READ
Surah Al-Israa
بَنِیْٓ اِسْرَآءِیْل
111 Ayaat مکیۃ
قُلْ لَّىٕنِ اجْتَمَعَتِ الْاِنْسُ وَ الْجِنُّ عَلٰۤى اَنْ یَّاْتُوْا بِمِثْلِ هٰذَا الْقُرْاٰنِ لَا یَاْتُوْنَ بِمِثْلِهٖ وَ لَوْ كَانَ بَعْضُهُمْ لِبَعْضٍ ظَهِیْرًا(۸۸)
Zeg: "Indien de mens en de djinn samenspannen, teneinde het gelijke van deze Koran voort te brengen, zullen zij het gelijke daarvan niet kunnen voortbrengen ook al zouden zij elkanders helpers zijn."
اَوْ یَكُوْنَ لَكَ بَیْتٌ مِّنْ زُخْرُفٍ اَوْ تَرْقٰى فِی السَّمَآءِؕ-وَ لَنْ نُّؤْمِنَ لِرُقِیِّكَ حَتّٰى تُنَزِّلَ عَلَیْنَا كِتٰبًا نَّقْرَؤُهٗؕ-قُلْ سُبْحَانَ رَبِّیْ هَلْ كُنْتُ اِلَّا بَشَرًا رَّسُوْلًا۠(۹۳)
"Of tenzij gij een huis hebt van goud, of tenzij gij ten hemel stijgt, maar wij zullen in uw hemelvaart niet geloven tenzij gij ons een boek nederzendt dat wij kunnen lezen." Zeg: "Glorie zij mijn Heer: ik ben slechts mens en boodschapper!"
وَ مَنْ یَّهْدِ اللّٰهُ فَهُوَ الْمُهْتَدِۚ-وَ مَنْ یُّضْلِلْ فَلَنْ تَجِدَ لَهُمْ اَوْلِیَآءَ مِنْ دُوْنِهٖؕ-وَ نَحْشُرُهُمْ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ عَلٰى وُجُوْهِهِمْ عُمْیًا وَّ بُكْمًا وَّ صُمًّاؕ-مَاْوٰىهُمْ جَهَنَّمُؕ-كُلَّمَا خَبَتْ زِدْنٰهُمْ سَعِیْرًا(۹۷)
En hij die Allah leidt, is goed geleid, doch voor hem die Hij laat dwalen zult gij buiten Hem geen helper vinden. En Wij zullen hen verzamelen op de Dag der Opstanding, op hun aangezicht, blind, stom en doof voorover liggend. Hun verblijfplaats zal de hel zijn; telkenmale als het Vuur afneemt, zullen Wij de vlam voor hen aanwakkeren.
ذٰلِكَ جَزَآؤُهُمْ بِاَنَّهُمْ كَفَرُوْا بِاٰیٰتِنَا وَ قَالُوْۤا ءَاِذَا كُنَّا عِظَامًا وَّ رُفَاتًا ءَاِنَّا لَمَبْعُوْثُوْنَ خَلْقًا جَدِیْدًا(۹۸)
Dat is hun vergelding, daar zij Onze woorden verwierpen en zeiden: "Zullen wij indien wij beenderen en stof zijn geworden werkelijk worden opgewekt in een nieuwe schepping?"
اَوَ لَمْ یَرَوْا اَنَّ اللّٰهَ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ قَادِرٌ عَلٰۤى اَنْ یَّخْلُقَ مِثْلَهُمْ وَ جَعَلَ لَهُمْ اَجَلًا لَّا رَیْبَ فِیْهِؕ-فَاَبَى الظّٰلِمُوْنَ اِلَّا كُفُوْرًا(۹۹)
Zien zij niet in, dat Allah, Die de hemelen en de aarde schiep, bij machte is hun evenbeeld te scheppen? Hij heeft voor hen een termijn vastgesteld waaromtrent geen twijfel bestaat. Doch de onrechtvaardigen tonen slechts ondankbaarheid.
قُلْ لَّوْ اَنْتُمْ تَمْلِكُوْنَ خَزَآىٕنَ رَحْمَةِ رَبِّیْۤ اِذًا لَّاَمْسَكْتُمْ خَشْیَةَ الْاِنْفَاقِؕ-وَ كَانَ الْاِنْسَانُ قَتُوْرًا۠(۱۰۰)
Zeg: "Indien gij de schatten der barmhartigheid van mijn Heer bezat zoudt gij ze zeker terughouden uit vrees dat ze uitgeput zouden worden. Waarlijk, de mens is vrekkig."
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا مُوْسٰى تِسْعَ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ فَسْــٴَـلْ بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ اِذْ جَآءَهُمْ فَقَالَ لَهٗ فِرْعَوْنُ اِنِّیْ لَاَظُنُّكَ یٰمُوْسٰى مَسْحُوْرًا(۱۰۱)
En voorwaar, wij schonken Mozes negen duidelijke tekenen. Vraag dit aan de kinderen van Isra?l. Toen hij tot hen kwam, zeide Pharao tot hem: "Ik geloof, O Mozes, dat gij een betoverd mens zijt."
قَالَ لَقَدْ عَلِمْتَ مَاۤ اَنْزَلَ هٰۤؤُلَآءِ اِلَّا رَبُّ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ بَصَآىٕرَۚ-وَ اِنِّیْ لَاَظُنُّكَ یٰفِرْعَوْنُ مَثْبُوْرًا(۱۰۲)
Hij zeide: "Voorzeker gij weet dat niemand anders dan de Heer der Hemelen en der aarde deze tekenen heeft gezonden; en ik ben zeker dat gij, o Pharao, te gronde gaat."
قُلْ اٰمِنُوْا بِهٖۤ اَوْ لَا تُؤْمِنُوْاؕ-اِنَّ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْعِلْمَ مِنْ قَبْلِهٖۤ اِذَا یُتْلٰى عَلَیْهِمْ یَخِرُّوْنَ لِلْاَذْقَانِ سُجَّدًاۙ(۱۰۷)
Zeg: "Hetzij gij er wel of niet in gelooft, degenen aan wie voordien kennis was geschonken werpen zich met hun aangezicht ter aarde wanneer deze hun wordt voorgelezen;
قُلِ ادْعُوا اللّٰهَ اَوِ ادْعُوا الرَّحْمٰنَؕ-اَیًّا مَّا تَدْعُوْا فَلَهُ الْاَسْمَآءُ الْحُسْنٰىۚ-وَ لَا تَجْهَرْ بِصَلَاتِكَ وَ لَا تُخَافِتْ بِهَا وَ ابْتَغِ بَیْنَ ذٰلِكَ سَبِیْلًا(۱۱۰)
Zeg: "Roept Allah aan of roept Rahmaan aan, bij welke naam gij Hem ook noemt, Hij heeft de schoonste namen." En zeg uw gebed niet te luid en evenmin te zacht, doch zoek een middenweg.
وَ قُلِ الْحَمْدُ لِلّٰهِ الَّذِیْ لَمْ یَتَّخِذْ وَلَدًا وَّ لَمْ یَكُنْ لَّهٗ شَرِیْكٌ فِی الْمُلْكِ وَ لَمْ یَكُنْ لَّهٗ وَلِیٌّ مِّنَ الذُّلِّ وَ كَبِّرْهُ تَكْبِیْرًا۠(۱۱۱)
Zeg: "Alle lof komt Allah toe Die Zich geen zoon heeft genomen en Die geen mededinger heeft in Zijn Koninkrijk noch heeft Hij enige helper wegens zwakheid." En verkondig Zijn Grootheid.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی