READ
Surah Maryam
مَرْيَم
98 Ayaat مکیۃ
19:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
ذِكْرُ رَحْمَتِ رَبِّكَ عَبْدَهٗ زَكَرِیَّاۖۚ(۲)
Dit is een vermelding van de barmhartigheid van uw Heer, betoond aan Zijn dienaar, Zacharia.
Zie hier eene herinnering van de genade van uwen Heer, omtrent zijn dienaar Zacharias.
Toen hij zijn Heer aanriep met eene geheime aanroeping.
قَالَ رَبِّ اِنِّیْ وَهَنَ الْعَظْمُ مِنِّیْ وَ اشْتَعَلَ الرَّاْسُ شَیْبًا وَّ لَمْ اَكُنْۢ بِدُعَآىٕكَ رَبِّ شَقِیًّا(۴)
Zeide hij: "Mijn Heer, het gebeente in mij is zwak geworden en mijn hoofd glanst met grijze haren, niettemin ben ik niet wanhopig, mijn Heer, bij mijn aanroep tot U."
En zeide O Heer! waarlijk mijne beenderen zijn verzwakt en mijn hoofd is wit geworden door grijsheid. En ik was nimmer ongelukkig in mijne gebeden tot u, o Heer!
وَ اِنِّیْ خِفْتُ الْمَوَالِیَ مِنْ وَّرَآءِیْ وَ كَانَتِ امْرَاَتِیْ عَاقِرًا فَهَبْ لِیْ مِنْ لَّدُنْكَ وَلِیًّاۙ(۵)
"Maar ik vrees mijn bloedverwanten na mij; mijn vrouw is onvruchtbaar, geef mij een opvolger van U."
Maar ik vrees mijne bloedverwanten, die mij zullen opvolgen; want mijne vrouw is onvruchtbaar: geef mij dus een opvolger uit mijn eigen lichaam van u.
یَّرِثُنِیْ وَ یَرِثُ مِنْ اٰلِ یَعْقُوْبَ ﳓ وَ اجْعَلْهُ رَبِّ رَضِیًّا(۶)
"Opdat hij mij en het Huis van Jacob tot erfgenaam moge zijn. En maak hem, mijn Heer, U welgevallig."
Die mijn erfgenaam zal zijn en een erfgenaam van het gezin van Jacob; en geef, o Heer! dat hij door u aangenomen worde.
یٰزَكَرِیَّاۤ اِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلٰمِ-ﹰاسْمُهٗ یَحْیٰىۙ-لَمْ نَجْعَلْ لَّهٗ مِنْ قَبْلُ سَمِیًّا(۷)
(God antwoordde) "O Zacharia, Wij brengen u blijde tijding omtrent een zoon wiens naam Jahja (Johannes) zal zijn. Wij hebben voordien niemand aan hem gelijk gemaakt."
En de engel antwoordde hem: O Zacharias! waarlijk wij brengen u tijdingen van een zoon, wiens naam Yahya zal zijn. Wij hebben niemand vóór hem dien naam doen dragen.
قَالَ رَبِّ اَنّٰى یَكُوْنُ لِیْ غُلٰمٌ وَّ كَانَتِ امْرَاَتِیْ عَاقِرًا وَّ قَدْ بَلَغْتُ مِنَ الْكِبَرِ عِتِیًّا(۸)
Hij zeide: "Mijn Heer, hoe kan mij een zoon geworden, terwijl mijn vrouw onvruchtbaar is en ik de uiterste grens des ouderdoms heb bereikt?"
Zacharias zeide: Hoe zal ik een zoon hebben, terwijl ik zei dat mijne vrouw onvruchtbaar is, en ik thans tot hoogen ouderdom gekomen en afgeleefd ben?
قَالَ كَذٰلِكَۚ-قَالَ رَبُّكَ هُوَ عَلَیَّ هَیِّنٌ وَّ قَدْ خَلَقْتُكَ مِنْ قَبْلُ وَ لَمْ تَكُ شَیْــٴًـا(۹)
0
De engel zeide: Zoo zal het zijn. Uw Heer zeide: Dit is mij gemakkelijk. Ik heb u vroeger geschapen, toen gij nog niets waart.
قَالَ رَبِّ اجْعَلْ لِّیْۤ اٰیَةًؕ-قَالَ اٰیَتُكَ اَلَّا تُكَلِّمَ النَّاسَ ثَلٰثَ لَیَالٍ سَوِیًّا(۱۰)
Hij zeide: "Mijn Heer, geef mij een teken." (God) zei: "Uw teken is dat gij voor drie opeenvolgende dagen en nachten tot niemand zult spreken."
Zacharias antwoordde: O Heer! geef mij een teeken. De engel hernam: Uw teeken zal zijn, dat gij in drie nachten niet tot de menschen zult spreken hoewel gij u in volmaakte gezondheid bevindt.
فَخَرَ جَ عَلٰى قَوْمِهٖ مِنَ الْمِحْرَابِ فَاَوْحٰۤى اِلَیْهِمْ اَنْ سَبِّحُوْا بُكْرَةً وَّ عَشِیًّا(۱۱)
Aldus kwam hij uit de kamer tot zijn volk en beduidde hen God in de morgen en in de avond te verheerlijken.
En hij ging tot zijn volk uit het vertrek en hij maakte hun teekenen, alsof hij wilde zeggen: Geloofd zij God, des ochtends en des avonds.
یٰیَحْیٰى خُذِ الْكِتٰبَ بِقُوَّةٍؕ-وَ اٰتَیْنٰهُ الْحُكْمَ صَبِیًّاۙ(۱۲)
"O Jahja (Johannes), houd u krachtig aan het Boek." Wij schonken hem wijsheid, terwijl hij nog een kind was,
En wij zeiden tot zijn zoon: O Johannes! ontvang het boek der wet, met het besluit, dat te leeren en in acht te nemen. En wij schonken hem wijsheid, toen hij nog slechts een kind was.
وَّ حَنَانًا مِّنْ لَّدُنَّا وَ زَكٰوةًؕ-وَ كَانَ تَقِیًّاۙ(۱۳)
En zachtmoedigheid van Ons en reinheid. En hij was vroom,
En onze genade en zuiverheid des levens; en hij was een vroom mensch
وَّ بَرًّۢا بِوَالِدَیْهِ وَ لَمْ یَكُنْ جَبَّارًا عَصِیًّا(۱۴)
Vriendelijk en goed voor zijn ouders. En hij was trots noch opstandig.
En deed zijnen plicht omtrent zijne ouders, en hij was trotsch noch weerspannig.
وَ سَلٰمٌ عَلَیْهِ یَوْمَ وُلِدَ وَ یَوْمَ یَمُوْتُ وَ یَوْمَ یُبْعَثُ حَیًّا۠(۱۵)
Vrede was met hem op de dag zijner geboorte, en op zijn sterfdag, en zal eveneens met hem zijn op de dag waarop hij weer tot leven zal worden gewekt.
Vrede zij op hem! den dag dat hij werd geboren, en den dag waarop hij zal sterven, en ook den dag waarop hij tot het leven zal worden opgewekt.
وَ اذْكُرْ فِی الْكِتٰبِ مَرْیَمَۘ-اِذِ انْتَبَذَتْ مِنْ اَهْلِهَا مَكَانًا شَرْقِیًّاۙ(۱۶)
En vermeld Maria in het Boek. Toen zij zich van haar volk terugtrok in een op het Oosten uitziende plaats,
Herdenk in het boek van den Koran het verhaal van Maria, toen zij zich van haar gezin naar eene plaats ten Oosten verwijderde.
فَاتَّخَذَتْ مِنْ دُوْنِهِمْ حِجَابًا ﱏ فَاَرْسَلْنَاۤ اِلَیْهَا رُوْحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرًا سَوِیًّا(۱۷)
En zich aan hlm blikken onttrok, zonden Wij Onze Geest tot haar en hij verscheen aan haar in de gestalte van een volmaakte man.
En een sluier nam, om zich aan de blikken van anderen te onttrekken. Wij zonden onzen geest Gabriël tot haar, en hij verscheen haar in de gedaante van een volmaakt mensch.
قَالَتْ اِنِّیْۤ اَعُوْذُ بِالرَّحْمٰنِ مِنْكَ اِنْ كُنْتَ تَقِیًّا(۱۸)
Zij zeide: "Ik neem mijn toevlucht tot de Barmhartige tegen u, laat mij met rust, indien gij (God) vreest."
Zij zeide: Ik zoek eene schuilplaats bij den genadigen God, opdat hij mij tegen u verdedige. Indien gij hem vreest zult gij mij niet naderen.
قَالَ اِنَّمَاۤ اَنَا رَسُوْلُ رَبِّكِ ﳓ لِاَهَبَ لَكِ غُلٰمًا زَكِیًّا(۱۹)
Hij antwoordde: "Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon moge schenken."
Hij antwoordde: Waarlijk, ik ben de boodschapper van uwen Heer, en ik ben gezonden om u een heiligen zoon te geven.
قَالَتْ اَنّٰى یَكُوْنُ لِیْ غُلٰمٌ وَّ لَمْ یَمْسَسْنِیْ بَشَرٌ وَّ لَمْ اَكُ بَغِیًّا(۲۰)
Zij zeide: "Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?"
Zij zeide: Hoe zal ik een zoon hebben; geen man heeft mij aangeraakt, en ik ben geene ontuchtige vrouw.
قَالَ كَذٰلِكِۚ-قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَیَّ هَیِّنٌۚ-وَ لِنَجْعَلَهٗۤ اٰیَةً لِّلنَّاسِ وَ رَحْمَةً مِّنَّاۚ-وَ كَانَ اَمْرًا مَّقْضِیًّا(۲۱)
0
Gabriël hernam: Zoo zal het zijn. Uw Heer zeide: Dit is mij gemakkelijk, en wij zullen het doen, ten einde hem tot een teeken voor de menschen en tot eene genade van ons te doen zijn. Het is eene besloten zaak.
فَحَمَلَتْهُ فَانْتَبَذَتْ بِهٖ مَكَانًا قَصِیًّا(۲۲)
En zij ontving hem en trok zich met hem terug in een ver afgelegen oord.
Zij ontving hem dus, en zij verwijderde zich, met hem in haren schoot, naar eene afgelegen plaats.
فَاَجَآءَهَا الْمَخَاضُ اِلٰى جِذْعِ النَّخْلَةِۚ-قَالَتْ یٰلَیْتَنِیْ مِتُّ قَبْلَ هٰذَا وَ كُنْتُ نَسْیًا مَّنْسِیًّا(۲۳)
En de smarten der bevalling dreven haar naar de voet van een palmboom. Zij zeide: "O, liever zou ik v??r dit geschiedde gestorven en in de vergetelheid geraakt zijn."
En de pijnen der geboorte overvielen haar nabij den stam van een palmboom. Zij zeide: God gave dat ik vóór dit oogenblik ware gestorven; dat ik vergeten en in vergetelheid verloren ware.
فَنَادٰىهَا مِنْ تَحْتِهَاۤ اَلَّا تَحْزَنِیْ قَدْ جَعَلَ رَبُّكِ تَحْتَكِ سَرِیًّا(۲۴)
Dan riep (Gods boodschapper) haar van beneden toe, zeggende: "Treur niet. Uw Heer heeft een beekje aan uw voet doen ontstaan;"
En hij die beneden haar was, riep haar toe, zeggende: Wees niet bedroefd! God heeft eene beek aan uwe voeten doen stroomen.
وَ هُزِّیْۤ اِلَیْكِ بِجِذْعِ النَّخْلَةِ تُسٰقِطْ عَلَیْكِ رُطَبًا جَنِیًّا٘(۲۵)
"En schud de stam van de palmboom naar u toe, deze zal verse, rijpe dadels op u doen neervallen;"
Schudt den stam van den palmboom, en rijpe dadels zullen op u nedervallen.
فَكُلِیْ وَ اشْرَبِیْ وَ قَرِّیْ عَیْنًاۚ-فَاِمَّا تَرَیِنَّ مِنَ الْبَشَرِ اَحَدًاۙ-فَقُوْلِیْۤ اِنِّیْ نَذَرْتُ لِلرَّحْمٰنِ صَوْمًا فَلَنْ اُكَلِّمَ الْیَوْمَ اِنْسِیًّاۚ(۲۶)
0
Eet en drink en stel uw hart gerust. Indien gij een man ziet die u ondervraagt. Zeg dan: Waarlijk, ik heb den Barmhartige een vasten toegewijd, zoodat ik dezen dag volstrekt niet tot een man spreken zal.
فَاَتَتْ بِهٖ قَوْمَهَا تَحْمِلُهٗؕ-قَالُوْا یٰمَرْیَمُ لَقَدْ جِئْتِ شَیْــٴًـا فَرِیًّا(۲۷)
Alsdan bracht zij het kind tot haar volk. Dit zeide: "O Maria, gij hebt iets vreemds gedaan."
Zij bracht het kind tot haar volk, hem in hare armen dragende. En zij zeiden tot haar: O Maria! gij hebt eene vreemde zaak bedreven.
یٰۤاُخْتَ هٰرُوْنَ مَا كَانَ اَبُوْكِ امْرَاَ سَوْءٍ وَّ مَا كَانَتْ اُمُّكِ بَغِیًّاۖۚ(۲۸)
"O Zuster van A?ron, uw vader was geen verdorven man noch was uw moeder een onkuise vrouw."
O Zuster van Aäron! uw vader was geen slecht man, en uwe moeder geen ontuchtige vrouw.
فَاَشَارَتْ اِلَیْهِؕ-قَالُوْا كَیْفَ نُكَلِّمُ مَنْ كَانَ فِی الْمَهْدِ صَبِیًّا(۲۹)
Dan wees zij naar het kind. Zij zeiden: "Hoe kunnen wij tot een wiegekind spreken?"
Maar zij maakte teekenen tot het kind om hun te antwoorden. En zij zeiden: Hoe kunnen wij tot hem spreken, die nog een kind in de wieg is?
قَالَ اِنِّیْ عَبْدُ اللّٰهِ ﳴ اٰتٰىنِیَ الْكِتٰبَ وَ جَعَلَنِیْ نَبِیًّاۙ(۳۰)
Hij (Jezus) zeide: "Ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt;"
Daarop zeide het kind: Waarlijk, ik ben Gods dienaar; hij heeft mij het boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt.
وَّ جَعَلَنِیْ مُبٰرَكًا اَیْنَ مَا كُنْتُ۪-وَ اَوْصٰنِیْ بِالصَّلٰوةِ وَ الزَّكٰوةِ مَا دُمْتُ حَیًّاﳚ(۳۱)
"Hij heeft mij gezegend waar ik mij ook moge bevinden; en heeft mij het gebed en het geven van aalmoezen zolang ik leef opgelegd."
En hij heeft gewild, dat ik gezegend zou zijn, overal waar ik mij ook zou mogen bevinden; hij heeft mij bevolen, het gebed in acht te nemen en aalmoezen te geven, zoo lang ik zal leven.
وَّ بَرًّۢا بِوَالِدَتِیْ٘-وَ لَمْ یَجْعَلْنِیْ جَبَّارًا شَقِیًّا(۳۲)
"En dat ik gehoorzaam zou zijn jegens mijn moeder. Hij heeft mij noch een onderdrukker, noch een slecht mens gemaakt."
Hij heeft mij gehoorzaam omtrent mijne moeder gemaakt en hij zal mij niet trotsch of ellendig doen worden.
وَ السَّلٰمُ عَلَیَّ یَوْمَ وُلِدْتُّ وَ یَوْمَ اَمُوْتُ وَ یَوْمَ اُبْعَثُ حَیًّا(۳۳)
"Vrede was met mij op de dag mijner geboorte en zal met mij zijn op de dag van mijn dood en evenzo op de dag dat ik ten leven zal worden opgewekt."
Vrede zij op mij, den dag, waarop ik werd geboren en den dag waarop ik zal sterven, en den dag, waarop ik tot het leven zal worden opgewekt.
ذٰلِكَ عِیْسَى ابْنُ مَرْیَمَۚ-قَوْلَ الْحَقِّ الَّذِیْ فِیْهِ یَمْتَرُوْنَ(۳۴)
Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen.
Dit was Jezus de zoon van Maria, die het woord der waarheid zou spreken, waaromtrent zij twijfelen.
مَا كَانَ لِلّٰهِ اَنْ یَّتَّخِذَ مِنْ وَّلَدٍۙ-سُبْحٰنَهٗؕ-اِذَا قَضٰۤى اَمْرًا فَاِنَّمَا یَقُوْلُ لَهٗ كُنْ فَیَكُوْنُؕ(۳۵)
Het past niet bij Allah Zich een zoon te verwekken, Heilig is Hij. Wanneer Hij een beslissing neemt, zegt Hij daartoe slechts: "Wees", en het wordt.
Het is niet passend voor God dat hij een zoon zou hebben; zulk eene lastering zij verre van hem. Als hij over iets besluit zegt hij slechts: Wees! en het is.
وَ اِنَّ اللّٰهَ رَبِّیْ وَ رَبُّكُمْ فَاعْبُدُوْهُؕ-هٰذَا صِرَاطٌ مُّسْتَقِیْمٌ(۳۶)
"Voorwaar, Allah is mijn Heer en uw Heer. Aanbidt Hem derhalve, dit is de rechte weg."
Waarlijk, God is mijn Heer en ùw Heer; dien hem dus; dit is de rechte weg.
فَاخْتَلَفَ الْاَحْزَابُ مِنْۢ بَیْنِهِمْۚ-فَوَیْلٌ لِّلَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ مَّشْهَدِ یَوْمٍ عَظِیْمٍ(۳۷)
Doch (sommige) partijen verschillen (hierover) onderling van mening; maar wee de ongelovigen bij hun aanwezigheid op de grote Dag.
De partijen verschillen onder elkander nopens Jezus; maar wee over hen, die ongeloovigen zijn, wegens hunne verschijning op den grooten dag.
اَسْمِعْ بِهِمْ وَ اَبْصِرْۙ-یَوْمَ یَاْتُوْنَنَا لٰكِنِ الظّٰلِمُوْنَ الْیَوْمَ فِیْ ضَلٰلٍ مُّبِیْنٍ(۳۸)
Hoe helder zal hun horen en hun zien zijn op die Dag wanneer zij tot Ons zullen komen. Waarlijk, de onrechtvaardigen zijn in duidelijke dwaling.
Doe hen hooren en doe hen zien op den dag, waarop zij tot ons zullen komen om geoordeeld te worden; maar de goddeloozen verkeeren heden in eene duidelijke dwaling.
وَ اَنْذِرْهُمْ یَوْمَ الْحَسْرَةِ اِذْ قُضِیَ الْاَمْرُۘ-وَ هُمْ فِیْ غَفْلَةٍ وَّ هُمْ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۳۹)
En waarschuw hen voor de Dag der Smart wanneer het oordeel zal worden geveld. Thans zijn zij achteloos en geloven niet.
Waarschuw hen voor den dag der zuchten, als de zaak zal worden bepaald, terwijl zij thans in achteloosheid zijn verzonken en niet gelooven.
اِنَّا نَحْنُ نَرِثُ الْاَرْضَ وَ مَنْ عَلَیْهَا وَ اِلَیْنَا یُرْجَعُوْنَ۠(۴۰)
Wij zijn het, Die de aarde en alles wat zich daarop bevindt zullen erven en tot Ons zullen zij worden teruggebracht.
Waarlijk, wij zullen de aarde erven en al de schepselen die zich daarop bevinden, en tot ons zullen zij allen terugkeeren.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan