READ

Surah Al-Furqan

اَلْفُرْقَان
77 Ayaat    مکیۃ


25:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
25:1
تَبٰرَكَ الَّذِیْ نَزَّلَ الْفُرْقَانَ عَلٰى عَبْدِهٖ لِیَكُوْنَ لِلْعٰلَمِیْنَ نَذِیْرَ ﰳاۙ (۱)
Gezegend is Hij, die de Forqaan (het onderscheid) aan Zijn dienaar heeft neder gezonden, opdat hij een waarschuwer moge zijn voor alle volkeren.

Gezegend zij hij die den Forkan aan zijn dienaar heeft geopenbaard, opdat deze een prediker voor alle schepselen zou zijn;
25:2
الَّذِیْ لَهٗ مُلْكُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ لَمْ یَتَّخِذْ وَلَدًا وَّ لَمْ یَكُنْ لَّهٗ شَرِیْكٌ فِی الْمُلْكِ وَ خَلَقَ كُلَّ شَیْءٍ فَقَدَّرَهٗ تَقْدِیْرًا(۲)
Aan Wie het Koninkrijk der hemelen en der aarde toebehoort, Hij heeft zich geen zoon genomen noch heeft Hij een mededinger in Zijn Koninkrijk, Hij heeft alles geschapen, en het de juiste maat gegeven.

Aan wien het koninkrijk des hemels en der aarde behoort; die geene nakomelingschap heeft geteeld, en geen deelgenoot in zijn koninkrijk heeft; die alle dingen heeft geschapen en daarover naar zijn bepaalden wil beschikt.
25:3
وَ اتَّخَذُوْا مِنْ دُوْنِهٖۤ اٰلِهَةً لَّا یَخْلُقُوْنَ شَیْــٴًـا وَّ هُمْ یُخْلَقُوْنَ وَ لَا یَمْلِكُوْنَ لِاَنْفُسِهِمْ ضَرًّا وَّ لَا نَفْعًا وَّ لَا یَمْلِكُوْنَ مَوْتًا وَّ لَا حَیٰوةً وَّ لَا نُشُوْرًا(۳)
Toch hebben zij (de mensen) naast Hem goden genomen die niets kunnen scheppen, doch zelf geschapen zijn, en die geen macht hebben om zichzelf goed of kwaad te doen, noch macht hebben over dood, leven of opstanding.

Zij hebben buiten hem andere goden gekozen, die niets hebben geschapen, maar zelven geschapen zijn. En die noch in staat zijn het kwaad van zich af te weren, noch zich het goede te verschaffen, en die noch over den dood, noch over het leven bevelen, noch de kracht bezitten, waardoor de dooden weder worden opgewekt.
25:4
وَ قَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ هٰذَاۤ اِلَّاۤ اِفْكُ-ﰳافْتَرٰىهُ وَ اَعَانَهٗ عَلَیْهِ قَوْمٌ اٰخَرُوْنَۚۛ-فَقَدْ جَآءُوْ ظُلْمًا وَّ زُوْرًاۚۛ(۴)
De ongelovigen zeggen: "Dit is niets dan een leugen, die hij (de Profeet) verzonnen heeft en andere mensen hebben hem er bij geholpen." Maar zij uiten daarmee onrechtvaardigheid en leugen.

En de ongeloovigen zeggen: Deze Koran is niets anders dan eene door hem uitgedachte leugen, en anderen hebben hem daarin bijgestaan; maar zij spraken eene onrechtvaardige zaak en eene leugen uit.
25:5
وَ قَالُوْۤا اَسَاطِیْرُ الْاَوَّلِیْنَ اكْتَتَبَهَا فَهِیَ تُمْلٰى عَلَیْهِ بُكْرَةً وَّ اَصِیْلًا(۵)
0

Zij zeggen ook: Dit zijn fabelen der ouden, welke hij heeft doen nederschrijven, en zij worden hem des ochtends en des avonds voorgezegd.
25:6
قُلْ اَنْزَلَهُ الَّذِیْ یَعْلَمُ السِّرَّ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-اِنَّهٗ كَانَ غَفُوْرًا رَّحِیْمًا(۶)
Zeg: "Hij, Die de geheimen der hemelen en der aarde kent, heeft het nedergezonden. Waarlijk, Hij is Vergevensgezind, Genadevol."

Zeg: Het is geopenbaard door hem, die de geheimen van hemel en aarde kent. Waarlijk, hij is barmhartig en genadig.
25:7
وَ قَالُوْا مَالِ هٰذَا الرَّسُوْلِ یَاْكُلُ الطَّعَامَ وَ یَمْشِیْ فِی الْاَسْوَاقِؕ-لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ اِلَیْهِ مَلَكٌ فَیَكُوْنَ مَعَهٗ نَذِیْرًاۙ(۷)
En zij zeggen: "Wat voor boodschapper is deze die voedsel gebruikt en op straat wandelt? Waarom is geen engel tot hem nedergezonden om met hem een waarschuwer te zijn?

En zij zeggen: Welk soort gezant is deze? Hij nuttigt voedsel en wandelt in de straten. Zooals wij doen. Tot hem een engel zal worden nedergezonden om met hem te prediken;
25:8
اَوْ یُلْقٰۤى اِلَیْهِ كَنْزٌ اَوْ تَكُوْنُ لَهٗ جَنَّةٌ یَّاْكُلُ مِنْهَاؕ-وَ قَالَ الظّٰلِمُوْنَ اِنْ تَتَّبِعُوْنَ اِلَّا رَجُلًا مَّسْحُوْرًا(۸)
Ofwel een schat had tot hem nedergeworpen moeten worden of hij had een tuin moeten hebben om (de vruchten) er van te eten." En de onrechtvaardigen zeggen: "Gij volgt slechts een betoverd man!"

Of tot hem een schat worde nedergezonden, of hij een tuin bezitte, van welks vruchten hij mag eten, zullen wij niet gelooven. De goddeloozen zeggen ook: Gij volgt slechts een betooverd man.
25:9
اُنْظُرْ كَیْفَ ضَرَبُوْا لَكَ الْاَمْثَالَ فَضَلُّوْا فَلَا یَسْتَطِیْعُوْنَ سَبِیْلًا۠(۹)
Zie, wat voor verhalen zij over u doen, zij zijn verdwaald en kunnen de rechte weg niet vinden.

Zie wat zij nopens u denken; maar zij zijn verdwaald, en zullen nimmer, eene juiste gelegenheid hebben, om het licht te vinden,
25:10
تَبٰرَكَ الَّذِیْۤ اِنْ شَآءَ جَعَلَ لَكَ خَیْرًا مِّنْ ذٰلِكَ جَنّٰتٍ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُۙ-وَ یَجْعَلْ لَّكَ قُصُوْرًا(۱۰)
Gezegend is Hij Die, indien Hij het wil u iets beters dan dat alles zal schenken - tuinen, waar doorheen rivieren stromen, en ook paleizen.

Gezegend zij hij, die, wanneer het hem behaagt, eene betere belooning voor u zal bereiden, dan diegene waarvan zij spreken; namelijk tuinen, door welke rivieren stroomen, en hij zal u paleizen schenken.
25:11
بَلْ كَذَّبُوْا بِالسَّاعَةِ- وَ اَعْتَدْنَا لِمَنْ كَذَّبَ بِالسَّاعَةِ سَعِیْرًاۚ(۱۱)
Neen, zij verloochenen het Uur en voor degenen die dat Uur verloochenen hebben Wij een laaiend Vuur bereid.

Maar zij verwerpen het geloof aan het uur des oordeels als eene leugen. En wij hebben voor hen, die het geloof aan dat uur verwerpen, een brandend vuur gereed gemaakt;
25:12
اِذَا رَاَتْهُمْ مِّنْ مَّكَانٍۭ بَعِیْدٍ سَمِعُوْا لَهَا تَغَیُّظًا وَّ زَفِیْرًا(۱۲)
Wanneer de hel hen vanuit de verte zal zien, zullen zij het woeden en razen horen.

Als het hen van verre zal zien, zal het vreeselijk brullen en woeden.
25:13
وَ اِذَاۤ اُلْقُوْا مِنْهَا مَكَانًا ضَیِّقًا مُّقَرَّنِیْنَ دَعَوْا هُنَالِكَ ثُبُوْرًاؕ(۱۳)
En wanneer zij, aan elkander geketend, op een kleine ruimte daarvan zullen worden geworpen, zullen zij daar om vernietiging roepen.

En als zij, te zamen gebonden, in een enge plaats daarvan zullen worden geworpen, zullen zij daar om den dood roepen,
25:14
لَا تَدْعُوا الْیَوْمَ ثُبُوْرًا وَّاحِدًا وَّ ادْعُوْا ثُبُوْرًا كَثِیْرًا(۱۴)
"Roept niet ??nmaal om vernietiging doch roept er keer op keer om."

Maar men zal hun antwoorden: Roep heden niet om één dood, maar roep om verscheiden dooden.
25:15
قُلْ اَذٰلِكَ خَیْرٌ اَمْ جَنَّةُ الْخُلْدِ الَّتِیْ وُعِدَ الْمُتَّقُوْنَؕ-كَانَتْ لَهُمْ جَزَآءً وَّ مَصِیْرًا(۱۵)
Zeg: "Is dit beter of de tuin der eeuwigheid die de rechtvaardigen is beloofd? Deze zal hun loon en hun toevlucht zijn."

Zeg: Is dit beter, of een tuin van eeuwigen duur, die den vrome is beloofd? Deze zal hun als een belooning en een verblijf worden gegeven.
25:16
لَهُمْ فِیْهَا مَا یَشَآءُوْنَ خٰلِدِیْنَؕ-كَانَ عَلٰى رَبِّكَ وَعْدًا مَّسْـُٔوْلًا(۱۶)
Zij zullen er alles in ontvangen waar zij naar verlangen en zij zullen er blijvend vertoeven. Dit is een belofte van uw Heer waar om gevraagd mag worden.

Daarin zullen zij alles hebben wat hun behaagt, terwijl zij daarin eeuwig zullen verblijven. Dit is eene belofte, welke zij uit de handen van hunnen heer kunnen vorderen.
25:17
وَ یَوْمَ یَحْشُرُهُمْ وَ مَا یَعْبُدُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ فَیَقُوْلُ ءَاَنْتُمْ اَضْلَلْتُمْ عِبَادِیْ هٰۤؤُلَآءِ اَمْ هُمْ ضَلُّوا السَّبِیْلَؕ(۱۷)
En de Dag waarop Hij de ongelovigen en degenen die zij naast Allah aanbidden zal verzamelen, zal Hij vragen: "Waart gij het, die deze mijn dienaren deedt dwalen, of dwaalden zij zelf van het rechte pad af?"

Op een zekeren dag zal hij hen verzamelen, en alles wat zij naast God aanbidden, en hij zal tot de aangebedenen zeggen: Hebt gij deze mijne dienaren verleid, of dwaalden zij uit eigen beweging van den rechten weg af?
25:18
قَالُوْا سُبْحٰنَكَ مَا كَانَ یَنْۢبَغِیْ لَنَاۤ اَنْ نَّتَّخِذَ مِنْ دُوْنِكَ مِنْ اَوْلِیَآءَ وَ لٰكِنْ مَّتَّعْتَهُمْ وَ اٰبَآءَهُمْ حَتّٰى نَسُوا الذِّكْرَۚ-وَ كَانُوْا قَوْمًۢا بُوْرًا(۱۸)
Zij zullen antwoorden: "Ere zij U; Het betaamde ons niet andere beschermers dan U te nemen, maar Gij hebt hen en hun vaderen doen genieten totdat zij de aanmaning vergaten en een verloren volk werden."

Zij zullen antwoorden: God verhoede! Het was ons onmogelijk, andere beschermers buiten u te kiezen, maar gij veroorloofdet hun en hunnen vaderen overvloed te genieten, waardoor zij uwe vermaning vergaten, en verloren gingen.
25:19
فَقَدْ كَذَّبُوْكُمْ بِمَا تَقُوْلُوْنَۙ-فَمَا تَسْتَطِیْعُوْنَ صَرْفًا وَّ لَا نَصْرًاۚ-وَ مَنْ یَّظْلِمْ مِّنْكُمْ نُذِقْهُ عَذَابًا كَبِیْرًا(۱۹)
Zo hebben dezen wat gij zegt, verloochend, zodat gij de straf niet kunt afwenden of hen helpen. En wie onder u onrechtvaardig is, Wij zullen hem een zware straf doen ondergaan.

En God zal tot hunne aanbidders zeggen: Thans hebben deze u van leugen overtuigd in hetgeen gij zegt. Zij kunnen noch uwe straf afwenden, noch u eenige ondersteuning schenken. En dengenen van u die aan onrechtvaardigheid schuldig zal zijn zullen wij eene gestrenge pijniging doen ondergaan.
25:20
وَ مَاۤ اَرْسَلْنَا قَبْلَكَ مِنَ الْمُرْسَلِیْنَ اِلَّاۤ اِنَّهُمْ لَیَاْكُلُوْنَ الطَّعَامَ وَ یَمْشُوْنَ فِی الْاَسْوَاقِؕ-وَ جَعَلْنَا بَعْضَكُمْ لِبَعْضٍ فِتْنَةًؕ-اَتَصْبِرُوْنَۚ-وَ كَانَ رَبُّكَ بَصِیْرًا۠(۲۰)
En Wij zonden nooit boodschappers v??r u, of zij gebruikten voedsel en liepen op straat. En Wij gebruiken sommigen uwer tot een beproeving voor anderen. Zult gij geduldig zijn? Want uw Heer is Alziende.

Wij hebben geene gezanten, vóór u gezonden dan die, als de andere menschen, voedsel nuttigden en door de straten wandelden, en wij maakten sommigen uwer tot een middel ter beproeving voor anderen. Wilt gij met geduld volharden, nu uw Heer uwe volharding gadeslaat.
25:21
وَ قَالَ الَّذِیْنَ لَا یَرْجُوْنَ لِقَآءَنَا لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْنَا الْمَلٰٓىٕكَةُ اَوْ نَرٰى رَبَّنَاؕ-لَقَدِ اسْتَكْبَرُوْا فِیْۤ اَنْفُسِهِمْ وَ عَتَوْ عُتُوًّا كَبِیْرًا(۲۱)
Zij die Onze ontmoeting niet verwachten zeggen: "Waarom zijn geen engelen tot ons nedergezonden? of waarom kunnen wij onze Heer niet zien?" Voorzeker, zij schatten zich te hoog en zijn de perken ver te buiten gegaan.

Zij die niet hopen ons bij de opstanding te ontmoeten, zeggen: Zoolang de engelen niet tot ons worden nedergezonden, of wij zelven onzen Heer niet zien, zullen wij niet gelooven. Waarlijk, zij gedragen zich overmoedig en hebben op vreeselijke wijze gezondigd.
25:22
یَوْمَ یَرَوْنَ الْمَلٰٓىٕكَةَ لَا بُشْرٰى یَوْمَىٕذٍ لِّلْمُجْرِمِیْنَ وَ یَقُوْلُوْنَ حِجْرًا مَّحْجُوْرًا(۲۲)
De Dag waarop zij de engelen zullen zien, zal er geen goed nieuws zijn voor de schuldigen; dan zullen zij zeggen: "Ware er slechts een grote afscheiding (tussen ons)."

Op den dag waarop zij de engelen zullen zien komen, zullen er geene blijde tijdingen voor de zondaren zijn, en zij zullen zeggen: Dit zij verre van ons verwijderd.
25:23
وَ قَدِمْنَاۤ اِلٰى مَا عَمِلُوْا مِنْ عَمَلٍ فَجَعَلْنٰهُ هَبَآءً مَّنْثُوْرًا(۲۳)
En Wij zullen ons tot hun werken wenden en zullen deze als stof verstrooien.

Dan zullen wij komen tot de werken, welke zij gewrocht hebben, en wij zullen die tot stof maken, dat naar alle zijden wordt heenverspreid.
25:24
اَصْحٰبُ الْجَنَّةِ یَوْمَىٕذٍ خَیْرٌ مُّسْتَقَرًّا وَّ اَحْسَنُ مَقِیْلًا(۲۴)
De bewoners van het paradijs zullen op die Dag er beter aan toe zijn betreffende het tehuis, en beter betreffende de rustplaats.

Op dien dag zullen zij, welke voor het paradijs zijn bestemd, gelukzalig in hun verblijf wezen, en des middags eene heerlijke rustplaats hebben.
25:25
وَ یَوْمَ تَشَقَّقُ السَّمَآءُ بِالْغَمَامِ وَ نُزِّلَ الْمَلٰٓىٕكَةُ تَنْزِیْلًا(۲۵)
En de Dag waarop de hemel met de wolken zal worden gespleten en de engelen worden nedergezonden in grote aantallen;

Op dien dag zal de hemel door de wolken gekliefd en de engelen zullen nedergezonden worden en zichtbaar nederdalen;
25:26
اَلْمُلْكُ یَوْمَىٕذِ ﹰالْحَقُّ لِلرَّحْمٰنِؕ-وَ كَانَ یَوْمًا عَلَى الْكٰفِرِیْنَ عَسِیْرًا(۲۶)
Het ware Koninkrijk zal op die Dag aan de Genadevolle behoren, maar het zal voor de ongelovigeneen moeilijke Dag zijn.

Op dien dag zal het ware koninkrijk geheel aan den Barmhartige toebehooren, en die dag zal moeielijk zijn voor de ongeloovige.
25:27
وَ یَوْمَ یَعَضُّ الظَّالِمُ عَلٰى یَدَیْهِ یَقُوْلُ یٰلَیْتَنِی اتَّخَذْتُ مَعَ الرَّسُوْلِ سَبِیْلًا(۲۷)
De Dag waarop de onrechtvaardige op zijn handen zal bijten zal hij zeggen: "O, had ik de weg met de boodschapper maar gevolgd.

Op dien dag zal de onrechtvaardige uit angst en wanhoop, in zijne handen bijten, en zeggen: Ach! had ik slechts den weg der waarheid met den gezant gekozen.
25:28
یٰوَیْلَتٰى لَیْتَنِیْ لَمْ اَتَّخِذْ فُلَانًا خَلِیْلًا(۲۸)
O. wee! Had ik nooit zo iemand als vriend genomen.

Wee over mij! Ach! had ik niet zulk een tot mijn vriend gekozen.
25:29
لَقَدْ اَضَلَّنِیْ عَنِ الذِّكْرِ بَعْدَ اِذْ جَآءَنِیْؕ-وَ كَانَ الشَّیْطٰنُ لِلْاِنْسَانِ خَذُوْلًا(۲۹)
Hij deed mij van de herinnering afdwalen nadat zij tot mij was gekomen." En Satan laat de mens in de steek.

Hij lokte mij van Gods vermaning af, nadat die tot mij was gekomen; want de duivel is de verrader van den mensch.
25:30
وَ قَالَ الرَّسُوْلُ یٰرَبِّ اِنَّ قَوْمِی اتَّخَذُوْا هٰذَا الْقُرْاٰنَ مَهْجُوْرًا(۳۰)
En de boodschapper zal zeggen: "O, mijn Heer, mijn volk heeft deze Koran verzaakt!"

En de gezant zal zeggen: O Heer! mijn volk acht dezen Koran als een ijdel samenstelsel.
25:31
وَ كَذٰلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نَبِیٍّ عَدُوًّا مِّنَ الْمُجْرِمِیْنَؕ-وَ كَفٰى بِرَبِّكَ هَادِیًا وَّ نَصِیْرًا(۳۱)
Zo maken Wij voor elke profeet een vijand van onder de zondaren; uw Heer is voldoende als Leider en Helper.

Op dezelfde wijze hebben wij iederen profeet de zondaren tot vijanden gegeven. Maar uw Heer is een voldoend leider en verdediger.
25:32
وَ قَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا لَوْ لَا نُزِّلَ عَلَیْهِ الْقُرْاٰنُ جُمْلَةً وَّاحِدَةًۚۛ-كَذٰلِكَۚۛ-لِنُثَبِّتَ بِهٖ فُؤَادَكَ وَ رَتَّلْنٰهُ تَرْتِیْلًا(۳۲)
En de ongelovigen zeggen: "Waarom werd de Koran niet ineens aan hem geopenbaard?" Zo is het, opdat Wij daarmee uw hart mogen versterken. En Wij hebben hem duidelijk en geleidelijk uiteengezet.

De ongeloovigen zeggen: Zoolang de Koran hem niet in zijn geheel en op eens worde nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Maar wij hebben dien op deze wijze geopenbaard, opdat wij daardoor uw hart zouden mogen bevestigen, en wij hebben die allengs, bij onderscheiden gedeelten voorgezegd.
25:33
وَ لَا یَاْتُوْنَكَ بِمَثَلٍ اِلَّا جِئْنٰكَ بِالْحَقِّ وَ اَحْسَنَ تَفْسِیْرًاؕ(۳۳)
En zij stellen u geen vraag of Wij geven u de waarheid en een uitmuntende uitleg.

Zij zullen nimmer met een vreemde vraag tot u komen, of wij zullen u de waarheid tot antwoord en eene uitmuntende uitlegging brengen.
25:34
اَلَّذِیْنَ یُحْشَرُوْنَ عَلٰى وُجُوْهِهِمْ اِلٰى جَهَنَّمَۙ-اُولٰٓىٕكَ شَرٌّ مَّكَانًا وَّ اَضَلُّ سَبِیْلًا۠(۳۴)
Zij die vernederd naar de hel zullen worden gebracht, verkeren in een slechte toestand, en zij zijn het meest van het rechte pad afgedwaald.

Zij die op hunne aangezichten in de hel zullen worden geworpen, zullen in den ellendigsten toestand verkeeren en het verst van den weg des heils verwijderd zijn.
25:35
وَ لَقَدْ اٰتَیْنَا مُوْسَى الْكِتٰبَ وَ جَعَلْنَا مَعَهٗۤ اَخَاهُ هٰرُوْنَ وَزِیْرًاۚۖ(۳۵)
Wij gaven Mozes het Boek (der Wet) en stelden zijn broeder A?ron tot helper aan.

Wij gaven vroeger aan Mozes het boek der wet, en wij wezen hem Aäron, zijn broeder, tot raadgever aan.
25:36
فَقُلْنَا اذْهَبَاۤ اِلَى الْقَوْمِ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاؕ-فَدَمَّرْنٰهُمْ تَدْمِیْرًاؕ(۳۶)
En Wij zeiden: "Gaat samen naar het volk dat Onze Tekenen verloochent." Daarna vernietigden Wij hen.

En wij zeiden tot hen: Gaat tot het volk dat onze teekenen van valschheid beschuldigt. En wij verdelgen hem met eene volslagen vernietiging.
25:37
وَ قَوْمَ نُوْحٍ لَّمَّا كَذَّبُوا الرُّسُلَ اَغْرَقْنٰهُمْ وَ جَعَلْنٰهُمْ لِلنَّاسِ اٰیَةًؕ-وَ اَعْتَدْنَا لِلظّٰلِمِیْنَ عَذَابًا اَلِیْمًاۚۖ(۳۷)
En het volk van Noach: toen dit de boodschappers verloochende, verdronken Wij het en Wij maakten het tot een teken voor het mensdom. En Wij hebben een pijnlijke straf voor de onrechtvaardigen bereid.

En herdenk het volk van Noach, toen zij onze gezanten van bedrog beschuldigden; wij verdronken hen en maakten hen tot een teeken onder de menschen. En wij hebben voor den onrechtvaardige een pijnlijke straf gereed gemaakt.
25:38
وَّ عَادًا وَّ ثَمُوْدَاۡ وَ اَصْحٰبَ الرَّسِّ وَ قُرُوْنًۢا بَیْنَ ذٰلِكَ كَثِیْرًا(۳۸)
En herinnert u Aad en Samoed en het volk van de Bron en vele andere geslachten tussen hen.

Gedenk ook Ad en Thamoed, en zij die te al Rass woonden, en vele andere geslachten in dat tijdperk.
25:39
وَ كُلًّا ضَرَبْنَا لَهُ الْاَمْثَالَ٘-وَ كُلًّا تَبَّرْنَا تَتْبِیْرًا(۳۹)
Wij gaven aan ieder hunner allerlei voorbeelden en Wij vernietigden allen.

Aan ieder hunner stelden wij voorbeelden ter zijner vermaning, en ieder hunner verdelgden wij door eene geheele vernietiging.
25:40
وَ لَقَدْ اَتَوْا عَلَى الْقَرْیَةِ الَّتِیْۤ اُمْطِرَتْ مَطَرَ السَّوْءِؕ-اَفَلَمْ یَكُوْنُوْا یَرَوْنَهَاۚ-بَلْ كَانُوْا لَا یَرْجُوْنَ نُشُوْرًا(۴۰)
En zij komen voorzeker de stad voorbij, waarop een boze regen was gevallen. Zien zij die (plaats) dan niet? Neen, zij verwachten de Opstanding niet.

De Koreïshieten zijn de stad dikwijls voorbij getrokken, waarop wij een vreeselijke regen hebben doen nedervallen. Hebben zij niet gezien waar die eens stond? Maar zij hopen niet te worden opgewekt.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْفُرْقَان
اَلْفُرْقَان
  00:00



Download

اَلْفُرْقَان
اَلْفُرْقَان
  00:00



Download