READ
Surah al-Baqarah
اَلْبَقَرَة
286 Ayaat مدنیۃ
2:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
ذٰلِكَ الْكِتٰبُ لَا رَیْبَ ﶈ فِیْهِ ۚۛ-هُدًى لِّلْمُتَّقِیْنَۙ(۲)
Dit is een volmaakt Boek, daaraan is geen twijfel, een richtsnoer voor de godvrezenden.
Dit is het Boek (de Koran) waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqôen.
الَّذِیْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِالْغَیْبِ وَ یُقِیْمُوْنَ الصَّلٰوةَ وَ مِمَّا رَزَقْنٰهُمْ یُنْفِقُوْنَۙ(۳)
Die in het onzienlijke geloven en het gebed houden en die weldoen met hetgeen Wij hun hebben geschonken.
Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalât onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien.
وَ الَّذِیْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِمَاۤ اُنْزِلَ اِلَیْكَ وَ مَاۤ اُنْزِلَ مِنْ قَبْلِكَۚ-وَ بِالْاٰخِرَةِ هُمْ یُوْقِنُوْنَؕ(۴)
En die geloven in hetgeen u is geopenbaard en in hetgeen v??r u is geopenbaard, en een standvastig vertrouwen hebben in dat wat komen zal.
En degenen die geloven in wat aan jou (O Moehammad) is neergezonden (de Koran) en in wat vóór jou is neergezonden en die van het (bestaan van het) Hiernamaals overtuigd zijn.
اُولٰٓىٕكَ عَلٰى هُدًى مِّنْ رَّبِّهِمْۗ-وَ اُولٰٓىٕكَ هُمُ الْمُفْلِحُوْنَ(۵)
Zij zijn het, die de leiding van hun Heer volgen en dezen zullen slagen.
Zij zijn depenen die Leiding van hun Heer ontvangen en zij zijn degenen die welslagen.
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا سَوَآءٌ عَلَیْهِمْ ءَاَنْذَرْتَهُمْ اَمْ لَمْ تُنْذِرْهُمْ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۶)
Zeker, zij die (de Waarheid) verwerpen, het is hun om het even, of gij hen waarschuwt, of dat gij hen niet waarschuwt - zij zullen niet geloven.
Voorwaar, voor degenen die niet geloven, maakt het geen verschil of jij hen waarschuwt of dat jij hen niet waarschuwt: zij zullen niet geloven.
خَتَمَ اللّٰهُ عَلٰى قُلُوْبِهِمْ وَ عَلٰى سَمْعِهِمْؕ-وَ عَلٰۤى اَبْصَارِهِمْ غِشَاوَةٌ٘-وَّ لَهُمْ عَذَابٌ عَظِیْمٌ۠(۷)
Allah heeft hun hart en oren verzegeld en over hun ogen is een sluier; hun wacht een zware straf.
Allah heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen ligt een bedekking en voor hen is er een geweldige bestraffing.
وَ مِنَ النَّاسِ مَنْ یَّقُوْلُ اٰمَنَّا بِاللّٰهِ وَ بِالْیَوْمِ الْاٰخِرِ وَ مَا هُمْ بِمُؤْمِنِیْنَۘ(۸)
En er zijn mensen, die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de laatste Dag, hoewel zij geen gelovigen zijn."
En er zijn er onder de mensen die zeggen: "Wij geloven in Allah en in de Laatste Dag," terwijl zij geen gelovigen zijn.
یُخٰدِعُوْنَ اللّٰهَ وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا ۚ-وَ مَا یَخْدَعُوْنَ اِلَّاۤ اَنْفُسَهُمْ وَ مَا یَشْعُرُوْنَؕ(۹)
Zij trachten Allah en de gelovigen te bedriegen, zij misleiden echter niemand dan zichzelf en zij beseffen het niet.
Zij trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen, maar zij bedriegen niemand dan zichzelf, terwijl zij het niet beseffen.
فِیْ قُلُوْبِهِمْ مَّرَضٌۙ-فَزَادَهُمُ اللّٰهُ مَرَضًاۚ-وَ لَهُمْ عَذَابٌ اَلِیْمٌۢ ﳔ بِمَا كَانُوْا یَكْذِبُوْنَ(۱۰)
Er is een ziekte in hun hart en Allah heeft die ziekte verergerd; er wacht hun een pijnlijke straf, omdat zij plachten te liegen.
In hun hart is een ziekte (twijfel en huichelarij) en Allah heeft deze ziekte doen verergeren, en voor hen is er een pijnlijke bestratting vanwege wat zij plachten te loochenen.
وَ اِذَا قِیْلَ لَهُمْ لَا تُفْسِدُوْا فِی الْاَرْضِۙ-قَالُوْۤا اِنَّمَا نَحْنُ مُصْلِحُوْنَ(۱۱)
Wanneer hun wordt gezegd: "Richt geen onheil op aarde aan" dan zeggen zij: "Wij zijn slechts vredestichters".
En als er tot hen wordt gezegd: "Zaait geen verderf op aarde," dan zeggen zij: "Voorwaar, wij zijn slechts verbeteraars." (van de juiste normen en waarden)
اَلَاۤ اِنَّهُمْ هُمُ الْمُفْسِدُوْنَ وَ لٰكِنْ لَّا یَشْعُرُوْنَ(۱۲)
Pas op! Voorzeker zij zijn het die onheil stichten, doch zij beseffen het niet.
Weet: voorwaar, zij zijn de verderfzaaiers, maar zij beseffen liet niet.
وَ اِذَا قِیْلَ لَهُمْ اٰمِنُوْا كَمَاۤ اٰمَنَ النَّاسُ قَالُوْۤا اَنُؤْمِنُ كَمَاۤ اٰمَنَ السُّفَهَآءُؕ-اَلَاۤ اِنَّهُمْ هُمُ السُّفَهَآءُ وَ لٰكِنْ لَّا یَعْلَمُوْنَ(۱۳)
En wanneer hun wordt gezegd: "Gelooft, zoals andere mensen geloven", zeggen zij: "Zullen wij geloven, zoals de dwazen hebben geloofd?" Ziet toe! Zij zijn het die dwaas zijn, doch zij weten het niet.
En als er tot hen wordt gezegd: "Gelooft zoals de mensen gcloven," dan zeggen zij: "Zullen wij geloven zoals dc dwazen geloven?" Voorwaar, zij zkin dc dwazen, maar zij weten het niet.
وَ اِذَا لَقُوا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا قَالُوْۤا اٰمَنَّاۚۖ-وَ اِذَا خَلَوْا اِلٰى شَیٰطِیْنِهِمْۙ-قَالُوْۤا اِنَّا مَعَكُمْۙ-اِنَّمَا نَحْنُ مُسْتَهْزِءُوْنَ(۱۴)
En wanneer zij de gelovigen ontmoeten, zeggen zij: "Wij geloven", doch wanneer zij naar hun leiders gaan, zeggen zij: "Wij zijn waarlijk met u, wij spotten slechts (met hen)."
En als zij degenen die geloven ontmoeten, dan zeggen zij: "Wij geloven." Maar wanneer zij terugkeren naar hun Satans (die hun leiders zijn) dan zeggen zij: "Voorwaar, wij staan aan jullie kant. Voorwaar, wij zijn slechts spotters."
اَللّٰهُ یَسْتَهْزِئُ بِهِمْ وَ یَمُدُّهُمْ فِیْ طُغْیَانِهِمْ یَعْمَهُوْنَ(۱۵)
Allah zal hun spotternij bestraffen en Hij zal hen blindelings in hun overtreding verder laten afdwalen.
Allah spot met hen en laat ben rusteloos in hun overtredingen verkeren.
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ اشْتَرَوُا الضَّلٰلَةَ بِالْهُدٰى۪-فَمَا رَبِحَتْ تِّجَارَتُهُمْ وَ مَا كَانُوْا مُهْتَدِیْنَ(۱۶)
Zij zijn het die dwaling hebben aanvaard in ruil voor de rechte weg, maar hun handelwijze heeft hun geen gewin gebracht, noch konden zij worden geleid.
Zij zijn degenen die de Leiding voor de dwaling hebben verruild, daarom levert hun handel geen winst op, en zij zijn geen rechtgeleidenen.
مَثَلُهُمْ كَمَثَلِ الَّذِی اسْتَوْقَدَ نَارًاۚ-فَلَمَّاۤ اَضَآءَتْ مَاحَوْلَهٗ ذَهَبَ اللّٰهُ بِنُوْرِهِمْ وَ تَرَكَهُمْ فِیْ ظُلُمٰتٍ لَّا یُبْصِرُوْنَ(۱۷)
Hun toestand is als de toestand van iemand die een vuur ontstak en toen het zijn omgeving verlichtte, nam Allah hun licht weg en liet hen in diepe duisternis, zodat zij niet meer zien.
Hun gelijkenis is als de gelijkenis van degene die een vuur ontsteekt: wanneer het (vuur) zijn omgeving verlicht, dan neemt Allah hun licht weg en laat Hij hen in de duisternissen achter. Zij zien niet.
صُمٌّۢ بُكْمٌ عُمْیٌ فَهُمْ لَا یَرْجِعُوْنَۙ(۱۸)
Doof, stom en blind, derhalve keren zij niet terug;
(Zij zijn) doof, stom, en blind (van hart), daarom keren zij niet terug.
اَوْ كَصَیِّبٍ مِّنَ السَّمَآءِ فِیْهِ ظُلُمٰتٌ وَّ رَعْدٌ وَّ بَرْقٌۚ-یَجْعَلُوْنَ اَصَابِعَهُمْ فِیْۤ اٰذَانِهِمْ مِّنَ الصَّوَاعِقِ حَذَرَ الْمَوْتِؕ-وَ اللّٰهُ مُحِیْطٌۢ بِالْكٰفِرِیْنَ(۱۹)
Of, (dat zij) bij zware regen uit de hemel waarmede dichte duisternis, donder en bliksem komt, uit doodsangst hun vingers in de oren steken vanwege de donderslagen. Allah omringt de ongelovigen.
Of als (de gelijkenis, met) een regenstorm uit de hemel met daarin duisternissen, donder en bliksem. Zij stoppen hun vingers in hun oren voor de donderslagen, uit doodsangst. En Allah omvat de ongelovigen.
یَكَادُ الْبَرْقُ یَخْطَفُ اَبْصَارَهُمْؕ-كُلَّمَاۤ اَضَآءَ لَهُمْ مَّشَوْا فِیْهِۗۙ-وَ اِذَاۤ اَظْلَمَ عَلَیْهِمْ قَامُوْاؕ-وَ لَوْ شَآءَ اللّٰهُ لَذَهَبَ بِسَمْعِهِمْ وَ اَبْصَارِهِمْؕ-اِنَّ اللّٰهَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ۠(۲۰)
Bijna beneemt het bliksemlicht hun het gezichtsvermogen; telkens als het hen beschijnt, wandelen zij daarin, maar wordt het weder donker, dan staan zij stil. En, zo Allah het wilde, zou Hij hun het gehoor en het gezicht kunnen ontnemen, waarlijk, Allah heeft macht over alle dingen.
Bijna rukt de bliksem hun gezicht weg. Telkens wanneer deze hen verlicht, dan lopen zij in (het licht), maar wanneer hij hen in de duisternis laat, dan blijven ze staan. En als Allah het had gewild, dan had Hij hun gehoor en hun gezicht weggenomen. Voorwaar. Allah is Almachtig over alle zaken.
یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ اعْبُدُوْا رَبَّكُمُ الَّذِیْ خَلَقَكُمْ وَ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُوْنَۙ(۲۱)
O gij mensen, aanbidt uw Heer, die u en degenen, die v??r u waren, schiep - opdat gij behouden zult worden.
O mensen, aanbid jullie Heer, Degenen Die jullie heeft geschapen en degenen vóór jullie. Hopelijk zullen jullie (Allah) vrezen.
الَّذِیْ جَعَلَ لَكُمُ الْاَرْضَ فِرَاشًا وَّ السَّمَآءَ بِنَآءً۪-وَّ اَنْزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَاَخْرَ جَ بِهٖ مِنَ الثَّمَرٰتِ رِزْقًا لَّكُمْۚ-فَلَا تَجْعَلُوْا لِلّٰهِ اَنْدَادًا وَّ اَنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۲۲)
Die u de aarde tot een legerstede maakte en de hemel tot een gewelf en Die water van de wolken deed nederkomen en daardoor vruchten voortbracht, als voedsel voor u. Plaatst derhalve geen gelijken nevens Allah, tegen beter weten in.
Degene Die de aarde voor jullie heeft gemaakt tot een tapijt en de hemel tot een gewelf en Hij zendt water uit de hemel neer, waarmee Hij vervolgens vruchten voortbrengt als voorziening voor jullie. Ken daarom geen deelgenoten toe aan Allah, terwijl jullie (het) wegen.
وَ اِنْ كُنْتُمْ فِیْ رَیْبٍ مِّمَّا نَزَّلْنَا عَلٰى عَبْدِنَا فَاْتُوْا بِسُوْرَةٍ مِّنْ مِّثْلِهٖ۪-وَ ادْعُوْا شُهَدَآءَكُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۲۳)
En, indien gij in twijfel zijt omtrent hetgeen Wij aan Onze dienaar hebben geopenbaard, probeert dan een dergelijk hoofdstuk voort te brengen en roept uw helpers buiten Allah, als gij waarachtig zijt.
En als jullie in twijfel verkeren over wat Wij hebben neergezonden aan Onze dienaar (Moehammad), brengt dan een gelijkwaardige Soerah voort, en roept jullie getuigen buiten Allah op, als jullie waarachtigen zijn.
فَاِنْ لَّمْ تَفْعَلُوْا وَ لَنْ تَفْعَلُوْا فَاتَّقُوا النَّارَ الَّتِیْ وَ قُوْدُهَا النَّاسُ وَ الْحِجَارَةُ ۚۖ-اُعِدَّتْ لِلْكٰفِرِیْنَ(۲۴)
Doch, indien gij het niet kunt doen - en gij zult het nimmer kunnen doen - wacht u dan voor het Vuur, dat voor de ongelovigen is bereid, welks brandstof mensen en stenen zign.
Als jullie dan daartoe niet in staat zijn, en jullie zullen er nooit toe in staat zijn, vreest dan de Hel; haar brandstof bestaat uit mensen en stenen, (zij is) gereedgemaakt voor de ongelovigen.
وَ بَشِّرِ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ اَنَّ لَهُمْ جَنّٰتٍ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُؕ-كُلَّمَا رُزِقُوْا مِنْهَا مِنْ ثَمَرَةٍ رِّزْقًاۙ-قَالُوْا هٰذَا الَّذِیْ رُزِقْنَا مِنْ قَبْلُۙ-وَ اُتُوْا بِهٖ مُتَشَابِهًاؕ-وَ لَهُمْ فِیْهَاۤ اَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌۗۙ-وَّ هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ(۲۵)
En verkondig aan degenen, die geloven en goede werken doen de blijde tijding, dat er tuinen (het paradijs) voor hen zijn, waardoorheen rivieren vloeien. Telkens, wanneer hun van de vruchten hieruit wordt geschonken, zullen zij zeggen: "Ziehier, hetgeen ons reeds voorheen werd gegeven"; en hun werd het soortgelijke gegeven. En zij zullen er reine metgezellen hebben en zij zullen er vertoeven.
En geef (O Moehammad) goede tijdingen aan degenen die geloven en goede werken verrichten: dat er voor hen Tuinen (in het Paradijs) zijn waar onder door de rivieren stromen. Telkens wanneer hun daaruit een vrucht wordt gegeven als voorziening, zeggen zij: "Dit is waarmee wij vroeger zijn voorzien." en het soortgelijke zal hun gegeven worden en er zijn daarin reine echtgenoten voor hen, en zij zijn daarin eeuwig levenden.
اِنَّ اللّٰهَ لَا یَسْتَحْیٖۤ اَنْ یَّضْرِبَ مَثَلًا مَّا بَعُوْضَةً فَمَا فَوْقَهَاؕ-فَاَمَّا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا فَیَعْلَمُوْنَ اَنَّهُ الْحَقُّ مِنْ رَّبِّهِمْۚ-وَ اَمَّا الَّذِیْنَ كَفَرُوْا فَیَقُوْلُوْنَ مَا ذَاۤ اَرَادَ اللّٰهُ بِهٰذَا مَثَلًاۘ-یُضِلُّ بِهٖ كَثِیْرًاۙ-وَّ یَهْدِیْ بِهٖ كَثِیْرًاؕ-وَ مَا یُضِلُّ بِهٖۤ اِلَّا الْفٰسِقِیْنَۙ(۲۶)
Waarlijk, Allah acht het niet beneden zich, een mug of iets nog kleiners als gelijkenis te stellen. Zij die geloven weten, dat dit de Waarheid van hun Heer is, terwijl degenen, die niet geloven, zeggen:"Wat bedoelt Allah met zulk een voorbeeld?" Velen laat Hij daardoor dwalen en velen leidt Hij daardoor terecht - en niemand laat Hij daarmede dwalen, dan de ongehoorzamen,
Voorwaar, Allah acht het niet beneden Zich om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat nietiger is dan dat. Wat betreft degenen die geloven, zij weten dat het de Waarheid van hun Heer is. En wat degenen betreft die niet geloven, zij zeggen: "Wat bedoelt Allah met deze gelijkenis?" Hij (Allah) doet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen mee, en Hij doet er niemand door dwalen dan de grote zondaren.
الَّذِیْنَ یَنْقُضُوْنَ عَهْدَ اللّٰهِ مِنْۢ بَعْدِ مِیْثَاقِهٖ۪-وَ یَقْطَعُوْنَ مَاۤ اَمَرَ اللّٰهُ بِهٖۤ اَنْ یُّوْصَلَ وَ یُفْسِدُوْنَ فِی الْاَرْضِؕ-اُولٰٓىٕكَ هُمُ الْخٰسِرُوْنَ(۲۷)
Die het verbond met Allah breken na de bekrachtiging er van en datgene, wat Allah gebood te verenigen, scheiden en die onheil op aarde stichten, dezen zijn de verliezers.
(Zij zijn) degenen die het verbond met Allah verbreken na de bekrachtiging ervan, en die verbreken wat Allah bevolen heeft om te verbinden en die verderf op aarde zaaien. Zij zijn degenen die de verliezers zijn.
كَیْفَ تَكْفُرُوْنَ بِاللّٰهِ وَ كُنْتُمْ اَمْوَاتًا فَاَحْیَاكُمْۚ-ثُمَّ یُمِیْتُكُمْ ثُمَّ یُحْیِیْكُمْ ثُمَّ اِلَیْهِ تُرْجَعُوْنَ(۲۸)
Hoe kunt gij Allah verwerpen, terwijl gij levenloos waart en Hij u leven schonk? Hij zal u doen sterven en daarna zal Hij u doen herleven en dan zult gij tot Hem worden teruggebracht.
Hoe kunnen jullie niet in Allah geloven, terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie toen tot leven bracht; waarop Hij jullie deed sterven, daarna doet Hij jullie herleven, en tenslotte zullen jullie tot hem terugkeren.
هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ لَكُمْ مَّا فِی الْاَرْضِ جَمِیْعًاۗ-ثُمَّ اسْتَوٰۤى اِلَى السَّمَآءِ فَسَوّٰىهُنَّ سَبْعَ سَمٰوٰتٍؕ-وَ هُوَ بِكُلِّ شَیْءٍ عَلِیْمٌ۠(۲۹)
Hij is het, Die alles, wat op aarde is, voor u schiep: daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vervolmaakte deze tot zeven hemelen, want Hij heeft kennis van alle dingen.
Hij is het Degeme Doe vppr jullie alles wat op aarde is geschapen heeft, daarna wendde Hij Zich tot de hemel en vormde deze tot zeven hemelen. En Hij is Alwetend over alle zaken.
وَ اِذْ قَالَ رَبُّكَ لِلْمَلٰٓىٕكَةِ اِنِّیْ جَاعِلٌ فِی الْاَرْضِ خَلِیْفَةًؕ-قَالُوْۤا اَتَجْعَلُ فِیْهَا مَنْ یُّفْسِدُ فِیْهَا وَ یَسْفِكُ الدِّمَآءَۚ-وَ نَحْنُ نُسَبِّحُ بِحَمْدِكَ وَ نُقَدِّسُ لَكَؕ-قَالَ اِنِّیْۤ اَعْلَمُ مَا لَا تَعْلَمُوْنَ(۳۰)
En toen uw Heer tot de engelen zeide: "Ik wil een stedehouder op aarde plaatsen," zeiden zij: "Wilt Gij er iemand plaatsen die er onheil zal stichten en bloed zal vergieten, terwijl wij U verheerlijken met de lof die U toekomt en Uw Heiligheid prijzen," antwoordde Hij: "Ik weet wat gij niet weet."
En toen jouw Heer tot de Engelen zei: "Voorwaar, Ik zal op aarde een gevolmachtigde aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen," zeiden zij: "Gaat U daarop iemand aanstellen die verderf zal zaaien en bloed zal vergieten, terwijl wij U roemen met de lofprijzing die U toekomt en wij U heiligen?" Hij zei: "Voorwaar, Ik weet wat jullie niet weten".
وَ عَلَّمَ اٰدَمَ الْاَسْمَآءَ كُلَّهَا ثُمَّ عَرَضَهُمْ عَلَى الْمَلٰٓىٕكَةِۙ-فَقَالَ اَنْۢبِـُٔوْنِیْ بِاَسْمَآءِ هٰۤؤُلَآءِ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۳۱)
En Hij leerde Adam al de namen. Dan plaatste Hij (de voorwerpen dezer) namen voor de engelen en zeide: "Noemt Mij hun namen, indien gij in uw recht staat."
En Hij onderwees Adam de namen van alle dingen en vervolgens toonde Hij deze aan de Engelen en zei: "Noem Mij de namen van deze (dingen), als jullie waarachtig zijn."
قَالُوْا سُبْحٰنَكَ لَا عِلْمَ لَنَاۤ اِلَّا مَا عَلَّمْتَنَاؕ-اِنَّكَ اَنْتَ الْعَلِیْمُ الْحَكِیْمُ(۳۲)
Zij zeiden: "Heilig zijt Gij. Wij bezitten geen kennis, buiten hetgeen Gij ons hebt geleerd; waarlijk, Gij zijt de Alwetende, de Alwijze.
Zij zeiden: "Heilig bent U, wij hebben geen kennis, behalve wat U ons onderwezen hebt: voorwaar, U bent de Alwetende, de Alwijze."
قَالَ یٰۤاٰدَمُ اَنْۢبِئْهُمْ بِاَسْمَآىٕهِمْۚ-فَلَمَّاۤ اَنْۢبَاَهُمْ بِاَسْمَآىٕهِمْۙ-قَالَ اَلَمْ اَقُلْ لَّكُمْ اِنِّیْۤ اَعْلَمُ غَیْبَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِۙ-وَ اَعْلَمُ مَا تُبْدُوْنَ وَ مَا كُنْتُمْ تَكْتُمُوْنَ(۳۳)
Hij zeide: "O, Adam, zeg hun de namen van deze dingen", en toen hij de namen had genoemd, zeide Hij: "Zeide Ik u niet: Waarlijk Ik ken de geheimen der hemelen en der aarde en Ik weet, wat gij onthult en wat gij verbergt?"
Hij zei: "O Adam, noem hun de namen ervan." En toen hij hun de namen ervan had genoemd, zei Hij: "Zei Ik jullie niet, dat Ik het onwaarneembare van de hemelen en de aarde ken, en weet wat jullie openlijk doen en wat jullie plachten te verbergen?"
وَ اِذْ قُلْنَا لِلْمَلٰٓىٕكَةِ اسْجُدُوْا لِاٰدَمَ فَسَجَدُوْۤا اِلَّاۤ اِبْلِیْسَؕ-اَبٰى وَ اسْتَكْبَرَ ﱪ وَ كَانَ مِنَ الْكٰفِرِیْنَ(۳۴)
En toen Wij tot de engelen zeiden: "Onderwerpt u aan Adam", onderwierpen zich allen, behalve Iblies. Hij weigerde, hij was hoogmoedig. Hij behoorde tot de ongelovigen.
En toen Wij tot de Engelen zeiden: "Buigt jullie voor Adam," toen bogen zij, bhalve Iblis (de Satan). Hij weigerde en was hooghartig en hij werd één van de ongelogigen.
وَ قُلْنَا یٰۤاٰدَمُ اسْكُنْ اَنْتَ وَ زَوْجُكَ الْجَنَّةَ وَ كُلَا مِنْهَا رَغَدًا حَیْثُ شِئْتُمَا۪-وَ لَا تَقْرَبَا هٰذِهِ الشَّجَرَةَ فَتَكُوْنَا مِنَ الظّٰلِمِیْنَ(۳۵)
En Wij zeiden: "O Adam, verblijf gij met uw gade in de tuin en eet overvloedig, waar gij ook wilt, doch nader deze boom niet, anders zult gij tot de zondaren behoren."
En Wij zeiden: "O Adam, verblijft in het Paradijs, jij en je vrouw, en eet daaruit overloedig, zoals jullie willen, maar nadert deze boom niet, anders zullen jullie tot de onrechtplegers behoren."
فَاَزَلَّهُمَا الشَّیْطٰنُ عَنْهَا فَاَخْرَجَهُمَا مِمَّا كَانَا فِیْهِ۪-وَ قُلْنَا اهْبِطُوْا بَعْضُكُمْ لِبَعْضٍ عَدُوٌّۚ-وَ لَكُمْ فِی الْاَرْضِ مُسْتَقَرٌّ وَّ مَتَاعٌ اِلٰى حِیْنٍ(۳۶)
Doch door middel van de boom verleidde Satan hen beiden en dreef hen uit de staat waarin zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Gaat heen - gij zijt elkander vijandig. Er zal op aarde een tijdelijke woonplaats en levensonderhoud voor u zijn."
Satan deed hen misstappen begaan, waardoor zij eruit geraakten en hij deed hen verdrijven van de plaats waar zij zich bevonden. En Wij zeiden: "Daalt af, een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie zal een vijand voor de ander zijn. En voor jullie is er op de aarde een verblijfplaats en een genieting, tot een bepaalde tijdstip (de dood)."
فَتَلَقّٰۤى اٰدَمُ مِنْ رَّبِّهٖ كَلِمٰتٍ فَتَابَ عَلَیْهِؕ-اِنَّهٗ هُوَ التَّوَّابُ الرَّحِیْمُ(۳۷)
Toen leerde Adam enkele woorden van zijn Heer. Zo schonk Hij hem vergiffenis; gewis Hij is Berouwaanvaardend, Genadevol.
Toen ontving Adam van zijn Heer Woorden. Daarop aanvaardde Hij zijn berouw. Voorwaar, Hij is de Meest Berouwaanvaardende, de Meest Barmhartige.
قُلْنَا اهْبِطُوْا مِنْهَا جَمِیْعًاۚ-فَاِمَّا یَاْتِیَنَّكُمْ مِّنِّیْ هُدًى فَمَنْ تَبِـعَ هُدَایَ فَلَا خَوْفٌ عَلَیْهِمْ وَ لَا هُمْ یَحْزَنُوْنَ(۳۸)
Wij zeiden: "Gaat allen weg van hier. En, indien er leiding van Mij tot u komt, zullen zij, die Mijn leiding volgen, vrees noch droefheid kennen.
Wij zeiden: "Daalt allen af uit haar (het Paradijs). En Zodra er van Mij Leiding tot jullie komt; wie dan Mijn Leiding volgen: er zal geen vrees over hen komen en zij zullen niet treuren."
وَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا وَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ النَّارِۚ-هُمْ فِیْهَا خٰلِدُوْنَ۠(۳۹)
Doch zij, die niet geloven en Onze tekenen verloochenen, zullen de bewoners van het Vuur zijn; zij zullen daarin verblijven.
Maar degenen die niet geloven en Onze Verzen loochenen, diegenen zijn de bewoners can de Hel, zij zijn daarin eeuwig levenden.
یٰبَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ اذْكُرُوْا نِعْمَتِیَ الَّتِیْۤ اَنْعَمْتُ عَلَیْكُمْ وَ اَوْفُوْا بِعَهْدِیْۤ اُوْفِ بِعَهْدِكُمْۚ-وَ اِیَّایَ فَارْهَبُوْنِ(۴۰)
"O kinderen Isra?ls! Gedenkt Mijn gunsten, welke Ik u bewees en weest getrouw aan Mijn verbond. Ik zal Mijn verbond met u houden en Mij alleen zult gij vrezen.
O Kinderen van Israël! Gedenkt Mijn gunst die Ik jullie geschonken heb en houdt jullie aan het verbond met Mij, dan zal Ik Mij houden aan het verbond met jullie. En vreest daarom alleen Mij.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan