READ

Surah Taaha

طٰهٰ
135 Ayaat    مکیۃ


20:81
كُلُوْا مِنْ طَیِّبٰتِ مَا رَزَقْنٰكُمْ وَ لَا تَطْغَوْا فِیْهِ فَیَحِلَّ عَلَیْكُمْ غَضَبِیْۚ-وَ مَنْ یَّحْلِلْ عَلَیْهِ غَضَبِیْ فَقَدْ هَوٰى(۸۱)
"Eet van de goede dingen die Wij u hebben verschaft en overtreedt niet hier in, anders zal Mijn toorn op u nederdalen en degene op wie Mijn toorn nederdaalt gaat ten onder."

Eet van de goede dingen, welke wij u tot voedsel hebben gegeven, en zondig daarin niet, opdat mijne verontwaardiging niet opgewekt worde; want hij over wien mijn toorn zal komen, zal verloren zijn.
20:82
وَ اِنِّیْ لَغَفَّارٌ لِّمَنْ تَابَ وَ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا ثُمَّ اهْتَدٰى(۸۲)
"Maar voorzeker, Ik ben Vergevensgezind jegens hem die berouw heeft en gelooft en het goede doet en het richtsnoer volgt."

Maar ik zal barmhartig zijn omtrent hem, die berouw gevoelen en gelooven zal, en doet wat goed is, en die op den rechten weg zal volgen.
20:83
وَ مَاۤ اَعْجَلَكَ عَنْ قَوْمِكَ یٰمُوْسٰى(۸۳)
"En wat heeft u van uw volk haastig doen weggaan, o Mozes?"

Wat heeft u, o Mozes! uw volk doen verlaten om de wet te ontvangen?
20:84
قَالَ هُمْ اُولَآءِ عَلٰۤى اَثَرِیْ وَ عَجِلْتُ اِلَیْكَ رَبِّ لِتَرْضٰى(۸۴)
Hij zeide: "Zij volgen in mijn spoor, en ik heb mij tot U gehaast, Mijn Heer, opdat Gij welbehagen in mij moogt hebben."

Hij antwoordde: Zij volgen mijne voetstappen, en ik heb mij gehaast tot u te gaan, opdat ik u aangenaam zou mogen wezen.
20:85
قَالَ فَاِنَّا قَدْ فَتَنَّا قَوْمَكَ مِنْۢ بَعْدِكَ وَ اَضَلَّهُمُ السَّامِرِیُّ(۸۵)
(Allah) zeide: "Wij hebben uw volk in uw afwezigheid beproefd en Saamiri heeft hen misleid."

God zeide: Wij hebben uw volk sedert uw vertrek reeds beproefd, en Al Sameri heeft hen tot afgoderij verleid.
20:86
فَرَجَعَ مُوْسٰۤى اِلٰى قَوْمِهٖ غَضْبَانَ اَسِفًا ﳛ قَالَ یٰقَوْمِ اَلَمْ یَعِدْكُمْ رَبُّكُمْ وَعْدًا حَسَنًا۬ؕ-اَفَطَالَ عَلَیْكُمُ الْعَهْدُ اَمْ اَرَدْتُّمْ اَنْ یَّحِلَّ عَلَیْكُمْ غَضَبٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ فَاَخْلَفْتُمْ مَّوْعِدِیْ(۸۶)
Mozes keerde daarop verontwaardigd en bedroefd tot zijn volk terug. Hij zeide: "O mijn volk, heeft uw Heer u dan geen schone belofte gedaan? Kwam de vastgestelde tijd u dan te lang voor, of verlangdet gij dat de toorn van uw Heer op u zou nederdalen dat gij uw belofte aan mij hebt gebroken?"

Daarom keerde Mozes vertoornd en zeer bedroefd tot zijn volk terug. En hij zeide: O mijn volk! heeft uw Heer u niet de uitmuntendste belofte gedaan? Scheen de tijd van mijne afwezigheid u te lang toe? Of begeerdet gij dat de verontwaardiging van uwen Heer over u zou komen, en hebt gij daarom de belofte niet gehouden, welke gij mij gaaft?
20:87
قَالُوْا مَاۤ اَخْلَفْنَا مَوْعِدَكَ بِمَلْكِنَا وَ لٰكِنَّا حُمِّلْنَاۤ اَوْزَارًا مِّنْ زِیْنَةِ الْقَوْمِ فَقَذَفْنٰهَا فَكَذٰلِكَ اَلْقَى السَّامِرِیُّۙ(۸۷)
Zij antwoordden: "Wij hebben niet uit eigen beweging onze belofte aan u gebroken, doch wij waren belast met een lading sieraden van het volk, derhalve wierpen wij deze weg, en dat heeft Saamiri voorgesteld."

Zij antwoordden: Wij hebben niet geschonden hetgeen wij u uit eigen beweging beloofden: maar men beval ons, verscheiden lasten goud en zilver van de versierselen des volks aan te dragen, en wij wierpen die in het vuur,
20:88
فَاَخْرَ جَ لَهُمْ عِجْلًا جَسَدًا لَّهٗ خُوَارٌ فَقَالُوْا هٰذَاۤ اِلٰهُكُمْ وَ اِلٰهُ مُوْسٰى۬-فَنَسِیَؕ(۸۸)
Dan maakte deze voor het volk een kalf - een beeld, dat een loeiend geluid voortbracht. En men zeide: "Dit is uw God en de God van Mozes," doch hij is hem vergeten.

En evenzoo wierp Al Sameri er in, hetgeen hij had verzameld, en hij bracht er een lichamelijk kalf uit voort, dat loeide. En Al Sameri en zijne makkers zeiden: Dit is uw God en de God van Mozes; doch hij had hem vergeten en is weggegaan om een ander te zoeken.
20:89
اَفَلَا یَرَوْنَ اَلَّا یَرْجِعُ اِلَیْهِمْ قَوْلًا ﳔ وَّ لَا یَمْلِكُ لَهُمْ ضَرًّا وَّ لَا نَفْعًا۠(۸۹)
Konden zij dan niet zien dat het (kalf) hun geen antwoord gaf en geen macht had om hun kwaad of goed te doen?

Zagen zij dus niet, dat hun afgod hun geen antwoord gaf en niet in staat was hen te benadeelen of voordeel te doen?
20:90
وَ لَقَدْ قَالَ لَهُمْ هٰرُوْنُ مِنْ قَبْلُ یٰقَوْمِ اِنَّمَا فُتِنْتُمْ بِهٖۚ-وَ اِنَّ رَبَّكُمُ الرَّحْمٰنُ فَاتَّبِعُوْنِیْ وَ اَطِیْعُوْۤا اَمْرِیْ(۹۰)
En inderdaad had A?ron reeds tot hen gezegd: "O mijn volk, voorzeker gij zijt daarmee op de proef gesteld. Voorwaar uw Heer is de Barmhartige; volgt mij derhalve en gehoorzaamt mijn bevel."

En Aäron had vroeger wel tot hen gezegd: O mijn volk! door dit kalf wordt gij slechts beproefd; want uw Heer is barmhartig: volgt mij dus en gehoorzaamt mijn bevel.
20:91
قَالُوْا لَنْ نَّبْرَحَ عَلَیْهِ عٰكِفِیْنَ حَتّٰى یَرْجِعَ اِلَیْنَا مُوْسٰى(۹۱)
Zij antwoordden: "Wij zullen in geen geval ophouden het (kalf) te aanbidden voordat Mozes tot ons is teruggekeerd."

Zij antwoorden: Wij zullen nimmer ophouden het kalf te aanbidden, tot dat Mozes bij ons terugkeert.
20:92
قَالَ یٰهٰرُوْنُ مَا مَنَعَكَ اِذْ رَاَیْتَهُمْ ضَلُّوْۤاۙ(۹۲)
Hij (Mozes) zeide: "O A?ron, wat belette u, toen gij hen zaagt dwalen,"

En toen Mozes was teruggekeerd, zeide hij: O Aäron! wat verhinderde u mij te volgen, toen gij zaagt dat zij zich afwendden?
20:93
اَلَّا تَتَّبِعَنِؕ-اَفَعَصَیْتَ اَمْرِیْ(۹۳)
Mij te volgen? Hebt gij dan mijn gebod veronachtzaamd?"

Zijt gij ongehoorzaam aan mijn bevel geweest?
20:94
قَالَ یَبْنَؤُمَّ لَا تَاْخُذْ بِلِحْیَتِیْ وَ لَا بِرَاْسِیْۚ-اِنِّیْ خَشِیْتُ اَنْ تَقُوْلَ فَرَّقْتَ بَیْنَ بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ وَ لَمْ تَرْقُبْ قَوْلِیْ(۹۴)
0

Aäron antwoordde: O zoon mijner moeder! trek mij niet bij mijn baard, of bij het haar van mijn hoofd. Waarlijk, ik vreesde dat gij mij zoudt zeggen: Gij hebt eene scheiding tusschen de kinderen Israëls gemaakt, en gij hebt mijne woorden niet in acht genomen.
20:95
قَالَ فَمَا خَطْبُكَ یٰسَامِرِیُّ(۹۵)
Hij (Mozes) zeide: "En wat hebt gij te zeggen, o Saamiri?"

Mozes zeide tot Al Sameri: Wat was uw voornemen, o Sameri?
20:96
قَالَ بَصُرْتُ بِمَا لَمْ یَبْصُرُوْا بِهٖ فَقَبَضْتُ قَبْضَةً مِّنْ اَثَرِ الرَّسُوْلِ فَنَبَذْتُهَا وَ كَذٰلِكَ سَوَّلَتْ لِیْ نَفْسِیْ(۹۶)
Hij zeide: "Ik zag wat zij niet konden zien. Ik volgde de voetstappen van de boodschapper naar mijn beste vermogen, doch dat heb ik thans opgegeven. Aldus heeft. mijn ziel het voor mij vergemakkelijkt."

Hij antwoordde: Ik zag wat zij niet zagen; daarom nam ik eene handvol stof van de voetstappen van Gods gezant en wierp het in het gesmolten kalf; want mijn gemoed bracht mij daartoe.
20:97
قَالَ فَاذْهَبْ فَاِنَّ لَكَ فِی الْحَیٰوةِ اَنْ تَقُوْلَ لَا مِسَاسَ۪-وَ اِنَّ لَكَ مَوْعِدًا لَّنْ تُخْلَفَهٗۚ-وَ انْظُرْ اِلٰۤى اِلٰهِكَ الَّذِیْ ظَلْتَ عَلَیْهِ عَاكِفًاؕ-لَنُحَرِّقَنَّهٗ ثُمَّ لَنَنْسِفَنَّهٗ فِی الْیَمِّ نَسْفًا(۹۷)
0

Mozes zeide: Verwijder u; uwe straf in dit leven zal zijn, dat gij hen welke gij ontmoet, zult zeggen: Raak mij niet aan! en gij zijt met vreeselijker pijnen in het volgende leven bedreigd, welke gij nimmer zult ontkomen. Werp thans uw oog op uwen god, dien gij met zooveel onderwerping hebt aangebeden; waarlijk wij zullen dien verbranden, tot stof verkeeren en in de zee werpen.
20:98
اِنَّمَاۤ اِلٰهُكُمُ اللّٰهُ الَّذِیْ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَؕ-وَسِعَ كُلَّ شَیْءٍ عِلْمًا(۹۸)
Uw God is slechts Allah, naast Wie er geen God is. Hij omvat alle dingen in Zijn kennis.

Uw God is de ware God, buiten wien geen andere God bestaat; hij bevat alle dingen door zijne wijsheid.
20:99
كَذٰلِكَ نَقُصُّ عَلَیْكَ مِنْ اَنْۢبَآءِ مَا قَدْ سَبَقَۚ-وَ قَدْ اٰتَیْنٰكَ مِنْ لَّدُنَّا ذِكْرًاۖۚ(۹۹)
Zo vermeldden Wij u (Mohammed) de tijdingen van het voorafgaande, waarin Wij u een vermaning Onzerzijds hebben gegeven.

Zoo geven wij u, o Mahomet! het verhaal, van hetgeen vroeger is geschied, en wij hebben u eene vermaning van ons gegeven.
20:100
مَنْ اَعْرَضَ عَنْهُ فَاِنَّهٗ یَحْمِلُ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ وِزْرًاۙ(۱۰۰)
Wie zich er van zal afwenden zal op de Dag der Opstanding de last hiervan dragen.

Hij die zich daarvan afwendt, zal zekerlijk eenen last van schuld op den dag der opstanding torschen.
20:101
خٰلِدِیْنَ فِیْهِؕ-وَ سَآءَ لَهُمْ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ حِمْلًاۙ(۱۰۱)
Daaronder zullen zij blijven en deze last zal voor hen op de Dag der Herrijzenis ondraaglijk worden.

Hij zal dien eeuwig dragen; en een ondragelijke last zal het op den dag der opstanding zijn.
20:102
یَّوْمَ یُنْفَخُ فِی الصُّوْرِ وَ نَحْشُرُ الْمُجْرِمِیْنَ یَوْمَىٕذٍ زُرْقًاۚۖ(۱۰۲)
De Dag waarop de bazuin zal worden geblazen zullen Wij de zondigen bijeenverzamelen en hun ogen zullen zonder licht zijn.

Op dien dag zal de trompet klinken, en wij zullen de zondaren op dien dag verzamelen die dan grijze oogen zullen hebben.
20:103
یَّتَخَافَتُوْنَ بَیْنَهُمْ اِنْ لَّبِثْتُمْ اِلَّا عَشْرًا(۱۰۳)
Zij zullen met elkander op zachte toon spreken en zeggen: "Gij zijt slechts tien (dagen) gebleven."

Zij zullen met eene zachte stem tot elkander spreken, zeggende: Gij zijt er niet langer dan tien dagen gebleven.
20:104
نَحْنُ اَعْلَمُ بِمَا یَقُوْلُوْنَ اِذْ یَقُوْلُ اَمْثَلُهُمْ طَرِیْقَةً اِنْ لَّبِثْتُمْ اِلَّا یَوْمًا۠(۱۰۴)
Wij weten wat zij zullen zeggen wanneer de beste hunner beweert: "Gij zijt slechts ??n dag gebleven."

Wij weten wel dat hunne opperhoofden willen zeggen, als zij zullen antwoorden: Gij zijt niet langer dan een dag gebleven.
20:105
وَ یَسْــٴَـلُوْنَكَ عَنِ الْجِبَالِ فَقُلْ یَنْسِفُهَا رَبِّیْ نَسْفًاۙ(۱۰۵)
Zij (de ongelovigen) vragen u betreffende de bergen. Zeg: "Mijn Heer zal ze verpulveren."

Zij zullen u ondervragen, nopens de bergen; antwoord: Mijn Heer zal die tot stof verkeeren en verspreiden.
20:106
فَیَذَرُهَا قَاعًا صَفْصَفًاۙ(۱۰۶)
"En Hij zal haar (de aarde) als een lege vlakte laten."

Hij zal die in eene effen vallei veranderen;
20:107
لَّا تَرٰى فِیْهَا عِوَجًا وَّ لَاۤ اَمْتًاؕ(۱۰۷)
"Waarop gij generlei inzinking of verhoging zult zien."

Gij zult geen deel daarvan hooger of lager dan het ander zien.
20:108
یَوْمَىٕذٍ یَّتَّبِعُوْنَ الدَّاعِیَ لَا عِوَجَ لَهٗۚ-وَ خَشَعَتِ الْاَصْوَاتُ لِلرَّحْمٰنِ فَلَا تَسْمَعُ اِلَّا هَمْسًا(۱۰۸)
Op die Dag zullen zij de oproeper volgen, die recht op zijn doel afgaat; alle stemmen zullen voor de Barmhartige worden verzacht en gij zult een gedempt geluid gefluistere horen.

Op dien dag zal de mensch den engel volgen, die hem tot het oordeel zal oproepen, niemand zal de macht hebben zich van deze af te wenden en hunne stemmen zullen zacht klinken voor den Barmhartige; ook zult gij niets anders hooren dan den doffen klank van hunnen voet.
20:109
یَوْمَىٕذٍ لَّا تَنْفَعُ الشَّفَاعَةُ اِلَّا مَنْ اَذِنَ لَهُ الرَّحْمٰنُ وَ رَضِیَ لَهٗ قَوْلًا(۱۰۹)
Op die Dag zal voorspraak niet van nut zijn behalve van hem aan wie de Barrnhartige verlof geeft en wiens woord Hem welgevallig is.

Op dien dag zal de tusschenkomst van niemand voor den ander voordeelig zijn, behalve van hem, aan wien de Barmhartige verlof zal gegeven hebben en die de bekentenis van het ware geloof zal hebben uitgesproken.
20:110
یَعْلَمُ مَا بَیْنَ اَیْدِیْهِمْ وَ مَا خَلْفَهُمْ وَ لَا یُحِیْطُوْنَ بِهٖ عِلْمًا(۱۱۰)
Hij weet al hetgeen v??r hen en al hetgeen achter hen is, maar zij kunnen het met hun kennis niet omvatten.

God kent wat vóór hen en wat achter hen is, maar ze begrijpen dat niet.
20:111
وَ عَنَتِ الْوُجُوْهُ لِلْحَیِّ الْقَیُّوْمِؕ-وَ قَدْ خَابَ مَنْ حَمَلَ ظُلْمًا(۱۱۱)
Alle gezichten zullen zich verootmoedigen in tegenwoordigheid van de Levende, de Uitzichzelf - Bestaande. Voorzeker, hij die ongerechtigheid begaat zal verloren gaan.

Hunne gezichten zullen voor den levenden en den onveranderlijken God vernederd worden. En hij die zijne onrechtvaardigheid draagt, zal ongelukkig worden.
20:112
وَ مَنْ یَّعْمَلْ مِنَ الصّٰلِحٰتِ وَ هُوَ مُؤْمِنٌ فَلَا یَخٰفُ ظُلْمًا وَّ لَا هَضْمًا(۱۱۲)
Maar hij die goede werken verricht en gelovig is, behoeft geen ongerechtigheid of verlies te vrezen.

Maar hij die goede werken doet en een waar geloovige is, zal geene onrechtvaardigheid of geene vermindering vreezen van zijne belooning door God.
20:113
وَ كَذٰلِكَ اَنْزَلْنٰهُ قُرْاٰنًا عَرَبِیًّا وَّ صَرَّفْنَا فِیْهِ مِنَ الْوَعِیْدِ لَعَلَّهُمْ یَتَّقُوْنَ اَوْ یُحْدِثُ لَهُمْ ذِكْرًا(۱۱۳)
Aldus hebben Wij het (Boek) als een duidelijke Koran nedergezonden en Wij hebben daarin duidelijk waarschuwingen herhaaldelijk uiteengezet, opdat men (God) moge vrezen en opdat het hen tot nadenken moge brengen.

En zoo hebben wij dit boek nedergezonden, zijnde een Koran in de Arabische taal, en wij hebben daarin verschillende bedreigingen en beloften opgenomen, ten einde de menschen God zouden vreezen, en opdat dit eenige overpeinzing in hen zou opwekken.
20:114
فَتَعٰلَى اللّٰهُ الْمَلِكُ الْحَقُّۚ-وَ لَا تَعْجَلْ بِالْقُرْاٰنِ مِنْ قَبْلِ اَنْ یُّقْضٰۤى اِلَیْكَ وَحْیُهٗ٘-وَ قُلْ رَّبِّ زِدْنِیْ عِلْمًا(۱۱۴)
Verheven zij Allah, de Ware Koning. En haast u niet met de Koran eer de openbaring er van aan u voltooid is en zeg: "O mijn Heer, doe mij toenemen in kennis."

Hoogverheven zij dus God, de Koning, de Waarheid! Wees niet haastig in het ontvangen of overbrengen van den Koran, alvorens u die geheel geopenbaard zij, en zeg: Heer! vermeerder mijn verstand.
20:115
وَ لَقَدْ عَهِدْنَاۤ اِلٰۤى اٰدَمَ مِنْ قَبْلُ فَنَسِیَ وَ لَمْ نَجِدْ لَهٗ عَزْمًا۠(۱۱۵)
En waarlijk wij gaven voorheen Adam een bevel, doch hij vergat het en Wij vonden in hem geen voornemen daartoe.

Wij gaven vroeger een bevel aan Adam; maar hij vergat het en at van de verboden vrucht, en wij vonden geen vast besluit in hem.
20:116
وَ اِذْ قُلْنَا لِلْمَلٰٓىٕكَةِ اسْجُدُوْا لِاٰدَمَ فَسَجَدُوْۤا اِلَّاۤ اِبْلِیْسَؕ-اَبٰى(۱۱۶)
En toen Wij tot de engelen zeiden: "Bewijst Adam eer," bewezen zij allen eer, doch niet Iblies. Hij weigerde.

En gedenk toen wij tot de engelen zeiden: Aanbidt Adam, en zij baden hem aan, maar Eblis weigerde.
20:117
فَقُلْنَا یٰۤاٰدَمُ اِنَّ هٰذَا عَدُوٌّ لَّكَ وَ لِزَوْجِكَ فَلَا یُخْرِجَنَّكُمَا مِنَ الْجَنَّةِ فَتَشْقٰى(۱۱۷)
Daarom zeiden Wij: "O Adam, deze is voor u en uw vrouw een vijand; laat hij u derhalve niet uit de tuin verdrijven, anders zult gij ongelukkig worden."

En wij zeiden: O Adam! dit is een vijand van u en uwe vrouw, neem u dus in acht, opdat hij u niet uit het paradijs verwijdere; want dan zoudt gij ellendig zijn.
20:118
اِنَّ لَكَ اَلَّا تَجُوْ عَ فِیْهَا وَ لَا تَعْرٰىۙ(۱۱۸)
"(Daarin is voorraad voor u) opdat gij er niet zult hongeren noch naakt zult zijn."

Waarlijk wij hebben een voorraad voor u verzameld, opdat gij daarin niet van honger zoudt omkomen, of naakt zoudt zijn.
20:119
وَ اَنَّكَ لَا تَظْمَؤُا فِیْهَا وَ لَا تَضْحٰى(۱۱۹)
"En dat gij er geen dorst zult lijden noch zult blootgesteld zijn aan de hitte van de zon."

Ook zult gij daarin niet van dorst sterven, noch door hitte lastig gevallen worden.
20:120
فَوَسْوَسَ اِلَیْهِ الشَّیْطٰنُ قَالَ یٰۤاٰدَمُ هَلْ اَدُلُّكَ عَلٰى شَجَرَةِ الْخُلْدِ وَ مُلْكٍ لَّا یَبْلٰى(۱۲۰)
Doch Satan fluisterde hem kwaad in, hij zeide: "O Adam, zal ik u voeren tot de Boom der Eeuwigheid, en een koninkrijk dat nimmer zal vergaan?"

Maar Satan blies hem slechte ingevingen in, zeggende: O Adam! zal ik u naar den boom der eeuwigheid brengen en naar eene macht die nimmer eindigt?
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

طٰهٰ
طٰهٰ
  00:00



Download

طٰهٰ
طٰهٰ
  00:00



Download