READ
Surah Al-Mu'minun
اَلْمُؤْمِنُوْن
118 Ayaat مکیۃ
بَلْ قَالُوْا مِثْلَ مَا قَالَ الْاَوَّلُوْنَ(۸۱)
Doch zij zeggen hetzelfde als de voormalige volkeren zeiden.
Integendeel, zij zeggen hetzelfde als de vroegeren zeiden.
قَالُوْۤا ءَاِذَا مِتْنَا وَ كُنَّا تُرَابًا وَّ عِظَامًا ءَاِنَّا لَمَبْعُوْثُوْنَ(۸۲)
Zij zeggen: "Zullen wij, wanneer wij dood zijn en tot beenderen en stof geworden, dan inderdaad weer worden opgewekt?
Zij zeiden: "Wanneer wij dood zijn en tot aarde en beenderen geworden zijn, zullen wij dan zeker worden opgewckt?
لَقَدْ وُعِدْنَا نَحْنُ وَ اٰبَآؤُنَا هٰذَا مِنْ قَبْلُ اِنْ هٰذَاۤ اِلَّاۤ اَسَاطِیْرُ الْاَوَّلِیْنَ(۸۳)
"Dit werd ons en onze voorvaderen ook beloofd maar het zijn slechts fabelen der ouden."
Voorzeker, dit werd vroeger aan ons en onze vaderen beloofd: dit zijn slechts fabels van de vroegeren."
قُلْ لِّمَنِ الْاَرْضُ وَ مَنْ فِیْهَاۤ اِنْ كُنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۸۴)
Zeg: "Wie behoort de aarde toe en al hetgeen daarop is, als gij het weet?"
Zeg: "Aan wie behoort de aarde en alles wat zich daarop bevindt, als jullie het weten?"
سَیَقُوْلُوْنَ لِلّٰهِؕ-قُلْ اَفَلَا تَذَكَّرُوْنَ(۸۵)
Zij zullen zeggen: "Aan Allah." Zeg: "Wilt gij er dan geen lering uit trekken?"
Zij zullen zeggen: "Aan Allah." Zeg: "Waarom laten jullie je dan niet vermanen?"
قُلْ مَنْ رَّبُّ السَّمٰوٰتِ السَّبْعِ وَ رَبُّ الْعَرْشِ الْعَظِیْمِ(۸۶)
Zeg: "Wie is de Heer der zeven hemelen en de Heer van de Grote Troon?"
Zeg: "Wie is de Heer van de zeven hemelen en de Heer van de Geweldige Troon?
سَیَقُوْلُوْنَ لِلّٰهِؕ-قُلْ اَفَلَا تَتَّقُوْنَ(۸۷)
Zij zullen zeggen: "Allah." Zeg: "Wilt gij Hem dan niet tot uw Beschermer nemen?"
Zij zullen zeggen: "Aan Allah." Zeg: "Waarom vrezen jullie (Allah) dan niet?"
قُلْ مَنْۢ بِیَدِهٖ مَلَكُوْتُ كُلِّ شَیْءٍ وَّ هُوَ یُجِیْرُ وَ لَا یُجَارُ عَلَیْهِ اِنْ كُنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۸۸)
Zeg: "Wie is het in Wiens hand de heerschappij over alle dingen is - en Die beschermt doch tegen Wie er geen bescherming is, - als gij het weet?"
Zeg: "In Wiens handen is de heerschappij over alles? En Hij beschermt en Hij wordt niet beschermt, als jullie het weten."
سَیَقُوْلُوْنَ لِلّٰهِؕ-قُلْ فَاَنّٰى تُسْحَرُوْنَ(۸۹)
Zij zullen antwoorden: "Dit behoort aan Allah." Zeg: "Waarom wordt gij dan misleid?"
Zij zullen zeggen: "Aan Allah." Zeg: "Waarom zijn jullie dan misleid?"
بَلْ اَتَیْنٰهُمْ بِالْحَقِّ وَ اِنَّهُمْ لَكٰذِبُوْنَ(۹۰)
Wij hebben hun de Waarheid gebracht en zij zijn zeker leugenaars.
Maar Wij hebben de Waarheid gegeven, zij zijn zeker leugenaars.
مَا اتَّخَذَ اللّٰهُ مِنْ وَّلَدٍ وَّ مَا كَانَ مَعَهٗ مِنْ اِلٰهٍ اِذًا لَّذَهَبَ كُلُّ اِلٰهٍۭ بِمَا خَلَقَ وَ لَعَلَا بَعْضُهُمْ عَلٰى بَعْضٍؕ-سُبْحٰنَ اللّٰهِ عَمَّا یَصِفُوْنَۙ(۹۱)
Allah heeft zich geen zoon genomen, noch is er enige God naast Hem, anders zou elke God hetgeen Hij schiep, voor zich houden, en sommigen hunner zouden zeker anderen hebben overwonnen. Verheven is Allah boven al hetgeen zij beweren.
Allah heeft zich geen kind genomen en er is geen god naast Hem! Dan zou iedere god weggaan met wat hij schiep en zouden zij elkaar overweldigen. Heilig is Allah boven wat zij (Hem) toeschrijven.
عٰلِمِ الْغَیْبِ وَ الشَّهَادَةِ فَتَعٰلٰى عَمَّا یُشْرِكُوْنَ۠(۹۲)
Kenner van het ongeziene en het geziene. Hij is verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
De Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare: verheven is Hij boven wat zij (Hem) toekennen.
قُلْ رَّبِّ اِمَّا تُرِیَنِّیْ مَا یُوْعَدُوْنَۙ(۹۳)
Zeg: "Mijn Heer, indien Gij mij datgene zoudt laten zien waarmee zij bedreigd worden.
Zeg: "Mijn Heer, indien U mij zou laten zien wat hun aangezegd is.
رَبِّ فَلَا تَجْعَلْنِیْ فِی الْقَوْمِ الظّٰلِمِیْنَ(۹۴)
Mijn Heer, plaats mij dan niet te midden van het onrechtvaardige volk."
Mijn Heer, breng mij niet onder het onrechtvaardige volk!"
وَ اِنَّا عَلٰۤى اَنْ نُّرِیَكَ مَا نَعِدُهُمْ لَقٰدِرُوْنَ(۹۵)
En voorzeker, Wij hebben de macht u datgene te laten zien waarmee Wij hen bedreigen.
En voorwaar, Wij zijn zeker in staat om jou te laten zien wat Wij hun toezeggen.
اِدْفَعْ بِالَّتِیْ هِیَ اَحْسَنُ السَّیِّئَةَؕ-نَحْنُ اَعْلَمُ بِمَا یَصِفُوْنَ(۹۶)
Verdrijf het kwade met het beste. Wij zijn op de hoogte van hetgeen zij zeggen,
Weer het slechte af met het beste. Wij weten het beste wat zij toeschrijven.
وَ قُلْ رَّبِّ اَعُوْذُ بِكَ مِنْ هَمَزٰتِ الشَّیٰطِیْنِۙ(۹۷)
En zeg: "Mijn Heer, bij U zoek ik mijn toevlucht tegen de inblazingen der duivelen.
En zeg: "Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht tot U tegen de influisteringen van de Satans.
وَ اَعُوْذُ بِكَ رَبِّ اَنْ یَّحْضُرُوْنِ(۹۸)
En bij U mijn Heer zoek ik mijn toevlucht, opdat zij niet bij mij komen."
En ik zoek mijn toevlucht tot U zodat zij niet bij mij komen."
حَتّٰۤى اِذَا جَآءَ اَحَدَهُمُ الْمَوْتُ قَالَ رَبِّ ارْجِعُوْنِۙ(۹۹)
Wanneer de dood tot een hunner komt, zegt deze smekend: "Mijn Heer, zend mij terug.
Totdat, wanneer de dood tot een van hen komt, hij zal zeggen: "O mijn Heer, laat mij terugkeren.
لَعَلِّیْۤ اَعْمَلُ صَالِحًا فِیْمَا تَرَكْتُ كَلَّاؕ-اِنَّهَا كَلِمَةٌ هُوَ قَآىٕلُهَاؕ-وَ مِنْ وَّرَآىٕهِمْ بَرْزَخٌ اِلٰى یَوْمِ یُبْعَثُوْنَ(۱۰۰)
Opdat ik recht doe in hetgeen ik heb achtergelaten." (Dan wordt er gezegd): "In geen geval; het is slechts een woord dat hij uit." En achter hen is een hindernis tot de Dag waarop zij gewekt zullen worden.
Hopelijk kan ik goede werken verrichten voor wat ik nagelaten heb." Zeker niet! Voorwaar, dit zijn slechts woorden die hij spreekt en voor hen is een scheiding tot de Dag waarop zij opgewekt worden.
فَاِذَا نُفِخَ فِی الصُّوْرِ فَلَاۤ اَنْسَابَ بَیْنَهُمْ یَوْمَىٕذٍ وَّ لَا یَتَسَآءَلُوْنَ(۱۰۱)
En wanneer de bazuin wordt geblazen zal er die Dag geen verwantschap tussen hen bestaan, noch zal de een naar de ander vragen.
Wanneer er op de bazuin geblazen wordt, op die Dag is er geen verwantschap tussen hen en zij kunnen elkaar geen vragen stellen.
فَمَنْ ثَقُلَتْ مَوَازِیْنُهٗ فَاُولٰٓىٕكَ هُمُ الْمُفْلِحُوْنَ(۱۰۲)
Dan zullen zij slagen, wier schalen zwaar zijn.
Degenen wiens weegschalen zwaar wegen: Zij zijn degenen die de welslagenden zijn.
وَ مَنْ خَفَّتْ مَوَازِیْنُهٗ فَاُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ فِیْ جَهَنَّمَ خٰلِدُوْنَۚ(۱۰۳)
Doch zij, wier werken licht zijn - dit zijn degenen die hun ziel benadeelden - zullen in de hel vertoeven.
Degene wiens weegschalen licht wegen: zij zijn degenen die zichzelf verloren hebben, zij zullen in de Hel eeuwig levenden zijn.
تَلْفَحُ وُجُوْهَهُمُ النَّارُ وَ هُمْ فِیْهَا كٰلِحُوْنَ(۱۰۴)
Het Vuur zal hun gezicht branden en zij zullen er in verschrompelen.
Het Vuur verbrandt hun gezichten terwijl zij dawin venminkt worden.
اَلَمْ تَكُنْ اٰیٰتِیْ تُتْلٰى عَلَیْكُمْ فَكُنْتُمْ بِهَا تُكَذِّبُوْنَ(۱۰۵)
(Er zal gezegd worden): Werden Mijn woorden U niet verkondigd? Maar gij placht ze te verloochenen.
Zijn Mijn Verzen dan niet aan jullie voorgedragen? Toen plachten jullie ze te loochenen.
قَالُوْا رَبَّنَا غَلَبَتْ عَلَیْنَا شِقْوَتُنَا وَ كُنَّا قَوْمًا ضَآلِّیْنَ(۱۰۶)
Zij zullen antwoorden: "O, onze Heer onze tegenspoed heeft ons overweldigd en wij waren een dwalend volk.
Zij zelden: "Onze Heer, wij zijn overwonnen door ons ongeluk en wij waren een dwalend volk.
رَبَّنَاۤ اَخْرِجْنَا مِنْهَا فَاِنْ عُدْنَا فَاِنَّا ظٰلِمُوْنَ(۱۰۷)
Onze Heer, neem ons daaruit; indien wij in het (kwade) terugvallen dan zijn wij stellig onrechtvaardig.
Onze Heer, haal ons hieruit! Als wij het herhalen: voorwaar, dan zijn wij onrechtvaardigen."
قَالَ اخْسَــٴُـوْا فِیْهَا وَ لَا تُكَلِّمُوْنِ(۱۰۸)
Hij zal zeggen: "Blijft daarin vernederd en spreekt niet tot Mij.
Hij zei: "Blijft daarin en lijdt. En spreekt niet tot Mij."
اِنَّهٗ كَانَ فَرِیْقٌ مِّنْ عِبَادِیْ یَقُوْلُوْنَ رَبَّنَاۤ اٰمَنَّا فَاغْفِرْ لَنَا وَ ارْحَمْنَا وَ اَنْتَ خَیْرُ الرّٰحِمِیْنَۚۖ(۱۰۹)
Waarlijk, er was een gedeelte van Mijn dienaren dat placht te zeggen: "O, onze Heer, wij hebben geloofd, vergeef ons daarom en wees Barmhartig jegens ons. En Gij zijt de Beste der barmhartigen."
Voorwaar, er is een groep onder Mijn dienaren die zegt: "Onze Heer, wij geloofden, vergeef ons daarom en schenk ons Barmhartigheid en U bent de Beste der Bamhartigen."
فَاتَّخَذْتُمُوْهُمْ سِخْرِیًّا حَتّٰۤى اَنْسَوْكُمْ ذِكْرِیْ وَ كُنْتُمْ مِّنْهُمْ تَضْحَكُوْنَ(۱۱۰)
Maar gij maaktet hen ten spot totdat dezen u Mijn gedachtenis deden vergeten omdat gij hen placht uit te lachen.
Toen maakten jullie hen tot een onderwerp van bespotting, totdat jullie vergaten Mij te gedenken. En jullie plachten ben uit te lachen.
اِنِّیْ جَزَیْتُهُمُ الْیَوْمَ بِمَا صَبَرُوْۤاۙ-اَنَّهُمْ هُمُ الْفَآىٕزُوْنَ(۱۱۱)
Inderdaad heb Ik hen heden beloond wegens hun geduld. Voorzeker, zij zijn de overwinnaars."
Voorwaar, Ik gaf hun op die Dag een beloning omdat zij geduldig waren: en voorwaar, zij zijn de winnaars.
قٰلَ كَمْ لَبِثْتُمْ فِی الْاَرْضِ عَدَدَ سِنِیْنَ(۱۱۲)
Hij (God) zal vragen: "Hoeveel jaren zijt gij op de aarde gebleven?"
Hij (Allah) zei: "Hoeveel jaren verbleven jullie op de aarde?"
قَالُوْا لَبِثْنَا یَوْمًا اَوْ بَعْضَ یَوْمٍ فَسْــٴَـلِ الْعَآدِّیْنَ(۱۱۳)
Zij zullen antwoorden: "Wij bleven een dag of een deel van een dag. Vraag dus degenen die rekening houden."
Zij zeiden: "Wij verbleven daar een dag of een gedeelte van een dag, vraag het aan de rekenaars."
قٰلَ اِنْ لَّبِثْتُمْ اِلَّا قَلِیْلًا لَّوْ اَنَّكُمْ كُنْتُمْ تَعْلَمُوْنَ(۱۱۴)
Hij (Allah) zal zeggen: "Gij bleeft een korte tijd, hadt gij het maar geweten."
Hij (Allah) zei: "Jullie verbleven er maar kort, als jullie het weten.
اَفَحَسِبْتُمْ اَنَّمَا خَلَقْنٰكُمْ عَبَثًا وَّ اَنَّكُمْ اِلَیْنَا لَا تُرْجَعُوْنَ(۱۱۵)
Dacht gij, dat Wij u tevergeefs schiepen en dat gij niet tot Ons zult worden teruggebracht?
Dachten jullie dat Wij jullie zo maar geschapen hebben? En dat jullie niet tot Ons terugkeren?"
فَتَعٰلَى اللّٰهُ الْمَلِكُ الْحَقُّۚ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۚ-رَبُّ الْعَرْشِ الْكَرِیْمِ(۱۱۶)
Verheven is Allah, de ware Koning. Er is geen God behalve Hij, de Heer van de aanzienlijke Troon.
Verheven is Allah, de Ware Koning er is geen god dan Hij, Heer van de Edele Troon.
وَ مَنْ یَّدْعُ مَعَ اللّٰهِ اِلٰهًا اٰخَرَۙ-لَا بُرْهَانَ لَهٗ بِهٖۙ-فَاِنَّمَا حِسَابُهٗ عِنْدَ رَبِّهٖؕ-اِنَّهٗ لَا یُفْلِحُ الْكٰفِرُوْنَ(۱۱۷)
En diegene die naast Allah een andere god aanroept heeft daar geen bewijs voor: en de vergelding ervan berust bij zijn Heer. Voorzeker de ongelovigen slagen nooit!
En wie een andere god aanroept naast Allah, waarvoor hij geen bewijs heeft: voorwaar, zijn afrekening is bij zijn Heer. Voorwaar, de ongelovigen zullen niet welslagen.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan