READ
Surah Ghafir
اَلْمُؤْمِن
85 Ayaat مکیۃ
40:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
تَنْزِیْلُ الْكِتٰبِ مِنَ اللّٰهِ الْعَزِیْزِ الْعَلِیْمِۙ(۲)
De openbaring van dit Boek is van Allah, de Almachtige, de Alwetende.
De neerzending van het boek is gebeurd door God, de machtige, de wetende,
غَافِرِ الذَّنْۢبِ وَ قَابِلِ التَّوْبِ شَدِیْدِ الْعِقَابِۙ-ذِی الطَّوْلِؕ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَؕ-اِلَیْهِ الْمَصِیْرُ(۳)
De Vergever der zonden, de Aanvaarder van berouw, de Gestrenge in het straffen, de Heer van genade. Er is geen God buiten Hem. Tot Hem is de terugkeer.
Hij die de zonde vergeeft en het berouw aanvaardt, die streng is in de afstraffing en vermogend. Er is geen god dan Hij. Bij Hem is de bestemming.
مَا یُجَادِلُ فِیْۤ اٰیٰتِ اللّٰهِ اِلَّا الَّذِیْنَ كَفَرُوْا فَلَا یَغْرُرْكَ تَقَلُّبُهُمْ فِی الْبِلَادِ(۴)
Niemand betwist de woorden van Allah behalve de ongelovigen. Laat hun bedrijvigheid in het land u niet bedriegen.
Over Gods tekenen twisten slechts zij die ongelovig zijn; laat je niet begoochelen doordat zij in het land rondtrekken.
كَذَّبَتْ قَبْلَهُمْ قَوْمُ نُوْحٍ وَّ الْاَحْزَابُ مِنْۢ بَعْدِهِمْ۪-وَ هَمَّتْ كُلُّ اُمَّةٍۭ بِرَسُوْلِهِمْ لِیَاْخُذُوْهُ وَ جٰدَلُوْا بِالْبَاطِلِ لِیُدْحِضُوْا بِهِ الْحَقَّ فَاَخَذْتُهُمْ- فَكَیْفَ كَانَ عِقَابِ(۵)
Het volk van Noach voor hen en andere groepen na hen verloochenden ook en elk volk besloot zijn boodschapper te vangen en twistte door leugen om de Waarheid er mee te niet te doen. Dan greep Ik hen en hoe verschrikkelijk was Mijn straf!
Voor hun tijd had het volk van Noeh van leugens beticht en na hen ook de partijen. En iedere gemeenschap was van plan om hun gezant te grijpen en zij redetwistten met behulp van onzin om daarmee de waarheid te weerleggen, maar Ik greep hen. En hoe was Mijn afstraffing dan?
وَ كَذٰلِكَ حَقَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ عَلَى الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اَنَّهُمْ اَصْحٰبُ النَّارِۘؔ(۶)
Zo werd het woord van uw Heer bewaarheid ten opzichte van de ongelovigen: dat zij de bewoners van het Vuur zouden zijn.
Zo werd het woord van jouw Heer bewaarheid tegen hen die ongelovig zijn, dat zij in het vuur thuishoren.
اَلَّذِیْنَ یَحْمِلُوْنَ الْعَرْشَ وَ مَنْ حَوْلَهٗ یُسَبِّحُوْنَ بِحَمْدِ رَبِّهِمْ وَ یُؤْمِنُوْنَ بِهٖ وَ یَسْتَغْفِرُوْنَ لِلَّذِیْنَ اٰمَنُوْاۚ-رَبَّنَا وَسِعْتَ كُلَّ شَیْءٍ رَّحْمَةً وَّ عِلْمًا فَاغْفِرْ لِلَّذِیْنَ تَابُوْا وَ اتَّبَعُوْا سَبِیْلَكَ وَ قِهِمْ عَذَابَ الْجَحِیْمِ(۷)
Zij, die de Troon dragen en zij die er omheen staan verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt en zij geloven in Hem en vragen vergiffenis voor de gelovigen, zeggende: "Onze Heer, Gij omvat alle dingen in Uw barmhartigheid en kennis. Vergeef daarom hen die berouw tonen en Uw weg volgen; en behoed hen voor de straf der hel,
Zij die de troon dragen en eromheen staan prijzen de lof van hun Heer en geloven in Hem. En zij vragen om vergeving voor hen die geloven: "Onze Heer, U omvat alles in barmhartigheid en kennis. Vergeef dan hun die berouw tonen en Uw weg volgen en behoed hen voor de bestraffing van het hellevuur.
رَبَّنَا وَ اَدْخِلْهُمْ جَنّٰتِ عَدْنِ ﹰالَّتِیْ وَعَدْتَّهُمْ وَ مَنْ صَلَحَ مِنْ اٰبَآىٕهِمْ وَ اَزْوَاجِهِمْ وَ ذُرِّیّٰتِهِمْؕ-اِنَّكَ اَنْتَ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُۙ(۸)
Onze Heer, en doe hen de tuinen der Eeuwigheid ingaan, die Gij hun hebt beloofd, alsook de deugdzamen onder hun ouders, hun echtgenoten en hun kinderen. Zeker, Gij zijt de Almachtige, de Alwijze.
Onze Heer, en laat hen de tuinen van 'Adn binnengaan die U hun hebt toegezegd en ook hen van hun vaderen en echtgenotes en nageslacht die rechtschapen zijn. U bent de machtige, de wijze.
وَ قِهِمُ السَّیِّاٰتِؕ-وَ مَنْ تَقِ السَّیِّاٰتِ یَوْمَىٕذٍ فَقَدْ رَحِمْتَهٗؕ-وَ ذٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِیْمُ۠(۹)
"En behoed hen voor het kwade; en een ieder die Gij op die Dag voor het kwade behoedt, hem betoont Gij zeker barmhartigheid. En dat is de grootste zegepraal."
En behoed hen voor de slechte daden, want wie U op die dag voor de slechte daden beschermt, met hem hebt U erbarmen en dat is de geweldige triomf."
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا یُنَادَوْنَ لَمَقْتُ اللّٰهِ اَكْبَرُ مِنْ مَّقْتِكُمْ اَنْفُسَكُمْ اِذْ تُدْعَوْنَ اِلَى الْاِیْمَانِ فَتَكْفُرُوْنَ(۱۰)
De ongelovigen zullen worden toegesproken: "Het misnoegen van Allah was groter dan uw eigen misnoegen toen gij tot het geloof werd geroepen doch gij dit verwierpt."
Aan hen die ongelovig zijn wordt toegeroepen: "Gods afschuw is groter dan jullie afschuw van jezelf wanneer jullie tot het geloof worden opgeroepen en jullie toch ongelovig blijven."
قَالُوْا رَبَّنَاۤ اَمَتَّنَا اثْنَتَیْنِ وَ اَحْیَیْتَنَا اثْنَتَیْنِ فَاعْتَرَفْنَا بِذُنُوْبِنَا فَهَلْ اِلٰى خُرُوْجٍ مِّنْ سَبِیْلٍ(۱۱)
Zij zullen zeggen: "Onze Heer, Gij deedt ons tweemaal sterven en Gij hebt ons tweemaal in het leven teruggeroepen en wij bekennen onze zonden. Is er nu een uitweg?"
Zij zeggen: "Onze Heer, U hebt ons tweemaal laten sterven en tweemaal tot leven gebracht. Wij erkennen dus onze zonden. Is er nog een weg om hier uit te komen?"
ذٰلِكُمْ بِاَنَّهٗۤ اِذَا دُعِیَ اللّٰهُ وَحْدَهٗ كَفَرْتُمْۚ-وَ اِنْ یُّشْرَكْ بِهٖ تُؤْمِنُوْاؕ-فَالْحُكْمُ لِلّٰهِ الْعَلِیِّ الْكَبِیْرِ(۱۲)
Dit kwam omdat gij niet geloofdet toen Allah de Ene werd genoemd, maar toen Hem medegoden werden toegeschreven, geloofdet gij. Nu behoort het oordeel aan Allah, de Allerhoogste, de Allergrootste.
Dat is zo omdat jullie ongelovig waren wanneer tot God alleen werd opgeroepen, en gelovig wanneer aan Hem metgezellen werden toegevoegd. Maar het oordeel komt God toe, de verhevene, de grote.
هُوَ الَّذِیْ یُرِیْكُمْ اٰیٰتِهٖ وَ یُنَزِّلُ لَكُمْ مِّنَ السَّمَآءِ رِزْقًاؕ-وَ مَا یَتَذَكَّرُ اِلَّا مَنْ یُّنِیْبُ(۱۳)
Hij is het Die u Zijn tekenen toont en voorziening voor u van de hemel nederzendt; maar niemand trekt er lering uit behalve hij die zich (tot God) wendt.
Hij is het die jullie Zijn tekenen laat zien en die voor jullie uit de hemel levensonderhoud laat neerdalen. Maar slechts wie schuldbewust is Iaat zich vermanen.
فَادْعُوا اللّٰهَ مُخْلِصِیْنَ لَهُ الدِّیْنَ وَ لَوْ كَرِهَ الْكٰفِرُوْنَ(۱۴)
Roept alleen Allah aan, oprecht zijnde in gehoorzaamheid tot Hem, hoewel de ongelovigen er tegen zijn.
Roept dus God aan waarbij jullie de godsdienst geheel aan Hem moeten wijden, ook al verafschuwen de ongelovigen het.
رَفِیْعُ الدَّرَجٰتِ ذُو الْعَرْشِۚ-یُلْقِی الرُّوْحَ مِنْ اَمْرِهٖ عَلٰى مَنْ یَّشَآءُ مِنْ عِبَادِهٖ لِیُنْذِرَ یَوْمَ التَّلَاقِۙ(۱۵)
Verheven boven alle graden is de Heer van de Troon. Hij zendt het woord door Zijn gebod aan wie Hij wil van Zijn dienaren, opdat hij moge waarschuwen voor de Dag der Ontmoeting.
De Verhevene van rang en de Heer van de troon verleent door Zijn beschikking de geest aan wie van Zijn dienaren Hij wil om voor de dag van de ontmoeting te waarschuwen,
یَوْمَ هُمْ بٰرِزُوْنَ ﳛ لَا یَخْفٰى عَلَى اللّٰهِ مِنْهُمْ شَیْءٌؕ-لِمَنِ الْمُلْكُ الْیَوْمَؕ-لِلّٰهِ الْوَاحِدِ الْقَهَّارِ(۱۶)
De Dag waarop zij naar voren zullen komen - zal niets van hen voor Allah verborgen zijn. "Van Wie is het Koninkrijk op deze Dag?" "Van Allah, de Ene, de Onweerstaanbare."
de dag waarop zij vóórkomen, waarbij niets van hen voor God verborgen blijft. "Wie heeft vandaag de heerschappij?" "God, de ene, de albeheerser."
اَلْیَوْمَ تُجْزٰى كُلُّ نَفْسٍۭ بِمَا كَسَبَتْؕ-لَا ظُلْمَ الْیَوْمَؕ-اِنَّ اللّٰهَ سَرِیْعُ الْحِسَابِ(۱۷)
"Op deze Dag zal elke ziel worden beloond voor hetgeen zij heeft verdiend. Geen onrecht zal geschieden op deze Dag. Voorzeker, Allah is snel in het beoordelen."
"Vandaag wordt aan iedereen wat hij begaan heeft vergolden, vandaag is er geen onrecht." God is snel met de afrekening.
وَ اَنْذِرْهُمْ یَوْمَ الْاٰزِفَةِ اِذِ الْقُلُوْبُ لَدَى الْحَنَاجِرِ كٰظِمِیْنَ۬ؕ-مَا لِلظّٰلِمِیْنَ مِنْ حَمِیْمٍ وَّ لَا شَفِیْعٍ یُّطَاعُؕ(۱۸)
Waarschuw hen voor de naderende Dag, wanneer het hart in de keel klopt terwijl zij vol verdriet zullen zijn. De onrechtvaardigen zullen geen boezemvrienden hebben, noch enige bemiddelaar naar wie zal worden geluisterd.
En waarschuw hen voor de dag van de aanstaande [opstanding] wanneer de harten bedrukt in de kelen kloppen. De onrechtplegers hebben dan geen echte vriend en geen bemiddelaar aan wie gehoor gegeven wordt.
یَعْلَمُ خَآىٕنَةَ الْاَعْیُنِ وَ مَا تُخْفِی الصُّدُوْرُ(۱۹)
Hij kent de oneerlijkheid der ogen en datgene wat de harten verbergen.
Hij kent het verraad in de ogen en wat de harten verbergen.
وَ اللّٰهُ یَقْضِیْ بِالْحَقِّؕ-وَ الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِهٖ لَا یَقْضُوْنَ بِشَیْءٍؕ-اِنَّ اللّٰهَ هُوَ السَّمِیْعُ الْبَصِیْرُ۠(۲۰)
En Allah richt naar waarheid, maar degenen die zij aanroepen naast Hem kunnen in het geheel niet richten. Voorzeker, Allah is de Alhorende, de Alziende.
En God beslist naar waarheid, maar zij die door hen in plaats van Hem aangeroepen worden beslissen niets. God is de horende, de doorziende. *
اَوَ لَمْ یَسِیْرُوْا فِی الْاَرْضِ فَیَنْظُرُوْا كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الَّذِیْنَ كَانُوْا مِنْ قَبْلِهِمْؕ-كَانُوْا هُمْ اَشَدَّ مِنْهُمْ قُوَّةً وَّ اٰثَارًا فِی الْاَرْضِ فَاَخَذَهُمُ اللّٰهُ بِذُنُوْبِهِمْؕ -وَ مَا كَانَ لَهُمْ مِّنَ اللّٰهِ مِنْ وَّاقٍ(۲۱)
Hebben zij niet over de aarde gereisd en gezien wat het einde was van hen die v??r hen waren? Zij waren machtiger dan dezen in kracht en in hun sporen op aarde. Toch greep Allah hen voor hun zonden en zij hadden niemand om hen tegen Allah te beschermen.
Hebben zij dan niet op de aarde rondgereisd en ernaar gekeken hoe het einde was van hen die er vóór hen waren? Zij waren sterker dan zij en lieten meer sporen achter op de aarde, maar God greep hen voor hun zonden; voor hen was er tegen God geen beschermer.
ذٰلِكَ بِاَنَّهُمْ كَانَتْ تَّاْتِیْهِمْ رُسُلُهُمْ بِالْبَیِّنٰتِ فَكَفَرُوْا فَاَخَذَهُمُ اللّٰهُؕ-اِنَّهٗ قَوِیٌّ شَدِیْدُ الْعِقَابِ(۲۲)
Dat kwam omdat hun boodschappers tot hen kwamen met duidelijke tekenen, doch zij verwierpen ze; daarom greep Allah hen. Voorzeker, Hij is Machtig, Streng in het straffen.
Dat was omdat hun gezanten met de duidelijke bewijzen tot hen waren gekomen en zij toch ongelovig waren. Dus greep God hen; Hij is sterk en streng in de afstraffing.
وَ لَقَدْ اَرْسَلْنَا مُوْسٰى بِاٰیٰتِنَا وَ سُلْطٰنٍ مُّبِیْنٍۙ(۲۳)
En Wij zonden Mozes met Onze tekenen en een duidelijk gezag,
Wij hadden Moesa toch met Onze tekenen en een duidelijke machtiging gezonden
اِلٰى فِرْعَوْنَ وَ هَامٰنَ وَ قَارُوْنَ فَقَالُوْا سٰحِرٌ كَذَّابٌ(۲۴)
Tot Pharao en Hamaan en Korach, maar zij zeiden: "Hij is een tovenaar en de grootste leugenaar."
naar Fir'aun, Hamaan en Karoen. Maar zij zeiden: "Een leugenachtige tovenaar!"
فَلَمَّا جَآءَهُمْ بِالْحَقِّ مِنْ عِنْدِنَا قَالُوا اقْتُلُوْۤا اَبْنَآءَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مَعَهٗ وَ اسْتَحْیُوْا نِسَآءَهُمْؕ-وَ مَا كَیْدُ الْكٰفِرِیْنَ اِلَّا فِیْ ضَلٰلٍ(۲۵)
En toen hij (Mozes) met Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Doodt de zonen der gelovigen met hem en ontziet hun vrouwen." Maar het plan der ongelovigen is ijdel.
En toen hij met de waarheid van Ons bij hen kwam zeiden zij: "Doodt de zonen van hen die met hem geloven en laat hun vrouwen in leven." Maar de list van de ongelovigen mist steeds haar doel.
وَ قَالَ فِرْعَوْنُ ذَرُوْنِیْۤ اَقْتُلْ مُوْسٰى وَ لْیَدْعُ رَبَّهٗۚ-اِنِّیْۤ اَخَافُ اَنْ یُّبَدِّلَ دِیْنَكُمْ اَوْ اَنْ یُّظْهِرَ فِی الْاَرْضِ الْفَسَادَ(۲۶)
En Pharao zeide: "Laat mij Mozes doodslaan en laat hem dan zijn Heer aanroepen. Ik vrees dat hij uw godsdienst zal veranderen of in het land onrust zal stoken."
En Fir'aun zei: "Laat mij Moesa doden en hij moet dan maar zijn Heer aanroepen. Ik ben bang dat hij [anders] jullie godsdienst zal veranderen of zichtbaar verderf op de aarde zal brengen."
وَ قَالَ مُوْسٰۤى اِنِّیْ عُذْتُ بِرَبِّیْ وَ رَبِّكُمْ مِّنْ كُلِّ مُتَكَبِّرٍ لَّا یُؤْمِنُ بِیَوْمِ الْحِسَابِ۠(۲۷)
En Mozes zeide: "Ik zoek toevlucht bij mijn Heer en uw Heer, tegen elke laatdunkende die aan de Dag des Oordeels niet gelooft."
En Moesa zei: "Ik zoek bescherming bij mijn Heer en jullie Heer tegen iedere hoogmoedige die niet in de dag van de afrekening gelooft."
وَ قَالَ رَجُلٌ مُّؤْمِنٌ ﳓ مِّنْ اٰلِ فِرْعَوْنَ یَكْتُمُ اِیْمَانَهٗۤ اَتَقْتُلُوْنَ رَجُلًا اَنْ یَّقُوْلَ رَبِّیَ اللّٰهُ وَ قَدْ جَآءَكُمْ بِالْبَیِّنٰتِ مِنْ رَّبِّكُمْؕ-وَ اِنْ یَّكُ كَاذِبًا فَعَلَیْهِ كَذِبُهٗۚ-وَ اِنْ یَّكُ صَادِقًا یُّصِبْكُمْ بَعْضُ الَّذِیْ یَعِدُكُمْؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَا یَهْدِیْ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ كَذَّابٌ(۲۸)
0
Een gelovige man uit Fir'auns mensen die zijn geloof verborgen hield zei: "Zullen jullie een man doden omdat hij zegt: 'Mijn Heer is God?, terwijl hij toch met de duidelijke bewijzen van zijn Heer tot jullie gekomen is? Als hij een leugenaar is zal zijn bedrog in zijn eigen nadeel zijn. Maar als hij gelijk heeft, dan zal jullie zeker iets van wat hij jullie heeft aangezegd treffen. God wijst de goede richting niet aan wie schaamteloos zijn en leugenaars.
یٰقَوْمِ لَكُمُ الْمُلْكُ الْیَوْمَ ظٰهِرِیْنَ فِی الْاَرْضِ٘-فَمَنْ یَّنْصُرُنَا مِنْۢ بَاْسِ اللّٰهِ اِنْ جَآءَنَاؕ-قَالَ فِرْعَوْنُ مَاۤ اُرِیْكُمْ اِلَّا مَاۤ اَرٰى وَ مَاۤ اَهْدِیْكُمْ اِلَّا سَبِیْلَ الرَّشَادِ(۲۹)
O mijn volk heden hebt gij de oppermacht en gij zijt de hoogsten in het land. Maar wie zal ons beschermen tegen de straf van Allah als zij over ons komt?" Pharao zeide: "Ik wijs u alleen dat aan wat ik zelf zie en ik leid u slechts naar het pad der rechtschapenheid."
Mijn volk! Heden hebben jullie de heerschappij, jullie hebben de overhand in het land, maar wie zal ons helpen tegen Gods geweld als dat tot ons komt?" Fir'aun zei: "Ik maak jullie er slechts opmerkzaam op hoe ik het zie en ik wijs jullie slechts de weg van de rechtschapenheid."
وَ قَالَ الَّذِیْۤ اٰمَنَ یٰقَوْمِ اِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ مِّثْلَ یَوْمِ الْاَحْزَابِۙ(۳۰)
En de gelovige zeide: "O mijn volk, ik vrees voor u een gebeurtenis zoals op de Dag der bondgenoten,
Maar hij die geloofde zei: "Mijn volk! Ik vrees voor jullie iets dergelijks als de dag van de partijen,
مِثْلَ دَاْبِ قَوْمِ نُوْحٍ وَّ عَادٍ وَّ ثَمُوْدَ وَ الَّذِیْنَ مِنْۢ بَعْدِهِمْؕ-وَ مَا اللّٰهُ یُرِیْدُ ظُلْمًا لِّلْعِبَادِ(۳۱)
Zoals hoe geval was bij het volk van Noach, en Aad en Samoed en degenen die na hen waren. Allah wil Zijn dienaren geen onrecht aandoen.
iets dergelijks als het geval was met het volk van Noeh, de 'Aad en de Thamoed en hen die er na hen kwamen. Maar God wenst geen onrecht voor Zijn dienaren.
وَ یٰقَوْمِ اِنِّیْۤ اَخَافُ عَلَیْكُمْ یَوْمَ التَّنَادِۙ(۳۲)
En o mijn volk, ik vrees voor u de Dag van het geweeklaag.
Mijn volk! Ik vrees voor jullie de dag van het elkaar toeroepen;
یَوْمَ تُوَلُّوْنَ مُدْبِرِیْنَۚ-مَا لَكُمْ مِّنَ اللّٰهِ مِنْ عَاصِمٍۚ-وَ مَنْ یُّضْلِلِ اللّٰهُ فَمَا لَهٗ مِنْ هَادٍ(۳۳)
Een Dag waarop gij u zult afwenden om te vluchten. Dan zult gij geen beschermer hebben tegen Allah. En hij die Allah laat dwalen zal geen leider hebben.
de dag waarop jullie de rug zullen toekeren, zullen jullie tegen God geen beschermer hebben. En als God iemand tot dwaling brengt is er voor hem niemand die de goede richting wijst.
وَ لَقَدْ جَآءَكُمْ یُوْسُفُ مِنْ قَبْلُ بِالْبَیِّنٰتِ فَمَا زِلْتُمْ فِیْ شَكٍّ مِّمَّا جَآءَكُمْ بِهٖؕ-حَتّٰۤى اِذَا هَلَكَ قُلْتُمْ لَنْ یَّبْعَثَ اللّٰهُ مِنْۢ بَعْدِهٖ رَسُوْلًاؕ-كَذٰلِكَ یُضِلُّ اللّٰهُ مَنْ هُوَ مُسْرِفٌ مُّرْتَابُۚۖﰳ(۳۴)
En voordien kwam Jozef tot u met duidelijke tekenen, maar gij bleeft twijfeles aan hetgeen hij u bracht doch toen hij stierf zeidet gjj: "Allah zal na hem geen boodschapper meer zenden." Alzo laat Allah de buitensporigen en de twijfelaars dwalen.
Joesoef was toch met de duidelijke bewijzen tot jullie gekomen, maar jullie bleven in twijfel verkeren over wat hij jullie bracht. En toen hij dan aan zijn eind gekomen was zeiden jullie: 'God zal na hem wel geen andere gezant laten opstaan.? Zo brengt God tot dwaling wie schaamteloos zijn en twijfelaars,
الَّذِیْنَ یُجَادِلُوْنَ فِیْۤ اٰیٰتِ اللّٰهِ بِغَیْرِ سُلْطٰنٍ اَتٰىهُمْؕ-كَبُرَ مَقْتًا عِنْدَ اللّٰهِ وَ عِنْدَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْاؕ-كَذٰلِكَ یَطْبَعُ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ قَلْبِ مُتَكَبِّرٍ جَبَّارٍ(۳۵)
Degenen die twisten over de tekenen van Allah zonder dat enig gezag (daarover) tot hen kwam; dit is afkeurenswaardig in de ogen van Allah en de gelovigen. Alzo verzegelt Allah het hart van iedere hoogmoedige en onderdrukker.
zij die over Gods tekenen twisten zonder dat er een machtiging tot hen gekomen is; dat wekt grote afschuw op bij God en bij hen die geloven. Zo verzegelt God het hart van iedereen die hoogmoedig is en een geweldenaar."
وَ قَالَ فِرْعَوْنُ یٰهَامٰنُ ابْنِ لِیْ صَرْحًا لَّعَلِّیْۤ اَبْلُغُ الْاَسْبَابَۙ(۳۶)
En Pharao zeide: "O Hamaan, bouw mij een toren opdat ik de toegangswegen moge naderen,
En Fir'aun zei: "Hamaan, bouw voor mij een toren, misschien kan ik dan de ladders bereiken,
اَسْبَابَ السَّمٰوٰتِ فَاَطَّلِعَ اِلٰۤى اِلٰهِ مُوْسٰى وَ اِنِّیْ لَاَظُنُّهٗ كَاذِبًاؕ-وَ كَذٰلِكَ زُیِّنَ لِفِرْعَوْنَ سُوْٓءُ عَمَلِهٖ وَ صُدَّ عَنِ السَّبِیْلِؕ-وَ مَا كَیْدُ فِرْعَوْنَ اِلَّا فِیْ تَبَابٍ۠(۳۷)
0
de ladders van de hemelen, en kan ik omhoogklimmen naar de god van Moesa. Ik vermoed namelijk dat hij een leugenaar is." Zo werd voor Fir'aun de slechtheid van zijn handelen aantrekkelijk gemaakt en werd hij van de weg afgehouden. En de list van Fir'aun leidde slechts tot mislukking.
وَ قَالَ الَّذِیْۤ اٰمَنَ یٰقَوْمِ اتَّبِعُوْنِ اَهْدِكُمْ سَبِیْلَ الرَّشَادِۚ(۳۸)
En de gelovige zeide: "O, mijn volk, volg mij, ik zal u op het pad van leiding voeren.
Hij die gelovig was zei: "Mijn volk! Volgt mij, dan zal ik jullie de weg van de rechtschapenheid wijzen.
یٰقَوْمِ اِنَّمَا هٰذِهِ الْحَیٰوةُ الدُّنْیَا مَتَاعٌ٘-وَّ اِنَّ الْاٰخِرَةَ هِیَ دَارُ الْقَرَارِ(۳۹)
O mijn volk, dit leven dezer wereld is slechts een voorbijgaand genoegen; en het Hiernamaals is het blijvende tehuis.
Mijn volk! Dit tegenwoordige leven is niet meer dan vruchtgebruik, maar het hiernamaals, dat is de vaststaande woning.
مَنْ عَمِلَ سَیِّئَةً فَلَا یُجْزٰۤى اِلَّا مِثْلَهَاۚ-وَ مَنْ عَمِلَ صَالِحًا مِّنْ ذَكَرٍ اَوْ اُنْثٰى وَ هُوَ مُؤْمِنٌ فَاُولٰٓىٕكَ یَدْخُلُوْنَ الْجَنَّةَ یُرْزَقُوْنَ فِیْهَا بِغَیْرِ حِسَابٍ(۴۰)
Wie kwaad doet zal naar evenredigheid hiervan worden vergolden; maar wie goed doet, man of vrouw, en gelovig is zal het paradijs binnengaan; daarin zullen zij van alles worden voorzien, zonder berekening.
Als iemand iets slechts doet, dan wordt hem slechts dienovereenkomstig vergolden. Maar wie van de mannen of de vrouwen deugdelijk handelen en gelovig zijn, dat zijn zij die de tuin binnengaan. Aan hen wordt daarin levensonderhoud gegeven, zonder afrekening. *
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan