READ
Surah ash-Shura
اَلشُّوْرٰی
53 Ayaat مکیۃ
وَ لَمَنِ انْتَصَرَ بَعْدَ ظُلْمِهٖ فَاُولٰٓىٕكَ مَا عَلَیْهِمْ مِّنْ سَبِیْلٍؕ(۴۱)
Maar er is geen verwijt tegen hen die zich verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan.
En wie zich verdedigt nadat hem onrecht is aangedaan: zij zijn degenen tegen wie er geen weg (tot bestraffing) is.
اِنَّمَا السَّبِیْلُ عَلَى الَّذِیْنَ یَظْلِمُوْنَ النَّاسَ وَ یَبْغُوْنَ فِی الْاَرْضِ بِغَیْرِ الْحَقِّؕ-اُولٰٓىٕكَ لَهُمْ عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۴۲)
Het verwijt is slechts tegen hen, die de mensen onrecht aandoen en ten onrechte in het land opstand veroorzaken. Dezen zullen een pijnlijke straf ontvangen.
Er is wel een weg (tot bestraffing) tegen degenen die de mensen onrecht aandeden en die zonder recht buitensporig op aarde handelden. Zij zijn degenen voor wie er een pijnlijke bestraffing is.
وَ لَمَنْ صَبَرَ وَ غَفَرَ اِنَّ ذٰلِكَ لَمِنْ عَزْمِ الْاُمُوْرِ۠(۴۳)
En hij die geduldig is en vergeeft, - dat is voorzeker een (teken) van een sterk karakter.
Maar wie geduldig was en vergaf voorwaar, dat behoort zeker tot de aanbevolen daden.
وَ مَنْ یُّضْلِلِ اللّٰهُ فَمَا لَهٗ مِنْ وَّلِیٍّ مِّنْۢ بَعْدِهٖؕ-وَ تَرَى الظّٰلِمِیْنَ لَمَّا رَاَوُا الْعَذَابَ یَقُوْلُوْنَ هَلْ اِلٰى مَرَدٍّ مِّنْ سَبِیْلٍۚ(۴۴)
Hij die Allah laat dwalen, zal buiten Hem geen beschermer hebben. En gij zult de onrechtvaardigen zien die, wanneer zij de straf zullen aanschouwen, zeggen: "Is er geen weg tot terugkeer?"
En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt: voor hem is er daarna geen helper. En jij zult zien dat wanneer de onrechtplegers de straf zien, zij zullen zeggen: "Is er voor ons nog een weg om (naar de aarde) terug, te keren?"
وَ تَرٰىهُمْ یُعْرَضُوْنَ عَلَیْهَا خٰشِعِیْنَ مِنَ الذُّلِّ یَنْظُرُوْنَ مِنْ طَرْفٍ خَفِیٍّؕ-وَ قَالَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْۤا اِنَّ الْخٰسِرِیْنَ الَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ وَ اَهْلِیْهِمْ یَوْمَ الْقِیٰمَةِؕ-اَلَاۤ اِنَّ الظّٰلِمِیْنَ فِیْ عَذَابٍ مُّقِیْمٍ(۴۵)
En gij zult hen aan het Vuur zien blootgesteld, door schande vernederd, terwijl zij er met neergeslagen ogen naar kijken. De gelovigen zullen zeggen: "De verliezers zijn inderdaad zij die zichzelf en hun familie op de Dag der Opstanding hebben verloren." Ziet toe! de onrechtvaardigen zullen een blijvende straf ontvangen.
En jij zult zien hoe zij naar haar (de Hel) worden gesleept, vrezend door de vernedering. Zij kijken met een zwakke blik. En degenen die geloven zeggen: "Voorwaar, de verliezers zijn degenen die zichzelf en hun families verlies hebben toegebracht op de Dag der Opstanding." Weet dat de onrechtvaardigen in een eeuwige bestraffing zullen verken."
وَ مَا كَانَ لَهُمْ مِّنْ اَوْلِیَآءَ یَنْصُرُوْنَهُمْ مِّنْ دُوْنِ اللّٰهِؕ-وَ مَنْ یُّضْلِلِ اللّٰهُ فَمَا لَهٗ مِنْ سَبِیْلٍؕ(۴۶)
Zij hebben buiten Allah geen vrienden die hen kunnen helpen. En er is voor hen die Allah laat dwalen geen uitweg.
En er is voor hen naast Allah geen beschermer die hen kan helpen. En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt, voor hem is er geen weg (om nog Leiding te vinden).
اِسْتَجِیْبُوْا لِرَبِّكُمْ مِّنْ قَبْلِ اَنْ یَّاْتِیَ یَوْمٌ لَّا مَرَدَّ لَهٗ مِنَ اللّٰهِؕ-مَا لَكُمْ مِّنْ مَّلْجَاٍ یَّوْمَىٕذٍ وَّ مَا لَكُمْ مِّنْ نَّكِیْرٍ(۴۷)
0
Geeft gehoor aan jullie Heer, voordat er een Dag komt van Allah die onafwendbaar is. Er zal voor jullie geen toevluchtsoord zijn en er is geen ontkenning voor jullie (van jullie zonden).
فَاِنْ اَعْرَضُوْا فَمَاۤ اَرْسَلْنٰكَ عَلَیْهِمْ حَفِیْظًاؕ-اِنْ عَلَیْكَ اِلَّا الْبَلٰغُؕ-وَ اِنَّاۤ اِذَاۤ اَذَقْنَا الْاِنْسَانَ مِنَّا رَحْمَةً فَرِحَ بِهَاۚ-وَ اِنْ تُصِبْهُمْ سَیِّئَةٌۢ بِمَا قَدَّمَتْ اَیْدِیْهِمْ فَاِنَّ الْاِنْسَانَ كَفُوْرٌ(۴۸)
Maar indien zij zich afwenden hebben Wij u niet als wachter over hen gezonden. Het is alleen uw plicht de boodschap over te brengen. En waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen, verheugt hij zich er in. Maar indien hun een kwaad overkomt door hetgeen hun handen hebben bedreven, dan voorzeker, is de mens ondankbaar.
En als zij zich dan afwenden: Wij hebben jou niet als waker over hen gezonden, jij bent niets dan een verkondiger. En voorwaar, wanneer Wij de mens een genieting van Ons laten proeven, dan is hij er blij meer. Maar als een tegenslag hem treft wegens wat zijn handen hebben voortgebracht: voorwaar, de mens is zeer ondankbaar.
لِلّٰهِ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-یَخْلُقُ مَا یَشَآءُؕ-یَهَبُ لِمَنْ یَّشَآءُ اِنَاثًا وَّ یَهَبُ لِمَنْ یَّشَآءُ الذُّكُوْرَۙ(۴۹)
Aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij schept wat Hij wil. Hij schenkt vrouwelijke en mannelijke kinderen aan wie Hij wil.
Aan Allah behoort de heerschappij van de hemelen en de aarde. Hij schept wat Hij wil en hij schenkt meisjes aan wie Hij wil en Hij schenkt jongens aan wie Hij wil.
اَوْ یُزَوِّجُهُمْ ذُكْرَانًا وَّ اِنَاثًاۚ-وَ یَجْعَلُ مَنْ یَّشَآءُ عَقِیْمًاؕ-اِنَّهٗ عَلِیْمٌ قَدِیْرٌ(۵۰)
Of Hij mengt ze, mannelijk en vrouwelijk en Hij maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend, Almachtig.
Of Hij schenkt hun jongens en meisjes. En Hij maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend, Almachtig.
وَ مَا كَانَ لِبَشَرٍ اَنْ یُّكَلِّمَهُ اللّٰهُ اِلَّا وَحْیًا اَوْ مِنْ وَّرَآئِ حِجَابٍ اَوْ یُرْسِلَ رَسُوْلًا فَیُوْحِیَ بِاِذْنِهٖ مَا یَشَآءُؕ-اِنَّهٗ عَلِیٌّ حَكِیْمٌ(۵۱)
Het is voor een mens niet mogelijk dat Allah tot hem zou spreken anders dan door ingeving of van achter een sluier of door een boodschapper te zenden om door Zijn gebod te openbaren wat Hij wil. Voorwaar, Hij is de Verhevene, de Alwijze.
Het past de mens niet dat Allah tot hem spreekt, behalve door middel van een openbaring of van achter een scherm of door het zenden van een gezant (Djibrîl), die het dan openbaart met Zijn toestemming, zoals Hij wil. Voorwaar, Hij is Verheven, Alwijs.
وَ كَذٰلِكَ اَوْحَیْنَاۤ اِلَیْكَ رُوْحًا مِّنْ اَمْرِنَاؕ-مَا كُنْتَ تَدْرِیْ مَا الْكِتٰبُ وَ لَا الْاِیْمَانُ وَ لٰكِنْ جَعَلْنٰهُ نُوْرًا نَّهْدِیْ بِهٖ مَنْ نَّشَآءُ مِنْ عِبَادِنَاؕ-وَ اِنَّكَ لَتَهْدِیْۤ اِلٰى صِرَاطٍ مُّسْتَقِیْمٍۙ(۵۲)
En zo hebben Wij u een woord door ons gebod geopenbaard. Gij wist niet wat het Boek noch wat het geloof was. Maar Wij maakten het tot een licht waarbij Wij leiding verlenen aan diegenen Onzer dienaren die Wij willen. Voorzeker, gij leidt de mens zeker naar het rechte pad,
Zó hebben Wij aan jou een openbaring neergezonden, een zaak van Ons. Jij wist toen niet wat het Boek (de Koran) was en wat het geloof was, maar Wij hebben hem tot een licht gemaakt waarmee Wij van Onze dienaren leiden wie Wij willen. En voorwaar, jij leidt zeker naar een recht Pad.
صِرَاطِ اللّٰهِ الَّذِیْ لَهٗ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِؕ-اَلَاۤ اِلَى اللّٰهِ تَصِیْرُ الْاُمُوْرُ۠(۵۳)
Het pad van Allah, aan Wie hetgeen in de hemelen en op aarde is, toebehoort. Ziet toe, tot Allah is de terugkeer van alle dingen.
Het is het Pad van Allah, Degene aan Wie alles wat in de hemelen en op de aarde is toebehoort. Weet: alle zaken keren tot Allah terug.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan