READ
Surah al-Hadid
اَلْحَدِيْد
29 Ayaat مدنیۃ
57:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
سَبَّحَ لِلّٰهِ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِۚ-وَ هُوَ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُ(۱)
Wat er ook in de hemelen en op aarde is, verheerlijkt Allah; Hij is de Almachtige, de Alwijze.
Alles wat in den hemel en op aarde is, zingt Gods lof; en hij is machtig en wijs.
لَهٗ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِۚ-یُحْیٖ وَ یُمِیْتُۚ-وَ هُوَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۲)
Van Hem is het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij doet sterven en leven en Hij heeft macht over alle dingen.
Hem is het koninkrijk van hemel en aarde; hij geeft leven en hij doet sterven, en hij is almachtig.
هُوَ الْاَوَّلُ وَ الْاٰخِرُ وَ الظَّاهِرُ وَ الْبَاطِنُۚ-وَ هُوَ بِكُلِّ شَیْءٍ عَلِیْمٌ(۳)
Hij is de Eerste en de Laatste, de Zich Manifesterende en de Verborgene, en Hij heeft kennis van alle dingen.
Hij is de eerste en de laatste: de blijkbare en de verborgene, en hij kent alle dingen.
هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ فِیْ سِتَّةِ اَیَّامٍ ثُمَّ اسْتَوٰى عَلَى الْعَرْشِؕ-یَعْلَمُ مَا یَلِجُ فِی الْاَرْضِ وَ مَا یَخْرُ جُ مِنْهَا وَ مَا یَنْزِلُ مِنَ السَّمَآءِ وَ مَا یَعْرُجُ فِیْهَاؕ-وَ هُوَ مَعَكُمْ اَیْنَ مَا كُنْتُمْؕ-وَ اللّٰهُ بِمَا تَعْمَلُوْنَ بَصِیْرٌ(۴)
Hij is het Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette Hij zich op de Troon neder. Hij weet wat de aarde ingaat en wat er uit voortkomt, en wat van de hemelen nederkomt en wat er naar toe opstijgt. Hij is met u waar gij ook zijn moogt, want Allah ziet alles wat gij doet.
Hij is het, die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep, en daarop zijn troon beklom. Hij kent datgene wat in de aarde gaat, en datgene wat daaruit voortkomt; datgene, wat van den hemel nederdaalt en datgene wat er in opstijgt, en hij is met u, waar gij ook moogt zijn; want God ziet wat gij doet.
لَهٗ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ اِلَى اللّٰهِ تُرْجَعُ الْاُمُوْرُ(۵)
Van Hem is het koninkrijk der hemelen en der aarde en naar Allah worden alle dingen teruggebracht.
Hem is het koninkrijk van hemel en aarde: en tot God zullen alle dingen terugkeeren.
یُوْلِجُ الَّیْلَ فِی النَّهَارِ وَ یُوْلِجُ النَّهَارَ فِی الَّیْلِؕ-وَ هُوَ عَلِیْمٌۢ بِذَاتِ الصُّدُوْرِ(۶)
Hij laat de nacht in de dag overgaan en de dag in de nacht: en Hij is de Kenner van het innerlijk.
Hij doet den nacht op den dag volgen en hij doet den dag op den nacht volgen, en hij kent de binnenste deelen van des menschen borst.
اٰمِنُوْا بِاللّٰهِ وَ رَسُوْلِهٖ وَ اَنْفِقُوْا مِمَّا جَعَلَكُمْ مُّسْتَخْلَفِیْنَ فِیْهِؕ-فَالَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مِنْكُمْ وَ اَنْفَقُوْا لَهُمْ اَجْرٌ كَبِیْرٌ(۷)
Gelooft in Allah en Zijn boodschapper en geeft weg van datgene waarvan Hij u erfgenamen heeft gemaakt. En zij onder u die geloven en besteden (als weldaad) zullen een grote beloning ontvangen.
Gelooft in God en zijn gezant, en geef in aalmoezen een gedeelte weg van de welvaart, waarvan God u de erfgenamen heeft gemaakt; want aan degenen van u, die gelooven en aalmoezen geven, zal eene groote belooning worden geschonken.
وَ مَا لَكُمْ لَا تُؤْمِنُوْنَ بِاللّٰهِۚ-وَ الرَّسُوْلُ یَدْعُوْكُمْ لِتُؤْمِنُوْا بِرَبِّكُمْ وَ قَدْ اَخَذَ مِیْثَاقَكُمْ اِنْ كُنْتُمْ مُّؤْمِنِیْنَ(۸)
Wat scheelt u dat gij niet in Allah gelooft, terwijl de boodschapper u roept om in uw Heer te geloven en Hij een verbond met u heeft gesloten, indien gij gelovig zijt?
En wat scheelt u, dat gij niet in God gelooft, terwijl de gezant u uitnoodigt, in uwen Heer te gelooven, die uw verbond heeft ontvangen nopens deze zaak, indien uwe harten oprecht zijn?
هُوَ الَّذِیْ یُنَزِّلُ عَلٰى عَبْدِهٖۤ اٰیٰتٍۭ بَیِّنٰتٍ لِّیُخْرِجَكُمْ مِّنَ الظُّلُمٰتِ اِلَى النُّوْرِؕ-وَ اِنَّ اللّٰهَ بِكُمْ لَرَءُوْفٌ رَّحِیْمٌ(۹)
Hij is het Die duidelijke tekenen nederzendt aan Zijn dienaar om u van de Duisternissen in het Licht te brengen en voorwaar, Allah is Liefderijk Genadevol.
Hij is het, die duidelijke teekenen aan zijn dienaar heeft nedergezonden, ten einde u uit de duisternis in het licht te leiden; want God is medelijdend en barmhartig voor u.
وَ مَا لَكُمْ اَلَّا تُنْفِقُوْا فِیْ سَبِیْلِ اللّٰهِ وَ لِلّٰهِ مِیْرَاثُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-لَا یَسْتَوِیْ مِنْكُمْ مَّنْ اَنْفَقَ مِنْ قَبْلِ الْفَتْحِ وَ قٰتَلَؕ-اُولٰٓىٕكَ اَعْظَمُ دَرَجَةً مِّنَ الَّذِیْنَ اَنْفَقُوْا مِنْۢ بَعْدُ وَ قٰتَلُوْاؕ-وَ كُلًّا وَّعَدَ اللّٰهُ الْحُسْنٰىؕ-وَ اللّٰهُ بِمَا تَعْمَلُوْنَ خَبِیْرٌ۠(۱۰)
Waarom geeft gij niet terwille van Allah, terwijl aan Allah de erfenis van de hemelen en de aarde behoort? Degenen onder u die (geld) besteedden en streden v??r de overwinning zijn niet gelijk maar hoger in rang dan degenen die nadien (geld) besteedden en streden. En Allah heeft aan allen het goede beloofd. En Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.
En wat scheelt u, dat gij niet van uw vermogen bijdraagt, voor de verdediging van Gods waren godsdienst, daar Gode de erfenis van hemel en aarde behoort? Degenen van u, die van hun goed zullen hebben bijgedragen tot, en gestreden zullen hebben voor de verdediging van het geloof, vóór de inneming van Mekka, zullen niet gelijk gesteld worden met hen, die naderhand daartoe bijgedragen en medegestreden zullen hebben. Zij zullen hooger in rang staan dan degenen, die na de hierboven vermelde overwinning ter verspreiding van het geloof zullen bijdragen en strijden; maar aan allen heeft God de meest uitmuntende belooning toegezegd; en God weet wel wat gij doet.
مَنْ ذَا الَّذِیْ یُقْرِضُ اللّٰهَ قَرْضًا حَسَنًا فَیُضٰعِفَهٗ لَهٗ وَ لَهٗۤ اَجْرٌ كَرِیْمٌۚ(۱۱)
Ieder die met Allah een goede lening sluit - Hij zal deze voor hem vermenigvuldigen en hem zal bovendien een voortreffelijke beloning ten deel vallen.
Waar is degeen, die aan God een onbekrompen leening wil doen; want God zal die voor hem verdubbelen en hij zal daarenboven eene uitmuntende belooning ontvangen.
یَوْمَ تَرَى الْمُؤْمِنِیْنَ وَ الْمُؤْمِنٰتِ یَسْعٰى نُوْرُهُمْ بَیْنَ اَیْدِیْهِمْ وَ بِاَیْمَانِهِمْ بُشْرٰىكُمُ الْیَوْمَ جَنّٰتٌ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُ خٰلِدِیْنَ فِیْهَاؕ-ذٰلِكَ هُوَ الْفَوْزُ الْعَظِیْمُۚ(۱۲)
En de Dag waarop gij de gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht v??r hen en aan hun rechter handen uitstralende; verblijdend nieuws is er voor u op deze Dag! Tuinen waar doorheen rivieren stromen, waarin gij zult vertoeven. Dat is de opperste zegepraal.
Op een zekeren dag zult gij de ware geloovigen van beide kunnen zien; hun licht zal voor hen uitgaan en aan hunne rechterhanden. Men zal tot hen zeggen: Goede tijdingen komen heden tot u: tuinen met rivieren doorsneden; eeuwig zult gij daarin verblijven. Dit zal eene groote gelukzaligheid wezen.
یَوْمَ یَقُوْلُ الْمُنٰفِقُوْنَ وَ الْمُنٰفِقٰتُ لِلَّذِیْنَ اٰمَنُوا انْظُرُوْنَا نَقْتَبِسْ مِنْ نُّوْرِكُمْۚ-قِیْلَ ارْجِعُوْا وَرَآءَكُمْ فَالْتَمِسُوْا نُوْرًاؕ-فَضُرِبَ بَیْنَهُمْ بِسُوْرٍ لَّهٗ بَابٌؕ-بَاطِنُهٗ فِیْهِ الرَّحْمَةُ وَ ظَاهِرُهٗ مِنْ قِبَلِهِ الْعَذَابُؕ(۱۳)
Op de Dag, waarop huichelaars en huichelaarsters tot de gelovigen zullen zeggen: "Laat ons iets van uw licht nemen," zal er gezegd worden: "Gaat terug en zoekt licht." Dan zal er tussen hen een muur worden opgericht met een poort er in. Aan de binnenkant zal barmhartigheid zijn en aan de buitenkant zal straf zijn.
Op dien dag zullen de huichelachtige mannen en de huichelachtige vrouwen tot degenen zeggen, die gelooven: Blijft vóór ons, opdat wij een weinig van uw licht mogen ontleenen. Er zal hun geantwoord worden: Keert in de wereld terug, en zoekt daar licht. En een hooge muur zal tusschen hen geplaatst worden, waarin eene poort: daar binnen zal genade wezen en daar buiten, en tegenover, de martelingen der hel.
یُنَادُوْنَهُمْ اَلَمْ نَكُنْ مَّعَكُمْؕ-قَالُوْا بَلٰى وَ لٰكِنَّكُمْ فَتَنْتُمْ اَنْفُسَكُمْ وَ تَرَبَّصْتُمْ وَ ارْتَبْتُمْ وَ غَرَّتْكُمُ الْاَمَانِیُّ حَتّٰى جَآءَ اَمْرُ اللّٰهِ وَ غَرَّكُمْ بِاللّٰهِ الْغَرُوْرُ(۱۴)
(De huichelaars zullen tot de gelovigen) roepen: "Waren wij niet met u?" Zij zullen antwoorden: "Ja, maar gij hebt uzelf in verzoeking laten brengen en gewacht en getwijfeld en uw begeerte bedroog u, totdat de verordening van Allah kwam. En de bedrieger bedroog u ten opzichte van Allah.
De huichelaars zullen de ware geloovigen aanroepen, zeggende: Waren wij niet met u? Zij zullen antwoorden: Ja! maar gij hebt door uwe huichelarij uwe eigen zielen verleid, en ons verderf verwacht. Gij twijfeldet nopens het geloof, en uwe wenschen hebben u bedrogen, tot een besluit van God kwam, en gij stierft; en de verleider bedroog u nopens God.
فَالْیَوْمَ لَا یُؤْخَذُ مِنْكُمْ فِدْیَةٌ وَّ لَا مِنَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْاؕ-مَاْوٰىكُمُ النَّارُؕ-هِیَ مَوْلٰىكُمْؕ-وَ بِئْسَ الْمَصِیْرُ(۱۵)
Derhalve zal op deze Dag geen losgeld van u worden aangenomen, noch van degenen die ongelovig waren. Uw tehuis zal het Vuur zijn; dat is uw vriend en het is een slechte bestemming!"
Daarom zal er dien dag geen losprijs van u worden aangenomen, noch van hen die ongeloovigen waren. Het hellevuur zal uw verblijf zijn; dit is hetgeen gij verdiend hebt; en daar zal het eene ellendige woning wezen.
اَلَمْ یَاْنِ لِلَّذِیْنَ اٰمَنُوْۤا اَنْ تَخْشَعَ قُلُوْبُهُمْ لِذِكْرِ اللّٰهِ وَ مَا نَزَلَ مِنَ الْحَقِّۙ-وَ لَا یَكُوْنُوْا كَالَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَ مِنْ قَبْلُ فَطَالَ عَلَیْهِمُ الْاَمَدُ فَقَسَتْ قُلُوْبُهُمْؕ-وَ كَثِیْرٌ مِّنْهُمْ فٰسِقُوْنَ(۱۶)
Is voor de gelovigen de tijd nog niet aangebroken dat hun hart nederig worde om Allah gedachtig te zijn en de Waarheid (op te nemen), die nedergedaald is? En laten zij niet worden zoals zij die het Boek v??rdien ontvingen - voor dezen was de termijn (te) lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen van hen ongehoorzaam werden.
Is de tijd thans niet gekomen voor hen die gelooven, dat hunne harten zich ootmoedig aan de waarschuwing van God zouden onderwerpen, en aan de waarheid, welke geopenbaard is geworden? Dat zij niet zijn als degenen, aan wie de schrift vroeger werd gegeven, en voor welke de tijd van toegevendheid werd verlengd? Maar hunne harten waren versteend, en velen van hen waren zondaren.
اِعْلَمُوْۤا اَنَّ اللّٰهَ یُحْیِ الْاَرْضَ بَعْدَ مَوْتِهَاؕ-قَدْ بَیَّنَّا لَكُمُ الْاٰیٰتِ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُوْنَ(۱۷)
Weet, dat Allah de aarde doet herleven na haar dood. Wij hebben de tekenen duidelijk voor u verklaard, opdat gij begrijpen moogt.
Weet, dat God de aarde verkwikt, welke dood is geweest. Thans hebben wij u onze teekenen duidelijk verklaard, opdat gij zoudt begrijpen.
اِنَّ الْمُصَّدِّقِیْنَ وَ الْمُصَّدِّقٰتِ وَ اَقْرَضُوا اللّٰهَ قَرْضًا حَسَنًا یُّضٰعَفُ لَهُمْ وَ لَهُمْ اَجْرٌ كَرِیْمٌ(۱۸)
De mannen en vrouwen die aalmoezen geven en degenen die met Allah een goede lening sluiten - deze zal voor hen vermenigvuldigd worden, bovendien zullen zij een eervolle beloning ontvangen.
Waarlijk, voor hen die aalmoezen geven, zoowel mannen als vrouwen, en God eene onbekrompen leening doen, voor hen zal hij die verdubbelen, en zij zullen bovendien eene uitmuntende belooning ontvangen.
وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا بِاللّٰهِ وَ رُسُلِهٖۤ اُولٰٓىٕكَ هُمُ الصِّدِّیْقُوْنَ ﳓ وَ الشُّهَدَآءُ عِنْدَ رَبِّهِمْؕ-لَهُمْ اَجْرُهُمْ وَ نُوْرُهُمْؕ-وَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا وَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۤ اُولٰٓىٕكَ اَصْحٰبُ الْجَحِیْمِ۠(۱۹)
En zij, die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zijn de waarachtigen en de martelaren in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar zij die Onze boodschappen verwierpen en verloochenden, zullen de bewoners der hel zijn.
En zij, die in God en zijne gezanten gelooven, zijn menschen van waarachtigheid, en getuigen in de tegenwoordigheid van hunnen Heer; zij zullen hunne belooning en hun licht hebben. Maar wat degenen betreft die niet gelooven en onze teekens van valschheid beschuldigen, zij zullen de bewoners der hel zijn.
اِعْلَمُوْۤا اَنَّمَا الْحَیٰوةُ الدُّنْیَا لَعِبٌ وَّ لَهْوٌ وَّ زِیْنَةٌ وَّ تَفَاخُرٌۢ بَیْنَكُمْ وَ تَكَاثُرٌ فِی الْاَمْوَالِ وَ الْاَوْلَادِؕ-كَمَثَلِ غَیْثٍ اَعْجَبَ الْكُفَّارَ نَبَاتُهٗ ثُمَّ یَهِیْجُ فَتَرٰىهُ مُصْفَرًّا ثُمَّ یَكُوْنُ حُطَامًاؕ-وَ فِی الْاٰخِرَةِ عَذَابٌ شَدِیْدٌۙ-وَّ مَغْفِرَةٌ مِّنَ اللّٰهِ وَ رِضْوَانٌؕ-وَ مَا الْحَیٰوةُ الدُّنْیَاۤ اِلَّا مَتَاعُ الْغُرُوْرِ(۲۰)
0
Weet, dat dit leven slechts een spel en een ijdel vermaak is; en wereldlijke pracht en de zucht naar eer onder u, en de vermeerdering van rijkdommen en kinderen, zijn als de planten, door den regen gevoed, waarvan de opschieting den landman verheugt: later verwelken zij, zoodat gij haar geel ziet worden, en daarna veranderen zij in droge stoppels. En in het volgende leven zal eene gestrenge straf zijn voor hen, die naar wereldsche grootheid hunkeren. En vergiffenis van God, en gunst voor hen, die daarvan afstand doen; want dit tegenwoordige leven is slechts een verblindend schijngenot.
سَابِقُوْۤا اِلٰى مَغْفِرَةٍ مِّنْ رَّبِّكُمْ وَ جَنَّةٍ عَرْضُهَا كَعَرْضِ السَّمَآءِ وَ الْاَرْضِۙ-اُعِدَّتْ لِلَّذِیْنَ اٰمَنُوْا بِاللّٰهِ وَ رُسُلِهٖؕ-ذٰلِكَ فَضْلُ اللّٰهِ یُؤْتِیْهِ مَنْ یَّشَآءُؕ-وَ اللّٰهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِیْمِ(۲۱)
Wedijvert om vergiffenis van uw Heer (te verkrijgen) en voor het paradijs, waarvan de breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en aarde, bereid voor degenen, die in Allah en Zijn boodschappers geloven. Dat is de genade van Allah. Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade.
Wedijvert dus met spoed, om vergiffenis van uwen Heer te verkrijgen en het paradijs, waarvan de uitgebreidheid gelijk is aan de uitgebreidheid van hemel en aarde, en dat gereed gemaakt is voor hen, die in God en zijne gezanten gelooven. Dit is Gods gunst: hij zal die schenken aan wien hem behaagt, en Gods goedheid is oneindig.
مَاۤ اَصَابَ مِنْ مُّصِیْبَةٍ فِی الْاَرْضِ وَ لَا فِیْۤ اَنْفُسِكُمْ اِلَّا فِیْ كِتٰبٍ مِّنْ قَبْلِ اَنْ نَّبْرَاَهَاؕ-اِنَّ ذٰلِكَ عَلَى اللّٰهِ یَسِیْرٌۚۖ(۲۲)
Er gebeurt geen ongeluk op aarde of aan uzelf zonder dat het is opgetekend in het Boek voordat Wij het openbaren. Voorzeker - dat is gemakkelijk voor Allah -
Geen ongeval komt er op aarde noch aan uwe personen voor, zonder dat dit in het boek van onze besluiten was opgeteekend, alvorens wij het voortbrachten. Waarlijk, dit is gemakkelijk voor God.
لِّكَیْلَا تَاْسَوْا عَلٰى مَا فَاتَكُمْ وَ لَا تَفْرَحُوْا بِمَاۤ اٰتٰىكُمْؕ-وَ اللّٰهُ لَا یُحِبُّ كُلَّ مُخْتَالٍ فَخُوْرِ ۙ ﹰ(۲۳)
Opdat gij niet moogt treuren over hetgeen gij verloren hebt noch juichen over hetgeen Hij u heeft gegeven, want Allah heeft geen pocher of opschepper lief
Bedroef u dus niet om het goede dat u ontsnapt, noch verblijd u overmatig, om datgene wat u toevloeit; want God bemindt den trotschaard, den ijdele niet.
الَّذِیْنَ یَبْخَلُوْنَ وَ یَاْمُرُوْنَ النَّاسَ بِالْبُخْلِؕ-وَ مَنْ یَّتَوَلَّ فَاِنَّ اللّٰهَ هُوَ الْغَنِیُّ الْحَمِیْدُ(۲۴)
(Noch degenen,) die vrekkig zijn en de mensen aansporen vrekkig te worden en wie zich van Hem afwendt; voorzeker Allah is Zichzelf-genoeg, Geprezen.
Of hen die zelve gierig zijn, en den mensch gierigheid gebieden. En wat hen betreft die zich afwenden van het aalmoezen geven; waarlijk, God is rijk genoeg, en prijzenswaardig.
لَقَدْ اَرْسَلْنَا رُسُلَنَا بِالْبَیِّنٰتِ وَ اَنْزَلْنَا مَعَهُمُ الْكِتٰبَ وَ الْمِیْزَانَ لِیَقُوْمَ النَّاسُ بِالْقِسْطِۚ-وَ اَنْزَلْنَا الْحَدِیْدَ فِیْهِ بَاْسٌ شَدِیْدٌ وَّ مَنَافِعُ لِلنَّاسِ وَ لِیَعْلَمَ اللّٰهُ مَنْ یَّنْصُرُهٗ وَ رُسُلَهٗ بِالْغَیْبِؕ-اِنَّ اللّٰهَ قَوِیٌّ عَزِیْزٌ۠(۲۵)
Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn. Wij hebben ijzer nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor het mensdom ontstaan, opdat Allah degenen moge onderscheiden, die in het ongeziene Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, Allah is Sterk, Almachtig.
Wij zonden onze gezanten vroeger met duidelijke wonderen, en wij hebben de schriften en de weegschaal met hen medegezonden, opdat de mensch de rechtvaardigheid zou in acht nemen. En wij zonden hun ijzer neder, waarin machtige sterkte voor den oorlog is en verscheiden voordeelen voor den mensch: opdat God dengene zou kennen, die hem en zijne gezanten in het geheim ondersteunt; want God is sterk en machtig.
وَ لَقَدْ اَرْسَلْنَا نُوْحًا وَّ اِبْرٰهِیْمَ وَ جَعَلْنَا فِیْ ذُرِّیَّتِهِمَا النُّبُوَّةَ وَ الْكِتٰبَ فَمِنْهُمْ مُّهْتَدٍۚ-وَ كَثِیْرٌ مِّنْهُمْ فٰسِقُوْنَ(۲۶)
En Wij zonden Noach en Abraham, en Wij plaatsten in hun nageslacht het profetenambt en het Boek. En enigen van hen waren op het rechte pad, maar de meesten hunner waren overtreders.
Wij zonden vroeger Noach en Abraham, en wij gaven hunne nakomelingen de gift der profetie en de schrift en sommigen van hen werden geleid; maar velen van hen waren boosdoeners.
ثُمَّ قَفَّیْنَا عَلٰۤى اٰثَارِهِمْ بِرُسُلِنَا وَ قَفَّیْنَا بِعِیْسَى ابْنِ مَرْیَمَ وَ اٰتَیْنٰهُ الْاِنْجِیْلَ ﳔ وَ جَعَلْنَا فِیْ قُلُوْبِ الَّذِیْنَ اتَّبَعُوْهُ رَاْفَةً وَّ رَحْمَةًؕ- وَ رَهْبَانِیَّةَ-ﰳابْتَدَعُوْهَا مَا كَتَبْنٰهَا عَلَیْهِمْ اِلَّا ابْتِغَآءَ رِضْوَانِ اللّٰهِ فَمَا رَعَوْهَا حَقَّ رِعَایَتِهَاۚ-فَاٰتَیْنَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مِنْهُمْ اَجْرَهُمْۚ-وَ كَثِیْرٌ مِّنْهُمْ فٰسِقُوْنَ(۲۷)
0
Daarna deden wij onze gezanten in hunne voetstappen treden, en wij deden hen door Jezus, den zoon van Maria, opvolgen, wien wij het evangelie gaven, en wij stortten medelijden en liefderijkheid in de harten van degenen, die hen volgden. Maar wat den monnikenstand betreft, zij stelden dien zelven in, wij schreven hun dien niet voor; wij schreven alleen de begeerte voor, Gode te behagen; maar zij namen het niet in acht, zooals het in acht genomen moest worden. En wij gaven hun, die geloofden, hunne belooning; maar velen van hen waren zondaren.
یٰۤاَیُّهَا الَّذِیْنَ اٰمَنُوا اتَّقُوا اللّٰهَ وَ اٰمِنُوْا بِرَسُوْلِهٖ یُؤْتِكُمْ كِفْلَیْنِ مِنْ رَّحْمَتِهٖ وَ یَجْعَلْ لَّكُمْ نُوْرًا تَمْشُوْنَ بِهٖ وَ یَغْفِرْ لَكُمْؕ-وَ اللّٰهُ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌۙ(۲۸)
O gij gelovigen, vreest Allah en gelooft in Zijn boodschapper. Hij zal u een dubbel aandeel van Zijn barmhartigheid geven en u een licht verschaffen waarin gij wandelen zult en Hij zal u vergeven: - Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
O gij! die in de profeten gelooft, vreest God, en gelooft in zijn gezant Mahomet; hij zal u twee deelen van zijne genade schenken, en hij zal u een licht geven, waarin gij zult wandelen, en hij zal u vergiffenis schenken; want God is vergevensgezind en barmhartig.
لِّئَلَّا یَعْلَمَ اَهْلُ الْكِتٰبِ اَلَّا یَقْدِرُوْنَ عَلٰى شَیْءٍ مِّنْ فَضْلِ اللّٰهِ وَ اَنَّ الْفَضْلَ بِیَدِ اللّٰهِ یُؤْتِیْهِ مَنْ یَّشَآءُؕ-وَ اللّٰهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِیْمِ۠(۲۹)
0
Dat zij, die de schriften hebben ontvangen, mogen weten, dat zij geene macht hebben over eenige der gunsten van God, en dat het goede in zijne hand is. Hij schenkt dat naar zijn welbehagen; want Gods goedheid is oneindig.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan