READ

Surah Saba

سَبَا
54 Ayaat    مکیۃ


34:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
34:1
اَلْحَمْدُ لِلّٰهِ الَّذِیْ لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِ وَ لَهُ الْحَمْدُ فِی الْاٰخِرَةِؕ-وَ هُوَ الْحَكِیْمُ الْخَبِیْرُ(۱)
Alle roem komt Allah toe aan Wie alles behoort wat in de hemelen en op aarde is en Hem komt alle Lof toe in het Hiernamaals; Hij is de Alwijze, de Alkennende.

Lof zij God van wie is wat er in de hemelen en wat er op de aarde is en Hem zij lof in het hiernamaals; Hij is de wijze, de welingelichte.
34:2
یَعْلَمُ مَا یَلِجُ فِی الْاَرْضِ وَ مَا یَخْرُ جُ مِنْهَا وَ مَا یَنْزِلُ مِنَ السَّمَآءِ وَ مَا یَعْرُجُ فِیْهَاؕ-وَ هُوَ الرَّحِیْمُ الْغَفُوْرُ(۲)
Hij weet alles wat de aarde binnengaat en wat er uit voortkomt en wat van de hemel nederdaalt en wat er naar opstijgt; Hij is de Barmhartige, de Vergevensgezinde.

Hij kent wat er in de aarde gaat en wat eruit komt, wat er uit de hemel afdaalt en wat erin opstijgt; Hij is de barmhartige, de vergevende.
34:3
وَ قَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا لَا تَاْتِیْنَا السَّاعَةُؕ-قُلْ بَلٰى وَ رَبِّیْ لَتَاْتِیَنَّكُمْۙ-عٰلِمِ الْغَیْبِۚ-لَا یَعْزُبُ عَنْهُ مِثْقَالُ ذَرَّةٍ فِی السَّمٰوٰتِ وَ لَا فِی الْاَرْضِ وَ لَاۤ اَصْغَرُ مِنْ ذٰلِكَ وَ لَاۤ اَكْبَرُ اِلَّا فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍۗۙ(۳)
De ongelovigen zeggen: "Het Uur zal niet over ons komen." Zeg: "Ja, bij mijn Heer, de Kenner van het onzichtbare, het zal beslist over u komen!" Voor Hem is niets in de hemelen of op de aarde verborgen, zelfs niet het gewicht van een atoom, noch bestaat er iets, groter of minder dan dit of het staat in een duidelijk Boek.

Zij die ongelovig zijn zeggen: "Het uur komt niet tot ons." Zeg: "Wel zeker, bij mijn Heer, de kenner van het verborgene, het komt tot jullie. Hem ontgaat geen greintje in de hemelen noch op de aarde. En er is niets wat nog kleiner is noch groter of het staat in een duidelijk boek,
34:4
لِّیَجْزِیَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِؕ-اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ مَّغْفِرَةٌ وَّ رِزْقٌ كَرِیْمٌ(۴)
Opdat Hij degenen. die geloven en goede werken doen, moge belonen. Zulken zijn het die vergiffenis en een eervol onderhoud zullen ontvangen.

opdat Hij hen die geloven en de deugdelijke daden doen zal belonen; zij zijn het voor wie er vergeving is en een voortreffelijke voorziening.
34:5
وَ الَّذِیْنَ سَعَوْ فِیْۤ اٰیٰتِنَا مُعٰجِزِیْنَ اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ عَذَابٌ مِّنْ رِّجْزٍ اَلِیْمٌ(۵)
Maar zij die Onze woorden trachten te verijdelen, zullen een pijnlijke straf ontvangen.

Maar zij die tegen Onze tekenen proberen in te gaan om ze te ontkrachten; zij zijn het voor wie er een bestraffing door een pijnlijke plaag is.
34:6
وَ یَرَى الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْعِلْمَ الَّذِیْۤ اُنْزِلَ اِلَیْكَ مِنْ رَّبِّكَ هُوَ الْحَقَّۙ-وَ یَهْدِیْۤ اِلٰى صِرَاطِ الْعَزِیْزِ الْحَمِیْدِ(۶)
En zij, wie kennis is gegeven, zien, dat alles wat u van uw Heer is geopenbaard, de Waarheid is en leidt op het pad van de Almachtige, de Geprezene.

Zij aan wie de kennis gegeven is zien dat wat er van jouw Heer naar jou is neergezonden de waarheid is en dat het naar de weg van de machtige, de lofwaardige leidt.
34:7
وَ قَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا هَلْ نَدُلُّكُمْ عَلٰى رَجُلٍ یُّنَبِّئُكُمْ اِذَا مُزِّقْتُمْ كُلَّ مُمَزَّقٍۙ-اِنَّكُمْ لَفِیْ خَلْقٍ جَدِیْدٍۚ(۷)
En de ongelovigen zeggen: "Zullen wij u een man aanwijzen die u meedeelt dat wanneer gij door bederf uiteen valt, gij dan opnieuw zult worden geschapen?"

En zij die ongelovig zijn zeggen: "Zullen wij jullie een man aanwijzen, die jullie meedeelt dat jullie, wanneer jullie geheel vergaan zijn, deel zullen uitmaken van een nieuwe schepping?
34:8
اَفْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا اَمْ بِهٖ جِنَّةٌؕ-بَلِ الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ بِالْاٰخِرَةِ فِی الْعَذَابِ وَ الضَّلٰلِ الْبَعِیْدِ(۸)
"Heeft hij een leugen uitgedacht over Allah, of is hij een waanzinnige?" Neen, zij die niet in het Hiernamaals geloven zullen onder de straf lijden, en zij zijn ver afgedwaald.

Heeft hij over God bedrog verzonnen of heeft hij last van bezetenheid?" Integendeel, zij die niet in het hiernamaals geloven komen in de bestraffing terecht en verkeren in verregaande dwaling.
34:9
اَفَلَمْ یَرَوْا اِلٰى مَا بَیْنَ اَیْدِیْهِمْ وَ مَا خَلْفَهُمْ مِّنَ السَّمَآءِ وَ الْاَرْضِؕ-اِنْ نَّشَاْ نَخْسِفْ بِهِمُ الْاَرْضَ اَوْ نُسْقِطْ عَلَیْهِمْ كِسَفًا مِّنَ السَّمَآءِؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَاٰیَةً لِّكُلِّ عَبْدٍ مُّنِیْبٍ۠(۹)
Hebben zij dan niet gezien naar hetgeen v??r hen en achter hen, van de hemel en van de aarde is? Indien het Ons behaagde konden Wij de aarde met hen doen inzinken, of een deel van de hemel op hen doen nedervallen. Hierin is waarlijk een teken voor elke dienaar, die zich tot God wendt.

Hebben zij dan niet gezien naar wat er van de hemel en de aarde vóór hen is en wat achter hen is? Als Wij willen laten Wij de aarde met hen wegzinken of Wij laten stukken uit de hemel op hen neervallen. Daarin is een teken voor iedere schuldbewuste dienaar.
34:10
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا دَاوٗدَ مِنَّا فَضْلًاؕ-یٰجِبَالُ اَوِّبِیْ مَعَهٗ وَ الطَّیْرَۚ-وَ اَلَنَّا لَهُ الْحَدِیْدَۙ(۱۰)
En voorwaar, Wij schonken David overvloed van Ons Zelf en zeiden: "O gij bergen, alsmede gij vogelen, verheerlijkt Allah met hem!" En Wij maakten het ijzer week voor hem,

En Wij gaven van Onze kant aan Dawoed een gunst: "O bergen, zingt berouwvol met hem lof en o vogels, jullie ook." En Wij maakten voor hem het ijzer buigzaam.
34:11
اَنِ اعْمَلْ سٰبِغٰتٍ وَّ قَدِّرْ فِی السَّرْدِ وَ اعْمَلُوْا صَالِحًاؕ-اِنِّیْ بِمَا تَعْمَلُوْنَ بَصِیْرٌ(۱۱)
Zeggende: "Maak u mali?nkolders van volle lengte en meet de schalmen af en verricht goede werken: want Ik zie alles wat gij doet."

"Maak pantserhemden en meet het vlechtwerk goed af en handel deugdelijk; Ik doorzie wel wat jullie doen."
34:12
وَ لِسُلَیْمٰنَ الرِّیْحَ غُدُوُّهَا شَهْرٌ وَّ رَوَاحُهَا شَهْرٌۚ-وَ اَسَلْنَا لَهٗ عَیْنَ الْقِطْرِؕ-وَ مِنَ الْجِنِّ مَنْ یَّعْمَلُ بَیْنَ یَدَیْهِ بِاِذْنِ رَبِّهٖؕ-وَ مَنْ یَّزِغْ مِنْهُمْ عَنْ اَمْرِنَا نُذِقْهُ مِنْ عَذَابِ السَّعِیْرِ(۱۲)
En aan Salomo onderwierpen Wij de wind; de ochtendreis en de avondreis daarvan was een maand, en Wij deden een stroom van gesmolten koper voor hem vloeien. Er waren enige onder de djinn die door het gebod van zijn Heer onder hem werkten, en Wij zeiden: indien iemand van hen zich van Ons gebod zou afkeren, zouden Wij hem de straf van het brandend Vuur doen ondergaan.

En aan Soelaimaan [maakten Wij] de wind [dienstbaar] die 's morgens een maandreis en 's middags een maandreis aflegt. En Wij lieten voor hem de bron van het gesmolten koper stromen. En onder de djinn waren er die met de toestemming van zijn Heer voor hem werkten; wie van hen van Ons bevel afweek lieten Wij van de bestraffing van de vuurgloed proeven.
34:13
یَعْمَلُوْنَ لَهٗ مَا یَشَآءُ مِنْ مَّحَارِیْبَ وَ تَمَاثِیْلَ وَ جِفَانٍ كَالْجَوَابِ وَ قُدُوْرٍ رّٰسِیٰتٍؕ-اِعْمَلُوْۤا اٰلَ دَاوٗدَ شُكْرًاؕ-وَ قَلِیْلٌ مِّنْ عِبَادِیَ الشَّكُوْرُ(۱۳)
Zij maakten voor hem wat hij wenste, paleizen en standbeelden, en waterreservoirs en grote pannen: "Betoon, O Huis van David, dankbaarheid," doch slechts weinigen van Mijn dienaren zijn dankbaar.

Zij maakten voor hem wat hij wilde; heiligdommen, standbeelden, schotels als waterbekkens en stevig staande ketels. "Werkt, mensen van Dawoed, in dankbaarheid. Weinig van Mijn dienaren zijn dankbaar."
34:14
فَلَمَّا قَضَیْنَا عَلَیْهِ الْمَوْتَ مَا دَلَّهُمْ عَلٰى مَوْتِهٖۤ اِلَّا دَآبَّةُ الْاَرْضِ تَاْكُلُ مِنْسَاَتَهٗۚ-فَلَمَّا خَرَّ تَبَیَّنَتِ الْجِنُّ اَنْ لَّوْ كَانُوْا یَعْلَمُوْنَ الْغَیْبَ مَا لَبِثُوْا فِی الْعَذَابِ الْمُهِیْنِ(۱۴)
0

Toen Wij dan voor hem de dood beschikt hadden was het pas de houtworm die hen op zijn dood opmerkzaam maakte omdat die zijn staf opvrat. En toen hij viel werd het de djinn duidelijk dat zij, hadden zij het verborgene gekend, niet zo lang in de vernederende bestraffing gebleven waren.
34:15
لَقَدْ كَانَ لِسَبَاٍ فِیْ مَسْكَنِهِمْ اٰیَةٌۚ-جَنَّتٰنِ عَنْ یَّمِیْنٍ وَّ شِمَالٍ۬ؕ-كُلُوْا مِنْ رِّزْقِ رَبِّكُمْ وَ اشْكُرُوْا لَهٗؕ-بَلْدَةٌ طَیِّبَةٌ وَّ رَبٌّ غَفُوْرٌ(۱۵)
En voorzeker, er was voor Saba een teken in hun woonplaatsen, twee tuinen aan de rechter- en aan de linkerhand; er werd gezegd: "Eet van de spijzen van uw Heer en weest Hem dankbaar. Een schone stad en een vergevende Heer!"

De Saba? hadden in hun woongebied een teken: twee tuinen, een aan de rechterkant en een aan de linkerkant. "Eet van het levensonderhoud van jullie Heer en betuigt Hem dank; het is een goede streek en Hij is een vergevend Heer."
34:16
فَاَعْرَضُوْا فَاَرْسَلْنَا عَلَیْهِمْ سَیْلَ الْعَرِمِ وَ بَدَّلْنٰهُمْ بِجَنَّتَیْهِمْ جَنَّتَیْنِ ذَوَاتَیْ اُكُلٍ خَمْطٍ وَّ اَثْلٍ وَّ شَیْءٍ مِّنْ سِدْرٍ قَلِیْلٍ(۱۶)
Maar zij wendden zich af; daarom zonden Wij een sterke overstroming over hen en Wij veranderden hun tuinen in twee tuinen met bitter fruit en tamarisken en weinig lotusbloemen.

Maar zij wendden zich af en dus zonden Wij de overstroming van de dam en Wij veranderden hun beide tuinen in twee tuinen met een bittere vruchtopbrengst, tamarisken en een paar lotusbomen.
34:17
ذٰلِكَ جَزَیْنٰهُمْ بِمَا كَفَرُوْاؕ-وَ هَلْ نُجٰزِیْۤ اِلَّا الْكَفُوْرَ(۱۷)
Daarmee vergolden Wij hen wegens hun ondankbaarheid, en Wij straften niemand behalve de ondankbaren.

Daarmee vergolden Wij hun omdat zij ondankbaar waren. Vergelden Wij dan iemand anders dan de ondankbare zo?
34:18
وَ جَعَلْنَا بَیْنَهُمْ وَ بَیْنَ الْقُرَى الَّتِیْ بٰرَكْنَا فِیْهَا قُرًى ظَاهِرَةً وَّ قَدَّرْنَا فِیْهَا السَّیْرَؕ-سِیْرُوْا فِیْهَا لَیَالِیَ وَ اَیَّامًا اٰمِنِیْنَ(۱۸)
En Wij plaatsten tussen hen en de steden die Wij hadden gezegend, bloeiende steden die aanzienlijk waren, en Wij maakten het reizen tussen die steden gemakkelijk; "Reist er dagen en nachten veilig doorheen."

En tussen hen en de steden die Wij gezegend hebben plaatsten Wij [een reeks van onderling] zichtbare steden en Wij bepaalden de reis erdoor: "Reist er bij nacht en bij dag veilig doorheen."
34:19
فَقَالُوْا رَبَّنَا بٰعِدْ بَیْنَ اَسْفَارِنَا وَ ظَلَمُوْۤا اَنْفُسَهُمْ فَجَعَلْنٰهُمْ اَحَادِیْثَ وَ مَزَّقْنٰهُمْ كُلَّ مُمَزَّقٍؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَاٰیٰتٍ لِّكُلِّ صَبَّارٍ شَكُوْرٍ(۱۹)
Maar zij zeiden: "Onze Heer, maak langere afstanden tussen onze reizen." En zij deden zich daarmee onrecht aan, daarom maakten Wij hen tot sagen en legenden, terwijl Wij hen volledig hadden verpletterd. Daarin zijn zeker tekenen voor een ieder die geduldig en dankbaar is.

Maar zij zeiden: "Onze Heer vergroot de reisafstanden naar ons" en deden zichzelf onrecht aan. Wij maakten hen dus tot [het onderwerp van] verhalen en Wij lieten hen geheel vergaan. Daarin zijn zeker tekenen voor ieder die geduldig volhardt en die dank betuigt.
34:20
وَ لَقَدْ صَدَّقَ عَلَیْهِمْ اِبْلِیْسُ ظَنَّهٗ فَاتَّبَعُوْهُ اِلَّا فَرِیْقًا مِّنَ الْمُؤْمِنِیْنَ(۲۰)
En Iblies bewees inderdaad de waarheid van zijn mening over hen en zij volgden hem, behalve een deel der ware gelovigen.

En de mening van Iblies over hen werd bevestigd: zij volgden hem, behalve een groep gelovigen.
34:21
وَ مَا كَانَ لَهٗ عَلَیْهِمْ مِّنْ سُلْطٰنٍ اِلَّا لِنَعْلَمَ مَنْ یُّؤْمِنُ بِالْاٰخِرَةِ مِمَّنْ هُوَ مِنْهَا فِیْ شَكٍّؕ-وَ رَبُّكَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ حَفِیْظٌ۠(۲۱)
En hij had over hen geen macht, maar Wij wilden degenen, die in het Hiernamaals geloofden van hen onderscheiden die er aan twijfelden. En uw Heer houdt de wacht over alle dingen.

Hij had geen macht over hen, maar het gebeurde opdat Wij hen die in het hiernamaals geloven zouden onderscheiden van wie erover in twijfel verkeert. Jouw Heer is het die over alles waakt.
34:22
قُلِ ادْعُوا الَّذِیْنَ زَعَمْتُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِۚ-لَا یَمْلِكُوْنَ مِثْقَالَ ذَرَّةٍ فِی السَّمٰوٰتِ وَ لَا فِی الْاَرْضِ وَ مَا لَهُمْ فِیْهِمَا مِنْ شِرْكٍ وَّ مَا لَهٗ مِنْهُمْ مِّنْ ظَهِیْرٍ(۲۲)
Zeg: "Roept degenen aan, waarvan gij beweert dat zij Goden zijn buiten Allah. Zij hebben zelfs geen macht over het gewicht van een atoom in de hemelen of op aarde noch hebben zij enig aandeel aan beiden, noch heeft Hij een enkele helper onder hen.

Zeg: "Roept hen maar aan van wie jullie beweren dat zij naast God bestaan. Zij hebben geen greintje heerschappij in de hemelen, noch op de aarde. Zij hebben in geen van beide een aandeel en Hij heeft onder hen geen enkele helper."
34:23
وَ لَا تَنْفَعُ الشَّفَاعَةُ عِنْدَهٗۤ اِلَّا لِمَنْ اَذِنَ لَهٗؕ-حَتّٰۤى اِذَا فُزِّعَ عَنْ قُلُوْبِهِمْ قَالُوْا مَا ذَاۙ-قَالَ رَبُّكُمْؕ-قَالُوا الْحَقَّۚ-وَ هُوَ الْعَلِیُّ الْكَبِیْرُ(۲۳)
Geen voorspraak geldt bij Hem, behalve voor degenen aan wie Hij het toestaat, tot zij, wanneer de vrees van hun hart wordt weggenomen, zeggen: "Wat zeide uw Heer?" Zij zullen antwoorden: "De Waarheid." En Hij is de Hoogverhevene, de Grote.

Bij Hem heeft de voorspraak ook geen nut, behalve voor wie Hij het toestaat. En wanneer dan de vrees uit hun harten is weggenomen zeggen zij: "Wat heeft jullie Heer gezegd?" En dan zeggen zij: "De waarheid." Hij is de verhevene, de grote.
34:24
قُلْ مَنْ یَّرْزُقُكُمْ مِّنَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-قُلِ اللّٰهُۙ-وَ اِنَّاۤ اَوْ اِیَّاكُمْ لَعَلٰى هُدًى اَوْ فِیْ ضَلٰلٍ مُّبِیْنٍ(۲۴)
Zeg: "Wie geeft u uw levensonderhoud van de hemelen en de aarde?" Zeg: "Allah." Zijn wij of gij op het rechte pad of in klaarblijkelijke dwaling?"

Zeg: "Wie voorziet vanuit de hemel en de aarde in jullie onderhoud?" Zeg: "God. Wij volgen de leidraad en jullie verkeren in duidelijke dwaling of omgekeerde
34:25
قُلْ لَّا تُسْــٴَـلُوْنَ عَمَّاۤ اَجْرَمْنَا وَ لَا نُسْــٴَـلُ عَمَّا تَعْمَلُوْنَ(۲۵)
Zeg: "Gij zult niet worden ondervraagd omtrent wat wij misdeden, noch zullen wij worden ondervraagd omtrent hetgeen gij doet."

Zeg: "Jullie hoeven geen verantwoording af te leggen over wat wij begaan en wij hoeven geen verantwoording af te leggen over wat jullie doen."
34:26
قُلْ یَجْمَعُ بَیْنَنَا رَبُّنَا ثُمَّ یَفْتَحُ بَیْنَنَا بِالْحَقِّؕ-وَ هُوَ الْفَتَّاحُ الْعَلِیْمُ(۲۶)
Zeg: "Onze Heer zal ons allen tezamen brengen; dan zal Hij onder ons richten met rechtvaardigheid. Hij is de Rechter, de Alwetende."

Zeg: "Onze Heer zal ons samenbrengen. Dan zal Hij naar waarheid tussen ons uitspraak doen; Hij is het die uitspraak doet, de wetende."
34:27
قُلْ اَرُوْنِیَ الَّذِیْنَ اَلْحَقْتُمْ بِهٖ شُرَكَآءَ كَلَّاؕ-بَلْ هُوَ اللّٰهُ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُ(۲۷)
Zeg: "Toont mij hen, die gij met Hem vereenzelvigt! Geenszins! Hij is Allah, de Almachtige, de Alwijze."

Zeg: "Laat mij hen zien die jullie aan Hem als [zogenaamd goddelijke] metgezellen hebben toegevoegd. Welnee, Hij is God de machtige, de wijze."
34:28
وَ مَاۤ اَرْسَلْنٰكَ اِلَّا كَآفَّةً لِّلنَّاسِ بَشِیْرًا وَّ نَذِیْرًا وَّ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یَعْلَمُوْنَ(۲۸)
En Wij hebben u slechts gezonden als een brenger van blijde tijdingen en een waarschuwer voor het gehele mensdom; maar de meeste mensen begrijpen het niet.

En Wij hebben jou naar alle mensen gezamenlijk slechts gezonden als verkondiger van goed nieuws en als waarschuwer, maar de meeste mensen weten het niet.
34:29
وَ یَقُوْلُوْنَ مَتٰى هٰذَا الْوَعْدُ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۲۹)
En zij zeggen: "Wanneer zal deze belofte worden vervuld als gij de waarheid spreekt?"

En zij zeggen: "Wanneer zal deze aanzegging zich voordoen als jullie gelijk hebben?"
34:30
قُلْ لَّكُمْ مِّیْعَادُ یَوْمٍ لَّا تَسْتَاْخِرُوْنَ عَنْهُ سَاعَةً وَّ لَا تَسْتَقْدِمُوْنَ۠(۳۰)
Antwoord: "Er is voor u een vastgestelde tijd, gij kunt geen uur eerder gaan of langer blijven."

Zeg: "Jullie hebben een afspraak voor een dag waarvoor jullie geen uur te laat ontboden zullen worden, noch te vroeg."
34:31
وَ قَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا لَنْ نُّؤْمِنَ بِهٰذَا الْقُرْاٰنِ وَ لَا بِالَّذِیْ بَیْنَ یَدَیْهِؕ-وَ لَوْ تَرٰۤى اِذِ الظّٰلِمُوْنَ مَوْقُوْفُوْنَ عِنْدَ رَبِّهِمْ ۚۖ--یَرْجِعُ بَعْضُهُمْ اِلٰى بَعْضِ-ﹰالْقَوْلَۚ -یَقُوْلُ الَّذِیْنَ اسْتُضْعِفُوْا لِلَّذِیْنَ اسْتَكْبَرُوْا لَوْ لَاۤ اَنْتُمْ لَكُنَّا مُؤْمِنِیْنَ(۳۱)
En de ongelovigen zeggen: "Wij zullen stellig aan deze verkondiging niet geloven, noch in hetgeen er aan voorafging." En kondet gij slechts zien wanneer de onrechtvaardigen voor hun Heer zullen worden gebracht, terwijl zij de schuld op elkander zullen werpen. De zwakken zullen tot de hoogmoedigen zeggen: "Waart gij niet geweest dan zouden wij zeker tot de gelovigen behoren."

Zij die ongelovig zijn zeggen: "Wij zullen niet in deze Koran geloven, noch in wat eraan vooraf is gegaan." Kon jij het maar zien wanneer de onrechtplegers bij hun Heer staan opgesteld en elkaar verwijten maken. Zij die onderdrukt werden zullen tegen hen die hoogmoedig waren zeggen: "Als jullie er niet geweest waren, dan waren wij gelovig geweest."
34:32
قَالَ الَّذِیْنَ اسْتَكْبَرُوْا لِلَّذِیْنَ اسْتُضْعِفُوْۤا اَنَحْنُ صَدَدْنٰكُمْ عَنِ الْهُدٰى بَعْدَ اِذْ جَآءَكُمْ بَلْ كُنْتُمْ مُّجْرِمِیْنَ(۳۲)
De hoogmoedigen zullen tot de zwakkelingen zeggen: "Waren wij het die u van de leiding afwendden, nadat zij tot u was gekomen? Neen, gij draagt zelf de schuld hiervan."

Maar zij die hoogmoedig waren zeggen tegen hen die onderdrukt werden: "Hebben wij jullie dan van de leidraad afgehouden nadat hij tot jullie gekomen was? Welnee, jullie waren boosdoeners."
34:33
وَ قَالَ الَّذِیْنَ اسْتُضْعِفُوْا لِلَّذِیْنَ اسْتَكْبَرُوْا بَلْ مَكْرُ الَّیْلِ وَ النَّهَارِ اِذْ تَاْمُرُوْنَنَاۤ اَنْ نَّكْفُرَ بِاللّٰهِ وَ نَجْعَلَ لَهٗۤ اَنْدَادًاؕ-وَ اَسَرُّوا النَّدَامَةَ لَمَّا رَاَوُا الْعَذَابَؕ-وَ جَعَلْنَا الْاَغْلٰلَ فِیْۤ اَعْنَاقِ الَّذِیْنَ كَفَرُوْاؕ-هَلْ یُجْزَوْنَ اِلَّا مَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۳۳)
En de zwakkelingen zullen tot de hoogmoedigen zeggen: "Maar het kwam door uw listige plannen, bij dag en nacht beraamd, waarbij gij ons geboodt niet in Allah te geloven en gelijken aan Hem op werpen." En zij zullen berouw tonen wanneer zij de straf zullen zien. En Wij zullen zware kettingen leggen om de halzen der ongelovigen. Zij zullen slechts worden gestraft voor hetgeen zij deden.

En zij die onderdrukt werden zeggen tegen hen die hoogmoedig waren: "Welnee, [het kwam door jullie] listen van 's nachts en overdag; toen jullie ons bevalen aan God geen geloof te hechten en aan Hem gelijken toe te schrijven." Heimelijk hebben zij dan spijt wanneer zij de bestraffing zien. Maar Wij leggen de halsketenen om de nekken van hen die ongelovig zijn. Zal aan hen soms iets anders vergolden worden dan zij deden?
34:34
وَ مَاۤ اَرْسَلْنَا فِیْ قَرْیَةٍ مِّنْ نَّذِیْرٍ اِلَّا قَالَ مُتْرَفُوْهَاۤۙ-اِنَّا بِمَاۤ اُرْسِلْتُمْ بِهٖ كٰفِرُوْنَ(۳۴)
En Wij zonden geen waarschuwer tot een stad of de rijken er van zeiden: "Waarlijk, wij willen niet geloven in hetgeen waarmee gij zijt gezonden."

Wij hebben geen waarschuwer naar een stad gezonden zonder dat haar inwoners die een luxeleven leidden zeiden: "Waarmee jullie gezonden zijn daar hechten wij geen geloof aan."
34:35
وَ قَالُوْا نَحْنُ اَكْثَرُ اَمْوَالًا وَّ اَوْلَادًاۙ-وَّ مَا نَحْنُ بِمُعَذَّبِیْنَ(۳۵)
En zij zeiden: "Wij hebben meer rijkdommen en kinderen en wij zullen niet worden gestraft."

En zij zeiden: "Wij hebben zeer veel bezittingen en kinderen; wij zijn het niet die gestraft worden."
34:36
قُلْ اِنَّ رَبِّیْ یَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَنْ یَّشَآءُ وَ یَقْدِرُ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یَعْلَمُوْنَ۠(۳۶)
Zeg: "Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij wil, maar de meeste mensen begrijpen het niet."

Zeg: "Mijn Heer voorziet ruimschoots in het levensonderhoud van wie Hij wil en ook met mate, maar de meeste mensen weten het niet"
34:37
وَ مَاۤ اَمْوَالُكُمْ وَ لَاۤ اَوْلَادُكُمْ بِالَّتِیْ تُقَرِّبُكُمْ عِنْدَنَا زُلْفٰۤى اِلَّا مَنْ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا٘-فَاُولٰٓىٕكَ لَهُمْ جَزَآءُ الضِّعْفِ بِمَا عَمِلُوْا وَ هُمْ فِی الْغُرُفٰتِ اٰمِنُوْنَ(۳۷)
Noch uw rijkdommen noch uw kinderen kunnen u tot Onze nabijheid brengen, maar zij die geloven en goede werken doen, zullen een veelvuldige beloning ontvangen, voor hetgeen zij deden en zullen veilig zijn in verheven woningen.

Jullie bezittingen, noch jullie kinderen zijn het die jullie nader tot Ons zullen brengen, behalve dan als iemand gelooft en deugdelijk handelt; zij zijn het voor wie er een dubbele beloning is voor wat zij gedaan hebben en zij zullen veilig in de [feest]zalen zijn.
34:38
وَ الَّذِیْنَ یَسْعَوْنَ فِیْۤ اٰیٰتِنَا مُعٰجِزِیْنَ اُولٰٓىٕكَ فِی الْعَذَابِ مُحْضَرُوْنَ(۳۸)
En zij, die Onze woorden trachten krachteloos te maken zullen de straf ondergaan.

Maar zij die tegen Onze tekenen proberen in te gaan om ze te ontkrachten; zij zijn het die ter bestraffing worden voorgeleid.
34:39
قُلْ اِنَّ رَبِّیْ یَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَنْ یَّشَآءُ مِنْ عِبَادِهٖ وَ یَقْدِرُ لَهٗؕ-وَ مَاۤ اَنْفَقْتُمْ مِّنْ شَیْءٍ فَهُوَ یُخْلِفُهٗۚ-وَ هُوَ خَیْرُ الرّٰزِقِیْنَ(۳۹)
Waarlijk, mijn Heer vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn dienaren. En wat gij ook (weldadig) besteedt, Hij zal het teruggeven en Hij is de beste Voorziener.

Zeg: "Mijn Heer voorziet ruimschoots in het levensonderhoud van wie van Zijn dienaren Hij wil en ook met mate. En als jullie iets als bijdrage schenken, dan zal Hij het vergoeden; Hij is de beste voorziener."
34:40
وَ یَوْمَ یَحْشُرُهُمْ جَمِیْعًا ثُمَّ یَقُوْلُ لِلْمَلٰٓىٕكَةِ اَهٰۤؤُلَآءِ اِیَّاكُمْ كَانُوْا یَعْبُدُوْنَ(۴۰)
En de Dag waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, zal Hij tot de engelen zeggen: "Plachten dezen u te aanbidden?"

En op de dag dat Hij hen allen verzamelt en dan tot de engelen zegt: "Zijn dezen het die jullie hebben gediend?"
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

سَبَا
سَبَا
  00:00



Download

سَبَا
سَبَا
  00:00



Download