hadden en Wij hadden hem van Onze Zijde kennis bijgebracht.
18:66
قَالَ لَهٗ مُوْسٰى هَلْ اَتَّبِعُكَ عَلٰۤى اَنْ تُعَلِّمَنِ مِمَّا عُلِّمْتَ رُشْدًا(۶۶)
Mozes zeide tot hem: "Mag ik u volgen dat gij mij onderwijst in de leiding, die u is gegeven?"

Môesa zei tot hem: "Mag ik jou volgen, opdat jij mij onderwijst wat aan jou van de kennis geleerd is?"
18:67
قَالَ اِنَّكَ لَنْ تَسْتَطِیْعَ مَعِیَ صَبْرًا(۶۷)
Hij antwoordde: "Gij kunt geen geduld hebben met mij."

Hij zei: "Voorwaar, jij zult nooit in staat zijn geduld met mij te hebben.
18:68
وَ كَیْفَ تَصْبِرُ عَلٰى مَا لَمْ تُحِطْ بِهٖ خُبْرًا(۶۸)
"Want hoe kunt gij geduldig zijn over dingen die uw begrip te boven gaan?"

En hoe kan jij geduld hebben met wat jouw begrip niet omvat?"
18:69
قَالَ سَتَجِدُنِیْۤ اِنْ شَآءَ اللّٰهُ صَابِرًا وَّ لَاۤ اَعْصِیْ لَكَ اَمْرًا(۶۹)
Hij zeide: "Indien het Gode behaagt, zult gij mij geduldig vinden en ik zal aan uw bevel niet ongehoorzaam zijn."

Hij (Môesa) zei: "Jij zult vinden dat ik, indien Allah het wil, een geduldige ben en ik zal jou in geen opdracht ongehoorzaam zijn."
18:70
قَالَ فَاِنِ اتَّبَعْتَنِیْ فَلَا تَسْــٴَـلْنِیْ عَنْ شَیْءٍ حَتّٰۤى اُحْدِثَ لَكَ مِنْهُ ذِكْرًا۠(۷۰)
Hij zeide: "Welaan dan, indien gij mij wenst te volgen stel mij nergens vragen over eer ik zelf daaromtrent tot u spreek."

Hij zei: "Als jij mij volgt, stel mij dan geen vraag over iets vôôr ik jou er de uitleg van vertel."
18:71
فَانْطَلَقَاٙ-حَتّٰۤى اِذَا رَكِبَا فِی السَّفِیْنَةِ خَرَقَهَاؕ-قَالَ اَخَرَقْتَهَا لِتُغْرِقَ اَهْلَهَاۚ-لَقَدْ جِئْتَ شَیْــٴًـا اِمْرًا(۷۱)
Aldus vertrokken beiden totdat zij in een boot stapten en hij maakte er een gat in. Waarop Mozes uitriep: "Hebt gij er een gat in gemaakt teneinde de opvarenden er van te doen verdrinken? Voorwaar, gij hebt iets gruwelijks bedreven."

Zo gingen zij verder tot zij aan boord van de boot gingen en hij er een gat in maakte. Hij (Môesa) zei: "Maakte jij er een gat in om de opvarenden ervan te doen verdrinken? Voorzeker, jij hebt iets raars gedaan!"
18:72
قَالَ اَلَمْ اَقُلْ اِنَّكَ لَنْ تَسْتَطِیْعَ مَعِیَ صَبْرًا(۷۲)
Hij antwoordde: "Had ik u niet gezegd dat gij stellig geen geduld met mij zoudt kunnen tonen?"

Hij zei: "Heb ik jou niet gezegd: 'Voorwaar, jij bent niet in staat om geduld met mij te hebben?"
18:73
قَالَ لَا تُؤَاخِذْنِیْ بِمَا نَسِیْتُ وَ لَا تُرْهِقْنِیْ مِنْ اَمْرِیْ عُسْرًا(۷۳)
Mozes zeide: "Maak mij geen verwijt omdat ik het vergeten ben en maak het mij niet moeilijk."

Hij (Môesa) zei: "Neem mij niet kwalijk wat ik vergeten ben, en belast mij niet in mijn zaak met moeilijkheden."
18:74
فَانْطَلَقَاٙ-حَتّٰۤى اِذَا لَقِیَا غُلٰمًا فَقَتَلَهٗۙ-قَالَ اَقَتَلْتَ نَفْسًا زَكِیَّةًۢ بِغَیْرِ نَفْسٍؕ-لَقَدْ جِئْتَ شَیْــٴًـا نُّكْرًا(۷۴)
Zij reisden dus verder tot dat zij een knaap ontmoetten en hij deze doodsloeg. Mozes zeide: "Hebt gij een onschuldige gedood die niemand had vermoord? Voorwaar, gij hebt een afkeurenswaardige daad begaan."

Zo gingen zij verder totdat zij een jongeling ontmoetten en hij hem doodde. Hij (Môesa) zei: "Doodde jij een onschuldige ziel zonder recht? Voorzeker, jij hebt iets vreemds gedaan!"
18:75
قَالَ اَلَمْ اَقُلْ لَّكَ اِنَّكَ لَنْ تَسْتَطِیْعَ مَعِیَ صَبْرًا(۷۵)
Hij antwoordde: "Zei ik u niet dat gij nimmer in staat zoudt zijn mij met geduld te vergezellen?"

Hij zei: "Heb ik jou dan niet gezegd dat jij nooit in staat zal zijn geduld met mij te hebben?"
18:76
قَالَ اِنْ سَاَلْتُكَ عَنْ شَیْءٍۭ بَعْدَهَا فَلَا تُصٰحِبْنِیْۚ-قَدْ بَلَغْتَ مِنْ لَّدُنِّیْ عُذْرًا(۷۶)
Mozes zeide: "Indien ik u wederom iets vraag houd mij dan niet in uw gezelschap, dan hebt gij zeker een verontschuldiging van mijn kant."

Hij (Môesa) zei: "Als ik jou bierna over iets vraag, laat mij jou dan niet vergezellen, jij hebt van mijn kant waarlijk al een verontschuldiging gekregen."
18:77
فَانْطَلَقَاٙ-حَتّٰۤى اِذَاۤ اَتَیَاۤ اَهْلَ قَرْیَةِ-ﹰاسْتَطْعَمَاۤ اَهْلَهَا فَاَبَوْا اَنْ یُّضَیِّفُوْهُمَا فَوَجَدَا فِیْهَا جِدَارًا یُّرِیْدُ اَنْ یَّنْقَضَّ فَاَقَامَهٗؕ-قَالَ لَوْ شِئْتَ لَتَّخَذْتَ عَلَیْهِ اَجْرًا(۷۷)
Aldus vervolgden zij hun weg totdat zij bij de inwoners ener stad kwamen aan wie zij om eten vroegen, doch dezen weigerden hun gastvrijheid te betonen. Nu vonden zij daar een muur, die op het punt stond in te storten en hij herstelde deze. Mozes zeide: "Indien gij wildet, hadt gij er loon voor kunnen vragen."

Zo gingen zij verder totdat zij enkele bewoners uit een stad ontmoetten en haar bewoners om voedsel vroegen, maar zij weigerden hen gastvrijheid te verlenen. Toen vonden zij daar een muur die dreigde in te storten, maar hij zette die weer recht. Hij (Môesa) zei: "Als jij gewild had, zou jij hiervoor zeker een vergoeding kunnen aannemen."
18:78
قَالَ هٰذَا فِرَاقُ بَیْنِیْ وَ بَیْنِكَۚ-سَاُنَبِّئُكَ بِتَاْوِیْلِ مَا لَمْ تَسْتَطِعْ عَّلَیْهِ صَبْرًا(۷۸)
Hij zeide: "Dit is de scheiding tussen u en mij. Ik zal u thans de verklaring geven van datgene waarvoor gij geen geduld kondet tonen."

Hij zei: "Dit is de scheiding tussen mij en jou. Ik zal jou op de hoogte brengen van de uitleg van hetgeen waarmee jij niet in staat was geduld te hebben.
18:79
اَمَّا السَّفِیْنَةُ فَكَانَتْ لِمَسٰكِیْنَ یَعْمَلُوْنَ فِی الْبَحْرِ فَاَرَدْتُّ اَنْ اَعِیْبَهَا وَ كَانَ وَرَآءَهُمْ مَّلِكٌ یَّاْخُذُ كُلَّ سَفِیْنَةٍ غَصْبًا(۷۹)
"Wat de boot betreft, deze behoorde aan arme lieden die op de rivier werkten, en ik verkoos haar onbruikbaar te maken want achter hen was een koning die alle (goede) schepen met geweld in beslag wilde nemen."

Wat betreft de boot: zij was van arme mensen, die op zee werkten, en ik wilde haar onbruikbaar maken, want na hen kwarn een koning, die elke boot met geweld zou nemen.
18:80
وَ اَمَّا الْغُلٰمُ فَكَانَ اَبَوٰهُ مُؤْمِنَیْنِ فَخَشِیْنَاۤ اَنْ یُّرْهِقَهُمَا طُغْیَانًا وَّ كُفْرًاۚ(۸۰)
"En wat de jongeling betreft, zijn ouders waren gelovigen en wij vreesden dat hij schande over hen zou brengen door zijn opstandigheid en ongeloof."

Wat betreft de jongen: zijn ouders waren gelovigen. maar wij vreesden dat hij hen tot dwaling en ongeloof zou dwingen.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْـكَهْف
اَلْـكَهْف
  00:00



Download

اَلْـكَهْف
اَلْـكَهْف
  00:00



Download