READ
Surah Al-Maa'idah
اَلْمَـآئِدَة
120 Ayaat مدنیۃ
5:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْۤا اَوْفُوْا بِالْعُقُوْدِ۬ؕ-اُحِلَّتْ لَكُمْ بَهِیْمَةُ الْاَنْعَامِ اِلَّا مَا یُتْلٰى عَلَیْكُمْ غَیْرَ مُحِلِّی الصَّیْدِ وَ اَنْتُمْ حُرُمٌؕ-اِنَّ اللّٰهَ یَحْكُمُ مَا یُرِیْدُ(۱)
O, gij die gelooft, komt uw verdragen na. Viervoetige dieren buiten die welke u zijn aangegeven, zijn u geoorloofd; het wild is niet geoorloofd te achten terwijl gij ter bedevaart zijt. Voorwaar, Allah gebiedt wat Hij wil.
O jullie die geloven! Komt de beloften na. Toegestaan voor jullie zijn de dieren van het vee, behalve wat aan jullie voorgelezen is. Niet toegestaan is het jagen als jullie in de gewijde staat zijn (tijdens de bedevaart). Voorwaar, Allah oordeelt over wat Hij wil.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا لَا تُحِلُّوْا شَعَآىٕرَ اللّٰهِ وَ لَا الشَّهْرَ الْحَرَامَ وَ لَا الْهَدْیَ وَ لَا الْقَلَآىٕدَ وَ لَاۤ ﰰ مِّیْنَ الْبَیْتَ الْحَرَامَ یَبْتَغُوْنَ فَضْلًا مِّنْ رَّبِّهِمْ وَ رِضْوَانًاؕ-وَ اِذَا حَلَلْتُمْ فَاصْطَادُوْاؕ-وَ لَا یَجْرِمَنَّكُمْ شَنَاٰنُ قَوْمٍ اَنْ صَدُّوْكُمْ عَنِ الْمَسْجِدِ الْحَرَامِ اَنْ تَعْتَدُوْاۘ-وَ تَعَاوَنُوْا عَلَى الْبِرِّ وَ التَّقْوٰى ۪-وَ لَا تَعَاوَنُوْا عَلَى الْاِثْمِ وَ الْعُدْوَانِ۪- وَ اتَّقُوا اللّٰهَؕ-اِنَّ اللّٰهَ شَدِیْدُ الْعِقَابِ(۲)
O, gij die gelooft, ontheiligt de tekenen van Allah niet, noch de heilige maand, noch de offerdieren, noch dieren met offertekens, noch degenen, die zich naar het heilige Huis begeven om genade van hun Heer en Zijn welbehagen te zoeken. Maar wanneer gij u van uw pelgrimskleed ontdoet, moogt gij jagen. En laat de vijandschap van een volk, omdat zij u de toegang tot de heilige Moskee verhinderen, u niet tot geweld aansporen. En helpt elkander in deugdzaamheid en vroomheid maar helpt elkander niet in zonde en overtreding. En vreest Allah. Waarlijk, Allah is streng in het straffen.
O jullie die geloven! Ontheiligt niet de gewijde Tekenen van Allah en niet de gewijde Maand (van de Haddj) en niet de offerieren en niet de halsomhangsels en niet degenen die onderweg zijn naar het Gewijde Huis (de Ka'bah) terwijl zij de gunst en het welgevallen van hun Heer zoeken. En wanneer jullie gewijde toestand voltooid is, dan (mogen) jullie jagen. En laat de haat van een volk dat jullie hindert (te gaan) naar de Masdjid al Harâm (de gewijde Moskee te Mekkah) jullie er niet toe brengen overtredingen te begaan, maar ondersteunt elkaar bij het goede en Taqwa. En steunt elkaar niet bij zonde en overtreding. En vreest Allah. Voorwaar, Allah is streng in de bestraffing.
حُرِّمَتْ عَلَیْكُمُ الْمَیْتَةُ وَ الدَّمُ وَ لَحْمُ الْخِنْزِیْرِ وَ مَاۤ اُهِلَّ لِغَیْرِ اللّٰهِ بِهٖ وَ الْمُنْخَنِقَةُ وَ الْمَوْقُوْذَةُ وَ الْمُتَرَدِّیَةُ وَ النَّطِیْحَةُ وَ مَاۤ اَكَلَ السَّبُعُ اِلَّا مَا ذَكَّیْتُمْ- وَ مَا ذُبِحَ عَلَى النُّصُبِ وَ اَنْ تَسْتَقْسِمُوْا بِالْاَزْلَامِؕ-ذٰلِكُمْ فِسْقٌؕ-اَلْیَوْمَ یَىٕسَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ دِیْنِكُمْ فَلَا تَخْشَوْهُمْ وَ اخْشَوْنِؕ-اَلْیَوْمَ اَكْمَلْتُ لَكُمْ دِیْنَكُمْ وَ اَتْمَمْتُ عَلَیْكُمْ نِعْمَتِیْ وَ رَضِیْتُ لَكُمُ الْاِسْلَامَ دِیْنًاؕ-فَمَنِ اضْطُرَّ فِیْ مَخْمَصَةٍ غَیْرَ مُتَجَانِفٍ لِّاِثْمٍۙ-فَاِنَّ اللّٰهَ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۳)
Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van Allah is aangeroepen; hetgeen is geworgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten, behalve wat gij hebt geslacht. Verder hetgeen voor afgoden is geslacht en wat gij loot door pijlen, dit is een overtreding. Heden zullen de ongelovigen aan uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooid en de Islam voor u als godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
Verboden voor jullie zijn het kadaver, het bloed en het van de varkens en hetgeen waarover anders (dan de Naam) van Allah is uitgesproken, het gewurgde, het geslagene, het gevallene, het gestokene en dat waar de wilde dieren van gevreten hebben - behalve wat jullie geslachte hebben - on (verboden zijn) wat op de afgodsaltaren geslacht is en wat jullie met pijlen verloten. Dat is een zware zonde. Op deze dag wanhopen degenen die ongelovig zijn aan (de bestrijding van) jullie godsdienst. Vreest hen niet, maar vreest Mij. Vandaag heb Ik jullie godsdienst voor jullie vervolmaakt en heb Ik Mijn gunst voor jullie volledig gemaakt en heb Ik de Islam voor jullie als godsdienst gekozen. En wie door honger gedwongen is, zonder neiging tot zonde: Allah is dan Vergevensgezind, Meest Barmahartig.
یَسْــٴَـلُوْنَكَ مَا ذَاۤ اُحِلَّ لَهُمْؕ-قُلْ اُحِلَّ لَكُمُ الطَّیِّبٰتُۙ-وَ مَا عَلَّمْتُمْ مِّنَ الْجَوَارِ حِ مُكَلِّبِیْنَ تُعَلِّمُوْنَهُنَّ مِمَّا عَلَّمَكُمُ اللّٰهُ٘-فَكُلُوْا مِمَّاۤ اَمْسَكْنَ عَلَیْكُمْ وَ اذْكُرُوا اسْمَ اللّٰهِ عَلَیْهِ۪-وَ اتَّقُوا اللّٰهَؕ-اِنَّ اللّٰهَ سَرِیْعُ الْحِسَابِ(۴)
0
En zij vragen jou wat hun toegestaan is. Zeg: "Jullie toegestaan zijn alle goede (soorten voedsel) en wat jullie krijgen met behulp van roofdieren die jullie leren (vangen) zoals Allah jullie leerde." Eet van wat zij voor jullie gevangen hebben, en spreekt er de Nam van Allah over uit (bij het loslaten van de afgerichte dieren) En vreest Allah. Voorwaar, Allah is snel in het opmaken van de afrekening.
اَلْیَوْمَ اُحِلَّ لَكُمُ الطَّیِّبٰتُؕ-وَ طَعَامُ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَ حِلٌّ لَّكُمْ۪-وَ طَعَامُكُمْ حِلٌّ لَّهُمْ٘-وَ الْمُحْصَنٰتُ مِنَ الْمُؤْمِنٰتِ وَ الْمُحْصَنٰتُ مِنَ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَ مِنْ قَبْلِكُمْ اِذَاۤ اٰتَیْتُمُوْهُنَّ اُجُوْرَهُنَّ مُحْصِنِیْنَ غَیْرَ مُسٰفِحِیْنَ وَ لَا مُتَّخِذِیْۤ اَخْدَانٍؕ-وَ مَنْ یَّكْفُرْ بِالْاِیْمَانِ فَقَدْ حَبِطَ عَمَلُهٗ٘-وَ هُوَ فِی الْاٰخِرَةِ مِنَ الْخٰسِرِیْنَ۠(۵)
Alle goede dingen zijn u deze dag geoorloofd. Het voedsel der mensen van het Boek is u geoorloofd en uw voedsel is hun toegestaan. En geoorloofd zijn voor u kuise, gelovige vrouwen en kuise vrouwen uit het midden dergenen, wie het Boek was gegeven v??r u, wanneer gij haar haar huwelijksgift geeft, een geldig huwelijk aangaande en geen ontucht plegende, noch heimelijk minnaressen nemende. En wie het geloof verwerpt, diens werk is waarlijk tevergeefs en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn.
Op deze dag zijn alle goede (zaken) voor jullie toegestaan gemaakt, en het voedsel (geslachte dieren) van de Lieden van de Schrift is jullie toegestam en jullie voedsel is hun toegestaan. (Toegestaan om mee te trouwen zijn:) de eerbare vrouwen onder de gelovige vrouwen en de eerbare vrouwen onder degenen die de Schrift vóór jullie gegeven is; indien jullie hun hun bruidschatten geven, in eerbaairheid handelend en niet in ontucht en neemt Seen minnaressen. En degene die het geloof verwerpt: zijn werk draagt waarlijk geen vrucht en hij behoort in het Hiernamaals tot de verliezers.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْۤا اِذَا قُمْتُمْ اِلَى الصَّلٰوةِ فَاغْسِلُوْا وُجُوْهَكُمْ وَ اَیْدِیَكُمْ اِلَى الْمَرَافِقِ وَ امْسَحُوْا بِرُءُوْسِكُمْ وَ اَرْجُلَكُمْ اِلَى الْكَعْبَیْنِؕ-وَ اِنْ كُنْتُمْ جُنُبًا فَاطَّهَّرُوْاؕ-وَ اِنْ كُنْتُمْ مَّرْضٰۤى اَوْ عَلٰى سَفَرٍ اَوْ جَآءَ اَحَدٌ مِّنْكُمْ مِّنَ الْغَآىٕطِ اَوْ لٰمَسْتُمُ النِّسَآءَ فَلَمْ تَجِدُوْا مَآءً فَتَیَمَّمُوْا صَعِیْدًا طَیِّبًا فَامْسَحُوْا بِوُجُوْهِكُمْ وَ اَیْدِیْكُمْ مِّنْهُؕ-مَا یُرِیْدُ اللّٰهُ لِیَجْعَلَ عَلَیْكُمْ مِّنْ حَرَجٍ وَّ لٰكِنْ یُّرِیْدُ لِیُطَهِّرَكُمْ وَ لِیُتِمَّ نِعْمَتَهٗ عَلَیْكُمْ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُوْنَ(۶)
O, gij die gelooft, wanneer gij u opricht tot het gebed, wast uw gezicht en uw handen tot aan de ellebogen en wrijft uw (natte) handen over uw hoofden en (wast) uw voeten tot aan de enkels. En als gij onrein zijt, reinigt u. En als gij ziek of op reis zijt en een uwer komt van de afzondering, of gij hebt vrouwen aangeraakt en gij vindt geen water, zoekt dan uw toevlucht tot zuivere aarde en veegt daarmede uw gezicht en handen af. Allah wenst u niet in moeilijkheden te brengen, maar Hij wenst u te reinigen en Zijn gunst aan u te vervolmaken, opdat gij dankbaar zult zijn.
O jullie die geloven! Wanneer jullie je voorbereiden op de shalât, wast dan jullie gezichten en jullie handen tot de ellebogen en wrijft over jullie hoofden en wast jullie voeten tot de enkels. Indien jullie Djoenoeb zijn, reinigt jullie dan. En indien jullie ziek zijn, of op reis, of als een van jullie van het toilet gekomen is, of jullie hebben jullie vrouwen aangeraakts en jullie vinden dan geen water: verricht dan Tayammoem met schone aarde. En wrijft ermee over jullie gezichten en jullie handen. Allah wil het jullie niet moeilijk maken, maar Hij wil jullie reinigen, zodat Hij Zijn genieting voor jullie vervolmaakt. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn.
وَ اذْكُرُوْا نِعْمَةَ اللّٰهِ عَلَیْكُمْ وَ مِیْثَاقَهُ الَّذِیْ وَاثَقَكُمْ بِهٖۤۙ-اِذْ قُلْتُمْ سَمِعْنَا وَ اَطَعْنَا٘-وَ اتَّقُوا اللّٰهَؕ-اِنَّ اللّٰهَ عَلِیْمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوْرِ(۷)
0
En gedenkt de genieting van Allah voor jullie en Zijn verbond dat Hij met jullie sloot toen jullie zeiden: "Wij hebben gehoord en gehoorzaamd." En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend over wat zich in de harten bevindt.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا كُوْنُوْا قَوّٰمِیْنَ لِلّٰهِ شُهَدَآءَ بِالْقِسْطِ٘-وَ لَا یَجْرِمَنَّكُمْ شَنَاٰنُ قَوْمٍ عَلٰۤى اَلَّا تَعْدِلُوْاؕ-اِعْدِلُوْا- هُوَ اَقْرَبُ لِلتَّقْوٰى٘-وَ اتَّقُوا اللّٰهَؕ-اِنَّ اللّٰهَ خَبِیْرٌۢ بِمَا تَعْمَلُوْنَ(۸)
O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichter bij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.
O jullie die geloven! Weest standvastig voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet we brengen niet rechtvaardig te wezen. Weest rechtvaardig, dat is het dichtst bij Taqwa. En vreest Allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen.
وَعَدَ اللّٰهُ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِۙ-لَهُمْ مَّغْفِرَةٌ وَّ اَجْرٌ عَظِیْمٌ(۹)
Allah heeft degenen, die geloven en goede daden verrichten beloofd, dat zij vergiffenis en een grote beloning zullen verkrijgen.
En Allah beloofde degenen die geloofden en goede werken verrichtten dat er voor hen vergeving en een geweldige beloning is.
وَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا وَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ الْجَحِیْمِ(۱۰)
En degenen, die niet geloven en Onze tekenen verwerpen, zullen de bewoners der hel zijn.
En degenen die ongelovig waren en Onze Tekenen loochenden: zij zijn de bewoners van Djahîm (de Hel).
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوا اذْكُرُوْا نِعْمَتَ اللّٰهِ عَلَیْكُمْ اِذْ هَمَّ قَوْمٌ اَنْ یَّبْسُطُوْۤا اِلَیْكُمْ اَیْدِیَهُمْ فَكَفَّ اَیْدِیَهُمْ عَنْكُمْۚ-وَ اتَّقُوا اللّٰهَؕ-وَ عَلَى اللّٰهِ فَلْیَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُوْنَ۠(۱۱)
0
O jullie die geloven! Gedenkt de genieting van Allah voor jullie toen een volk hun handen naar jullie wilde uitstrekken en toen (Allah) hun handen van jullie afhield. En vreest Allah. En laat de gelovigen hun vertrouwen op Allah stellen.
وَ لَقَدْ اَخَذَ اللّٰهُ مِیْثَاقَ بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَۚ-وَ بَعَثْنَا مِنْهُمُ اثْنَیْ عَشَرَ نَقِیْبًاؕ-وَ قَالَ اللّٰهُ اِنِّیْ مَعَكُمْؕ-لَىٕنْ اَقَمْتُمُ الصَّلٰوةَ وَ اٰتَیْتُمُ الزَّكٰوةَ وَ اٰمَنْتُمْ بِرُسُلِیْ وَ عَزَّرْتُمُوْهُمْ وَ اَقْرَضْتُمُ اللّٰهَ قَرْضًا حَسَنًا لَّاُكَفِّرَنَّ عَنْكُمْ سَیِّاٰتِكُمْ وَ لَاُدْخِلَنَّكُمْ جَنّٰتٍ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُۚ-فَمَنْ كَفَرَ بَعْدَ ذٰلِكَ مِنْكُمْ فَقَدْ ضَلَّ سَوَآءَ السَّبِیْلِ(۱۲)
0
En voorzeker, Allah heeft een verbond met de Kinderen van Israël gesloten. En Wij hebben onder hen twaalf stamhoofden aangesteld en Allah zei: "Voorwaar, Ik ben met jullie, indien jullie de shalât verrichten en de zakât betalen en jullie in Mijn Boodschappers geloven en hen helpen en een goede lening aan Allah verstrekken (bijdragen geven op de Weg van Allah). Dan zal Ik zeker jullie fouten voor jullie uitwissen en Ik zal jullie zeker Tuinen (het Paradijs) binnenleiden waar de rivieren onder door stromen. En wie van jullie hierna ongelovig is: hij dwaalt waarlijk van de rechte Weg."
فَبِمَا نَقْضِهِمْ مِّیْثَاقَهُمْ لَعَنّٰهُمْ وَ جَعَلْنَا قُلُوْبَهُمْ قٰسِیَةًۚ-یُحَرِّفُوْنَ الْكَلِمَ عَنْ مَّوَاضِعِهٖۙ-وَ نَسُوْا حَظًّا مِّمَّا ذُكِّرُوْا بِهٖۚ-وَ لَا تَزَالُ تَطَّلِعُ عَلٰى خَآىٕنَةٍ مِّنْهُمْ اِلَّا قَلِیْلًا مِّنْهُمْ فَاعْفُ عَنْهُمْ وَ اصْفَحْؕ-اِنَّ اللّٰهَ یُحِبُّ الْمُحْسِنِیْنَ(۱۳)
En wegens hun breken van het verbond hebben Wij hen vervloekt en hun hart verhard. Zij rukken de woorden uit hun verband en hebben een deel van hetgeen hun was vermaand, vergeten. En gij zult hen altijd oneerlijk bevinden op enkelen na, derhalve vergeef hen en wend u van hen af. Voorzeker, Allah heeft degenen, die goeddoen, lief.
Maar omdat zij hun verbond verbraken, hebben Wij hen vervloekt en hebben Wij hun harten hard gemaakt. En zij verschoven de woorden (in de Schrift) van hun plaatsen en zij vergaten een gedeelte van hetgeen waarmee zij mee vermaand waren. En jij (O Moehammad), behalve van enkelen van hen. Vergeef hun en scheld (het) kwijt. Voorwaar, Allah houdt van de weldoeners.
وَ مِنَ الَّذِیْنَ قَالُوْۤا اِنَّا نَصٰرٰۤى اَخَذْنَا مِیْثَاقَهُمْ فَنَسُوْا حَظًّا مِّمَّا ذُكِّرُوْا بِهٖ۪-فَاَغْرَیْنَا بَیْنَهُمُ الْعَدَاوَةَ وَ الْبَغْضَآءَ اِلٰى یَوْمِ الْقِیٰمَةِؕ-وَ سَوْفَ یُنَبِّئُهُمُ اللّٰهُ بِمَا كَانُوْا یَصْنَعُوْنَ(۱۴)
En met degenen die zeggen: "Wij zijn Christenen, sloten Wij (eveneens) een verbond, maar zij vergaten een deel van hetgeen hen was voorgehouden. Daarom deden Wij vijandschap en haat onder hen ontstaan, tot de Dag der Opstanding. Allah zal hen weldra laten weten, wat zij deden.
En van degenen die zeggen: "Voorwaar, wij zijn Christenen," (zeggen Wij:) Wij sloten een verbond met hen. Zij vergaten een gedeelte van hetgeen waar zij mee vermaand waren. Wij hebben daarop vijandschap en haat tussen hen doen ontstaan tot op de Dag der Opstanding. En Allah zal hun duidelijk maken wat zij plachten te doen.
یٰۤاَهْلَ الْكِتٰبِ قَدْ جَآءَكُمْ رَسُوْلُنَا یُبَیِّنُ لَكُمْ كَثِیْرًا مِّمَّا كُنْتُمْ تُخْفُوْنَ مِنَ الْكِتٰبِ وَ یَعْفُوْا عَنْ كَثِیْرٍ ﱟ قَدْ جَآءَكُمْ مِّنَ اللّٰهِ نُوْرٌ وَّ كِتٰبٌ مُّبِیْنٌۙ(۱۵)
O, mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen, die veel van hetgeen voor u verborgen bleef van het Boek heeft ontsluierd en veel overgeslagen. Er is van Allah inderdaad een licht en een duidelijk Boek tot u gekomen.
O Lieden van de Schrift! Waarlijk, Onze Boodschapper is tot jullie gekomen; hij heeft jullie veel duidelijk gemaakt van wat jullie in de Schrift verborgen, en hij heeft jullie veel kwijtgescholden. Waarlijk, er is van Allah een Licht (de Profeet) en een duidelijk Boek (de Koran) tot jullie gekomen.
یَّهْدِیْ بِهِ اللّٰهُ مَنِ اتَّبَعَ رِضْوَانَهٗ سُبُلَ السَّلٰمِ وَ یُخْرِجُهُمْ مِّنَ الظُّلُمٰتِ اِلَى النُّوْرِ بِاِذْنِهٖ وَ یَهْدِیْهِمْ اِلٰى صِرَاطٍ مُّسْتَقِیْمٍ(۱۶)
En Allah leidt daarmede degenen die Zijn welbehagen zoeken op de paden van vrede en leidt hen uit de duisternis tot het licht door Zijn gebod en leidt hen naar het rechte pad.
Allah leidt hen ermee die Zijn welbehagen zoeken naar wegen van vrede en Hij brengt hen vanuit de duisternissen naar het Licht, met Zijn verlof, en Hij leidt hen naar een recht Pad.
لَقَدْ كَفَرَ الَّذِیْنَ قَالُوْۤا اِنَّ اللّٰهَ هُوَ الْمَسِیْحُ ابْنُ مَرْیَمَؕ-قُلْ فَمَنْ یَّمْلِكُ مِنَ اللّٰهِ شَیْــٴًـا اِنْ اَرَادَ اَنْ یُّهْلِكَ الْمَسِیْحَ ابْنَ مَرْیَمَ وَ اُمَّهٗ وَ مَنْ فِی الْاَرْضِ جَمِیْعًاؕ-وَ لِلّٰهِ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ مَا بَیْنَهُمَاؕ-یَخْلُقُ مَا یَشَآءُؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۱۷)
Voorzeker, zij lasteren God die zeggen: "De Messias, zoon van Maria, is zeker Allah." Zeg: "Wie heeft dan macht tegen Allah, als Hij de Messias, zoon van Maria en zijn moeder en allen die op aarde zijn, teniet wil doen?" Aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde en al wat daartussen is. Hij schept wat Hij wil en Allah heeft macht over alle dingen.
Voorzeker, zij waren ongelovig, degenen die zeiden: "Voorwaar, Allah is de Masîh, zoon van Maryam." Zeg (O Moehammad): "Wie zou er enige macht hebben om Allah (af te houden) wanneer Hij zou wensen dat de Masîh, zoon van Maryam, en zijn moeder en wie er ook allemaal op de aarde zijn, vernietigd zou worden?" En aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. Hij schept wat Hij wil. En Allah is Almachtig over alle zaken.
وَ قَالَتِ الْیَهُوْدُ وَ النَّصٰرٰى نَحْنُ اَبْنٰٓؤُا اللّٰهِ وَ اَحِبَّآؤُهٗؕ-قُلْ فَلِمَ یُعَذِّبُكُمْ بِذُنُوْبِكُمْؕ-بَلْ اَنْتُمْ بَشَرٌ مِّمَّنْ خَلَقَؕ-یَغْفِرُ لِمَنْ یَّشَآءُ وَ یُعَذِّبُ مَنْ یَّشَآءُؕ-وَ لِلّٰهِ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ مَا بَیْنَهُمَا٘-وَ اِلَیْهِ الْمَصِیْرُ(۱۸)
0
En de Joden en de Christenen zeiden: "Wij zijn zonen van Allah en Zijn geliefden." Zeg (O Moehammed): "Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Maar nee, jullie zijn (gewone) mensen, die Hij schiep, Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil." En an Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde en wat er tussen hen is. En tot Hem is de terugkeer.
یٰۤاَهْلَ الْكِتٰبِ قَدْ جَآءَكُمْ رَسُوْلُنَا یُبَیِّنُ لَكُمْ عَلٰى فَتْرَةٍ مِّنَ الرُّسُلِ اَنْ تَقُوْلُوْا مَا جَآءَنَا مِنْۢ بَشِیْرٍ وَّ لَا نَذِیْرٍ٘-فَقَدْ جَآءَكُمْ بَشِیْرٌ وَّ نَذِیْرٌؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ۠(۱۹)
O, gij mensen van het Boek, Onze boodschapper is tot u gekomen na een onderbreking in de reeks van boodschappers, die u klaarheid brengt, opdat gij niet zult zeggen: "Er is geen brenger van een blijde tijding en geen waarschuwer tot ons gekomen." Waarlijk er is een brenger van een blijde boodschap en een waarschuwer tot u gekomen. Allah heeft macht over alle dingen.
O Lieden van de Schrift! Waarlijk, Onze Boodschapper is tot jullie gekomen, en hij heeft jullie na een onderbreking in (de rocks van) Boodschappers duidelijkheid gegeven, opdat jullie niet zouden zeggen: "Er is tot ons geen verkondiger van verheugende tijdingen en een waarschuwer gekomen." Waarlijk, er komt een verkondiger van verheugende tijdingen en een waarschuwer tot jullie. En Allah is Almachtig over alle zaken.
وَ اِذْ قَالَ مُوْسٰى لِقَوْمِهٖ یٰقَوْمِ اذْكُرُوْا نِعْمَةَ اللّٰهِ عَلَیْكُمْ اِذْ جَعَلَ فِیْكُمْ اَنْۢبِیَآءَ وَ جَعَلَكُمْ مُّلُوْكًا ﳓ وَّ اٰتٰىكُمْ مَّا لَمْ یُؤْتِ اَحَدًا مِّنَ الْعٰلَمِیْنَ(۲۰)
0
En (gedenkt) toen Môesa tot zijn volk zei: "O mijn volk, gedenkt de genieting van Allah voorjullie, toen Hij Profeten uit jullie midden voortbracht en jullie koninkrijken gaf en aan jullie gaf wat aan niet één (volk) in de werelden gegeven was.
یٰقَوْمِ ادْخُلُوا الْاَرْضَ الْمُقَدَّسَةَ الَّتِیْ كَتَبَ اللّٰهُ لَكُمْ وَ لَا تَرْتَدُّوْا عَلٰۤى اَدْبَارِكُمْ فَتَنْقَلِبُوْا خٰسِرِیْنَ(۲۱)
"O, mijn volk, gaat het heilige land binnen dat Allah voor u heeft bestemd en keert het niet de rug toe, anders zult gij verliezers worden."
O mijn volk, treedt het Heilige Land binnen dat Allah jullie toegewezen heeft en keert het niet jullie ruggen toe, want anders zullen jullie als verliezers terugkeren."
قَالُوْا یٰمُوْسٰۤى اِنَّ فِیْهَا قَوْمًا جَبَّارِیْنَ ﳓ وَ اِنَّا لَنْ نَّدْخُلَهَا حَتّٰى یَخْرُجُوْا مِنْهَاۚ-فَاِنْ یَّخْرُجُوْا مِنْهَا فَاِنَّا دٰخِلُوْنَ(۲۲)
Zij zeiden: "O, Mozes, daarin is een trots en machtig volk en wij zullen er niet binnengaan voordat zij er uit weggaan. En indien zij er uit weggaan, zullen wij het binnentrekken."
Zij zeiden: "O Môesa, daarin is een heel sterk volk en wij zullen daarin nooit binnentreden totdat zu van daar vertrekken, en indien zij het verlaten, dan zullen wij (daar) binnentreden."
قَالَ رَجُلٰنِ مِنَ الَّذِیْنَ یَخَافُوْنَ اَنْعَمَ اللّٰهُ عَلَیْهِمَا ادْخُلُوْا عَلَیْهِمُ الْبَابَۚ-فَاِذَا دَخَلْتُمُوْهُ فَاِنَّكُمْ غٰلِبُوْنَ ﳛ وَ عَلَى اللّٰهِ فَتَوَكَّلُوْۤا اِنْ كُنْتُمْ مُّؤْمِنِیْنَ(۲۳)
Daarop zeiden twee mannen van degenen die hun Heer vreesden en wie Allah Zijn gunst had bewezen: "Gaat de poort (van de stad) binnen, hen tegemoet - wanneer gij er eenmaal binnen zijt, dan zult gij zeker overwinnaar worden. En stelt uw vertrouwen in Allah, als gij gelovigen zijt."
Twee mannen van degenen die (Allah) vreesden en aan wie Allah van Zijn gunsten gegeven had, zeiden. "Val hen aan via de poort on waneer jullie dan binnengetreden zijn, dan zullen jullie waarlijk winnaars zijn. En stelt jullie vertrouwen op Allah, indien jullie gelovigen zijn."
قَالُوْا یٰمُوْسٰۤى اِنَّا لَنْ نَّدْخُلَهَاۤ اَبَدًا مَّا دَامُوْا فِیْهَا فَاذْهَبْ اَنْتَ وَ رَبُّكَ فَقَاتِلَاۤ اِنَّا هٰهُنَا قٰعِدُوْنَ(۲۴)
Zij zeiden: "O, Mozes, wij zullen er stellig niet binnengaan zolang zij er in zijn. Gaat gij en uw Heer en strijdt - wij blijven hier zitten."
Zij zeiden; "O Môesa, wij zullen dau nooit binnentreden, den zolang zij daarbinnen zijn. Gaat u maar en uw Heer, en vecht met u tweeën, voonvaar, wij zullen hier blijven zitten."
قَالَ رَبِّ اِنِّیْ لَاۤ اَمْلِكُ اِلَّا نَفْسِیْ وَ اَخِیْ فَافْرُقْ بَیْنَنَا وَ بَیْنَ الْقَوْمِ الْفٰسِقِیْنَ(۲۵)
Hij zeide: "Mijn Heer, ik heb macht over niemand dan over mijzelf en mijn broeder, maak daarom een onderscheid tussen ons en het opstandige volk."
Hij (Môesa) zei: "O mijn Heer, ik heb alleen macht over mijzelf en mijn broeder, breng een scheiding aan tussen ons en het zwaar zondige volk."
قَالَ فَاِنَّهَا مُحَرَّمَةٌ عَلَیْهِمْ اَرْبَعِیْنَ سَنَةًۚ-یَتِیْهُوْنَ فِی الْاَرْضِؕ-فَلَا تَاْسَ عَلَى الْقَوْمِ الْفٰسِقِیْنَ۠(۲۶)
Allah zeide: "Voorzeker, dat (land) is voor hen voor veertig jaren verboden; dwalende zullen zij door het land trekken. Bekommer u daarom niet over het ongehoorzame volk."
Hij (Allah) zei: "Het is daarom dat (het land) voor veertig jaren voor hen verboden wordt, (gedurende die periode) zullen zij rusteloos op aarde rondgaan. Treur daarom niet over het zwaar zondiee volk."
وَ اتْلُ عَلَیْهِمْ نَبَاَ ابْنَیْ اٰدَمَ بِالْحَقِّۘ-اِذْ قَرَّبَا قُرْبَانًا فَتُقُبِّلَ مِنْ اَحَدِهِمَا وَ لَمْ یُتَقَبَّلْ مِنَ الْاٰخَرِؕ-قَالَ لَاَقْتُلَنَّكَؕ-قَالَ اِنَّمَا یَتَقَبَّلُ اللّٰهُ مِنَ الْمُتَّقِیْنَ(۲۷)
En vertel naar waarheid het verhaal van de twee zonen van Adam, toen zij een offer brachten en het van ??n hunner werd aangenomen en van de ander niet. De laatstgenoemde zeide: "Ik zal u zeker doden." - De eerste zeide: "Allah neemt alleen iets van de rechtvaardigen aan." -
Vertel hen de warheid over het verhaal over de twee zonen van Adam: toen zij een offer brachten, werd het van één van hen (Abel) aanvaard en van de ander (Kaïn) werd het niet aanvaard. Hij (Kaïn) zei: "Ik zal jou doden." Hij (Abel) zei: "Voorwaar, Allah aanvaardt alleen het otter van de Moettaqeen.
لَىٕنْۢ بَسَطْتَّ اِلَیَّ یَدَكَ لِتَقْتُلَنِیْ مَاۤ اَنَا بِبَاسِطٍ یَّدِیَ اِلَیْكَ لِاَقْتُلَكَۚ-اِنِّیْۤ اَخَافُ اللّٰهَ رَبَّ الْعٰلَمِیْنَ(۲۸)
"Als gij uw hand naar mij uitstrekt om mij te doden, zal ik mijn hand niet naar u uitstrekken, om u te doden. Ik vrees Allah, de Heer der Werelden.
Wanneer jij je hand naar mij uitstrekt om mij te doden: het is niet aan mij om mijn hand naar jou uit te strekken om jou te doden, waarlijk, ik vrees Allah, Heer der Werelden.
اِنِّیْۤ اُرِیْدُ اَنْ تَبُوْٓءَاۡ بِاِثْمِیْ وَ اِثْمِكَ فَتَكُوْنَ مِنْ اَصْحٰبِ النَّارِۚ-وَ ذٰلِكَ جَزٰٓؤُا الظّٰلِمِیْنَۚ(۲۹)
Ik wens, dat gij zowel met de zonde tegen mij, als met uw zonde terugkeert, zodat gij tot de bewoners van het Vuur zult behoren, dat is de beloning der misdadigers."
Voorwaar, ik wil dat je mijn zonde en jouw zonde op je neemt en dat he dan tot de bewoners van de Hel wordt. En dat is de vergelding voor de onrechtvaardigen."
فَطَوَّعَتْ لَهٗ نَفْسُهٗ قَتْلَ اَخِیْهِ فَقَتَلَهٗ فَاَصْبَحَ مِنَ الْخٰسِرِیْنَ(۳۰)
Maar zijn kwade neiging dreef hem er toe zijn broeder te doden, dus doodde hij hem en werd een der verliezers.
Toen Zette hij zich ertoe aan om zijn broeder te doden en hij doodde hem, en zo werd hij een van de verliezers.
فَبَعَثَ اللّٰهُ غُرَابًا یَّبْحَثُ فِی الْاَرْضِ لِیُرِیَهٗ كَیْفَ یُوَارِیْ سَوْءَةَ اَخِیْهِؕ-قَالَ یٰوَیْلَتٰۤى اَعَجَزْتُ اَنْ اَكُوْنَ مِثْلَ هٰذَا الْغُرَابِ فَاُوَارِیَ سَوْءَةَ اَخِیْۚ-فَاَصْبَحَ مِنَ النّٰدِمِیْنَ(۳۱)ﮊ
Toen zond Allah een raaf, die in de grond krabde, om hem te beduiden, hoe het lijk van zijn broeder te verbergen. Hij zeide: "Ware ik maar de raaf gelijk, zodat ik het lijk van mijn broeder kon verbergen." En toen kreeg hij berouw.
Toen stuurde Allah een raaf, die over de grond kreste om hem te laten zien hoe hij het lichaam van zijn broeder kon bedekken. Hij zei: "Wee mij! Waarom ben ik zo zwak dat ik niet net zoals de raaf het lichaam van mijn broeder kan bedekken?" En zo werd hij een van hen die wroeging hebben.
مِنْ اَجْلِ ذٰلِكَ ﳎ كَتَبْنَا عَلٰى بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَ اَنَّهٗ مَنْ قَتَلَ نَفْسًۢا بِغَیْرِ نَفْسٍ اَوْ فَسَادٍ فِی الْاَرْضِ فَكَاَنَّمَا قَتَلَ النَّاسَ جَمِیْعًاؕ-وَ مَنْ اَحْیَاهَا فَكَاَنَّمَاۤ اَحْیَا النَّاسَ جَمِیْعًاؕ-وَ لَقَدْ جَآءَتْهُمْ رُسُلُنَا بِالْبَیِّنٰتِ٘-ثُمَّ اِنَّ كَثِیْرًا مِّنْهُمْ بَعْدَ ذٰلِكَ فِی الْاَرْضِ لَمُسْرِفُوْنَ(۳۲)
Deswegen schreven Wij de kinderen Isra?ls voor, dat wie ook een mens doodt, behalve wegens het doden van anderen of het scheppen van wanorde in het land, het ware alsof hij het gehele mensdom had gedood, en voor hem, die iemand het leven schenkt, alsof hij aan het gehele mensdom het leven heeft geschonken. En voorzeker Onze boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen en toch - werden daarna -velen hunner op aarde tot over treders.
Daarom hebben Wij de Kinderem van Israel voorgeschreven dat voor wie een ziel doodt - niet (als vergelding) voor een ziel of het verderf zaaien op aarde - het is alsof hij alle mensen doodde en dat voor wie iemand laat leven, het is alsof hij alle mensen dead leven. En waarlijk, en Onze Boodschappers kwamen tot hen met duidelijke Tekenen, velen van hen (de Kinderen van Israel) waren daarna overtreders op de arde.
اِنَّمَا جَزٰٓؤُا الَّذِیْنَ یُحَارِبُوْنَ اللّٰهَ وَ رَسُوْلَهٗ وَ یَسْعَوْنَ فِی الْاَرْضِ فَسَادًا اَنْ یُّقَتَّلُوْۤا اَوْ یُصَلَّبُوْۤا اَوْ تُقَطَّعَ اَیْدِیْهِمْ وَ اَرْجُلُهُمْ مِّنْ خِلَافٍ اَوْ یُنْفَوْا مِنَ الْاَرْضِؕ-ذٰلِكَ لَهُمْ خِزْیٌ فِی الدُّنْیَا وَ لَهُمْ فِی الْاٰخِرَةِ عَذَابٌ عَظِیْمٌۙ(۳۳)
De vergelding dergenen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers voeren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld zijn en in het Hiernamaals zullen zij een grote straf ontvangen.
Voorwaar, de vergelding van degenen die oorlog voeren tegen Allah en Zijn Boodschapper en (die) naar het zaaien van verderf op aarde streven, is dat zij gedood worden, of gekruisigd worden, of het afhouwen van handen ert voeten aan tegenovergestelde kanten, of dat zij uit het land verbannen worden. Dat is voor hen een vernedering op de wereld en voor hen is er in het Hiernamaals een geweldige bestraffing.
اِلَّا الَّذِیْنَ تَابُوْا مِنْ قَبْلِ اَنْ تَقْدِرُوْا عَلَیْهِمْۚ-فَاعْلَمُوْۤا اَنَّ اللّٰهَ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ۠(۳۴)
Dit, met uitzondering van hen die berouw tonen, voordat gij hen in uw macht hebt. Weet derhalve, dat Allah Vergevensgezind, Genadevol is.
Behalve voor degenen die berouw tonen, voordat jullie hen in jullie macht krijgen (en bestraffen). En weet dat Allah Vergevensgezind, Meest Barmhhartig is.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰهَ وَ ابْتَغُوْۤا اِلَیْهِ الْوَسِیْلَةَ وَ جَاهِدُوْا فِیْ سَبِیْلِهٖ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُوْنَ(۳۵)
O gij die gelooft, vreest Allah en zoekt de weg tot toenadering tot Hem en strijdt voor Zijn zaak, opdat gij moogt slagen.
O jullie die geloven! Vreest Allah en zoekt naar een middel om (zo dicht mogelijk) bij Hem (te komen), en streeft op Zijn Weg. Hopelijk zullen jullie welslagen.
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا لَوْ اَنَّ لَهُمْ مَّا فِی الْاَرْضِ جَمِیْعًا وَّ مِثْلَهٗ مَعَهٗ لِیَفْتَدُوْا بِهٖ مِنْ عَذَابِ یَوْمِ الْقِیٰمَةِ مَا تُقُبِّلَ مِنْهُمْۚ-وَ لَهُمْ عَذَابٌ اَلِیْمٌ(۳۶)
Voorzeker, al hadden de ongelovigen al hetgeen op aarde is en nog eens zoveel, om zich daarmede van de straf op de Dag der Opstanding vrij te kopen, dan zou het van hen toch niet worden aanvaard; er wacht hen een pijnlijke straf.
Voorwaar, indien degenen die ongelovig zijn alles op aarde zouden hebben en het gelijke daarvan bij hen zouden hebben om daarmee hun bestraffing op de Dag der Opstanding af te kopen: het zou niet van hen aanvaard worden. En er is voor hen een pijnlijke bestraffing.
یُرِیْدُوْنَ اَنْ یَّخْرُجُوْا مِنَ النَّارِ وَ مَا هُمْ بِخٰرِجِیْنَ مِنْهَا٘-وَ لَهُمْ عَذَابٌ مُّقِیْمٌ(۳۷)
Zij zullen uit het vuur willen komen, maar zij zullen er niet kunnen uitgaan en dit zal voor hen een blijvende straf zijn.
Zij zuilen uit de Hel willen ontsnappen, maar er is voor hen geen ontsnapping daaruit, en voor hen is een voortdurende bestraffing.
وَ السَّارِقُ وَ السَّارِقَةُ فَاقْطَعُوْۤا اَیْدِیَهُمَا جَزَآءًۢ بِمَا كَسَبَا نَكَالًا مِّنَ اللّٰهِؕ-وَ اللّٰهُ عَزِیْزٌ حَكِیْمٌ(۳۸)
En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van Allah. Allah is Almachtig, Alwijs.
En de dief en de dievegge: houwt hun handen af als een vergelding vanwege (de misdaad) die zij begingen, als een bestraffing van Allah. En Allah is Almachtig, Alwijs.
فَمَنْ تَابَ مِنْۢ بَعْدِ ظُلْمِهٖ وَ اَصْلَحَ فَاِنَّ اللّٰهَ یَتُوْبُ عَلَیْهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۳۹)
Maar degene, die na zijn overtreding berouw heeft en zich betert - Allah zal Zich gewis in barmhartigheid tot hem wenden; voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
En wit na zijn onrecht berouw toont en zich betert: Allah aanvaardt het berouw van hem. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Meest Barmhartig.
اَلَمْ تَعْلَمْ اَنَّ اللّٰهَ لَهٗ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-یُعَذِّبُ مَنْ یَّشَآءُ وَ یَغْفِرُ لِمَنْ یَّشَآءُؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۴۰)
Weet gij niet, dat het koninkrijk der hemelen en der aarde aan Allah toebehoort? Hij straft, wie Hij wil en Hij vergeeft, wie Hij wil en Allah heeft macht over alle dingen.
Weet jij dan niet dat het Koninkrijk van de hemelen en de aarde aan Allah toebehoort: Hij straft wie Hij wil en Hij vergeeft wie Hij wil. En Allah is Almachtig over alle zaken.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan