READ
Surah Al-Anbiyaa
اَلْاَ نْبِيَآء
112 Ayaat مکیۃ
21:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
اِقْتَرَبَ لِلنَّاسِ حِسَابُهُمْ وَ هُمْ فِیْ غَفْلَةٍ مُّعْرِضُوْنَۚ(۱)
Voor de mensen is de afrekening dichterbij gekomen en toch wenden zij zich in achteloosheid af.
Voor de mensen is hun afrekening nabijgekomen terwijl zij zich in onoplettendheid afwendden.
مَا یَاْتِیْهِمْ مِّنْ ذِكْرٍ مِّنْ رَّبِّهِمْ مُّحْدَثٍ اِلَّا اسْتَمَعُوْهُ وَ هُمْ یَلْعَبُوْنَۙ(۲)
Er komt geen nieuwe Vermaning tot hen van hun Heer of zij luisteren er naar terwijl zij er mee spelen.
Geen nieuwe vermaning komt er tot hen van hun Heer of zij luisteren ernaar terwijl zij schertsen
لَاهِیَةً قُلُوْبُهُمْؕ-وَ اَسَرُّوا النَّجْوَى ﳓ الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا ﳓ هَلْ هٰذَاۤ اِلَّا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْۚ-اَفَتَاْتُوْنَ السِّحْرَ وَ اَنْتُمْ تُبْصِرُوْنَ(۳)
En hun hart is achteloos. En de onrechtvaardigen plegen overleg in het geheim zeggende: "Is deze (Mohammed) niet slechts een mens als gij? Wilt gij dan de tovenarij met open ogen tegemoet gaan?"
en terwijl hun harten verstrooiing zoeken. En zij die onrecht plegen zeggen in hun vertrouwelijke gesprekken: "Is deze iets anders dan een mens, zoals jullie? Zullen jullie je dan met toverij inlaten hoewel jullie het doorzien?"
قٰلَ رَبِّیْ یَعْلَمُ الْقَوْلَ فِی السَّمَآءِ وَ الْاَرْضِ٘-وَ هُوَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۴)
Zeg: "Mijn Heer, weet wat in de hemel en op aarde wordt gezegd; Hij is de Alhorende, de Alwetende."
Hij [Mohammed] zegt: "Mijn Heer weet wat er in de hemel en op de aarde gezegd wordt; Hij is de horende, de wetende."
بَلْ قَالُوْۤا اَضْغَاثُ اَحْلَامٍۭ بَلِ افْتَرٰىهُ بَلْ هُوَ شَاعِرٌ ۚۖ-فَلْیَاْتِنَا بِاٰیَةٍ كَمَاۤ اُرْسِلَ الْاَوَّلُوْنَ(۵)
"Neen," zeggen zij, "verwarde dromen; neen, hij heeft het verzonnen; neen, hij is een dichter. Laat hem ons een teken brengen zoals de vroegere (profeten) dit hebben gebracht."
Maar nee, zij zeggen: "Een wirwar van dromen. Hij heeft ze zeker verzonnen. Hij is zeker een dichter. Laat hij maar met een teken tot ons komen, zoals dat gezonden is aan hen die er eertijds waren."
مَاۤ اٰمَنَتْ قَبْلَهُمْ مِّنْ قَرْیَةٍ اَهْلَكْنٰهَاۚ-اَفَهُمْ یُؤْمِنُوْنَ(۶)
V??r hen (bewoners van Mekka) heeft nooit een stad geloofd die Wij vernietigden; zullen deze dan wel geloven?
Geen stad die Wij voor hun tijd vernietigd hebben heeft geloofd. Zullen zij dan geloven?
وَ مَاۤ اَرْسَلْنَا قَبْلَكَ اِلَّا رِجَالًا نُّوْحِیْۤ اِلَیْهِمْ فَسْــٴَـلُوْۤا اَهْلَ الذِّكْرِ اِنْ كُنْتُمْ لَا تَعْلَمُوْنَ(۷)
En v??r u zonden Wij slechts mannen aan wie Wij een openbaring hadden gezonden - Vraagt degenen, die de Vermaning bezitten, indien gij het niet weet. -
En Wij hebben vóór jouw tijd slechts mannen uitgezonden aan wie Wij een openbaring gegeven hadden -- vraagt de mensen van de vermaning maar, als jullie het niet weten.
وَ مَا جَعَلْنٰهُمْ جَسَدًا لَّا یَاْكُلُوْنَ الطَّعَامَ وَ مَا كَانُوْا خٰلِدِیْنَ(۸)
En Wij maakten hun lichaam niet zodanig dat zij geen voedsel behoefden te gebruiken, evenmin dat zij voor eeuwen konden blijven leven.
En Wij hebben hen niet als lichamen gemaakt die geen voedsel eten en zij bleven ook niet altijd bestaan.
ثُمَّ صَدَقْنٰهُمُ الْوَعْدَ فَاَنْجَیْنٰهُمْ وَ مَنْ نَّشَآءُ وَ اَهْلَكْنَا الْمُسْرِفِیْنَ(۹)
Aldus vervulden Wij aan hen Onze belofte, en Wij redden hen en degenen die Wij wilden; doch Wij verdelgden de buitensporigen.
Toen hebben Wij voor hen de toezegging waargemaakt en hen en wie Wij wilden gered, maar de onmatigen vernietigd.
لَقَدْ اَنْزَلْنَاۤ اِلَیْكُمْ كِتٰبًا فِیْهِ ذِكْرُكُمْؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ۠(۱۰)
Wij hebben u een Boek (de Koran) nedergezonden waardoor gij tot aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen?
Wij hebben naar hen een boek neergezonden waarin de vermaning voor jullie staat. Hebben jullie dan geen verstand?
وَ كَمْ قَصَمْنَا مِنْ قَرْیَةٍ كَانَتْ ظَالِمَةً وَّ اَنْشَاْنَا بَعْدَهَا قَوْمًا اٰخَرِیْنَ(۱۱)
Hoe menige stad vol van ongerechtigheid hebben Wij vernietigd en na haar hebben Wij een ander volk verwekt!
En hoeveel steden die onrecht pleegden hebben Wij al niet vernietigd waarna Wij een ander volk lieten ontstaan!
فَلَمَّاۤ اَحَسُّوْا بَاْسَنَاۤ اِذَا هُمْ مِّنْهَا یَرْكُضُوْنَؕ(۱۲)
En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de vlucht.
Wanneer zij dan Ons geweld voelden renden zij eruit weg.
لَا تَرْكُضُوْا وَ ارْجِعُوْۤا اِلٰى مَاۤ اُتْرِفْتُمْ فِیْهِ وَ مَسٰكِنِكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْــٴَـلُوْنَ(۱۳)
"Vlucht niet en keert terug tot de genoegens die u waren veroorloofd en tot uw woningen opdat gij ondervraagd zult worden."
"Rent niet weg, maar keert terug naar het aan jullie verleende luxeleven en jullie woningen; misschien zullen jullie je moeten verantwoorden."
قَالُوْا یٰوَیْلَنَاۤ اِنَّا كُنَّا ظٰلِمِیْنَ(۱۴)
Zij antwoordden: "Wee ons, voorzeker, wij waren onrechtvaardig."
Zij zeiden: "Wee ons, wij hebben echt onrecht gepleegd."
فَمَا زَالَتْ تِّلْكَ دَعْوٰىهُمْ حَتّٰى جَعَلْنٰهُمْ حَصِیْدًا خٰمِدِیْنَ(۱۵)
En hun geroep hield niet op totdat Wij hen nedermaaiden en uitblusten.
Maar dat bleef hun geroep totdat Wij hen als een stoppelveld maakten, als uitgeblusten.
وَ مَا خَلَقْنَا السَّمَآءَ وَ الْاَرْضَ وَ مَا بَیْنَهُمَا لٰعِبِیْنَ(۱۶)
Wij schiepen de hemel en de aarde en al hetgeen er tussen is, niet tot vermaak.
Wij hebben de hemel en de aarde en wat er tussen beide is niet als een spel geschapen.
لَوْ اَرَدْنَاۤ اَنْ نَّتَّخِذَ لَهْوًا لَّاتَّخَذْنٰهُ مِنْ لَّدُنَّاۤ ﳓ اِنْ كُنَّا فٰعِلِیْنَ(۱۷)
Indien Wij een spel hadden willen doen, dan zouden Wij met Onszelf hebben gespeeld, maar dit doen Wij niet.
Als Wij Ons iets voor tijdverdrijf hadden willen verschaffen dan hadden Wij het bij Ons vandaan genomen, als Wij het wilden doen.
بَلْ نَقْذِفُ بِالْحَقِّ عَلَى الْبَاطِلِ فَیَدْمَغُهٗ فَاِذَا هُوَ زَاهِقٌؕ-وَ لَكُمُ الْوَیْلُ مِمَّا تَصِفُوْنَ(۱۸)
Neen, Wij stellen de waarheid tegenover de valsheid zodat de eerste de laatste het hoofd breekt en ziet, zij vergaat. En wee u, wegens hetgeen gij beweert.
Integendeel, Wij treffen de onzin met de waarheid waarmee hij dan verbrijzeld wordt en zo komt er een eind aan. En wee jullie voor wat jullie beschrijven.
وَ لَهٗ مَنْ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ مَنْ عِنْدَهٗ لَا یَسْتَكْبِرُوْنَ عَنْ عِبَادَتِهٖ وَ لَا یَسْتَحْسِرُوْنَۚ(۱۹)
Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is, en degenen die zich in Zijn tegenwoordigheid bevinden, zijn niet te trots om Hem te aanbidden, noch worden zij dit moede;
Hem behoort wat er in de hemelen en op de aarde is. En wie er bij Hem zijn, zijn niet te trots om Hem te dienen noch worden zij er moe van.
یُسَبِّحُوْنَ الَّیْلَ وَ النَّهَارَ لَا یَفْتُرُوْنَ(۲۰)
Zij verheerlijken Hem dag en nacht, en zij verslappen hierin nimmer.
Zij lofprijzen 's nachts en overdag en zij verslappen niet.
اَمِ اتَّخَذُوْۤا اٰلِهَةً مِّنَ الْاَرْضِ هُمْ یُنْشِرُوْنَ(۲۱)
Hebben zij (de afgodendienaars) goden genomen van de aarde die de doden kunnen opwekken?
Of hebben zij zich dan goden uit de aarde genomen die kunnen opwekken?
لَوْ كَانَ فِیْهِمَاۤ اٰلِهَةٌ اِلَّا اللّٰهُ لَفَسَدَتَاۚ-فَسُبْحٰنَ اللّٰهِ رَبِّ الْعَرْشِ عَمَّا یَصِفُوْنَ(۲۲)
Indien er naast Allah andere Goden waren in (de hemel en op aarde) zouden dezen voorzeker tot chaos zijn vervallen. Verheven is Allah, de Heer van de Troon, boven hetgeen zij zeggen.
Als er in beide [de hemel en de aarde] andere goden waren dan God, dan zouden zij in slechte staat verkeren. God zij geprezen, de Heer van de troon verheven als Hij is boven wat zij Hem toeschrijven.
لَا یُسْــٴَـلُ عَمَّا یَفْعَلُ وَ هُمْ یُسْــٴَـلُوْنَ(۲۳)
Hij kan niet worden ondertraagd betreffende hetgeen Hij doet, doch zij zullen worden ondervraagd.
Hij hoeft zich niet te verantwoorden over wat Hij doet, maar zij moeten zich wel verantwoorden.
اَمِ اتَّخَذُوْا مِنْ دُوْنِهٖۤ اٰلِهَةًؕ-قُلْ هَاتُوْا بُرْهَانَكُمْۚ-هٰذَا ذِكْرُ مَنْ مَّعِیَ وَ ذِكْرُ مَنْ قَبْلِیْؕ-بَلْ اَكْثَرُهُمْ لَا یَعْلَمُوْنَۙ-الْحَقَّ فَهُمْ مُّعْرِضُوْنَ(۲۴)
Hebben zij Goden buiten Hem genomen? Zeg: "Komt met uw bewijzen." Hier is de verkondiging dergenen die v??r mij waren. Doch de meesten hunner kennen de waarheid niet en zij zijn er afkerig van.
Of hebben zij zich in plaats van Hem goden genomen? Zeg: "Brengt jullie bewijs!" Dit is een vermaning van hen die met mij zijn en een vermaning van hen die er voor mij waren. Echter, de meesten van hen kennen de waarheid niet en wenden zich dus af.
وَ مَاۤ اَرْسَلْنَا مِنْ قَبْلِكَ مِنْ رَّسُوْلٍ اِلَّا نُوْحِیْۤ اِلَیْهِ اَنَّهٗ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّاۤ اَنَا فَاعْبُدُوْنِ(۲۵)
En Wij zonden geen boodschapper v??r u zonder hem te openbaren: "Voorzeker er is geen God buiten Mij, aanbidt derhalve Mij alleen."
En Wij hebben vóór jouw tijd geen gezant gezonden zonder dat Wij hem geopenbaard hebben dat er geen god is dan Ik, dient Mij dus.
وَ قَالُوا اتَّخَذَ الرَّحْمٰنُ وَلَدًا سُبْحٰنَهٗؕ-بَلْ عِبَادٌ مُّكْرَمُوْنَۙ(۲۶)
En zij zeggen: "De Barmhartige heeft Zich een zoon genomen." Heilig is Hij. Neen, zij zijn slechts ge?erde dienaren.
En zij zeggen: "De Erbarmer heeft zich een kind genomen." Geprezen zij Hij! Integendeel, zij zijn geëerde dienaren.
لَا یَسْبِقُوْنَهٗ بِالْقَوْلِ وَ هُمْ بِاَمْرِهٖ یَعْمَلُوْنَ(۲۷)
Zij spreken niet eer Hij het beveelt, en zij handelen volgens Zijn gebod.
Zij spreken niet eerder dan Hij en zij handelen op Zijn bevel.
یَعْلَمُ مَا بَیْنَ اَیْدِیْهِمْ وَ مَا خَلْفَهُمْ وَ لَا یَشْفَعُوْنَۙ-اِلَّا لِمَنِ ارْتَضٰى وَ هُمْ مِّنْ خَشْیَتِهٖ مُشْفِقُوْنَ(۲۸)
Hij weet wat v??r hen is, en wat achter hen is, zij zijn voor niemand voorspraak behalve voor degene die Hem behaagt en zij sidderen uit eerbied voor Hem.
Hij weet wat vóór hen is en wat achter hen is en zij bemiddelen slechts voor wie Hem welgevallig is, terwijl zij door de vrees voor Hem ontzag hebben. *
وَ مَنْ یَّقُلْ مِنْهُمْ اِنِّیْۤ اِلٰهٌ مِّنْ دُوْنِهٖ فَذٰلِكَ نَجْزِیْهِ جَهَنَّمَؕ-كَذٰلِكَ نَجْزِی الظّٰلِمِیْنَ۠(۲۹)
En wie hunner zou zeggen: "Ik ben een God naast Hem," die zouden Wij met de hel vergelden. Aldus vergelden Wij de onrechtvaardigen.
En als iemand van hen zegt: "Ik ben god naast Hem", dan vergelden Wij hem dat met de hel. Zo vergelden Wij aan de onrechtplegers.
اَوَ لَمْ یَرَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اَنَّ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ كَانَتَا رَتْقًا فَفَتَقْنٰهُمَاؕ-وَ جَعَلْنَا مِنَ الْمَآءِ كُلَّ شَیْءٍ حَیٍّؕ-اَفَلَا یُؤْمِنُوْنَ(۳۰)
Hebben de ongelovigen niet ingezien dat de hemel en de aarde gesloten waren en dat Wij ze dan hebben geopend? En al hetgeen leeft, hebben Wij uit water gemaakt. Willen zij dan toch niet geloven?
Hebben zij die ongelovig zijn dan niet gezien dat de hemelen en de aarde een samenhangende massa waren? Wij hebben ze toen van elkaar gescheiden en Wij hebben uit water al het levende gemaakt. Zullen zij dan niet geloven?
وَ جَعَلْنَا فِی الْاَرْضِ رَوَاسِیَ اَنْ تَمِیْدَ بِهِمْ وَ جَعَلْنَا فِیْهَا فِجَاجًا سُبُلًا لَّعَلَّهُمْ یَهْتَدُوْنَ(۳۱)
En Wij hebben op aarde onwrikbare bergen geplaatst, opdat zij niet met hen (de mensen) zouden beven; en Wij hebben er wijde wegen gemaakt, opdat zij de juiste richting zouden volgen.
En Wij hebben op de aarde stevige bergen gemaakt dat zij hen niet aan het wankelen zou brengen en Wij hebben er passen in gemaakt als wegen; misschien zullen zij zich de goede richting laten wijzen.
وَ جَعَلْنَا السَّمَآءَ سَقْفًا مَّحْفُوْظًا ۚۖ-وَّ هُمْ عَنْ اٰیٰتِهَا مُعْرِضُوْنَ(۳۲)
En Wij hebben de hemel gemaakt tot een welbeschermd dak; niettemin wenden zij zich af van deze tekenen.
En Wij hebben de hemel tot een beschermd dak gemaakt. Maar zij wenden zich van Zijn tekenen af.
وَ هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ الَّیْلَ وَ النَّهَارَ وَ الشَّمْسَ وَ الْقَمَرَؕ-كُلٌّ فِیْ فَلَكٍ یَّسْبَحُوْنَ(۳۳)
En Hij is het, Die de nacht en de dag schiep. Ook de zon en de maan, elk hunner beweegt zich langs een (vaste) baan.
En Hij is het die de nacht en de dag, de zon en de maan geschapen heeft. Alle zweven zij in een hemelbaan.
وَ مَا جَعَلْنَا لِبَشَرٍ مِّنْ قَبْلِكَ الْخُلْدَؕ-اَفَاۡىٕنْ مِّتَّ فَهُمُ الْخٰلِدُوْنَ(۳۴)
Wij hebben aan niemand v??r u een eeuwig leven geschonken. Indien gij sterft, zouden zij hier dan voor eeuwig kunnen blijven?
En Wij hebben aan geen mens vóór jouw tijd onsterfelijkheid toegekend. Als jij sterft, zullen zij dan blijven voortbestaan?
كُلُّ نَفْسٍ ذَآىٕقَةُ الْمَوْتِؕ-وَ نَبْلُوْكُمْ بِالشَّرِّ وَ الْخَیْرِ فِتْنَةًؕ-وَ اِلَیْنَا تُرْجَعُوْنَ(۳۵)
Iedere ziel zal de dood ondergaan en Wij beproeven u met kwaad en goed en tot Ons zult gij terugkeren.
Ieder levend wezen zal de dood proeven. En Wij stellen jullie op de proef met het slechte en het goede, als een verzoeking. En tot Ons zullen jullie teruggebracht worden.
وَ اِذَا رَاٰكَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ یَّتَّخِذُوْنَكَ اِلَّا هُزُوًاؕ-اَهٰذَا الَّذِیْ یَذْكُرُ اٰلِهَتَكُمْۚ-وَ هُمْ بِذِكْرِ الرَّحْمٰنِ هُمْ كٰفِرُوْنَ(۳۶)
Wanneer de ongelovigen u zien, spotten zij slechts met u, zij zeggen: "Is dit degene die kwaad spreekt van uw Goden?" terwijl zij het zijn die de verkondiging van de Barmhartige verwerpen.
En wanneer zij die ongelovig zijn jou zien, drijven zij slechts de spot met jou: "Is dit hem die het over jullie goden heeft?" Maar zij, zij hechten aan Gods vermaning geen geloof.
خُلِقَ الْاِنْسَانُ مِنْ عَجَلٍؕ-سَاُورِیْكُمْ اٰیٰتِیْ فَلَا تَسْتَعْجِلُوْنِ(۳۷)
De mens is met een haastige natuur geschapen. Ik zal u Mijn tekenen tonen, doch vraagt Mij niet ze te verhaasten.
De mens is uit haast geschapen. Ik zal jullie Mijn tekenen wel tonen; vraagt Mij dus niet het te verhaasten.
وَ یَقُوْلُوْنَ مَتٰى هٰذَا الْوَعْدُ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۳۸)
En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld, indien gij waarachtig zijt?"
En zij zeggen: "Wanneer zal deze aanzegging zich voordoen, als jullie gelijk hebben?"
لَوْ یَعْلَمُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا حِیْنَ لَا یَكُفُّوْنَ عَنْ وُّجُوْهِهِمُ النَّارَ وَ لَا عَنْ ظُهُوْرِهِمْ وَ لَا هُمْ یُنْصَرُوْنَ(۳۹)
O, wisten de ongelovigen maar de tijd wanneer zij niet bij machte zullen zijn het Vuur van hun gezicht of van hun rug te weren en niet zullen worden geholpen!
Als zij die ongelovig zijn de tijd maar kenden wanneer zij het vuur van hun gezichten, noch van hun ruggen kunnen afhouden en zij geen hulp zullen krijgen!
بَلْ تَاْتِیْهِمْ بَغْتَةً فَتَبْهَتُهُمْ فَلَا یَسْتَطِیْعُوْنَ رَدَّهَا وَ لَا هُمْ یُنْظَرُوْنَ(۴۰)
Neen, onverwachts zal het hen achterhalen en het zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn het te voorkomen, noch zal hun uitstel worden gegeven.
Welnee, het zal onverwachts tot hen komen en hen verrassen. Dan kunnen zij het niet tegenhouden en zij krijgen ook geen uitstel.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan