READ
Surah Al-Qasas
اَلْقَصَص
88 Ayaat مکیۃ
وَ جَعَلْنٰهُمْ اَىٕمَّةً یَّدْعُوْنَ اِلَى النَّارِۚ-وَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ لَا یُنْصَرُوْنَ(۴۱)
En Wij gaven hun leiders die tot het Vuur uitnodigen; en op de Dag der Opstanding zullen zij niet worden geholpen.
En Wij maakten hein leiders, die oproepen tot de Hel. En op de Dag der Opstanding zullen zij niet geholpen worden.
وَ اَتْبَعْنٰهُمْ فِیْ هٰذِهِ الدُّنْیَا لَعْنَةًۚ-وَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ هُمْ مِّنَ الْمَقْبُوْحِیْنَ۠(۴۲)
En Wij deden hen in deze wereld door een vloek achtervolgen, en op de Dag der Opstanding zullen zij de verachten zijn.
En Wij vervolgden hen in dit leven met een vloek. En op de Dag der Opstanding zullen zij tot de verachten behoren.
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا مُوْسَى الْكِتٰبَ مِنْۢ بَعْدِ مَاۤ اَهْلَكْنَا الْقُرُوْنَ الْاُوْلٰى بَصَآىٕرَ لِلنَّاسِ وَ هُدًى وَّ رَحْمَةً لَّعَلَّهُمْ یَتَذَكَّرُوْنَ(۴۳)
En Wij gaven het Boek aan Mozes nadat Wij de vroegere geslachten hadden vernietigd als een duidelijk bewijs voor de mensen en als een leiding en een genade, opdat zij er lering uit mochten trekken.
En voorzeker, Wij gaven Môesa de Schrift (de Taurât), nadat Wij de eerdere generaties vernietigd hadden, als een verbeldering voor de mensen en als Leiding en Barmhartigheid. Hopelijk zullen zij zich taten vermanen.
وَ مَا كُنْتَ بِجَانِبِ الْغَرْبِیِّ اِذْ قَضَیْنَاۤ اِلٰى مُوْسَى الْاَمْرَ وَ مَا كُنْتَ مِنَ الشّٰهِدِیْنَۙ(۴۴)
En gij (Mohammed) waart niet aan de westelijke kant (van de berg) toen Wij Mozes de geboden mededeelden, noch waart gij onder de aanwezigen.
En jij (O Moehammad) was niet op de westkant van (de berg) "Thôer, toen Wij aan Môesa het bevel openbaarden, en jij behoorde niet toT de gettuigen.
وَ لٰكِنَّاۤ اَنْشَاْنَا قُرُوْنًا فَتَطَاوَلَ عَلَیْهِمُ الْعُمُرُۚ-وَ مَا كُنْتَ ثَاوِیًا فِیْۤ اَهْلِ مَدْیَنَ تَتْلُوْا عَلَیْهِمْ اٰیٰتِنَاۙ-وَ لٰكِنَّا كُنَّا مُرْسِلِیْنَ(۴۵)
Maar Wij brachten vele geslachten na Mozes voort en het leven werd voor hen verlengd. En gij waart geen bewoner onder het volk van Midian, die Onze tekenen aan hen voordroeg, maar Wij waren het, Die boodschappers stuurden.
Maar Wij brachten nieuwe generaties voort en hun levens werden verlengd. En jij woonde niet bij de bewoners van Madyan om Onze Verzen aan hen voor te dragen. En Wij zijn het Die (Boodschappers) zouden.
وَ مَا كُنْتَ بِجَانِبِ الطُّوْرِ اِذْ نَادَیْنَا وَ لٰكِنْ رَّحْمَةً مِّنْ رَّبِّكَ لِتُنْذِرَ قَوْمًا مَّاۤ اَتٰىهُمْ مِّنْ نَّذِیْرٍ مِّنْ قَبْلِكَ لَعَلَّهُمْ یَتَذَكَّرُوْنَ(۴۶)
En gij waart niet aan de bergkant toen Wij (naar Mozes) riepen. Maar uit barmhartigheid van uw Heer zijt gij gezonden, opdat gij een volk naar hetwelk geen waarschuwer kwam v??r u moogt waarschuwen opdat zij er lering uit mogen trekken.
En jij was niet op de zijkant van Thôer toen Wij riepen. Maar het is dank zij de Barmhartigheid van jouw Heer dat jij er bent om een volk, waartoe vóór jou geen waarschuwer kwam, te waarschuwen. Hopelijk zullen zij zich laten vermanen.
وَ لَوْ لَاۤ اَنْ تُصِیْبَهُمْ مُّصِیْبَةٌۢ بِمَا قَدَّمَتْ اَیْدِیْهِمْ فَیَقُوْلُوْا رَبَّنَا لَوْ لَاۤ اَرْسَلْتَ اِلَیْنَا رَسُوْلًا فَنَتَّبِـعَ اٰیٰتِكَ وَ نَكُوْنَ مِنَ الْمُؤْمِنِیْنَ(۴۷)
En indien een ramp over hen zou komen wegens hetgeen zij verdienen, mogen zij niet meer zeggen: "Onze Heer, waarom zondt Gij ons geen boodschapper, opdat wij Uwe tekenen hadden kunnen volgen en onder de gelovigen konden zijn?"
Opdat, wanneer een ramp door wat hun handen eerder verricht hebben hen treft, zij niet zouden zeggen: "Onze Heer, had U maar een Boodschapper gestuurd, dan zouden Wij Uw Tekenen gevolgd hebben en wij zouden tot de gelovigen behoren."
فَلَمَّا جَآءَهُمُ الْحَقُّ مِنْ عِنْدِنَا قَالُوْا لَوْ لَاۤ اُوْتِیَ مِثْلَ مَاۤ اُوْتِیَ مُوْسٰىؕ-اَوَ لَمْ یَكْفُرُوْا بِمَاۤ اُوْتِیَ مُوْسٰى مِنْ قَبْلُۚ-قَالُوْا سِحْرٰنِ تَظٰهَرَاٙ۫-وَ قَالُوْۤا اِنَّا بِكُلٍّ كٰفِرُوْنَ(۴۸)
Maar toen de Waarheid van Ons tot hen kwam, zeiden zij: "Waarom is hem niet hetzelfde gegeven als aan Mozes werd gegeven?" Verwierpen zij datgene niet, wat Mozes voorheen was gegeven? Zij zeiden: "Twee tovenaars die elkander ondersteunen." En dezen zeggen: "Wij geloven in beiden niet."
Toen dan de Waarheid van Onze Zijde tot hen kwam, zeiden zij: "Was hem (Moehammad) maar hetzelfde gegeven als wat Môesa gegeven was! Maar loochenden zij dan niet eerder wat Môesa gegeven was? Zij zeiden: "Dit zijn twee tovenaars, die elkaar helpen." En zij zeiden: "Wij geloven geen van allen!"
قُلْ فَاْتُوْا بِكِتٰبٍ مِّنْ عِنْدِ اللّٰهِ هُوَ اَهْدٰى مِنْهُمَاۤ اَتَّبِعْهُ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۴۹)
Zeg: "Brengt dan een Boek van Allah dat een betere leiding geeft dan dit, ik zal dat volgen, indien gij waarachtig zijt."
Zeg (O Moehammad): "Breng dan een Boek van Allah dat een betere Leiding geeft dan deze twee, dan zal ik het volgen, als jullie waarachtigen zijn!"
فَاِنْ لَّمْ یَسْتَجِیْبُوْا لَكَ فَاعْلَمْ اَنَّمَا یَتَّبِعُوْنَ اَهْوَآءَهُمْؕ-وَ مَنْ اَضَلُّ مِمَّنِ اتَّبَعَ هَوٰىهُ بِغَیْرِ هُدًى مِّنَ اللّٰهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَا یَهْدِی الْقَوْمَ الظّٰلِمِیْنَ۠(۵۰)
Maar als zij u niet antwoorden, weet dan dat zij slechts hun eigen begeerten volgen. En wie dwaalt meer dan hij die zijn eigen neigingen volgt zonder de leiding van Allah? Voorwaar, Allah leidt de onrechtvaardige mensen niet.
Als zij jou den geen antwoord geven, weet dan dat zij slechts hun begeerten volgen. En wie dwaalt er meer dan wie er zonder Leiding van Allah zijn begeerten volgt? Voorwaar, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.
وَ لَقَدْ وَصَّلْنَا لَهُمُ الْقَوْلَ لَعَلَّهُمْ یَتَذَكَّرُوْنَؕ(۵۱)
En Wij hebben inderdaad het Woord voortdurend aan hen nedergezonden opdat zij er lering uit mogen trekken.
En voorzeker, Wij openbaarden hun achtereenvolgens het Woord, hopelijk zullen zij zich laten vermanen.
اَلَّذِیْنَ اٰتَیْنٰهُمُ الْكِتٰبَ مِنْ قَبْلِهٖ هُمْ بِهٖ یُؤْمِنُوْنَ(۵۲)
Zij aan wie Wij het Boek voordien gaven, geloven er in.
Degenen die Wij daarvóór (vóór de Koran) de Schrift gegeven hebben: zij geloven erin.
وَ اِذَا یُتْلٰى عَلَیْهِمْ قَالُوْۤا اٰمَنَّا بِهٖۤ اِنَّهُ الْحَقُّ مِنْ رَّبِّنَاۤ اِنَّا كُنَّا مِنْ قَبْلِهٖ مُسْلِمِیْنَ(۵۳)
En als het aan hen is voorgedragen, zeggen zij: "Wij geloven er in. Voorwaar, het is de Waarheid van onze Heer. Inderdaad, wij hadden ons zelf reeds onderworpen."
En wanneer hij (de Koran) aan hen voorgedragen wordt, zeggen zij: "Wij geloven erin. Voorwaar, het is de Waarheid van onze Heer. Voorwaar, wij hadden ons ervóór al overgegeven (aan Allah)." En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de Zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dan niet?
اُولٰٓىٕكَ یُؤْتَوْنَ اَجْرَهُمْ مَّرَّتَیْنِ بِمَا صَبَرُوْا وَ یَدْرَءُوْنَ بِالْحَسَنَةِ السَّیِّئَةَ وَ مِمَّا رَزَقْنٰهُمْ یُنْفِقُوْنَ(۵۴)
Hun beloning zal hun tweemaal worden gegeven want zij zijn standvastig geweest en omdat zij het kwade met het goede weren, en mededelen van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien.
Diegenen zal tweemaal hun beloning gegeven worden: omdat zij geduldig waren en zij met het goede het kwade afwendden; en omdat zij uitgeven van dat waar Wij hen mee voorzien hebben.
وَ اِذَا سَمِعُوا اللَّغْوَ اَعْرَضُوْا عَنْهُ وَ قَالُوْا لَنَاۤ اَعْمَالُنَا وَ لَكُمْ اَعْمَالُكُمْ٘-سَلٰمٌ عَلَیْكُمْ٘-لَا نَبْتَغِی الْجٰهِلِیْنَ(۵۵)
Wanneer zij ijdele gesprekken horen, wenden zij zich er van af en zeggen: "Aan ons onze werken en aan u uw werken. Vrede zij met u. Wij zoeken de onwetenden niet."
En wanneer zij nutteloos gepraat hoorden, wendden zij zich af, en zeiden: "Voor ons onze daden en voor jullie jullie daden, vrede zij met jullie, wij zoeken de onwetenden niet op."
اِنَّكَ لَا تَهْدِیْ مَنْ اَحْبَبْتَ وَ لٰكِنَّ اللّٰهَ یَهْدِیْ مَنْ یَّشَآءُۚ-وَ هُوَ اَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِیْنَ(۵۶)
Waarlijk, gij zult hen die gij wilt niet kunnen leiden, maar Allah leidt wie Hij wil; en Hij kent hen het beste die geleid willen worden.
Voorwaar, jij kunt degene die jij liefhebt geen leiding geven. Maar Allah leidt wie Hij wil, en Hij kent degenen die leiding volgen het best.
وَ قَالُوْۤا اِنْ نَّتَّبِـعِ الْهُدٰى مَعَكَ نُتَخَطَّفْ مِنْ اَرْضِنَاؕ-اَوَ لَمْ نُمَكِّنْ لَّهُمْ حَرَمًا اٰمِنًا یُّجْبٰۤى اِلَیْهِ ثَمَرٰتُ كُلِّ شَیْءٍ رِّزْقًا مِّنْ لَّدُنَّا وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَهُمْ لَا یَعْلَمُوْنَ(۵۷)
En zij (de bewoners van Mekka) zeggen: "Als wij de leiding met u zouden volgen, zouden wij van ons land worden weggevoerd." Hebben Wij voor hen geen veilig heiligdom opgericht waarheen allerlei vruchten worden gebracht als een voorziening van Ons? Maar de meesten onder hen begrijpen het niet."
En zij zeiden: "Als wij de leiding met jou volgen, dan worden wij uit ons land gedreven." Hebben Wij hen dan niet op een gewijde en een veilige plaats doen vestigen, waaheen allerlei soorten vruchten worden gebracht, als een levensvoorziening van Onze zijde? Maar de meesten van hen weten het niet.
وَ كَمْ اَهْلَكْنَا مِنْ قَرْیَةٍۭ بَطِرَتْ مَعِیْشَتَهَاۚ-فَتِلْكَ مَسٰكِنُهُمْ لَمْ تُسْكَنْ مِّنْۢ بَعْدِهِمْ اِلَّا قَلِیْلًاؕ-وَ كُنَّا نَحْنُ الْوٰرِثِیْنَ(۵۸)
En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die trots waren op hun middelen van bestaan! En ginds waren hun woonplaatsen die tot op enkele na niet meer bewoond zijn geworden. En Wij zijn het Die de erfgenamen werden.
En hoeveel steden hebben Wij niet vernietigd die overdreven met hun genietingen? En dat zijn hun woningen, er wonen na hen slechts weinigen. En Wij waren de erfgenamen.
وَ مَا كَانَ رَبُّكَ مُهْلِكَ الْقُرٰى حَتّٰى یَبْعَثَ فِیْۤ اُمِّهَا رَسُوْلًا یَّتْلُوْا عَلَیْهِمْ اٰیٰتِنَاۚ-وَ مَا كُنَّا مُهْلِكِی الْقُرٰۤى اِلَّا وَ اَهْلُهَا ظٰلِمُوْنَ(۵۹)
En uw Heer is niet zo, dat Hij steden vernietigt, voordat Hij in de hoofdstad een boodschapper heeft verwekt die hun Ons woord verkondigt; noch verwoesten Wij steden tenzij de bewoners er van onrechtvaardig zijn.
En jouw Heer was geen vernietiger van de steden vóórdat Hij tot hun hoofdstad een boodschapper had gestuurd die hen Onze verzen voordroeg. En Wij waren geen vernietiger van de stad, tenzij haar bewoners onrechtvaardig waren.
وَ مَاۤ اُوْتِیْتُمْ مِّنْ شَیْءٍ فَمَتَاعُ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ زِیْنَتُهَاۚ-وَ مَا عِنْدَ اللّٰهِ خَیْرٌ وَّ اَبْقٰىؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ۠(۶۰)
En wat u gegeven is dient slechts als middel van bestaan voor het tegenwoordige leven en ter versiering er van; en hetgeen bij Allah is, is beter en van langere duur. Wilt gij dit niet begrijpen?
En welke dingen jullie ook gegeven werden: zij zijn de genietingen van het wereldse leven en haar versiering. Maar wat van de zijde van Allah komt is beter en blijvender. Begrijpen jullie dat dan niet?
اَفَمَنْ وَّعَدْنٰهُ وَعْدًا حَسَنًا فَهُوَ لَاقِیْهِ كَمَنْ مَّتَّعْنٰهُ مَتَاعَ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا ثُمَّ هُوَ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ مِنَ الْمُحْضَرِیْنَ(۶۱)
Staat hij aan wie Wij een goede belofte hebben gedaan, die hij (vervuld) zal zien, gelijk met degenen, die Wij van de goederen dezer wereld hebben gegeven en zal hij dan op de Dag der Opstanding naar de hel worden gebracht?
Is iemand aait wie Wij een goede belofte hebben gedaan en die (de vervulling) ervan krijgt, als iemand die Wij hebben doen genieten van de genietingen van het wereldse leven en die dan op de Dag der Opstanding tot de voorgeleiden (voor de bestraffing) behoort?
وَ یَوْمَ یُنَادِیْهِمْ فَیَقُوْلُ اَیْنَ شُرَكَآءِیَ الَّذِیْنَ كُنْتُمْ تَزْعُمُوْنَ(۶۲)
En op die Dag zal God hen roepen en zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten die gij u beweerdet te zijn?"
En op de Dag dat Hij hen zal roepen, zal Hij zeggen: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?"
قَالَ الَّذِیْنَ حَقَّ عَلَیْهِمُ الْقَوْلُ رَبَّنَا هٰۤؤُلَآءِ الَّذِیْنَ اَغْوَیْنَاۚ-اَغْوَیْنٰهُمْ كَمَا غَوَیْنَاۚ-تَبَرَّاْنَاۤ اِلَیْكَ٘-مَا كَانُوْۤا اِیَّانَا یَعْبُدُوْنَ(۶۳)
Zij, tegen wie het Woord van kracht zal worden, zullen zeggen: "Onze Heer, dit zijn degenen die wij deden dwalen. Wij deden hen dwalen zoals wij dwaalden. Wij betuigen onze onschuld aan U. Wij waren het niet die zij aanbaden."
Degenen voor wie het Woord bewaarheid wordt, zullen zeggen: "Onze Heer, zij zijn degenen die wij deden dwalen. Wij hebben hen doen dwalen zoals wij zelf dwaalden. Wij verontschuldigen ons bij U. Zij aanbaden ons niet."
وَ قِیْلَ ادْعُوْا شُرَكَآءَكُمْ فَدَعَوْهُمْ فَلَمْ یَسْتَجِیْبُوْا لَهُمْ وَ رَاَوُا الْعَذَابَۚ-لَوْ اَنَّهُمْ كَانُوْا یَهْتَدُوْنَ(۶۴)
En er zal worden gezegd: "Roept uw afgoden aan." En zij zullen hen aanroepen maar deze zullen hen niet horen. Terwijl zij de straf zullen zien. Hadden zij slechts de leiding gevolgd!
En er wordt gezegd: "Roept jullie deelgenoten aan!" Zij zullen hen aanroepen, maar zij zullen geen gehoor aan hen geven en zij zullen de bestraffing zien. Hadden zij man Leiding gevolgd!
وَ یَوْمَ یُنَادِیْهِمْ فَیَقُوْلُ مَا ذَاۤ اَجَبْتُمُ الْمُرْسَلِیْنَ(۶۵)
En op die Dag zal Hij tot hen roepen en zeggen: "Welk antwoord gaaft gij (aan Onze) boodschappers?"
En op die Dag zal Hij hen roepen, terwijl Hij zegt: "Wat is het dat jullie de Boodschappers hebben geantwoord?"
فَعَمِیَتْ عَلَیْهِمُ الْاَنْۢبَآءُ یَوْمَىٕذٍ فَهُمْ لَا یَتَسَآءَلُوْنَ(۶۶)
Dan zullen alle uitvluchten op die Dag voor hen duister worden en zij zullen elkander niet kunnen vragen.
Maar op die Dag zullen voor hen de argumenten duister blijven en zij zullen het niet aan elkaar (kunnen) vragen.
فَاَمَّا مَنْ تَابَ وَ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَعَسٰۤى اَنْ یَّكُوْنَ مِنَ الْمُفْلِحِیْنَ(۶۷)
Maar hij, die berouw heeft, gelooft en goed doet, zal waarschijnlijk tot de geslaagden behoren.
Maar wie berouw had en geloofde en goede daden verrichtte: moge hij dan tot de welslagenden behoren.
وَ رَبُّكَ یَخْلُقُ مَا یَشَآءُ وَ یَخْتَارُؕ-مَا كَانَ لَهُمُ الْخِیَرَةُؕ-سُبْحٰنَ اللّٰهِ وَ تَعٰلٰى عَمَّا یُشْرِكُوْنَ(۶۸)
Uw Heer schept en kiest wat Hij wil, zij (de afgoden) hebben geen keuze. Glorie zij Allah en verheven is Hij boven alles wat zij met Hem vereenzelvigen.
En jouw Heer schept wat Hij wil en Hij verkiest (wie Hij wil). Het is niet aan hen om te kiezen. Heilig is Allah en Verheven boven wat zij aan deelgenoten (aan Hem) toekennen.
وَ رَبُّكَ یَعْلَمُ مَا تُكِنُّ صُدُوْرُهُمْ وَ مَا یُعْلِنُوْنَ(۶۹)
En uw Heer weet wat hun harten verbergen en wat zij openbaren.
En jouw Heer wed wat hun harten verbergen en wat zij openlijk doen.
وَ هُوَ اللّٰهُ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَؕ-لَهُ الْحَمْدُ فِی الْاُوْلٰى وَ الْاٰخِرَةِ٘-وَ لَهُ الْحُكْمُ وَ اِلَیْهِ تُرْجَعُوْنَ(۷۰)
En Hij is Allah; er is geen God naast Hem. Aan Hem behoort alle roem in deze wereld en in het Hiernamaals. Van Hem is het gebod en tot Hem zult gij worden teruggebracht.
En Hij is Allah, er is geen god dan Hij. Aan Hem behoort alle lof, op deze wereld en in het Hiernamaals, en aan Hem behoort het oordeel en tot Hem zullen jullie teruggekeerd worden.
قُلْ اَرَءَیْتُمْ اِنْ جَعَلَ اللّٰهُ عَلَیْكُمُ الَّیْلَ سَرْمَدًا اِلٰى یَوْمِ الْقِیٰمَةِ مَنْ اِلٰهٌ غَیْرُ اللّٰهِ یَاْتِیْكُمْ بِضِیَآءٍؕ-اَفَلَا تَسْمَعُوْنَ(۷۱)
Zeg: "Vertelt mij, als Allah de nacht over u doet voortduren tot de Dag der Opstanding, welke God is er naast Allah die u een licht kan brengen? Wilt gij dan niet luisteren?"
Zeg (O Moehammad): "Wat dachten jullie: als Allah de nacht zou doen voortduren tot aan de Dag der Opstanding; welke god, anders dan Allah, zou er zijn die jullie licht brengt? Luisteren jullie dan niet?"
قُلْ اَرَءَیْتُمْ اِنْ جَعَلَ اللّٰهُ عَلَیْكُمُ النَّهَارَ سَرْمَدًا اِلٰى یَوْمِ الْقِیٰمَةِ مَنْ اِلٰهٌ غَیْرُ اللّٰهِ یَاْتِیْكُمْ بِلَیْلٍ تَسْكُنُوْنَ فِیْهِؕ-اَفَلَا تُبْصِرُوْنَ(۷۲)
Zeg: "Vertelt mij, als Allah de dag voor u doet voortduren tot de Dag der Opstanding welke God is er dan naast Allah die u een nacht kan brengen waarin gij kunt rusten? Wilt gij dat niet inzien?"
Zeg: "Wat dachten jullie: als Allah de dag zou doen voortduren tot de Dag der Opstanding, welke god, anders den Allah, zou er zijn die jullie een nacht geeft om in uit te rusten? Zien jullie dan niet?
وَ مِنْ رَّحْمَتِهٖ جَعَلَ لَكُمُ الَّیْلَ وَ النَّهَارَ لِتَسْكُنُوْا فِیْهِ وَ لِتَبْتَغُوْا مِنْ فَضْلِهٖ وَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُوْنَ(۷۳)
Het is door Zijn barmhartigheid dat Hij nacht en dag voor u heeft ingesteld opdat gij er in moogt rusten en naar Zijn overvloed moogt uitzien, en opdat gij dankbaar moogt zijn.
En het behoort tot Zijn Barmhartigheid dat Hij voor jullie de nacht en de dag gemaakt heeft om in uit te rusten en Zijn gunsten te zoeken. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَ یَوْمَ یُنَادِیْهِمْ فَیَقُوْلُ اَیْنَ شُرَكَآءِیَ الَّذِیْنَ كُنْتُمْ تَزْعُمُوْنَ(۷۴)
Gedenkt de dag waarop Hij hen zal oproepen en zeggen: "Waar zijn Mijn mededingers, die gij u placht te verbeelden?"
En op die Dag mept Hij hen, en zegt: "Waar zijn Mijn deelgenoten, degenen die jullie veronderstelden (te bestaan)?"
وَ نَزَعْنَا مِنْ كُلِّ اُمَّةٍ شَهِیْدًا فَقُلْنَا هَاتُوْا بُرْهَانَكُمْ فَعَلِمُوْۤا اَنَّ الْحَقَّ لِلّٰهِ وَ ضَلَّ عَنْهُمْ مَّا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ۠(۷۵)
En Wij zullen uit elk volk een getuige nemen en Wij zullen zeggen: "Brengt uw bewijs." Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan Allah behoort. En hetgeen zij plachten te verzinnen zal mislukken.
En Wij brengen uit iedere gemeenschap een getuige (een Profeet) naar voren en Wij zeggen: "Brengt jullie bewijzen!" Dan zullen zij weten dat de Waarheid aan Allah toebehoort. En wat zij plachten te verzinnen is van hen verdwenen.
اِنَّ قَارُوْنَ كَانَ مِنْ قَوْمِ مُوْسٰى فَبَغٰى عَلَیْهِمْ۪-وَ اٰتَیْنٰهُ مِنَ الْكُنُوْزِ مَاۤ اِنَّ مَفَاتِحَهٗ لَتَنُوْٓاُ بِالْعُصْبَةِ اُولِی الْقُوَّةِۗ-اِذْ قَالَ لَهٗ قَوْمُهٗ لَا تَفْرَحْ اِنَّ اللّٰهَ لَا یُحِبُّ الْفَرِحِیْنَ(۷۶)
Korach behoorde voorwaar tot het volk van Mozes, maar hij gedroeg zich aanmatigend tegenover hen. En Wij hadden hem zoveel schatten gegeven dat zijn sleutels zeker een last waren geweest voor een groep sterke mannen. Toen zijn volk tot hem zeide: "Poch niet, want Allah houdt niet van degenen die pochen.
Voorwaar, Qârôen behoorde tot het volk van Môesa, maar Hij bedroog hen. En Wij schonken hem zoveel schatten dat hun sleutels met moeite door een groep sterke mannen gedragen zouden kunnen worden. (Gedenkt) toen zijn volk tot hem zei: "Wees niet hoogmoedig: voorwaar, Allah houdt niet van de hoogmoedigen.
وَ ابْتَغِ فِیْمَاۤ اٰتٰىكَ اللّٰهُ الدَّارَ الْاٰخِرَةَ وَ لَا تَنْسَ نَصِیْبَكَ مِنَ الدُّنْیَا وَ اَحْسِنْ كَمَاۤ اَحْسَنَ اللّٰهُ اِلَیْكَ وَ لَا تَبْغِ الْفَسَادَ فِی الْاَرْضِؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَا یُحِبُّ الْمُفْسِدِیْنَ(۷۷)
Maar zoek door hetgeen Allah u heeft gegeven het tehuis van het Hiernamaals; en vergeet uw deel aan de wereld niet, en doe goed (aan anderen) zoals Allah u goed gedaan heeft; en schep geen wanorde op aarde, want Allah heeft hen, die onheil stichten, niet lief."
En zoek met wat Allah jou gegeven heeft het Huis van het Hiernamaals en vergeet niet jouw deel in de wereld. En doe goed zoals Allah jou goed heeft gedaan en zoek geen verderf op de aarde. Voorwaar. Allah houdt niet van de verderfzaaiers."
قَالَ اِنَّمَاۤ اُوْتِیْتُهٗ عَلٰى عِلْمٍ عِنْدِیْؕ-اَوَ لَمْ یَعْلَمْ اَنَّ اللّٰهَ قَدْ اَهْلَكَ مِنْ قَبْلِهٖ مِنَ الْقُرُوْنِ مَنْ هُوَ اَشَدُّ مِنْهُ قُوَّةً وَّ اَكْثَرُ جَمْعًاؕ-وَ لَا یُسْــٴَـلُ عَنْ ذُنُوْبِهِمُ الْمُجْرِمُوْنَ(۷۸)
Hij antuoordde: "Mij werd het alleen door mijn kennis gegeven." Wist hij niet dat Allah v??r hem vele geslachten had vernietigd die machtiger waren dan hij en groter in aantal? En de schuldigen worden niet gevraagd omtrent hun zonden.
Hij (Qârôen) zei: "Voorwaar, dat wat aan mij gegeven is, berust op kennis die ik bezit." Wist hij dan niet dat Allah vóór zijn tijd generaties heeft vernietigd die veel sterker waren dan hij en meer (rijkdom) verzameld hadden? En de misdadigers hoeven niet over hun zonden ondervraagd te werden (want Allah kent hun zonden al).
فَخَرَ جَ عَلٰى قَوْمِهٖ فِیْ زِیْنَتِهٖؕ-قَالَ الَّذِیْنَ یُرِیْدُوْنَ الْحَیٰوةَ الدُّنْیَا یٰلَیْتَ لَنَا مِثْلَ مَاۤ اُوْتِیَ قَارُوْنُۙ-اِنَّهٗ لَذُوْ حَظٍّ عَظِیْمٍ(۷۹)
Hij bleef verschijnen voor zijn volk met pracht en praal. Zij, die het leven dezer wereld wensten, zeiden: "O, ware ons hetzelfde gegeven als Korach. Waarlijk, hij is bezitter van een groot fortuin."
Toen begaf hij zich onder zijn volk, in vol ornaat. Degenen die het wereldse leven wensten, zeiden: "Hadden wij maar zoveel als Qârôen gegeven is. Voorwaar, hij is zeker een man die gewuldig geluk heeft."
وَ قَالَ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْعِلْمَ وَیْلَكُمْ ثَوَابُ اللّٰهِ خَیْرٌ لِّمَنْ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًاۚ-وَ لَا یُلَقّٰىهَاۤ اِلَّا الصّٰبِرُوْنَ(۸۰)
Maar zij, aan wie kennis was gegeven, zeiden: "Wee u, de beloning van Allah is beter voor degenen die geloven en goede werken doen; en het zal niemand worden geschonken behalve hun die geduldig zijn."
En degenen aan wie de kennis gegeven was, zeiden: "Wee jullie, de beloning van Allah is beter voor wie gelooft en goede daden verricht. En zij wordt niet bereikt, behalve door de geduldigen."
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan