READ
Surah Yunus
يُوْنُس
109 Ayaat مکیۃ
وَ اِنْ كَذَّبُوْكَ فَقُلْ لِّیْ عَمَلِیْ وَ لَكُمْ عَمَلُكُمْۚ-اَنْتُمْ بَرِیْٓــٴُـوْنَ مِمَّاۤ اَعْمَلُ وَ اَنَا بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تَعْمَلُوْنَ(۴۱)
En indien zij u van leugen besehuldigen, zeg dan: "Aan mij mijn werk en aan u uw werk. Gij hebt niets uitstaande met hetgeen ik doe noch heb ik iets uitstaande met hetgeen gij doet."
وَ یَوْمَ یَحْشُرُهُمْ كَاَنْ لَّمْ یَلْبَثُوْۤا اِلَّا سَاعَةً مِّنَ النَّهَارِ یَتَعَارَفُوْنَ بَیْنَهُمْؕ-قَدْ خَسِرَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِلِقَآءِ اللّٰهِ وَ مَا كَانُوْا مُهْتَدِیْنَ(۴۵)
En de Dag, waarop Hij hen zal verzamelen, zal het hun toeschijnen, alsof zig slechts een uur van een dag (in de wereld) hadden vertoefd. Zij zullen elkander herkennen. Verliezers zijn zeker degenen die de ontmoeting met Allah loochenen en geen leiding willen volgen.
وَ اِمَّا نُرِیَنَّكَ بَعْضَ الَّذِیْ نَعِدُهُمْ اَوْ نَتَوَفَّیَنَّكَ فَاِلَیْنَا مَرْجِعُهُمْ ثُمَّ اللّٰهُ شَهِیْدٌ عَلٰى مَا یَفْعَلُوْنَ(۴۶)
En als Wij u sommige der dingen, waarmede Wij hen hebben bedreigd, tonen, of als Wij u doen sterven, dan is tot Ons hun terugkeer en Allah is Getuige van al hetgeen zij doen.
قُلْ لَّاۤ اَمْلِكُ لِنَفْسِیْ ضَرًّا وَّ لَا نَفْعًا اِلَّا مَا شَآءَ اللّٰهُؕ-لِكُلِّ اُمَّةٍ اَجَلٌؕ-اِذَا جَآءَ اَجَلُهُمْ فَلَا یَسْتَاْخِرُوْنَ سَاعَةً وَّ لَا یَسْتَقْدِمُوْنَ(۴۹)
Zeg: "Ik heb voor mij zelf geen macht over schade of voordeel, behalve, wat Allah wil. Er is voor elk volk een vastgestelde termijn; wanneer hun termijn is verlopen kunnen zij hem geen uur uitstellen, noch kunnen zij hem vervroegen.
وَ لَوْ اَنَّ لِكُلِّ نَفْسٍ ظَلَمَتْ مَا فِی الْاَرْضِ لَافْتَدَتْ بِهٖؕ-وَ اَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَاَوُا الْعَذَابَۚ-وَ قُضِیَ بَیْنَهُمْ بِالْقِسْطِ وَ هُمْ لَا یُظْلَمُوْنَ(۵۴)
En indien elke ziel die onrechtvaardig handelt al hetgeen op aarde is, zou bezitten, zou zij er zich voorzeker mede trachten vrij te kopen. En wanneer zij de straf zien zullen zij hun spijt tonen. Er zal met rechtvaardigheid over hen worden gericht en hun zal geen onrecht worden aangedaan.
یٰۤاَیُّهَا النَّاسُ قَدْ جَآءَتْكُمْ مَّوْعِظَةٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ وَ شِفَآءٌ لِّمَا فِی الصُّدُوْرِۙ۬-وَ هُدًى وَّ رَحْمَةٌ لِّلْمُؤْمِنِیْنَ(۵۷)
O mensdom! Er is van uw Heer een vermaning tot u gekomen en genezing voor wat in de harten is en een leiding en barmhartigheid jegens de gelovigen.
قُلْ اَرَءَیْتُمْ مَّاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُ لَكُمْ مِّنْ رِّزْقٍ فَجَعَلْتُمْ مِّنْهُ حَرَامًا وَّ حَلٰلًاؕ-قُلْ ﰰ للّٰهُ اَذِنَ لَكُمْ اَمْ عَلَى اللّٰهِ تَفْتَرُوْنَ(۵۹)
Zeg: "Hebt gij overwogen, dat Allah u een voorziening heeft nedergezonden en dat gij daarna een gedeelte er van onwettig en een gedeelte er van wettig verklaardet?" Vraag (hen): "Heeft Allah u dat toegestaan, of verzint gij leugens tegen Allah?"
وَ مَا ظَنُّ الَّذِیْنَ یَفْتَرُوْنَ عَلَى اللّٰهِ الْكَذِبَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَذُوْ فَضْلٍ عَلَى النَّاسِ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَهُمْ لَا یَشْكُرُوْنَ۠(۶۰)
Wat denken degenen die leugens tegen Allah verzinnen van de Dag der Opstanding? Voorzeker, Allah is genadevol tegenover het mensdom, maar de meesten hunner zijn niet dankbaar.
وَ مَا تَكُوْنُ فِیْ شَاْنٍ وَّ مَا تَتْلُوْا مِنْهُ مِنْ قُرْاٰنٍ وَّ لَا تَعْمَلُوْنَ مِنْ عَمَلٍ اِلَّا كُنَّا عَلَیْكُمْ شُهُوْدًا اِذْ تُفِیْضُوْنَ فِیْهِؕ-وَ مَا یَعْزُبُ عَنْ رَّبِّكَ مِنْ مِّثْقَالِ ذَرَّةٍ فِی الْاَرْضِ وَ لَا فِی السَّمَآءِ وَ لَاۤ اَصْغَرَ مِنْ ذٰلِكَ وَ لَاۤ اَكْبَرَ اِلَّا فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍ(۶۱)
In welke toestand gij u bevindt, of gij de Koran voordraagt, of iets anders doet; Wij zijn uw getuigen, terwijl gij u er in verdiept. Er is voor uw Heer zelfs geen gewicht van een atoom op aarde of in de hemel verborgen. En er is niets dat kleiner of groter is, of het staat in het duidelijke Boek vermeld.
لَهُمُ الْبُشْرٰى فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ فِی الْاٰخِرَةِؕ-لَا تَبْدِیْلَ لِكَلِمٰتِ اللّٰهِؕ-ذٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِیْمُؕ(۶۴)
Er zijn voor hen blijde tijdingen in het tegenwoordige leven en het Hiernamaals. De woorden van Allah kennen geen verandering - dat is inderdaad de opperste zegepraal.
اَلَاۤ اِنَّ لِلّٰهِ مَنْ فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَنْ فِی الْاَرْضِؕ-وَ مَا یَتَّبِـعُ الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ شُرَكَآءَؕ-اِنْ یَّتَّبِعُوْنَ اِلَّا الظَّنَّ وَ اِنْ هُمْ اِلَّا یَخْرُصُوْنَ(۶۶)
Ziet! voorzeker, van Allah is al hetgeen in de hemelen en op aarde bestaat. Wat volgen zij die buiten Allah afgoden aanroepen? Zij volgen slechts een vermoeden en doen niets dan gissen.
هُوَ الَّذِیْ جَعَلَ لَكُمُ الَّیْلَ لِتَسْكُنُوْا فِیْهِ وَ النَّهَارَ مُبْصِرًاؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَاٰیٰتٍ لِّقَوْمٍ یَّسْمَعُوْنَ(۶۷)
Hij is het, Die de nacht voor u heeft gesteld, opdat gij er in moogt rusten en de dag vol van licht. Voorzeker, daarin zijn tekenen voor een volk, dat luistert.
قَالُوا اتَّخَذَ اللّٰهُ وَلَدًا سُبْحٰنَهٗؕ-هُوَ الْغَنِیُّؕ-لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِؕ-اِنْ عِنْدَكُمْ مِّنْ سُلْطٰنٍۭ بِهٰذَاؕ-اَتَقُوْلُوْنَ عَلَى اللّٰهِ مَا لَا تَعْلَمُوْنَ(۶۸)
Zij zeggen: "Allah heeft een zoon tot Zich genomen. Heilig is Hij, Hij is Zichzelf genoeg. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is. Gij hebt hier geen gezag over. Zegt gij over Allah wat gij niet weet?
وَ اتْلُ عَلَیْهِمْ نَبَاَ نُوْحٍۘ-اِذْ قَالَ لِقَوْمِهٖ یٰقَوْمِ اِنْ كَانَ كَبُرَ عَلَیْكُمْ مَّقَامِیْ وَ تَذْكِیْرِیْ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ فَعَلَى اللّٰهِ تَوَكَّلْتُ فَاَجْمِعُوْۤا اَمْرَكُمْ وَ شُرَكَآءَكُمْ ثُمَّ لَا یَكُنْ اَمْرُكُمْ عَلَیْكُمْ غُمَّةً ثُمَّ اقْضُوْۤا اِلَیَّ وَ لَا تُنْظِرُوْنِ(۷۱)
En verkondig hun het verhaal van Noach, toen hij tot zijn volk zeide: "O, mijn volk, als mijn houding en mijn vermaning door de tekenen van Allah u aanstoot geven - ik leg mijn vertrouwen in Allah - breng dan al uw plannen en uw afgoden bijeen; laat dan uw handelwijze duidelijk blijken, komt dan tegen mij op en geeft mij geen uitstel.
فَكَذَّبُوْهُ فَنَجَّیْنٰهُ وَ مَنْ مَّعَهٗ فِی الْفُلْكِ وَ جَعَلْنٰهُمْ خَلٰٓىٕفَ وَ اَغْرَقْنَا الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۚ-فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُنْذَرِیْنَ(۷۳)
Maar zij verloochenden hem; daarom redden Wij hem en degenen die met hem in de ark waren. En dezen maakten Wij tot de stedehouders, terwijl Wij degenen die Onze tekenen verloochenden lieten verdrinken. Zie! hoe het einde was van degenen, die werden gewaarschuwd.
ثُمَّ بَعَثْنَا مِنْۢ بَعْدِهٖ رُسُلًا اِلٰى قَوْمِهِمْ فَجَآءُوْهُمْ بِالْبَیِّنٰتِ فَمَا كَانُوْا لِیُؤْمِنُوْا بِمَا كَذَّبُوْا بِهٖ مِنْ قَبْلُؕ-كَذٰلِكَ نَطْبَعُ عَلٰى قُلُوْبِ الْمُعْتَدِیْنَ(۷۴)
Toen zonden Wij na hem andere boodschappers naar hun volk en deze kwamen tot hen met duidelijke bewijzen. Maar dezen wilden in datgene niet geloven wat zij voorheen hadden verloochend. Zo verzegelen Wij het hart der overtreders.
ثُمَّ بَعَثْنَا مِنْۢ بَعْدِهِمْ مُّوْسٰى وَ هٰرُوْنَ اِلٰى فِرْعَوْنَ وَ مَلَاۡىٕهٖ بِاٰیٰتِنَا فَاسْتَكْبَرُوْا وَ كَانُوْا قَوْمًا مُّجْرِمِیْنَ(۷۵)
Dan zonden Wij na hen Mozes en A?ron met Onze tekenen naar Pharao en zijn leiders, maar zij handelden aanmatigend. En zij waren een misdadig volk.
قَالُوْۤا اَجِئْتَنَا لِتَلْفِتَنَا عَمَّا وَجَدْنَا عَلَیْهِ اٰبَآءَنَا وَ تَكُوْنَ لَكُمَا الْكِبْرِیَآءُ فِی الْاَرْضِؕ-وَ مَا نَحْنُ لَكُمَا بِمُؤْمِنِیْنَ(۷۸)
Zij antwoordden: "Zijt gij tot ons gekomen, opdat wij ons mogen afwenden van hetgeen wij onze vaderen zagen volgen zodat er voor u beiden grootheid in het land zou zijn? Maar wij zullen in u niet geloven."
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی