READ
Surah az-Zukhruf
اَلزُّخْرُف
89 Ayaat مکیۃ
43:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
اِنَّا جَعَلْنٰهُ قُرْءٰنًا عَرَبِیًّا لَّعَلَّكُمْ تَعْقِلُوْنَۚ(۳)
Voorzeker, Wij hebben het tot een duidelijke verkondiging gemaakt, opdat gij het moogt begrijpen.
Waarlijk, wij hebben dit als een Arabischen Koran bevolen, opdat gij dien zoudt begrijpen.
وَ اِنَّهٗ فِیْۤ اُمِّ الْكِتٰبِ لَدَیْنَا لَعَلِیٌّ حَكِیْمٌؕ(۴)
En voorwaar, dit is in het Boek der Boeken bij Ons, verheven, vol van wijsheid.
En het is zekerlijk in het oorspronkelijke boek geschreven, dat door ons bewaard, heerlijk en vol van wijsheid is.
اَفَنَضْرِبُ عَنْكُمُ الذِّكْرَ صَفْحًا اَنْ كُنْتُمْ قَوْمًا مُّسْرِفِیْنَ(۵)
Zullen Wij u dit dan niet in herinnering brengen, omdat gij een buitensporig volk zijt?
Zullen wij dus de vermaning van u afwenden en u daarvan berooven, omdat gij een volk van overtreders zijt?
وَ كَمْ اَرْسَلْنَا مِنْ نَّبِیٍّ فِی الْاَوَّلِیْنَ(۶)
Hoevele profeten hebben Wij tot de vroegere geslachten gezonden!
Hoeveel profeten hebben wij tot de vroegere volkeren gezonden?
وَ مَا یَاْتِیْهِمْ مِّنْ نَّبِیٍّ اِلَّا كَانُوْا بِهٖ یَسْتَهْزِءُوْنَ(۷)
En er kwam tot hen nooit een profeet of zij bespotten hem.
En er kwam geen profeet tot hen, of zij lachten verachtelijk,
فَاَهْلَكْنَاۤ اَشَدَّ مِنْهُمْ بَطْشًا وَّ مَضٰى مَثَلُ الْاَوَّلِیْنَ(۸)
Daarom vernietigden Wij de sterksten onder hen ofschoon het voorbeeld van de vroegere volkeren reeds voorafgegaan was.
Daarom vernietigden wij volkeren die machtiger dan deze in sterkte waren, en het voorbeeld der vroegere volkeren is voor hen geplaatst.
وَ لَىٕنْ سَاَلْتَهُمْ مَّنْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ لَیَقُوْلُنَّ خَلَقَهُنَّ الْعَزِیْزُ الْعَلِیْمُۙ(۹)
En indien gij hun vraagt: "Wie schiep de hemelen en de aarde?" zullen zij zeker zeggen: "De Machtige, de Alwetende."
Indien gij hun vraagt wie de hemelen, en de aarde schiep, zullen zij zekerlijk antwoorden: De machtige, de wijze God schiep die.
الَّذِیْ جَعَلَ لَكُمُ الْاَرْضَ مَهْدًا وَّ جَعَلَ لَكُمْ فِیْهَا سُبُلًا لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُوْنَۚ(۱۰)
Die de aarde voor u als wieg heeft gemaakt en uw wegen daarop (aangaf), opdat gij de goede weg moogt volgen.
Wie heeft de aarde als een bed voor u uitgespreid, en heeft daarop paden voor u gemaakt, opdat gij geleid zoudt worden?
وَ الَّذِیْ نَزَّلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءًۢ بِقَدَرٍۚ-فَاَنْشَرْنَا بِهٖ بَلْدَةً مَّیْتًاۚ-كَذٰلِكَ تُخْرَجُوْنَ(۱۱)
En Die water in juiste maat van de hemel nederzendt, waardoor Wij een dood land doen herleven. Zo zult ook gij worden opgewekt.
En wie zendt den regen bij mate neder waardoor wij een dood land verkwikken? (Zoo zult gij uit uwe graven worden opgewekt).
وَ الَّذِیْ خَلَقَ الْاَزْوَاجَ كُلَّهَا وَ جَعَلَ لَكُمْ مِّنَ الْفُلْكِ وَ الْاَنْعَامِ مَا تَرْكَبُوْنَۙ(۱۲)
En Die alles in paren schiep en u schepen heeft gegeven en dieren waarop gij rijdt,
En wie heeft al de verschillende dingen geschapen, en u schepen en vee gegeven?
لِتَسْتَوٗا عَلٰى ظُهُوْرِهٖ ثُمَّ تَذْكُرُوْا نِعْمَةَ رَبِّكُمْ اِذَا اسْتَوَیْتُمْ عَلَیْهِ وَ تَقُوْلُوْا سُبْحٰنَ الَّذِیْ سَخَّرَ لَنَا هٰذَا وَ مَا كُنَّا لَهٗ مُقْرِنِیْنَۙ(۱۳)
Opdat gij stevig op hun rug moogt zitten en dan, wanneer gij er stevig op zit, de gunst van uw Heer moogt gedenken en zeggen: "Glorie zij Hem, Die dit in onze dienst heeft gesteld want wij konden die zelf niet onderwerpen.
Waardoor gij vervoerd wordt, opdat gij stevig op hunne ruggen zoudt zitten, en de gunst van uwen Heer zoudt gedenken, als gij daarop zit, en zeggen zoudt: Geloofd zij hij, die deze schepen en dieren aan onzen dienst heeft onderworpen! want wij zouden die door eigene macht niet hebben kunnen bemeesteren.
وَ اِنَّاۤ اِلٰى رَبِّنَا لَمُنْقَلِبُوْنَ(۱۴)
En voorzeker wij moeten tot onze Heer wederkeren."
En tot onzen Heer zullen wij zekerlijk terugkeeren.
وَ جَعَلُوْا لَهٗ مِنْ عِبَادِهٖ جُزْءًاؕ-اِنَّ الْاِنْسَانَ لَكَفُوْرٌ مُّبِیْنٌؕ۠(۱۵)
En sommigen maken van Zijn dienaren gelijken aan Allah. Waarlijk de mens is klaarblijkelijk ondankbaar.
Toch hebben zij sommige zijner dienaren als zijne kinderen gehouden; waarlijk de mensch is klaarblijkelijk ondankbaar.
اَمِ اتَّخَذَ مِمَّا یَخْلُقُ بَنٰتٍ وَّ اَصْفٰىكُمْ بِالْبَنِیْنَ(۱۶)
Heeft Hij uit de wezens die Hij schiep dochters genomen en u met zonen ge?erd?
Heeft God dochters genomen uit de wezens, die hij heeft geschapen, en heeft hij zonen uit u gekozen?
وَ اِذَا بُشِّرَ اَحَدُهُمْ بِمَا ضَرَبَ لِلرَّحْمٰنِ مَثَلًا ظَلَّ وَجْهُهٗ مُسْوَدًّا وَّ هُوَ كَظِیْمٌ(۱۷)
Doch wanneer aan een hunner nieuws wordt gegeven van hetgeen hij over de Barmhartige vertelt, is hij toornig en wordt zijn gelaat donker.
Maar als aan een van hen het bericht wordt gebracht der geboorte van een kind dier kunne, welke zij den Barmhartige als hem gelijk toeschrijven, dan wordt zijn aangezicht zwart en hij is met spijt vervuld.
اَوَ مَنْ یُّنَشَّؤُا فِی الْحِلْیَةِ وَ هُوَ فِی الْخِصَامِ غَیْرُ مُبِیْنٍ(۱۸)
(Schrijft gij iemand aan God toe) die omhangen met sieraden wordt grootgebracht en die zich bij een twist moeilijk kan uiten?
Schrijven zij daarom aan God eene vrouwelijke nakomelingschap toe, uit de wezens die onder versierselen worden opgevoed en zonder reden twisten?
وَ جَعَلُوا الْمَلٰٓىٕكَةَ الَّذِیْنَ هُمْ عِبٰدُ الرَّحْمٰنِ اِنَاثًاؕ-اَشَهِدُوْا خَلْقَهُمْؕ-سَتُكْتَبُ شَهَادَتُهُمْ وَ یُسْــٴَـلُوْنَ(۱۹)
En zij maakten de engelen, die dienaren zijn van de Barmhartige, tot vrouwelijke wezens. Waren zij dan van hun schepping getuige? Hun getuigenis zal worden opgetekend en zij zullen tot rekenschap worden geroepen.
En maken zij de engelen, die de dienaren des Barmhartigen zijn vrouwelijk? Waren zij bij hunne schepping tegenwoordig? Hunne getuigenis zal nedergeschreven worden, en zij zullen daaromtrent op den dag des oordeels ondervraagd worden.
وَ قَالُوْا لَوْ شَآءَ الرَّحْمٰنُ مَا عَبَدْنٰهُمْؕ-مَا لَهُمْ بِذٰلِكَ مِنْ عِلْمٍۗ-اِنْ هُمْ اِلَّا یَخْرُصُوْنَؕ(۲۰)
Zij zeggen: "Indien de Barmhartige had gewild zouden wij hen niet hebben aanbeden." Zij hebben daar in het geheel geen kennis van, zij vermoeden slechts.
En zij zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij hen niet hebben vereerd. Zij hebben geene kennis daarvan, zij spreken slechts eene ijdele leugen uit.
اَمْ اٰتَیْنٰهُمْ كِتٰبًا مِّنْ قَبْلِهٖ فَهُمْ بِهٖ مُسْتَمْسِكُوْنَ(۲۱)
Hebben Wij hun ooit te voren een Boek gegeven waar zij zich aan vasthouden?
Hebben wij hun ooit te voren een boek met openbaringen vóór dit gegeven, en houden zij dat in hunne bewaring?
بَلْ قَالُوْۤا اِنَّا وَجَدْنَاۤ اٰبَآءَنَا عَلٰۤى اُمَّةٍ وَّ اِنَّا عَلٰۤى اٰثٰرِهِمْ مُّهْتَدُوْنَ(۲۲)
Neen, zij zeggen: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen en wij richten ons naar hun voetstappen."
Neen! Maar zij zeggen: Waarlijk, wij bevonden dat onze vaderen dezen godsdienst uitoefenden, en wij richten ons naar hunne voetstappen.
وَ كَذٰلِكَ مَاۤ اَرْسَلْنَا مِنْ قَبْلِكَ فِیْ قَرْیَةٍ مِّنْ نَّذِیْرٍ اِلَّا قَالَ مُتْرَفُوْهَاۤۙ-اِنَّا وَجَدْنَاۤ اٰبَآءَنَا عَلٰۤى اُمَّةٍ وَّ اِنَّا عَلٰۤى اٰثٰرِهِمْ مُّقْتَدُوْنَ(۲۳)
En evenzo zonden Wij geen waarschuwer naar een stad v??r u of de rijken hiervan zeiden: "Wij zagen onze vaderen een godsdienst volgen, en wij treden in hun voetstappen."
Wij zouden geen prediker voor u, naar geene stad, of de bewoners daarvan, die in overvloed leefden, zeiden: Waarlijk, wij bevonden dat onze vaderen eenen godsdienst uitoefenden, en wij traden in hunne voetstappen.
قٰلَ اَوَ لَوْ جِئْتُكُمْ بِاَهْدٰى مِمَّا وَجَدْتُّمْ عَلَیْهِ اٰبَآءَكُمْؕ-قَالُوْۤا اِنَّا بِمَاۤ اُرْسِلْتُمْ بِهٖ كٰفِرُوْنَ(۲۴)
Zij (de boodschappers) zeiden: "Hoewel wij u een betere leiding brengen dan hetgeen gij uw vaderen hebt zien volgen?" Zij zeiden: "Waarlijk, wij verwerpen datgene waarmede gij gezonden zijt."
En de prediker antwoordde: Wat! niettegenstaande ik u eenen meer waren godsdienst breng, dan die welken gij bevondt dat door uwe vaderen werd gevolgd? En zij hernamen: Waarlijk, wij gelooven datgene niet, wat gij gezonden zijt te prediken.
فَانْتَقَمْنَا مِنْهُمْ فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِیْنَ۠(۲۵)
Daarom straften Wij hen; ziet dan hoe het einde der loochenaars was,
Daarom namen wij wraak op hen; en aanschouw wat het einde was van hen, die onze gezanten van bedrog beschuldigden.
وَ اِذْ قَالَ اِبْرٰهِیْمُ لِاَبِیْهِ وَ قَوْمِهٖۤ اِنَّنِیْ بَرَآءٌ مِّمَّا تَعْبُدُوْنَۙ(۲۶)
En (gedenkt) hoe Abraham tot zijn vader en zijn volk zeide: "Ik heb voorzeker iets uitstaande met hetgeen gij aanbidt,
Herdenk toen Abraham tot zijn vader en tot zijn volk zeide: Waarlijk ik ben rein van de goden welke gij vereert.
اِلَّا الَّذِیْ فَطَرَنِیْ فَاِنَّهٗ سَیَهْدِیْنِ(۲۷)
Doch Hij, Die mij schiep zal mij zeker leiden."
Ik aanbid slechts hem die mij heeft geschapen: voor hem zal ik mij op den waren weg richten.
وَ جَعَلَهَا كَلِمَةًۢ بَاقِیَةً فِیْ عَقِبِهٖ لَعَلَّهُمْ یَرْجِعُوْنَ(۲۸)
En Hij maakte dit een blijvende leer voor zijn nakomelingen, opdat zij zich mochten bekeren.
En hij (Abraham) beval, dat dit een vaste leer voor zijn nakomelingschap zou wezen, opdat zij van den afgodendienst zouden worden afgewend, naar de vereering van den eenigen, waren God.
بَلْ مَتَّعْتُ هٰۤؤُلَآءِ وَ اٰبَآءَهُمْ حَتّٰى جَآءَهُمُ الْحَقُّ وَ رَسُوْلٌ مُّبِیْنٌ(۲۹)
Waarlijk, Ik liet dezen en hun vaderen in welvaart leven totdat de Waarheid en een welsprekende boodschapper, die alles verduidelijkte, tot hen kwam.
Waarlijk, ik heb dezen bewoners van Mekka en hunnen vaderen veroorloofd in voorspoed te leven, tot de waarheid tot hen zou komen en een duidelijke gezant.
وَ لَمَّا جَآءَهُمُ الْحَقُّ قَالُوْا هٰذَا سِحْرٌ وَّ اِنَّا بِهٖ كٰفِرُوْنَ(۳۰)
Maar nu de Waarheid tot hen is gekomen, zeggen zij: "Dit is tovenarij en wij zullen er niet in geloven."
Maar nu de waarheid tot hen is gekomen, zeggen zij: Dit is een goochelstuk, en wij gelooven niet daaraan.
وَ قَالُوْا لَوْ لَا نُزِّلَ هٰذَا الْقُرْاٰنُ عَلٰى رَجُلٍ مِّنَ الْقَرْیَتَیْنِ عَظِیْمٍ(۳۱)
En men zegt: "Waarom is deze Koran niet aan een groot man uit de twee steden geopenbaard?"
En zij zeggen: Indien deze Koran aan sommige voorname menschen van elke der beide steden ware nedergezonden, zouden wij dien hebben ontvangen.
اَهُمْ یَقْسِمُوْنَ رَحْمَتَ رَبِّكَؕ-نَحْنُ قَسَمْنَا بَیْنَهُمْ مَّعِیْشَتَهُمْ فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ رَفَعْنَا بَعْضَهُمْ فَوْقَ بَعْضٍ دَرَجٰتٍ لِّیَتَّخِذَ بَعْضُهُمْ بَعْضًا سُخْرِیًّاؕ-وَ رَحْمَتُ رَبِّكَ خَیْرٌ مِّمَّا یَجْمَعُوْنَ(۳۲)
Delen deze de barmhartigheid van uw Heer uit? Wij zijn het, Die in het tegenwoordige leven middelen van bestaan onder hen uitdelen en Wij verheffen sommigen hunner boven anderen in graden, opdat sommigen hunner anderen te werk mogen stellen. En de barmhartigheid van uw Heer is beter dan hetgeen zij vergaren.
Deelen zij dan de genade van uwen Heer uit. Wij verdeelen den noodigen voorraad onder hen, in dit tegenwoordige leven, en wij verheffen sommigen van hen, eenige graden boven de anderen, opdat de een van hen zich door den ander van hen doe dienen, en de genade van uwen Heer is meer waard dan de rijkdommen welke zij bijeenverzamelen.
وَ لَوْ لَاۤ اَنْ یَّكُوْنَ النَّاسُ اُمَّةً وَّاحِدَةً لَّجَعَلْنَا لِمَنْ یَّكْفُرُ بِالرَّحْمٰنِ لِبُیُوْتِهِمْ سُقُفًا مِّنْ فِضَّةٍ وَّ مَعَارِجَ عَلَیْهَا یَظْهَرُوْنَۙ(۳۳)
Ware er niet (het gevaar) dat alle mensen ??n groep zouden vormen, Wij zouden voor degenen die de Barmhartige verwerpen, daken voor hun huizen en trappen waarop zij naar boven konden lopen van zilver hebben gemaakt,
Indien het niet ware, geheel het menschelijk geslacht ongeloovigen te zien worden, waarlijk, dan hadden wij aan hen, die niet in den Barmhartige gelooven, zilveren daken op hunne huizen gegeven, en zilveren trappen, waardoor zij daarin hadden kunnen opklimmen;
وَ لِبُیُوْتِهِمْ اَبْوَابًا وَّ سُرُرًا عَلَیْهَا یَتَّكِـُٔوْنَۙ(۳۴)
En deuren voor hun huizen; en rustbanken, waarop zij konden rusten,
En zilveren zetels om er op te leunen.
وَ زُخْرُفًاؕ-وَ اِنْ كُلُّ ذٰلِكَ لَمَّا مَتَاعُ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَاؕ-وَ الْاٰخِرَةُ عِنْدَ رَبِّكَ لِلْمُتَّقِیْنَ۠(۳۵)
En versieringen. Maar dat alles is niets dan een voorziening voor het tegenwoordige leven, doch het Hiernamaals bij uw Heer is voor de godvruchtigen.
En gouden versiersels; want dit alles is de voorraad van dit leven; maar het volgende leven met uwen Heer zal voor degenen wezen, die hem vreezen.
وَ مَنْ یَّعْشُ عَنْ ذِكْرِ الرَّحْمٰنِ نُقَیِّضْ لَهٗ شَیْطٰنًا فَهُوَ لَهٗ قَرِیْنٌ(۳۶)
En wie zich van de aanbidding van de Barmhartige afkeert, achter hem zetten Wij een satan, die zijn metgezel wordt.
Wie van de vermaning van den Barmhartige zal afdwalen, zullen wij aan een duivel vastketenen, en hij zal zijn onafscheidelijke makker wezen.
وَ اِنَّهُمْ لَیَصُدُّوْنَهُمْ عَنِ السَّبِیْلِ وَ یَحْسَبُوْنَ اَنَّهُمْ مُّهْتَدُوْنَ(۳۷)
En voorwaar, deze leidt hem van de rechte weg af, en toch denkt hij dat hij juist geleid wordt.
De duivels zullen de menschen van het pad der waarheid afwenden, en zij zullen zich verbeelden, op den waren weg te zijn geleid.
حَتّٰۤى اِذَا جَآءَنَا قَالَ یٰلَیْتَ بَیْنِیْ وَ بَیْنَكَ بُعْدَ الْمَشْرِقَیْنِ فَبِئْسَ الْقَرِیْنُ(۳۸)
Wanneer zo iemand bij Ons komt, zegt hij tegen zijn metgezel: "O, ware er tussen u en mij een afstand van het Oosten naar het Westen geweest. Wat is dit een boze metgezel!"
Totdat, wanneer de mensch op den jongsten dag voor ons zal verschijnen, hij tot den duivel zal zeggen: Had God gegeven, dat er tusschen ons een afstand ware geweest, als van het Oosten tot het Westen! O welk een vreeselijke makker zijt gij!
وَ لَنْ یَّنْفَعَكُمُ الْیَوْمَ اِذْ ظَّلَمْتُمْ اَنَّكُمْ فِی الْعَذَابِ مُشْتَرِكُوْنَ(۳۹)
Indien gij onrechtvaardig handeldet, zal het u heden niet baten dat gij samen dezelfde straf ondergaat.
Maar geene wenschen zullen u op dien dag baten; want gij zult deelgenooten derzelfde straf zijn.
اَفَاَنْتَ تُسْمِعُ الصُّمَّ اَوْ تَهْدِی الْعُمْیَ وَ مَنْ كَانَ فِیْ ضَلٰلٍ مُّبِیْنٍ(۴۰)
Kunt gij dan de doven doen horen en de blinden en degenen die klaarblijkelijk dwalen, leiden?
Kunt gij, o profeet! den doove hoorend maken, of den blinde richten, en hem, die in eene duidelijke dwaling verkeert?
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan