READ
Surah at-Tur
اَلطُّوْر
49 Ayaat مکیۃ
52:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige.
De bestraffing van jouw Heer is aanstaande.
op de dag dat de hemel begint te trillen
Wee op die dag de loochenaars,
zij die in geklets schertsen.
یَوْمَ یُدَعُّوْنَ اِلٰى نَارِ جَهَنَّمَ دَعًّاؕ(۱۳)
De Dag waarop zij in het Vuur der hel zullen worden geslingerd:
Op de dag dat zij in het vuur van de hel geduwd worden.
هٰذِهِ النَّارُ الَّتِیْ كُنْتُمْ بِهَا تُكَذِّبُوْنَ(۱۴)
(Men zal zeggen:) "Dit is het Vuur dat gij placht te loochenen."
"Dit is het vuur waarvan jullie het bestaan loochenden.
Is dit dan toverij of zien jullie het niet goed?
اِصْلَوْهَا فَاصْبِرُوْۤا اَوْ لَا تَصْبِرُوْاۚ-سَوَآءٌ عَلَیْكُمْؕ-اِنَّمَا تُجْزَوْنَ مَا كُنْتُمْ تَعْمَلُوْنَ(۱۶)
Brandt daarin; en het zal voor u hetzelfde zijn, of gij geduld of ongeduld toont. U is slechts vergolden voor hetgeen gij placht te doen.
Braadt erin en of jullie het wel of niet kunnen verdragen maakt voor jullie niet uit. Aan jullie wordt vergolden wat jullie gedaan hebben."
اِنَّ الْمُتَّقِیْنَ فِیْ جَنّٰتٍ وَّ نَعِیْمٍۙ(۱۷)
Voorwaar, de godvruchtigen zullen in tuinen en gelukzaligheid zijn,
Maar de godvrezenden zullen in tuinen en in gelukzaligheid zijn,
فٰكِهِیْنَ بِمَاۤ اٰتٰىهُمْ رَبُّهُمْۚ-وَ وَقٰىهُمْ رَبُّهُمْ عَذَابَ الْجَحِیْمِ(۱۸)
Genietende van de gaven, die hun Heer hun heeft geschonken en hun Heer heeft hen voor de marteling van het Vuur behoed.
blij met wat hun Heer hun geeft. En hun Heer beschermt hen tegen de bestraffing van de hel.
كُلُوْا وَ اشْرَبُوْا هَنِیْٓــٴًـۢا بِمَا كُنْتُمْ تَعْمَلُوْنَۙ(۱۹)
Eet en drinkt met genoegen wegens hetgeen gij placht te doen.
"Eet en drinkt met genoegen [als beloning] voor wat jullie gedaan hebbent
مُتَّكِـٕیْنَ عَلٰى سُرُرٍ مَّصْفُوْفَةٍۚ-وَ زَوَّجْنٰهُمْ بِحُوْرٍ عِیْنٍ(۲۰)
(U) op tronen nedervlijend die in rijen zijn gerangschikt. En Wij zullen hen met schone meisjes verenigen die grote, mooie ogen hebben.
Achterovergeleund op in rijen gezette rustbedden. En Wij geven hun gezellinnen met sprekende grote ogen ten huwelijk.
وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ اتَّبَعَتْهُمْ ذُرِّیَّتُهُمْ بِاِیْمَانٍ اَلْحَقْنَا بِهِمْ ذُرِّیَّتَهُمْ وَ مَاۤ اَلَتْنٰهُمْ مِّنْ عَمَلِهِمْ مِّنْ شَیْءٍؕ-كُلُّ امْرِئٍۭ بِمَا كَسَبَ رَهِیْنٌ(۲۱)
En met de gelovigen zullen Wij hun nageslacht, dat hun in het geloof volgt, verenigen. En Wij zullen zeker niets aan hun werken afdoen. Elk mens is onderpand voor zijn daden.
En het nageslacht van hen die geloven en die in hun geloof door hun nageslacht gevolgd worden hebben Wij bij hen gevoegd. En Wij laten hen voor wat zij gedaan hebben in niets tekortkomen. Elke man is aansprakelijk voor wat hij begaan heeft.
وَ اَمْدَدْنٰهُمْ بِفَاكِهَةٍ وَّ لَحْمٍ مِّمَّا یَشْتَهُوْنَ(۲۲)
En Wij zullen hun een overvloed van fruit en vlees schenken, volgens hun wensen.
En Wij overladen hen met vruchten en vlees, wat zij maar begeren,
یَتَنَازَعُوْنَ فِیْهَا كَاْسًا لَّا لَغْوٌ فِیْهَا وَ لَا تَاْثِیْمٌ(۲۳)
Daar zullen zij elkander een beker van hand tot hand reiken waarin ijdelheid noch zonde zal zijn.
terwijl zij er een beker aan elkaar doorgeven waarbij er onzinnig geklets noch verleiding tot zonde voorkomt. *
وَ یَطُوْفُ عَلَیْهِمْ غِلْمَانٌ لَّهُمْ كَاَنَّهُمْ لُؤْلُؤٌ مَّكْنُوْنٌ(۲۴)
En er zullen knapen rondgaan alsof zij welbewaakte paarlen zijn.
En bij hen gaan er jongelingen rond, die als goedbewaarde parels zijn, om hen te bedienen.
وَ اَقْبَلَ بَعْضُهُمْ عَلٰى بَعْضٍ یَّتَسَآءَلُوْنَ(۲۵)
En zij zullen zich vragend tot elkander wenden.
En zij komen naar elkaar toe om elkaar te ondervragen.
قَالُوْۤا اِنَّا كُنَّا قَبْلُ فِیْۤ اَهْلِنَا مُشْفِقِیْنَ(۲۶)
Zij zullen zeggen: "Voorheen vreesden wij ter wille van onze families.
Zij zeggen: "Vroeger, te midden van onze familie, hadden wij ontzag [voor Gods woord].
فَمَنَّ اللّٰهُ عَلَیْنَا وَ وَقٰىنَا عَذَابَ السَّمُوْمِ(۲۷)
Maar Allah is ons genadig geweest en heeft ons voor de marteling van de brandende wind behoed.
Toen bewees God ons een gunst en beschermde ons voor de straf van de verzengende gloed.
اِنَّا كُنَّا مِنْ قَبْلُ نَدْعُوْهُؕ-اِنَّهٗ هُوَ الْبَرُّ الرَّحِیْمُ۠(۲۸)
Wij plachten voorheen Hem te aanbidden. Voorzeker, Hij is de Goede, de Genadevolle.
Vroeger baden wij tot Hem; Hij is de welwillende, de barmhartige."
فَذَكِّرْ فَمَاۤ اَنْتَ بِنِعْمَتِ رَبِّكَ بِكَاهِنٍ وَّ لَا مَجْنُوْنٍؕ(۲۹)
Waarschuw daarom (o, profeet). Bij de gratie van uw Heer zijt gij noch een waarzegger noch een bezetene.
Vermaan dus, want jij bent door de genade van jouw Heer geen waarzegger en geen bezetene.
اَمْ یَقُوْلُوْنَ شَاعِرٌ نَّتَرَبَّصُ بِهٖ رَیْبَ الْمَنُوْنِ(۳۰)
Zeggen zij: "Hij is een dichter en wij wachten of te zijner tijd een ramp over hem komt?"
Of zeggen zij: "Een dichter. Wij wachten af wat het noodlot hem voor twijfelachtigs brengt."
قُلْ تَرَبَّصُوْا فَاِنِّیْ مَعَكُمْ مِّنَ الْمُتَرَبِّصِیْنَؕ(۳۱)
Zeg: "Wacht! Ik wacht ook met u."
Zeg: "Wachten jullie maar af, ik behoor tot hen die samen met jullie afwachten."
اَمْ تَاْمُرُهُمْ اَحْلَامُهُمْ بِهٰذَاۤ اَمْ هُمْ قَوْمٌ طَاغُوْنَۚ(۳۲)
Is het hun verstand, dat hun dit oplegt of zijn zij een opstandig volk?
Of bevelen hun verstandelijke vermogens hun dat of zijn zij onbeschaamde mensen?
اَمْ یَقُوْلُوْنَ تَقَوَّلَهٗۚ-بَلْ لَّا یُؤْمِنُوْنَۚ(۳۳)
Of zeggen zij: "Hij heeft het verzonnen"? - Neen, zij willen niet geloven -
Of zeggen zij: "Hij heeft het bedacht."? Zeker niet, maar zij geloven niet.
فَلْیَاْتُوْا بِحَدِیْثٍ مِّثْلِهٖۤ اِنْ كَانُوْا صٰدِقِیْنَؕ(۳۴)
Laat hen dan een woord hieraan gelijk naar voren brengen, als zij waarachtig zijn.
Laten zij dan met een overeenkomstig bericht komen, als zij gelijk hebben.
اَمْ خُلِقُوْا مِنْ غَیْرِ شَیْءٍ اَمْ هُمُ الْخٰلِقُوْنَؕ(۳۵)
Zijn zij door niets geschapen of zijn zij (hun eigen) schepper?
Of zijn zij door niets geschapen? Of zijn zij zelf de scheppers?
اَمْ خَلَقُوا السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَۚ-بَلْ لَّا یُوْقِنُوْنَؕ(۳۶)
Schiepen zij de hemelen en de aarde? Neen, zij willen geen zekerheid hebben.
Of hebben zij de hemelen en de aarde geschapen? Welnee, maar zij zijn niet overtuigd.
اَمْ عِنْدَهُمْ خَزَآىٕنُ رَبِّكَ اَمْ هُمُ الْمُصَۜیْطِرُوْنَؕ(۳۷)
Bezitten zij de schatten van uw Heer of zijn zij de bewaarders hiervan?
Of zijn bij hen de schatkamers van jouw Heer? Of zijn zij de opperheersers?
اَمْ لَهُمْ سُلَّمٌ یَّسْتَمِعُوْنَ فِیْهِۚ-فَلْیَاْتِ مُسْتَمِعُهُمْ بِسُلْطٰنٍ مُّبِیْنٍؕ(۳۸)
Hebben zij een ladder naar de hemel waardoor zij kunnen luisteren? Laat hun luisteraar dan openlijk gezag tonen.
Of hebben zij een ladder waarop zij kunnen staan luisteren? Dan moet hun luisteraar maar een duidelijke machtiging brengen.
اَمْ لَهُ الْبَنٰتُ وَ لَكُمُ الْبَنُوْنَؕ(۳۹)
Heeft Hij (Allah) dochters terwijl gij zonen hebt?
Of zou Hij dan dochters hebben en jullie zonen?
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan