READ
Surah Al-An'aam
اَلْاَ نْعَام
165 Ayaat مکیۃ
بَلْ اِیَّاهُ تَدْعُوْنَ فَیَكْشِفُ مَا تَدْعُوْنَ اِلَیْهِ اِنْ شَآءَ وَ تَنْسَوْنَ مَا تُشْرِكُوْنَ۠(۴۱)
"Neen, Hem alleen zult gij aanroepen; dan zal Hij datgene verwijderen waarvoor gij Hem aanroept als Hij dat wil en gij zult uw afgoderij vergeten.
Welnee, Hem zullen jullie aanroepen. Hij zal dan dat waarom jullie tot Hem roepen wegnemen, als Hij het wil, en wat jullie als metgezellen [aan Hem] hebben toegevoegd zullen jullie vergeten.
وَ لَقَدْ اَرْسَلْنَاۤ اِلٰۤى اُمَمٍ مِّنْ قَبْلِكَ فَاَخَذْنٰهُمْ بِالْبَاْسَآءِ وَ الضَّرَّآءِ لَعَلَّهُمْ یَتَضَرَّعُوْنَ(۴۲)
Wij zonden inderdaad tot de volkeren die v??r u waren, (een profeet) toen troffen Wij hen (die volkeren) met armoede en tegenspoed opdat zij zich mochten verootmoedigen.
Wij hebben tot gemeenschappen voor jouw tijd gezanten gezonden en hun tegenspoed en rampspoed opgelegd opdat zij zich misschien zouden vernederen.
فَلَوْ لَاۤ اِذْ جَآءَهُمْ بَاْسُنَا تَضَرَّعُوْا وَ لٰكِنْ قَسَتْ قُلُوْبُهُمْ وَ زَیَّنَ لَهُمُ الشَّیْطٰنُ مَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۴۳)
Waarom verootmoedigden zij zich niet toen Onze straf over hen kwam? Maar hun hart was verhard en Satan deed hun schoon schijnen al hetgeen zij verrichtten.
Hadden zij zich dan niet, toen Ons geweld tot hen kwam, kunnen vernederen. Maar hun harten verhardden zich en de satan maakte wat zij deden aantrekkelijk voor hen.
فَلَمَّا نَسُوْا مَا ذُكِّرُوْا بِهٖ فَتَحْنَا عَلَیْهِمْ اَبْوَابَ كُلِّ شَیْءٍؕ-حَتّٰۤى اِذَا فَرِحُوْا بِمَاۤ اُوْتُوْۤا اَخَذْنٰهُمْ بَغْتَةً فَاِذَا هُمْ مُّبْلِسُوْنَ(۴۴)
Toen zij dan hetgeen waarvoor zij waren gewaarschuwd vergaten, openden Wij hun de poorten van alle dingen (der wereld) totdat zij verheugd werden over hetgeen hun was gegeven, dan grepen Wij hen onverwachts aan en zie, zij werden wanhopig.
En toen zij vergeten waren waartoe zij aangemaand waren, openden Wij voor hen de deuren tot alle dingen, totdat Wij hen, toen zij verheugd waren over wat hun gegeven was, onverwachts grepen; toen waren zij opeens in wanhoop terneergeslagen.
فَقُطِعَ دَابِرُ الْقَوْمِ الَّذِیْنَ ظَلَمُوْاؕ-وَ الْحَمْدُ لِلّٰهِ رَبِّ الْعٰلَمِیْنَ(۴۵)
Zo werd de levensader van de mensen, die slecht handelden, afgesneden. Alle lof komt Allah toe, de Heer der Werelden.
Zo werden de mensen die onrecht pleegden tot de laatste toe geveld; lof zij God, de Heer van de wereldbewoners.
قُلْ اَرَءَیْتُمْ اِنْ اَخَذَ اللّٰهُ سَمْعَكُمْ وَ اَبْصَارَكُمْ وَ خَتَمَ عَلٰى قُلُوْبِكُمْ مَّنْ اِلٰهٌ غَیْرُ اللّٰهِ یَاْتِیْكُمْ بِهٖؕ-اُنْظُرْ كَیْفَ نُصَرِّفُ الْاٰیٰتِ ثُمَّ هُمْ یَصْدِفُوْنَ(۴۶)
Zeg: "Wat denkt gij? Als Allah uw gehoor en gezicht zou wegnemen en uw hart zou verzegelen, wie is dan God buiten Allah die het u kon teruggeven? Zie, hoe Wij de tekenen verklaren, toch wenden Zij zich af.
Zeg: "Hoe zien jullie het? Als God jullie gehoor en jullie gezichtsvermogen wegneemt en jullie harten verzegelt, welke god is er dan, anders dan God, die het jullie terug kan geven?" Kijk, hoe Wij de tekenen afwisselen. Toch wenden zij zich af.
قُلْ اَرَءَیْتَكُمْ اِنْ اَتٰىكُمْ عَذَابُ اللّٰهِ بَغْتَةً اَوْ جَهْرَةً هَلْ یُهْلَكُ اِلَّا الْقَوْمُ الظّٰلِمُوْنَ(۴۷)
Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van Allah onverwachts of openlijk tot u komt, zal iemand anders dan het onrechtvaardige volk vernietigd worden?"
Zeg: "Hoe lijkt het jullie? Als Gods bestraffing onverwachts tot jullie komt of in alle openheid, zullen dan anderen dan de mensen die onrecht plegen vernietigd worden?"
وَ مَا نُرْسِلُ الْمُرْسَلِیْنَ اِلَّا مُبَشِّرِیْنَ وَ مُنْذِرِیْنَۚ-فَمَنْ اٰمَنَ وَ اَصْلَحَ فَلَا خَوْفٌ عَلَیْهِمْ وَ لَا هُمْ یَحْزَنُوْنَ(۴۸)
Wij zenden de boodschappers alleen als dragers van blijde tijding en als waarschuwers. Over degenen, die geloven en zich verbeteren, zal geen vrees komen noch zullen zij treuren.
Wij zenden de gezondenen slechts als verkondigers van goed nieuws en als waarschuwers. En wie geloven en zich beteren, zij hebben niets te vrezen noch zullen zij bedroefd zijn.
وَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَا یَمَسُّهُمُ الْعَذَابُ بِمَا كَانُوْا یَفْسُقُوْنَ(۴۹)
En degenen, die Onze tekenen verloochenen, hen zal straf raken, omdat zij niet gehoorzaam waren.
Maar zij die Onze tekenen loochenen, hen treft de bestraffing voor het schandelijke dat zij deden.
قُلْ لَّاۤ اَقُوْلُ لَكُمْ عِنْدِیْ خَزَآىٕنُ اللّٰهِ وَ لَاۤ اَعْلَمُ الْغَیْبَ وَ لَاۤ اَقُوْلُ لَكُمْ اِنِّیْ مَلَكٌۚ-اِنْ اَتَّبِـعُ اِلَّا مَا یُوْحٰۤى اِلَیَّؕ-قُلْ هَلْ یَسْتَوِی الْاَعْمٰى وَ الْبَصِیْرُؕ-اَفَلَا تَتَفَكَّرُوْنَ۠(۵۰)
0
Zeg: "Ik zeg niet tot jullie dat ik Gods schatkamers bezit en ook ken ik het verborgene niet, noch zeg ik tot jullie dat ik een engel ben. Ik volg slechts wat aan mij geopenbaard wordt. Zijn de blinde en de ziende gelijk? Denken jullie dan niet na?"
وَ اَنْذِرْ بِهِ الَّذِیْنَ یَخَافُوْنَ اَنْ یُّحْشَرُوْۤا اِلٰى رَبِّهِمْ لَیْسَ لَهُمْ مِّنْ دُوْنِهٖ وَلِیٌّ وَّ لَا شَفِیْعٌ لَّعَلَّهُمْ یَتَّقُوْنَ(۵۱)
Waarschuw daarmede degenen die vrezen, dat zij tot hun Heer worden verzameld, dat zij buiten Hem vriend noch bemiddelaar hebben, opdat zij (God) mogen vrezen.
En waarschuw daarmee hen die vrezen tot hun Heer verzameld te worden; voor hen is er buiten Hem geen helper en geen bemiddelaar, misschien zullen zij godvrezend worden.
وَ لَا تَطْرُدِ الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ رَبَّهُمْ بِالْغَدٰوةِ وَ الْعَشِیِّ یُرِیْدُوْنَ وَجْهَهٗؕ-مَا عَلَیْكَ مِنْ حِسَابِهِمْ مِّنْ شَیْءٍ وَّ مَا مِنْ حِسَابِكَ عَلَیْهِمْ مِّنْ شَیْءٍ فَتَطْرُدَهُمْ فَتَكُوْنَ مِنَ الظّٰلِمِیْنَ(۵۲)
En verdrijf niet degenen die hun Heer morgen en avond aanroepen, Zijn aangezicht zoekend. Gij zijt volstrekt niet verantwoordelijk voor hen, noch zijn zij enigermate verantwoordelijk voor u. Zoudt gij hen verdrijven, dan zult gij tot de onrechtvaardigen behoren.
En jaag hen niet weg die hun Heer in de morgen en de avond aanroepen terwijl zij Zijn aangezicht zoeken. Jij hoeft geen enkele rekenschap van hen te vragen en zij hoeven geen enkele rekenschap van jou te vragen zodat jij hen zou wegjagen; dan zou jij tot de onrechtplegers behoren.
وَ كَذٰلِكَ فَتَنَّا بَعْضَهُمْ بِبَعْضٍ لِّیَقُوْلُوْۤا اَهٰۤؤُلَآءِ مَنَّ اللّٰهُ عَلَیْهِمْ مِّنْۢ بَیْنِنَاؕ-اَلَیْسَ اللّٰهُ بِاَعْلَمَ بِالشّٰكِرِیْنَ(۵۳)
En op deze wijze hebben Wij sommigen hunner door anderen beproefd, zodat zij kunnen zeggen: "Zijn dezen het, die Allah onder ons heeft begunstigd?" Kent Allah degenen die dankbaar zijn niet het beste?
Zo hebben Wij door sommigen anderen in verzoeking gebracht, zodat zij zouden zeggen: "Zijn zij het aan wie God uit ons midden een gunst moest bewijzen?" Weet God niet het best wie de dankbaren zijn?
وَ اِذَا جَآءَكَ الَّذِیْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِاٰیٰتِنَا فَقُلْ سَلٰمٌ عَلَیْكُمْ كَتَبَ رَبُّكُمْ عَلٰى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَۙ-اَنَّهٗ مَنْ عَمِلَ مِنْكُمْ سُوْٓءًۢا بِجَهَالَةٍ ثُمَّ تَابَ مِنْۢ بَعْدِهٖ وَ اَصْلَحَ فَاَنَّهٗ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۵۴)
Wanneer degenen die in Onze tekenen geloven, tot u komen, zeg dan: "Vrede zij u." Uw Heer heeft barmhartigheid op zich genomen; dus wie uwer in onwetendheid kwaad doet en daarna berouw heeft en zich verbetert, (voor hem) is Hij Vergevensgezind, Genadevol.
En wanneer zij die in Onze tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: "Vrede zij met jullie, jullie Heer heeft Zichzelf barmhartigheid voorgeschreven: als iemand van jullie uit onwetendheid het verkeerde doet en dan later berouw toont en het weer goedmaakt, dan is Hij vergevend en barmhartig."
وَ كَذٰلِكَ نُفَصِّلُ الْاٰیٰتِ وَ لِتَسْتَبِیْنَ سَبِیْلُ الْمُجْرِمِیْنَ۠(۵۵)
En zo zetten Wij de tekenen uiteen opdat de weg der schuldigen openbaar worde.
En zo zetten Wij de tekenen uiteen; ook opdat de weg van de boosdoeners duidelijk wordt.
قُلْ اِنِّیْ نُهِیْتُ اَنْ اَعْبُدَ الَّذِیْنَ تَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِؕ-قُلْ لَّاۤ اَتَّبِـعُ اَهْوَآءَكُمْۙ-قَدْ ضَلَلْتُ اِذًا وَّ مَاۤ اَنَا مِنَ الْمُهْتَدِیْنَ(۵۶)
Zeg: "Het is mij verboden degenen, die gij naast Allah aanroept, te aanbidden. Zeg: "Ik wil uw boze neigingen niet volgen. In dat geval zal ik tot de dwalenden behoren en niet tot hen die het rechte pad volgen."
Zeg: "Het is mij verboden hen die jullie in plaats van God aanroepen te dienen." Zeg: "Ik volg jullie neigingen niet; dan zou ik dwalen en niet tot hen behoren die op het goede pad gaan."
قُلْ اِنِّیْ عَلٰى بَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّیْ وَ كَذَّبْتُمْ بِهٖؕ-مَا عِنْدِیْ مَا تَسْتَعْجِلُوْنَ بِهٖؕ-اِنِ الْحُكْمُ اِلَّا لِلّٰهِؕ-یَقُصُّ الْحَقَّ وَ هُوَ خَیْرُ الْفٰصِلِیْنَ(۵۷)
Zeg: "Ik ben op de rechte weg van mijn Heer en gij verloochent die. Maar wat gij verhaast is niet in mijn macht. De beslissing berust slechts bij Allah. Hij zet de waarheid uiteen en Hij is de beste der seheidsrechters."
Zeg: "Ik steun op een duidelijk bewijs van mijn Heer en jullie loochenen het. Ik heb geen macht over dat wat jullie zouden willen verhaasten. Het oordeel komt alleen God toe. Hij vertelt de waarheid en Hij is de beste van de beslissers."
قُلْ لَّوْ اَنَّ عِنْدِیْ مَا تَسْتَعْجِلُوْنَ بِهٖ لَقُضِیَ الْاَمْرُ بَیْنِیْ وَ بَیْنَكُمْؕ-وَ اللّٰهُ اَعْلَمُ بِالظّٰلِمِیْنَ(۵۸)
Zeg: "Als hetgeen gij verhaast in mijn macht was, zou de zaak voorzeker tussen u en mij reeds zijn beslist. En Allah kent de onrechtvaardigen met beste.
Zeg: "Als ik macht had over dat wat jullie zouden willen verhaasten dan zou de beslissing tussen mij en jullie al zijn gevallen; God kent de onrechtplegers het best. *
وَ عِنْدَهٗ مَفَاتِحُ الْغَیْبِ لَا یَعْلَمُهَاۤ اِلَّا هُوَؕ-وَ یَعْلَمُ مَا فِی الْبَرِّ وَ الْبَحْرِؕ-وَ مَا تَسْقُطُ مِنْ وَّرَقَةٍ اِلَّا یَعْلَمُهَا وَ لَا حَبَّةٍ فِیْ ظُلُمٰتِ الْاَرْضِ وَ لَا رَطْبٍ وَّ لَا یَابِسٍ اِلَّا فِیْ كِتٰبٍ مُّبِیْنٍ(۵۹)
En bij Hem zijn de sleutels van het onzienlijke; niemand kent dit, behalve Hij. En Hij weet wat op het land en wat in de zee is. En er valt geen blad zonder dat Hij het weet, noch is er een korrel in de duisternis der aarde, noch iets dat groen of droog is, zonder dat het in een duidelijk Boek is vermeld.
Bij Hem zijn de sleutels van het verborgene, alleen Hij kent ze. Hij weet wat er op het vasteland en wat er in de zee is. Er valt geen blad of Hij weet het en er is geen zaadkorrel in het duister van de aarde, niets vochtigs en niets droogs of het staat in een duidelijk boek.
وَ هُوَ الَّذِیْ یَتَوَفّٰىكُمْ بِالَّیْلِ وَ یَعْلَمُ مَا جَرَحْتُمْ بِالنَّهَارِ ثُمَّ یَبْعَثُكُمْ فِیْهِ لِیُقْضٰۤى اَجَلٌ مُّسَمًّىۚ-ثُمَّ اِلَیْهِ مَرْجِعُكُمْ ثُمَّ یُنَبِّئُكُمْ بِمَا كُنْتُمْ تَعْمَلُوْنَ۠(۶۰)
Hij is het, Die uw ziel in de nacht neemt en weet hetgeen gij overdag doet; daarna wekt Hij u weder op, opdat de vastgestelde termijn moge worden voltooid. Dan is uw terugkeer tot Hem. Daarna zal Hij u inlichten over hetgeen gij deedt.
Hij is het die jullie 's nachts zal wegnemen en die weet wat jullie overdag begaan hebben. Dan wekt Hij jullie daarin op, opdat een vastgestelde termijn wordt voltooid. Dan is jullie terugkeer tot Hem. Hij zal jullie dan meedelen wat jullie aan het doen waren.
وَ هُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهٖ وَ یُرْسِلُ عَلَیْكُمْ حَفَظَةًؕ-حَتّٰۤى اِذَا جَآءَ اَحَدَكُمُ الْمَوْتُ تَوَفَّتْهُ رُسُلُنَا وَ هُمْ لَا یُفَرِّطُوْنَ(۶۱)
Hij is oppermachtig over Zijn dienaren en Hij zendt bewakers over u, totdat, wanneer de dood tot een uwer komt, Onze boodschappers zijn ziel wegnemen; zij falen daarin niet.
En Hij is de beheerser die boven Zijn dienaren staat en Hij zendt bewaarders voor jullie, zodat, wanneer de dood tot een van jullie komt, Onze gezanten hem wegnemen; zij veronachtzamen niets.
ثُمَّ رُدُّوْۤا اِلَى اللّٰهِ مَوْلٰىهُمُ الْحَقِّؕ-اَلَا لَهُ الْحُكْمُ- وَ هُوَ اَسْرَعُ الْحٰسِبِیْنَ(۶۲)
Dan worden zij tot Allah, hun ware Heer teruggebracht. Voorzeker, de beslissing ligt in Zijn handen; en Hij verrekent het snelst."
Dan worden zij tot God hun ware beschermheer teruggebracht; komt Hem het oordeel niet toe? Hij is de snelste van hen die afrekenen."
قُلْ مَنْ یُّنَجِّیْكُمْ مِّنْ ظُلُمٰتِ الْبَرِّ وَ الْبَحْرِ تَدْعُوْنَهٗ تَضَرُّعًا وَّ خُفْیَةًۚ-لَىٕنْ اَنْجٰىنَا مِنْ هٰذِهٖ لَنَكُوْنَنَّ مِنَ الشّٰكِرِیْنَ(۶۳)
0
Zeg: "Wie zal jullie uit de duisternis van het vasteland en de zee redden wanneer jullie in deemoed en in het verborgene tot Hem bidden: 'Als U ons hieruit redt dan behoren wij tot hen die dank betuigen.?"
قُلِ اللّٰهُ یُنَجِّیْكُمْ مِّنْهَا وَ مِنْ كُلِّ كَرْبٍ ثُمَّ اَنْتُمْ تُشْرِكُوْنَ(۶۴)
Zeg: "Allah verlost u van deze en van elke andere nood en toch schrijft gij deelgenoten (medegoden) aan Hem toe."
Zeg: "God zal jullie eruit redden en uit elke benardheid, maar toch blijven jullie veelgodendienaars."
قُلْ هُوَ الْقَادِرُ عَلٰۤى اَنْ یَّبْعَثَ عَلَیْكُمْ عَذَابًا مِّنْ فَوْقِكُمْ اَوْ مِنْ تَحْتِ اَرْجُلِكُمْ اَوْ یَلْبِسَكُمْ شِیَعًا وَّ یُذِیْقَ بَعْضَكُمْ بَاْسَ بَعْضٍؕ-اُنْظُرْ كَیْفَ نُصَرِّفُ الْاٰیٰتِ لَعَلَّهُمْ یَفْقَهُوْنَ(۶۵)
Zeg: "Hij heeft macht om u van boven of van onder u straf toe te zenden, u in groepen te verdelen en elkander geweld aan te laten doen." Zie, hoe Wij de tekenen uiteenzetten opdat zij mogen begrijpen.
Zeg: "Hij is het die de macht heeft om van boven vandaan of van onder jullie voeten vandaan een bestraffing tot jullie te zenden of jullie in [verschillende] groeperingen in de war te brengen en elkaars geweld te laten proeven." Kijk hoe Wij de tekenen afwisselen. Misschien zullen zij begrijpen.
وَ كَذَّبَ بِهٖ قَوْمُكَ وَ هُوَ الْحَقُّؕ-قُلْ لَّسْتُ عَلَیْكُمْ بِوَكِیْلٍؕ(۶۶)
En uw volk heeft het verworpen, ofschoon het de waarheid is. Zeg: "Ik ben geen voogd over u."
Jouw volk loochent het, maar het is de waarheid. Zeg: "Ik ben geen voogd over jullie."
لِكُلِّ نَبَاٍ مُّسْتَقَرٌّ٘-وَّ سَوْفَ تَعْلَمُوْنَ(۶۷)
Er is voor elke profetie een vastgestelde tijd en gij zult het weldra te weten komen.
Voor elke mededeling is er een moment van bevestiging en jullie zullen het te weten komen.
وَ اِذَا رَاَیْتَ الَّذِیْنَ یَخُوْضُوْنَ فِیْۤ اٰیٰتِنَا فَاَعْرِضْ عَنْهُمْ حَتّٰى یَخُوْضُوْا فِیْ حَدِیْثٍ غَیْرِهٖؕ-وَ اِمَّا یُنْسِیَنَّكَ الشَّیْطٰنُ فَلَا تَقْعُدْ بَعْدَ الذِّكْرٰى مَعَ الْقَوْمِ الظّٰلِمِیْنَ(۶۸)
Wanneer gij degenen ziet, die Onze tekenen bespotten, wendt u dan van hen af, totdat zij een ander gesprek beginnen. En als Satan het u doet vergeten zit dan niet, nadat het in uw herinnering opkomt, met het onrechtvaardige volk bijeen.
Wanneer jij hen ziet die over Onze tekenen kletsen, wend je dan van hen af totdat zij op een ander gesprek overgaan en als de satan maakt dat jij vergeet, blijf dan na het je herinnerd te hebben niet bij de mensen die onrecht plegen zitten.
وَ مَا عَلَى الَّذِیْنَ یَتَّقُوْنَ مِنْ حِسَابِهِمْ مِّنْ شَیْءٍ وَّ لٰكِنْ ذِكْرٰى لَعَلَّهُمْ یَتَّقُوْنَ(۶۹)
En degenen die God vrezen, zijn in het geheel niet verantwoordelijk voor hen, behalve voor de vermaning, opdat zij behoed zullen worden.
Zij die godvrezend zijn hoeven van hen geen enkele rekenschap te vragen. Het is echter een vermaning; misschien zullen zij godvrezend worden.
وَ ذَرِ الَّذِیْنَ اتَّخَذُوْا دِیْنَهُمْ لَعِبًا وَّ لَهْوًا وَّ غَرَّتْهُمُ الْحَیٰوةُ الدُّنْیَا وَ ذَكِّرْ بِهٖۤ اَنْ تُبْسَلَ نَفْسٌۢ بِمَا كَسَبَتْ ﳓ لَیْسَ لَهَا مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ وَلِیٌّ وَّ لَا شَفِیْعٌۚ-وَ اِنْ تَعْدِلْ كُلَّ عَدْلٍ لَّا یُؤْخَذْ مِنْهَاؕ-اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ اُبْسِلُوْا بِمَا كَسَبُوْاۚ-لَهُمْ شَرَابٌ مِّنْ حَمِیْمٍ وَّ عَذَابٌ اَلِیْمٌۢ بِمَا كَانُوْا یَكْفُرُوْنَ۠(۷۰)
Laat degenen die hun geloof tot een spel en tijdverdrijf hebben gemaakt en wie het wereldse leven heeft bedrogen, met rust. En waarschuw hiermee, opdat een ziel niet moge worden overgeleverd voor hetgeen zij heeft gedaan. Zij zal naast Allah geen helper of bemiddelaar hebben. En indien zij (zelfs) alles als losprijs zou aanbieden, zal deze van haar niet worden aanvaard. Dezen zijn het, die zijn overgeleverd voor hetgeen zij verdienden. Zij zullen een drank van kokend water en een smartelijke straf ontvangen, omdat zij verwerpen.
En laat hen maar die hun godsdienst als spel en tijdverdrijf beschouwen. Het tegenwoordige leven begoochelt hen. En maan hiermee aan opdat niemand weggevaagd wordt voor wat hij heeft begaan; voor hem is er immers buiten God geen helper en geen bemiddelaar en al zou hij elke [mogelijke] losprijs aanbieden, het zou toch niet van hem aangenomen worden. Zij zijn het die weggevaagd worden voor wat zij begaan hebben. Voor hen is er een drank van gloeiend water en een pijnlijke bestraffing omdat zij ongelovig waren.
قُلْ اَنَدْعُوْا مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ مَا لَا یَنْفَعُنَا وَ لَا یَضُرُّنَا وَ نُرَدُّ عَلٰۤى اَعْقَابِنَا بَعْدَ اِذْ هَدٰىنَا اللّٰهُ كَالَّذِی اسْتَهْوَتْهُ الشَّیٰطِیْنُ فِی الْاَرْضِ حَیْرَانَ۪-لَهٗۤ اَصْحٰبٌ یَّدْعُوْنَهٗۤ اِلَى الْهُدَى ائْتِنَاؕ-قُلْ اِنَّ هُدَى اللّٰهِ هُوَ الْهُدٰىؕ-وَ اُمِرْنَا لِنُسْلِمَ لِرَبِّ الْعٰلَمِیْنَۙ(۷۱)
0
Zeg: "Zullen wij in plaats van God iets aanroepen wat ons niet nut en niet schaadt en ons op onze hielen omdraaien, nadat God ons de goede richting heeft gewezen, als iemand die de satans op de aarde in verbijstering weggelokt hebben, hoewel hij vrienden heeft die hem tot de leidraad oproepen: 'Kom tot ons.?" Zeg: "Gods leidraad dat is de leidraad en ons is bevolen ons aan de Heer van de wereldwezens over te geven.
وَ اَنْ اَقِیْمُوا الصَّلٰوةَ وَ اتَّقُوْهُؕ-وَ هُوَ الَّذِیْۤ اِلَیْهِ تُحْشَرُوْنَ(۷۲)
En: "Onderhoudt het gebed en vreest Hem, tot Wie gij zult worden verzameld."
En dat wij de salaat moeten verrichten en Hem vrezen. En Hij is het tot wie wij verzameld worden."
وَ هُوَ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ بِالْحَقِّؕ-وَ یَوْمَ یَقُوْلُ كُنْ فَیَكُوْنُ ﱟ قَوْلُهُ الْحَقُّؕ-وَ لَهُ الْمُلْكُ یَوْمَ یُنْفَخُ فِی الصُّوْرِؕ-عٰلِمُ الْغَیْبِ وَ الشَّهَادَةِؕ-وَ هُوَ الْحَكِیْمُ الْخَبِیْرُ(۷۳)
En Hij is het, Die de hemelen en de aarde in werkelijkheid schiep. En de dag, waarop Hij zegt: "Wees", wordt het. Zijn woord is werkelijkheid; en aan Hem behoort het koninkrijk op de Dag waarop de bazuin zal worden geblazen. De Kenner v an het onzichtbare en het zichtbare. Hij is de Alwijze, de Al- kennende.
En Hij is het die de hemelen en de aarde in waarheid geschapen heeft. En op de dag dat Hij zegt: "Wees" en het is, is wat Hij zegt de waarheid. Hij heeft de heerschappij op de dag dat op de bazuin geblazen wordt; de kenner van het verborgene en het waarneembare. En Hij is de wijze, de welingelichte.
وَ اِذْ قَالَ اِبْرٰهِیْمُ لِاَبِیْهِ اٰزَرَ اَتَتَّخِذُ اَصْنَامًا اٰلِهَةًۚ-اِنِّیْۤ اَرٰىكَ وَ قَوْمَكَ فِیْ ضَلٰلٍ مُّبِیْنٍ(۷۴)
Toen Abraham tot zijn vader Azar zeide: "Neemt gij afgoden tot Goden? Ik zie u en uw volk in duidelijke dwaling."
En toen Ibrahiem tot zijn vader Azar zei: "Houd jij afgodsbeelden voor goden? Ik zie dat jij en jouw volk in duidelijke dwaling verkeren."
وَ كَذٰلِكَ نُرِیْۤ اِبْرٰهِیْمَ مَلَكُوْتَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ لِیَكُوْنَ مِنَ الْمُوْقِنِیْنَ(۷۵)
Zo toonden Wij Abraham het koninkrijk der hemelen en der aarde, opdat hij tot de vastgelovenden zou behoren.
En zo toonden Wij Ibrahiem het rijk van de hemelen en de aarde, opdat hij ging behoren tot hen die vast overtuigd zijn.
فَلَمَّا جَنَّ عَلَیْهِ الَّیْلُ رَاٰ كَوْكَبًاۚ-قَالَ هٰذَا رَبِّیْۚ-فَلَمَّاۤ اَفَلَ قَالَ لَاۤ اُحِبُّ الْاٰفِلِیْنَ(۷۶)
En toen de nacht over hem kwam, zag hij een ster. Hij zeide: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging, zeide hij: "Ik heb de dingen, die ondergaan niet lief."
En toen de nacht hem omhulde zag hij een ster. Hij zei: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Ik houd niet van dingen die ondergaan."
فَلَمَّا رَاَ الْقَمَرَ بَازِغًا قَالَ هٰذَا رَبِّیْۚ-فَلَمَّاۤ اَفَلَ قَالَ لَىٕنْ لَّمْ یَهْدِنِیْ رَبِّیْ لَاَكُوْنَنَّ مِنَ الْقَوْمِ الضَّآلِّیْنَ(۷۷)
En toen hij de maan zag glanzen, zeide hij: "Dit is mijn Heer." Maar toen zij onderging zeide hij: "Had mijn Heer mij niet geleid dan zou ik zeker tot het dwalende volk behoren."
En toen hij de maan zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer." Maar toen zij onderging zei hij: "Als mijn heer mij niet de goede richting wijst zal ik zeker tot de mensen behoren die dwalen."
فَلَمَّا رَاَ الشَّمْسَ بَازِغَةً قَالَ هٰذَا رَبِّیْ هٰذَاۤ اَكْبَرُۚ-فَلَمَّاۤ اَفَلَتْ قَالَ یٰقَوْمِ اِنِّیْ بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تُشْرِكُوْنَ(۷۸)
En toen hij de zon zag stralen zeide hij: "Dit is mijn Heer. Dit is de grootste" Maar toen zij onderging, zeide hij: "O, mijn volk, ik heb niets uitstaande met uw afgoden."
En toen hij de zon zag opkomen zei hij: "Dit is mijn heer, deze is groter." Maar toen zij onderging zei hij: "O mensen, ik heb niets te maken met de veelgodendienst die jullie bedrijven.
اِنِّیْ وَجَّهْتُ وَجْهِیَ لِلَّذِیْ فَطَرَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ حَنِیْفًا وَّ مَاۤ اَنَا مِنَ الْمُشْرِكِیْنَۚ(۷۹)
"Ik heb mijn aangezicht oprecht gewend tot Hem, Die de hemelen en de aarde schiep en ik behoor niet tot de afgodendienaren."
Ik wend mijn aangezicht tot Hem die de hemelen en de aarde aangelegd heeft, als een aanhanger van het zuivere geloof en ik behoor niet tot de veelgodendienaars."
وَ حَآجَّهٗ قَوْمُهٗؕ-قَالَ اَتُحَآجُّوْٓنِّیْ فِی اللّٰهِ وَ قَدْ هَدٰىنِؕ-وَ لَاۤ اَخَافُ مَا تُشْرِكُوْنَ بِهٖۤ اِلَّاۤ اَنْ یَّشَآءَ رَبِّیْ شَیْــٴًـاؕ-وَسِعَ رَبِّیْ كُلَّ شَیْءٍ عِلْمًاؕ-اَفَلَا تَتَذَكَّرُوْنَ(۸۰)
En zijn volk redetwistte met hem. Hij zeide: "Redetwist gij met mij omtrent Allah, terwijl Hij mij recht heeft geleid? En ik vrees hetgeen gij met Hem vereenzelvigt niet, tenzij mijn Heer iets wenst. Mijn Heer omvat alle dingen in Zijn kennis. Wilt gij er dan geen lering uit trekken?"
Zijn volk redetwistte met hem. Hij zei: "Willen jullie met mij over God redetwisten, terwijl Hij mij op het goede pad gebracht heeft? Ik vrees wat jullie aan Hem als metgezellen toevoegen niet, behalve als mijn Heer iets wil. Mijn Heer omvat alles met Zijn kennis. Zullen jullie je dan niet laten vermanen?
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan