READ
Surah ad-Dhariyat
اَلذّٰرِيـٰت
60 Ayaat مکیۃ
51:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
Bij de winden die doen opwaaien.
Bij de wolken die een zware last dragen.
Bij de schepen die gemakkelijk voortdrijven.
Bij de verdelers (de Engelen) die volgens een verordening verdelen.
Voorwaar, wat jullie is aangezegd zal zeker bewaarheid worden.
En voorwaar, de (Dag der) Opstanding zal zeker plaatsvinden.
Bij de hemel met zijn banen (van sterren en planeten).
Voorwaar, jullie standpunt (tegenover de Profeet en de Koran) wisselt.
یُّؤْفَكُ عَنْهُ مَنْ اُفِكَؕ(۹)
Daarvan wordt afgewend wie zich (van het ware geloof) afwendt.
Degene die ervan afgewend wordt, die wordt belogen.
Verdoemd zijn de leugenaars!
Degenen die in achteloosheid verkeren.
یَسْــٴَـلُوْنَ اَیَّانَ یَوْمُ الدِّیْنِؕ(۱۲)
Zij vragen: "Wanneer zal de Tijd des Gerichts zijn?"
Zij vragen: "Wanneer is de Dag van de Opstanding?"
یَوْمَ هُمْ عَلَى النَّارِ یُفْتَنُوْنَ(۱۳)
Het zal op de Dag zijn, wanneer zij in het Vuur zullen worden beproefd.
Op die Dag zullen zij in de Hel verbrand worden.
ذُوْقُوْا فِتْنَتَكُمْؕ-هٰذَا الَّذِیْ كُنْتُمْ بِهٖ تَسْتَعْجِلُوْنَ(۱۴)
"Ondergaat uw beproeving. Dit is hetgeen gij verhaasttet."
(De bewaker van de Hel zegt:) "Proeft jullie bestraffing. Dit is waar jullie de bespoediging van vroegen."
اِنَّ الْمُتَّقِیْنَ فِیْ جَنّٰتٍ وَّ عُیُوْنٍۙ(۱۵)
Maar de rechtvaardigen zullen te midden van tuinen en bronnen verkeren,
Voorwaar, de Moettaqôen verblijven in Tuinen en bij bronnen (in het Paradijs).
اٰخِذِیْنَ مَاۤ اٰتٰىهُمْ رَبُّهُمْؕ-اِنَّهُمْ كَانُوْا قَبْلَ ذٰلِكَ مُحْسِنِیْنَؕ(۱۶)
Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij voorheen goed plachten te doen.
Zij nemen wat hun Heer hun geeft. Voorwaar, zij behoorden voorheen tot de weldoeners.
Zij plachten gedurende de nacht weinig te slapen.
En in de laatste uren van de nacht smeekten zij om vergeving.
وَ فِیْۤ اَمْوَالِهِمْ حَقٌّ لِّلسَّآىٕلِ وَ الْمَحْرُوْمِ(۱۹)
En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen.
En van hun bezittingen was een rechtmatig deel voor de bedelaar en voor degene die zich weerhield van bedelen.
وَ فِی الْاَرْضِ اٰیٰتٌ لِّلْمُوْقِنِیْنَۙ(۲۰)
En er zijn tekenen op aarde voor hen die zekerheid van geloof willen hebben,
En op de aarde zijn Tekens voor de overtuigden.
En ook in jullie zelf, zien jullie dan niet?
وَ فِی السَّمَآءِ رِزْقُكُمْ وَ مَا تُوْعَدُوْنَ(۲۲)
En in de hemel is uw onderhoud en hetgeen u is beloofd.
En in de hemel is jullie voorziening, en wat jullie is beloofd.
فَوَرَبِّ السَّمَآءِ وَ الْاَرْضِ اِنَّهٗ لَحَقٌّ مِّثْلَ مَاۤ اَنَّكُمْ تَنْطِقُوْنَ۠(۲۳)
Bij de Heer van de hemel en de aarde - dit is inderdaad de waarheid zoals gij spreekt.
Bij de Heer van de hemel en de aarde: voorwaar, het is zeker waar, zo waar als (het feit) dat jullie spreken.
هَلْ اَتٰىكَ حَدِیْثُ ضَیْفِ اِبْرٰهِیْمَ الْمُكْرَمِیْنَۘ(۲۴)
Heeft het verhaal van Abrahams geeerde gasten u bereikt?
Heeft de geschiedenis van de geëerde gasten van Ibrahîm jou bereikt?
اِذْ دَخَلُوْا عَلَیْهِ فَقَالُوْا سَلٰمًاؕ-قَالَ سَلٰمٌۚ-قَوْمٌ مُّنْكَرُوْنَۚ(۲۵)
Toen zij bij hem binnentraden en zeiden: "Vrede", antwoordde hij: "Vrede". Hij zeide (bij zichzelven): "Vreemde mensen."
Toen zij bij hem kwamen, zeiden zij: "Vrede!" Hij zei: "Vrede!", (en hij dacht bij zichzelf:) "Onbekend volk."
فَرَاغَ اِلٰۤى اَهْلِهٖ فَجَآءَ بِعِجْلٍ سَمِیْنٍۙ(۲۶)
Maar hij ging rustig naar zijn gezin en bracht een (toebereid) vet kalf.
Hij ging toen vlug naar zijn familie en bracht een geroosterd kalf.
فَقَرَّبَهٗۤ اِلَیْهِمْ قَالَ اَلَا تَاْكُلُوْنَ٘(۲۷)
En plaatste het voor hen. Hij zeide: "Wilt gij niet eten?"
Hij plaatste het daarop vóór hen, en zei: "Eten jullie het niet?"
فَاَوْجَسَ مِنْهُمْ خِیْفَةًؕ-قَالُوْا لَا تَخَفْؕ-وَ بَشَّرُوْهُ بِغُلٰمٍ عَلِیْمٍ(۲۸)
Daarop begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: "Vrees niet" en zij gaven hem blijde tijding over een wijze zoon.
(Maar zij wilden niet eten.) Toen voelde hij angst voor hen. Zij zeiden: "Wees niet bang." En zij verkondigden hem de verheugende tijding over (de geboorte van) een verstandige jongeling (Ishâq).
فَاَقْبَلَتِ امْرَاَتُهٗ فِیْ صَرَّةٍ فَصَكَّتْ وَجْهَهَا وَ قَالَتْ عَجُوْزٌ عَقِیْمٌ(۲۹)
Toen kwam zijn vrouw, in verbijstering en sloeg de hand voor het gezicht en zeide: "Een verwelkte, bejaarde vrouw!"
Zijn vrouw kwam schreeuwend naar voren, en zij sloeg zich in haar gezicht, en zei: "Ik ben een oude, onvruchtbare vrouw!"
قَالُوْا كَذٰلِكِۙ-قَالَ رَبُّكِؕ-اِنَّهٗ هُوَ الْحَكِیْمُ الْعَلِیْمُ(۳۰)
"Uw Heer heeft het zo gezegd," zeiden zij. "Voorzeker, Hij is de Alwijze, de Alwetende."
Zij zeiden: "Zo heeft jouw Heer gesproken: voorwaar, Hij is de Alwijze, de Alwetende."
قَالَ فَمَا خَطْبُكُمْ اَیُّهَا الْمُرْسَلُوْنَ(۳۱)
Abraham zeide: "Wat is uw taak, o boodsehappers?"
Hij (Ibrâhîm) vroeg: "Wat is jullie boodschap, O gezanten?"
قَالُوْۤا اِنَّاۤ اُرْسِلْنَاۤ اِلٰى قَوْمٍ مُّجْرِمِیْنَۙ(۳۲)
Zij antwoordden: "Wij zijn naar een schuldig volk gezonden
Zij zeiden: "Voorwaar, wij zijn gezonden naar een volk van misdadigers.
Opdat wij stenen van klei op hen neerzenden.
مُّسَوَّمَةً عِنْدَ رَبِّكَ لِلْمُسْرِفِیْنَ(۳۴)
Door uw Heer gemerkt (ter verdelging) voor de buitensporigen."
Die zijn gekenmerkt bij jouw Heer, voor de overtreders."
فَاَخْرَجْنَا مَنْ كَانَ فِیْهَا مِنَ الْمُؤْمِنِیْنَۚ(۳۵)
De gelovigen die daarin waren lieten Wij (veilig) weggaan.
Toen deden Wij degenen die daar tot de gelovigen behoorden vertrekken.
فَمَا وَجَدْنَا فِیْهَا غَیْرَ بَیْتٍ مِّنَ الْمُسْلِمِیْنَۚ(۳۶)
Maar Wij vonden er slechts ??n huis der Moslims.
Maar Wij troffen daar slechts één huis van degenen die zich (aan Allah) overgegeven hadden aan. (het huis van Lôeth)
وَ تَرَكْنَا فِیْهَاۤ اٰیَةً لِّلَّذِیْنَ یَخَافُوْنَ الْعَذَابَ الْاَلِیْمَؕ(۳۷)
En Wij lieten daarin een teken achter voor hen, die de pijnlijke straf vrezen.
En Wij lieten daar een Teken achter voor degenen die de pijnlijke bestraffing vreesden.
وَ فِیْ مُوْسٰۤى اِذْ اَرْسَلْنٰهُ اِلٰى فِرْعَوْنَ بِسُلْطٰنٍ مُّبِیْنٍ(۳۸)
En in Mozes (is eveneens een teken), toen Wij hem tot Pharao zonden met openlijk gezag.
En ook in (de geschiedenis van) Môesa toen Wij hem naar Fir'aun zonden met een duidelijk bewijs.
فَتَوَلّٰى بِرُكْنِهٖ وَ قَالَ سٰحِرٌ اَوْ مَجْنُوْنٌ(۳۹)
Maar deze wendde zich af om zijn macht en zeide: "Een tovenaar of een waanzinnige."
Hij (Fir'aun) wendde zich af met zijn gevolg, en hij zei: "(Hij is) een tovenaar, of een bezetene!"
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan