READ
Surah Al-Kahf
اَلْـكَهْف
110 Ayaat مکیۃ
فَاَرَدْنَاۤ اَنْ یُّبْدِلَهُمَا رَبُّهُمَا خَیْرًا مِّنْهُ زَكٰوةً وَّ اَقْرَبَ رُحْمًا(۸۱)
"Derhalve wensten wij dat hun Heer hun in zijn plaats een ander kind zou schenken dat reiner en zachtmoediger zou zijn (dan hij)."
Daarom begeerden wij dat hun Heer hun een rechtvaardiger kind in ruil voor hem zou geven, en dat hen meer zou beminnen.
وَ اَمَّا الْجِدَارُ فَكَانَ لِغُلٰمَیْنِ یَتِیْمَیْنِ فِی الْمَدِیْنَةِ وَ كَانَ تَحْتَهٗ كَنْزٌ لَّهُمَا وَ كَانَ اَبُوْهُمَا صَالِحًاۚ-فَاَرَادَ رَبُّكَ اَنْ یَّبْلُغَاۤ اَشُدَّهُمَا وَ یَسْتَخْرِجَا كَنْزَهُمَا ﳓ رَحْمَةً مِّنْ رَّبِّكَۚ-وَ مَا فَعَلْتُهٗ عَنْ اَمْرِیْؕ-ذٰلِكَ تَاْوِیْلُ مَا لَمْ تَسْطِعْ عَّلَیْهِ صَبْرًاؕ۠(۸۲)
"En wat de muur betreft, deze behoorde aan twee weesjongens in de stad en daaronder lag hun schat (begraven), hun vader was een rechtvaardig man derhalve behaagde het uw Heer dat zij volwassen zouden worden en dan hun schat zouden opgraven als een genade van uw Heer, en dit alles deed ik niet uit mezelf. Dit is de verklaring van datgene waarvoor gij geen geduld kondet tonen."
En de muur behoorde aan twee weesknapen der stad, en onder den muur was een schat verborgen, die hun behoorde, en hun vader was een rechtvaardig man, en het behaagde uw Heer, dat zij hunnen vollen ouderdom zouden bereiken en hunnen schat zouden wegnemen door de genade van uwen Heer; en ik deed, wat gij gezien hebt, niet uit eigen wil, maar door Gods leiding. Dit is de vertolking van hetgeen gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.
وَ یَسْــٴَـلُوْنَكَ عَنْ ذِی الْقَرْنَیْنِؕ-قُلْ سَاَتْلُوْا عَلَیْكُمْ مِّنْهُ ذِكْرًاؕ(۸۳)
Men vraagt u betreffende Zol-Qarnain. Zeg: "Ik zal u zijn verhaal vertellen."
De Joden zullen u ondervragen nopens Dhoe'lkarnein. Antwoord; Ik zal u zijne geschiedenis verhalen.
اِنَّا مَكَّنَّا لَهٗ فِی الْاَرْضِ وَ اٰتَیْنٰهُ مِنْ كُلِّ شَیْءٍ سَبَبًاۙ(۸۴)
Wij vestigden zijn macht op aarde en schonken hem de middelen (en het vermogen) alles te volbrengen.
Wij maakten hem machtig op aarde en wij gaven hem de middelen om alles te doen wat hem behaagde.
حَتّٰۤى اِذَا بَلَغَ مَغْرِبَ الشَّمْسِ وَجَدَهَا تَغْرُبُ فِیْ عَیْنٍ حَمِئَةٍ وَّ وَجَدَ عِنْدَهَا قَوْمًا۬ؕ-قُلْنَا یٰذَا الْقَرْنَیْنِ اِمَّاۤ اَنْ تُعَذِّبَ وَ اِمَّاۤ اَنْ تَتَّخِذَ فِیْهِمْ حُسْنًا(۸۶)
totdat hij het verste punt in de richting van de ondergaande zon bereikte, en deze in een bron van modderig water zag ondergaan, waarbij hij een (ongelovig) volk aantrof. Wij zeiden: "O, Zol-Qarnain, bestraf hen of behandel hen met vriendelijkheid."
Tot hij aan de plaats kwam waar de zon onderging, en hij zag dat die in eene bron van zwart slijk onderging; en hij vond zeker volk in hare nabijheid. En wij zeiden: O Dhoe'lkarnein! straf dit volk, of behandel het edelmoedig.
قَالَ اَمَّا مَنْ ظَلَمَ فَسَوْفَ نُعَذِّبُهٗ ثُمَّ یُرَدُّ اِلٰى رَبِّهٖ فَیُعَذِّبُهٗ عَذَابًا نُّكْرًا(۸۷)
Hij zeide: "Wat betreft degene die kwaad doet, hem zullen wij straffen; daarna zal hij worden teruggebracht tot zijn Heer die hem straffen zal met een gestrengere straf."
Hij antwoordde: Wie hunner onrechtvaardigheid bedrijft, zullen wij zekerlijk in deze wereld straffen, daarna zal hij tot zijn Heer terugkeeren en deze zal hem met eene gestrenge straf kastijden.
وَ اَمَّا مَنْ اٰمَنَ وَ عَمِلَ صَالِحًا فَلَهٗ جَزَآءَ اﰳلْحُسْنٰىۚ- وَ سَنَقُوْلُ لَهٗ مِنْ اَمْرِنَا یُسْرًاؕ(۸۸)
"Doch wat hem betreft die gelooft en oprecht handelt, hij zal een goede beloning ontvangen, en Wij zullen hem op Ons bevel alle gemakken verschaffen."
Maar hij die gelooft en doet wat goed is, zal de uitmuntendste belooning ontvangen, en wij zullen hem slechts gemakkelijk uit te voeren bevelen geven.
Daarna zette hij zijn weg voort.
حَتّٰۤى اِذَا بَلَغَ مَطْلِعَ الشَّمْسِ وَجَدَهَا تَطْلُعُ عَلٰى قَوْمٍ لَّمْ نَجْعَلْ لَّهُمْ مِّنْ دُوْنِهَا سِتْرًاۙ(۹۰)
Totdat hij het land van de rijzende zon bereikte, en ontdekte dat zij over een volk opging voor hetwelk Wij geen beschutting er tegen hadden verschaft.
Tot hij aan de plaats kwam waar de zon opging, en hij zag dat die opging over zeker volk, aan hetwelk wij niets hadden gegeven, om zich tegen hare hitte te beschutten.
كَذٰلِكَؕ-وَ قَدْ اَحَطْنَا بِمَا لَدَیْهِ خُبْرًا(۹۱)
Zo was het, en Wij hadden volledig kennis van wat hij bezat.
Zoo was het, en wij begrepen, door onze kennis, de krachten die met hem waren.
En hij zette zijne reis voort van het zuiden naar het noorden.
حَتّٰۤى اِذَا بَلَغَ بَیْنَ السَّدَّیْنِ وَجَدَ مِنْ دُوْنِهِمَا قَوْمًاۙ-لَّا یَكَادُوْنَ یَفْقَهُوْنَ قَوْلًا(۹۳)
Totdat hij tussen twee bergen kwam, waar hij een volk aantrof dat amper een woord verstond.
Tot hij tusschen de twee bergen kwam, aan welker voet hij zeker volk vond, dat weinig verstond van hetgeen gezegd werd.
قَالُوْا یٰذَا الْقَرْنَیْنِ اِنَّ یَاْجُوْجَ وَ مَاْجُوْجَ مُفْسِدُوْنَ فِی الْاَرْضِ فَهَلْ نَجْعَلُ لَكَ خَرْجًا عَلٰۤى اَنْ تَجْعَلَ بَیْنَنَا وَ بَیْنَهُمْ سَدًّا(۹۴)
Zij zeiden: "O Zol-Qarnain, Gog en Magog stichten onheil op aarde, mogen wij u dan schatting betalen mits gij een afscheiding tussen hen en ons opricht?"
En zij zeiden: O Dhoe'lkarnein! waarlijk Gog en Magog verwoesten het land; zullen wij u dus schatting betalen, op voorwaarde dat gij een muur tusschen ons en hen bouwt?
قَالَ مَا مَكَّنِّیْ فِیْهِ رَبِّیْ خَیْرٌ فَاَعِیْنُوْنِیْ بِقُوَّةٍ اَجْعَلْ بَیْنَكُمْ وَ بَیْنَهُمْ رَدْمًاۙ(۹۵)
Hij antwoordde: "De macht waarmee mijn Heer mij heeft bekleed is beter, doch gij kunt mij met lichamelijke kracht helpen. Ik zal tussen u en hen een sterke afscheiding oprichten."
Hij antwoordde: De macht, waarmede mijn Heer mij heeft voorzien, is beter dan uwe schatting; maar helpt mij ijverig en ik zal een sterken muur tusschen u en hen plaatsen.
اٰتُوْنِیْ زُبَرَ الْحَدِیْدِؕ-حَتّٰۤى اِذَا سَاوٰى بَیْنَ الصَّدَفَیْنِ قَالَ انْفُخُوْاؕ-حَتّٰۤى اِذَا جَعَلَهٗ نَارًاۙ-قَالَ اٰتُوْنِیْۤ اُفْرِغْ عَلَیْهِ قِطْرًاؕ(۹۶)
"Brengt mij blokken ijzer." (Zij deden dit) totdat hij de ruimte tussen de beide rotsen had opgevuld; toen zeide hij: "Blaast." totdat (het ijzer) wit gloeiend werd, nu zeide hij: "Brengt mij gesmolten koper, opdat ik het er overheen giete."
Brengt mij groote stukken ijzer, tot de ruimte tusschen de beide zijden van deze bergen gevuld is. En hij zeide tot de werklieden: Blaast het vuur met uwe blaasbalgen, tot daardoor het ijzer rood en heet als vuur worde. En hij zeide daarna: Brengt mij gesmolten koper, opdat ik het er op werpe.
فَمَا اسْطَاعُوْۤا اَنْ یَّظْهَرُوْهُ وَ مَا اسْتَطَاعُوْا لَهٗ نَقْبًا(۹۷)
Derhalve waren zij (Gog en Magog) niet (meer) in staat er overheen te klimmen, noch waren zij bij machte er doorheen te graven.
Toen nu deze muur was voltooid, konden Gog, en Magog dien muur beklimmen noch doorsteken.
قَالَ هٰذَا رَحْمَةٌ مِّنْ رَّبِّیْۚ-فَاِذَا جَآءَ وَعْدُ رَبِّیْ جَعَلَهٗ دَكَّآءَۚ-وَ كَانَ وَعْدُ رَبِّیْ حَقًّاؕ(۹۸)
Hij zeide: "Dit is een genade van mijn Heer. Maar wanneer de belofte van mijn Heer vervuld zal worden, zal Hij dit uiteen doen vallen. En de belofte van mijn Heer is werkelijkheid,
En Dhoe'lkarnein zeide: Dit is eene genade van mijn Heer. Maar als de voorzegging van mijn Heer in vervulling gaat, zal hij den muur in stof doen verkeeren; en de voorzegging van mijn Heer is waarheid.
وَ تَرَكْنَا بَعْضَهُمْ یَوْمَىٕذٍ یَّمُوْجُ فِیْ بَعْضٍ وَّ نُفِخَ فِی الصُّوْرِ فَجَمَعْنٰهُمْ جَمْعًاۙ(۹۹)
En op die Dag zullen Wij sommigen hunner tegen anderen laten opstaan en de bazuin zal worden geblazen. Dan zullen Wij hen allen tezamen verzamelen.
Op dien dag zullen wij sommigen van hen onstuimig als golven op elkander doen drukken en de trompet zal geblazen worden, waarop wij hen allen zullen vereenigen.
وَّ عَرَضْنَا جَهَنَّمَ یَوْمَىٕذٍ لِّلْكٰفِرِیْنَ عَرْضَاﰳۙ(۱۰۰)
En Wij zullen op die dag de hel aan de ongelovigen tonen.
Op dien dag zullen wij de hel voor de ongeloovigen beschikken.
الَّذِیْنَ كَانَتْ اَعْیُنُهُمْ فِیْ غِطَآءٍ عَنْ ذِكْرِیْ وَ كَانُوْا لَا یَسْتَطِیْعُوْنَ سَمْعًا۠(۱۰۱)
Wier ogen gesluierd waren voor de herinnering aan Mij, en die zelfs niet konden horen.
Wier oogen gesluierd waren voor mijne herinnering en die mijne woorden niet wilden hooren.
اَفَحَسِبَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اَنْ یَّتَّخِذُوْا عِبَادِیْ مِنْ دُوْنِیْۤ اَوْلِیَآءَؕ-اِنَّاۤ اَعْتَدْنَا جَهَنَّمَ لِلْكٰفِرِیْنَ نُزُلًا(۱۰۲)
Denken de ongelovigen dat zij Mijn dienaren tot beschermers kunnen nemen buiten Mij? Voorwaar Wij hebben de hel bereid tot een onthaal voor de ongelovigen.
Denken de ongeloovigen dat ik hen niet zal straffen, omdat zij mijne dienaren als hunne beschermers naast mij kiezen? Waarlijk, wij hebben de hel tot verblijf voor de ongeloovigen gereed gemaakt.
قُلْ هَلْ نُنَبِّئُكُمْ بِالْاَخْسَرِیْنَ اَعْمَالًاؕ(۱۰۳)
Zeg: "Zullen wij u verhalen omtrent degenen die het grootste verlies in hun werken zullen lijden?"
Zeg: Zullen wij u degenen doen kennen, wier werken ijdel zijn.
اَلَّذِیْنَ ضَلَّ سَعْیُهُمْ فِی الْحَیٰوةِ الدُّنْیَا وَ هُمْ یَحْسَبُوْنَ اَنَّهُمْ یُحْسِنُوْنَ صُنْعًا(۱۰۴)
Diegenen, wier streven gericht is op het leven dezer wereld en denken dat zij een bijzonder goed werk verrichten,
Wier pogingen in deze wereld ten kwade zijn gericht, en die nochtans denken goed te handelen?
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا بِاٰیٰتِ رَبِّهِمْ وَ لِقَآىٕهٖ فَحَبِطَتْ اَعْمَالُهُمْ فَلَا نُقِیْمُ لَهُمْ یَوْمَ الْقِیٰمَةِ وَزْنًا(۱۰۵)
Dezen zijn het die de tekenen van hun Heer en de ontmoeting met Hem verwerpen. Derhalve zijn hun werken verloren gegaan en op de Dag der Verrijzenis zullen Wij geen weegschaal voor hen oprichten.
Zij zijn het die niet gelooven aan de teekenen van hunnen Heer, of dat zij voor hem zullen verzameld worden, waardoor hunne werken ijdel zijn; en wij zullen hun geenerlei gewicht op den dag der opstanding geven.
ذٰلِكَ جَزَآؤُهُمْ جَهَنَّمُ بِمَا كَفَرُوْا وَ اتَّخَذُوْۤا اٰیٰتِیْ وَ رُسُلِیْ هُزُوًا(۱۰۶)
De hel is hun beloning wegens hun ongeloof en de spot die zij met Mijn Tekenen en Mijn boodschappers bedreven.
Dit zal hunne belooning zijn; namelijk de hel, omdat zij niet geloofd, en mijne teekens en gezanten bespot hebben.
اِنَّ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ كَانَتْ لَهُمْ جَنّٰتُ الْفِرْدَوْسِ نُزُلًاۙ(۱۰۷)
Voorwaar, de gelovigen die goede werken doen, zullen de tuinen van het Paradijs tot onthaal hebben.
Maar wat hen betreft, die gelooven en goede werken doen, zij zullen de gaarden van het paradijs tot hun verblijf hebben.
خٰلِدِیْنَ فِیْهَا لَا یَبْغُوْنَ عَنْهَا حِوَلًا(۱۰۸)
Daarin zullen zij vertoeven en zij zullen niet wensen daaruit weg te gaan.
Zij zullen voor eeuwig daarin verblijven en zullen geene verandering daarin wenschen.
قُلْ لَّوْ كَانَ الْبَحْرُ مِدَادًا لِّكَلِمٰتِ رَبِّیْ لَنَفِدَ الْبَحْرُ قَبْلَ اَنْ تَنْفَدَ كَلِمٰتُ رَبِّیْ وَ لَوْ جِئْنَا بِمِثْلِهٖ مَدَدًا(۱۰۹)
Zeg: "Al ware de oceaan inkt voor de Woorden van mijn Heer, zo zou de oceaan zijn uitgeput eer de Woorden van mijn Heer ten einde komen - zelfs al zouden Wij er evenveel ter aanvulling toevoegen."
Zeg: Indien de zee inkt ware, om de woorden van mijn Heer te beschrijven, waarlijk dan zou de zee eerder te kort schieten, dan dat de woorden van mijn Heer zouden falen; zelfs indien wij daartoe eene andere, gelijke zee zouden gebruiken.
قُلْ اِنَّمَاۤ اَنَا بَشَرٌ مِّثْلُكُمْ یُوْحٰۤى اِلَیَّ اَنَّمَاۤ اِلٰهُكُمْ اِلٰهٌ وَّاحِدٌۚ-فَمَنْ كَانَ یَرْجُوْا لِقَآءَ رَبِّهٖ فَلْیَعْمَلْ عَمَلًا صَالِحًا وَّ لَا یُشْرِكْ بِعِبَادَةِ رَبِّهٖۤ اَحَدًا۠(۱۱۰)
Zeg: "Ik ben slechts een mens gelijk gij, doch mij wordt geopenbaard dat uw God slechts ??n God is. Laat daarom degene, die op de ontmoeting met zijn Heer hoopt, goede daden verrichten en bij de aanbidding van zijn Heer niemand anders met Hem vereenzelvigen."
Zeg: waarlijk, ik ben slechts een mensch zoo als gij zijt. Het is mij geopenbaard, dat uw Heer een eenige God is; laat dus hem, die voor zijn Heer wil verschijnen, rechtvaardig handelen, en laat hem in de aanbidding van zijn Heer geen ander met hem vereenigen.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan