READ

Surah Al-An'aam

اَلْاَ نْعَام
165 Ayaat    مکیۃ


6:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
6:1
اَلْحَمْدُ لِلّٰهِ الَّذِیْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ وَ جَعَلَ الظُّلُمٰتِ وَ النُّوْرَ۬ؕ-ثُمَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا بِرَبِّهِمْ یَعْدِلُوْنَ(۱)
Alle lof komt Allah toe, Die de hemelen en de aarde schiep en de duisternis en het licht deed ontstaan; toch stellen de ongelovigen gelijken naast hun Heer.

Geloofd zij God, die de hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis en het licht heeft ingesteld: desniettegenstaande plaatsen zij, die niet in den Heer gelooven, andere goden naast hem.
6:2
هُوَ الَّذِیْ خَلَقَكُمْ مِّنْ طِیْنٍ ثُمَّ قَضٰۤى اَجَلًاؕ-وَ اَجَلٌ مُّسَمًّى عِنْدَهٗ ثُمَّ اَنْتُمْ تَمْتَرُوْنَ(۲)
Hij is het, Die u uit klei schiep en daarna een termijn bepaalde. De vastgestelde termijn is bij Hem. Toch twijfelt gij.

Hij is het, die u uit slijk heeft geschapen, en daarna het einde van uw leven heeft bepaald. Dat vooruit bepaalde einde is in zijne macht; nog twijfelt gij er aan.
6:3
وَ هُوَ اللّٰهُ فِی السَّمٰوٰتِ وَ فِی الْاَرْضِؕ-یَعْلَمُ سِرَّكُمْ وَ جَهْرَكُمْ وَ یَعْلَمُ مَا تَكْسِبُوْنَ(۳)
En Hij is Allah in de hemelen en op aarde. Hij kent uw innerlijk en uw uiterlijk en Hij weet, wat gij verdient.

Hij is God in den hemel en op aarde; hij weet wat gij heimelijk doet; en wat gij openbaart, en weet wat gij verdient.
6:4
وَ مَا تَاْتِیْهِمْ مِّنْ اٰیَةٍ مِّنْ اٰیٰتِ رَبِّهِمْ اِلَّا كَانُوْا عَنْهَا مُعْرِضِیْنَ(۴)
En er komt van de tekenen van hun Heer geen teken tot hen of zij wenden zich er van af.

Er kwam geen enkel teeken tot hen, van de teekenen van hunnen Heer, of zij wendden zich er af.
6:5
فَقَدْ كَذَّبُوْا بِالْحَقِّ لَمَّا جَآءَهُمْؕ-فَسَوْفَ یَاْتِیْهِمْ اَنْۢبٰٓؤُا مَا كَانُوْا بِهٖ یَسْتَهْزِءُوْنَ(۵)
Zij hebben de waarheid verloochend toen deze tot hen kwam, maar de tijdingen waarover zij spotten zullen hen weldra bereiken.

En zij hebben de waarheid geloochend, nadat zij tot hen was gekomen: maar eene boodschap zal tot hen komen, nopens hetgeen zij bespot hebben.
6:6
اَلَمْ یَرَوْا كَمْ اَهْلَكْنَا مِنْ قَبْلِهِمْ مِّنْ قَرْنٍ مَّكَّنّٰهُمْ فِی الْاَرْضِ مَا لَمْ نُمَكِّنْ لَّكُمْ وَ اَرْسَلْنَا السَّمَآءَ عَلَیْهِمْ مِّدْرَارًا۪-وَّ جَعَلْنَا الْاَنْهٰرَ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهِمْ فَاَهْلَكْنٰهُمْ بِذُنُوْبِهِمْ وَ اَنْشَاْنَا مِنْۢ بَعْدِهِمْ قَرْنًا اٰخَرِیْنَ(۶)
Zien zij niet, hoeveel geslachten Wij v??r hen hebben vernietigd? Wij hadden hun zulke macht op de aarde gegeven als Wij u niet hebben geschonken en Wij zonden wolken over hen die regelmatig regen deden neerstromen en Wij deden rivieren onder hen vloeien; daarna vernietigden Wij hen vanwege hun zonden en deden een ander geslacht na hen ontstaan.

Hebben zij niet opgemerkt, hoe vele geslachten wij vóór hen hebben vernietigd. Wij hebben hen op de aarde geplaatst op eene wijze zooals wij u niet hebben geplaatst. Wij hebben den hemel gezonden om overvloed op hen te doen regenen, en gaven hun rivieren, die onder hunnen voet stroomden; daarna hebben wij hen om hunne zonden vernietigd, en hebben andere geslachten na hen doen opstaan.
6:7
وَ لَوْ نَزَّلْنَا عَلَیْكَ كِتٰبًا فِیْ قِرْطَاسٍ فَلَمَسُوْهُ بِاَیْدِیْهِمْ لَقَالَ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ هٰذَاۤ اِلَّا سِحْرٌ مُّبِیْنٌ(۷)
En al hadden Wij u een boek op perkament nedergezonden en al hadden zij het met hun handen betast, zouden de ongelovigen toch hebben gezegd: "Dit is niets dan klaarblijkelijke tovenarij."

Zelfs indien wij hun een boek hadden nedergezonden, op papier geschreven, en zij hadden het met hunne handen aangeraakt, zouden de ongeloovigen zekerlijk hebben gezegd: Dit is slechts tooverij.
6:8
وَ قَالُوْا لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْهِ مَلَكٌؕ-وَ لَوْ اَنْزَلْنَا مَلَكًا لَّقُضِیَ الْاَمْرُ ثُمَّ لَا یُنْظَرُوْنَ(۸)
Zij zeggen: "Waarom is er geen engel tot hem (de Profeet) nedergezonden?" En indien Wij een engel zenden dan wordt de zaak afgedaan en er wordt hun geen uitstel gegeven.

Zij zeggen, dat zoolang geen engel tot hen werd nedergezonden, zij niet zullen gelooven. Maar indien wij een engel hadden nedergezonden, zou hunne zaak reeds bepaald zijn, en zij zouden geen oogenblik berouw gevoeld hebben.
6:9
وَ لَوْ جَعَلْنٰهُ مَلَكًا لَّجَعَلْنٰهُ رَجُلًا وَّ لَلَبَسْنَا عَلَیْهِمْ مَّا یَلْبِسُوْنَ(۹)
En als Wij een engel hadden aangesteld, zouden Wij hem als mens hebben doen voorkomen en zo zouden Wij hetgeen zij verwarren, voor hen nog verwarder hebben gemaakt.

En indien wij een engel als onzen boodschapper hadden aangewezen, zouden wij hem in den vorm van een mensch gezonden hebben; en wij zouden dien voor hen hebben gekleed, gelijk zij gekleed zijn.
6:10
وَ لَقَدِ اسْتُهْزِئَ بِرُسُلٍ مِّنْ قَبْلِكَ فَحَاقَ بِالَّذِیْنَ سَخِرُوْا مِنْهُمْ مَّا كَانُوْا بِهٖ یَسْتَهْزِءُوْنَ۠(۱۰)
En voorzeker de boodschappers v??r u werden ook bespot, zo trof diegenen die bespotten, de straf voor hetgeen zij bespotten.

Andere apostelen zijn vóór u bespot, maar de straf waarmede zij spotten, heeft de spotters bereikt.
6:11
قُلْ سِیْرُوْا فِی الْاَرْضِ ثُمَّ انْظُرُوْا كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِیْنَ(۱۱)
Zeg: "Gaat op aarde rond en ziet, wat het einde was der loochenaars."

Zeg hun: Doorloopt de aarde en ziet wat het einde van hen was, die onze profeten van bedrog beschuldigden.
6:12
قُلْ لِّمَنْ مَّا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-قُلْ لِّلّٰهِؕ-كَتَبَ عَلٰى نَفْسِهِ الرَّحْمَةَؕ-لَیَجْمَعَنَّكُمْ اِلٰى یَوْمِ الْقِیٰمَةِ لَا رَیْبَ فِیْهِؕ-اَلَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ فَهُمْ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۲)
Zeg: "Aan wie behoort hetgeen in de hemelen en op aarde is?" Zeg: "Aan Allah." Hij heeft het op Zich genomen, barmhartigheid te tonen. Voorzeker Hij zal u op de Dag der Opstanding verzamelen, daaraan is geen twijfel. Zij, die hun zielen hebben tekort gedaan, geloven niet.

Zeg: Wien behoort wat hemel en aarde bevatten? Zeg: Aan God. Hij heeft zich zelven barmhartigheid voorgeschreven. Hij zal u zeker op den dag der opstanding verzamelen; daaraan is geen twijfel. Zij, die niet gelooven, verwoesten hunne eigene zielen.
6:13
وَ لَهٗ مَا سَكَنَ فِی الَّیْلِ وَ النَّهَارِؕ-وَ هُوَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۱۳)
Aan Hem behoort wat in nacht en dag bestaat. En Hij is de Alhorende, Alwetende.

Hem behoort alles wat bij nacht of bij dag gebeurt; hij hoort en ziet alles.
6:14
قُلْ اَغَیْرَ اللّٰهِ اَتَّخِذُ وَلِیًّا فَاطِرِ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ هُوَ یُطْعِمُ وَ لَا یُطْعَمُؕ-قُلْ اِنِّیْۤ اُمِرْتُ اَنْ اَكُوْنَ اَوَّلَ مَنْ اَسْلَمَ وَ لَا تَكُوْنَنَّ مِنَ الْمُشْرِكِیْنَ(۱۴)
Zeg: "Zal ik een andere Beschermer nemen, dan Allah, de Schepper der hemelen en der aarde, Die voedt en niet wordt gevoed?" Zeg: "Het is mij bevolen, de eerste te zijn die zich onderwerpt." En behoort niet tot de afgodendienaren.

Zeg: Zal ik een anderen beschermer kiezen dan God, de schepper van hemel en aarde, die alles voedt en door niemand gevoed wordt? Zeg: Waarlijk, mij is bevolen, de eerste te zijn die den Islam belijdt en het werd mij gezegd: Gij zult op geenerlei wijze een afgodendienaar zijn.
6:15
قُلْ اِنِّیْۤ اَخَافُ اِنْ عَصَیْتُ رَبِّیْ عَذَابَ یَوْمٍ عَظِیْمٍ(۱۵)
Zeg: "Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van de grote Dag."

Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik ongehoorzaam jegens mijnen Heer mocht zijn.
6:16
مَنْ یُّصْرَفْ عَنْهُ یَوْمَىٕذٍ فَقَدْ رَحِمَهٗؕ-وَ ذٰلِكَ الْفَوْزُ الْمُبِیْنُ(۱۶)
Van wie deze straf op die Dag is afgewend, Allah heeft hem inderdaad barmhartigheid betoond. En dat is een klaarblijkelijke overwinning.

Indien zij van iemand op dien dag wordt afgewend, zal God genadig omtrent hen zijn geweest, en dat eene blijkbare verlossing zijn.
6:17
وَ اِنْ یَّمْسَسْكَ اللّٰهُ بِضُرٍّ فَلَا كَاشِفَ لَهٗۤ اِلَّا هُوَؕ-وَ اِنْ یَّمْسَسْكَ بِخَیْرٍ فَهُوَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۱۷)
En als Allah u door schade treft, is er niemand die dit kan afwenden dan Hij; en als Hij u met weldaad omringt - Hij heeft macht over alle dingen.

Indien God u door eenig leed bedroeft, zal niemand het van u kunnen afnemen, uitgezonderd hij zelf; indien hij echter eene weldaad bewijst, is het omdat hij almachtig is.
6:18
وَ هُوَ الْقَاهِرُ فَوْقَ عِبَادِهٖؕ-وَ هُوَ الْحَكِیْمُ الْخَبِیْرُ(۱۸)
Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren en Hij is de Alwijze, en van alles op de hoogte.

Hij is de opperheer over zijne dienaren; en hij is wijs en alwetend.
6:19
قُلْ اَیُّ شَیْءٍ اَكْبَرُ شَهَادَةًؕ-قُلِ اللّٰهُ- شَهِیْدٌۢ بَیْنِیْ وَ بَیْنَكُمْ- وَ اُوْحِیَ اِلَیَّ هٰذَا الْقُرْاٰنُ لِاُنْذِرَكُمْ بِهٖ وَ مَنْۢ بَلَغَؕ-اَىٕنَّكُمْ لَتَشْهَدُوْنَ اَنَّ مَعَ اللّٰهِ اٰلِهَةً اُخْرٰىؕ-قُلْ لَّاۤ اَشْهَدُۚ-قُلْ اِنَّمَا هُوَ اِلٰهٌ وَّاحِدٌ وَّ اِنَّنِیْ بَرِیْٓءٌ مِّمَّا تُشْرِكُوْنَۘ(۱۹)
Zeg: "Wie is het gewichtigst als getuige?" Zeg: "Allah is getuige tussen u en mij. En deze Koran is mij geopenbaard, opdat ik u en wie hij bereikt, moge waarschuwen. Getuigt gij werkelijk dat er andere goden buiten Allah zijn?" Zeg: "Ik getuig niet." Zeg: "Hij is de ene God en ik heb niets uitstaande met datgene wat gij met Hem vereenzelvigt."

Zeg: Wat is het sterkste bij het afleggen van getuigenis? Zeg: God; hij is getuige tusschen mij en u. En deze Koran werd mij geopenbaard, opdat ik u daardoor zou waarschuwen, en ook hen tot welke hij zal komen. Gelooft gij inderdaad dat er andere goden behalve God zijn? Zeg: Ik belijd dit niet. Zeg: Waarlijk, hij is eén God en ik ben onschuldig aan hetgeen gij met hem vereenigt.
6:20
اَلَّذِیْنَ اٰتَیْنٰهُمُ الْكِتٰبَ یَعْرِفُوْنَهٗ كَمَا یَعْرِفُوْنَ اَبْنَآءَهُمْۘ-اَلَّذِیْنَ خَسِرُوْۤا اَنْفُسَهُمْ فَهُمْ لَا یُؤْمِنُوْنَ۠(۲۰)
Degenen, wie Wij het Boek gaven, erkennen hem (de Profeet), zoals zij hun kinderen erkennen. Maar zij, die hun ziel hebben tekort gedaan, willen niet geloven.

Zij, wie wij de schrift hebben gegeven, kennen onzen apostel zooals zij hunne eigene kinderen kennen: maar zij, die hunne eigene zielen verwoesten, zullen niet gelooven.
6:21
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا اَوْ كَذَّبَ بِاٰیٰتِهٖؕ-اِنَّهٗ لَا یُفْلِحُ الظّٰلِمُوْنَ(۲۱)
En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen tegen Allah uitdenkt of Zijn tekenen verloochent? Voorzeker, de onrechtvaardigen zullen niet slagen.

Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God verzint, of zijne teekenen van bedrog beschuldigt? Waarlijk, de booze zal niet bloeien.
6:22
وَ یَوْمَ نَحْشُرُهُمْ جَمِیْعًا ثُمَّ نَقُوْلُ لِلَّذِیْنَ اَشْرَكُوْۤا اَیْنَ شُرَكَآؤُكُمُ الَّذِیْنَ كُنْتُمْ تَزْعُمُوْنَ(۲۲)
(Gedenk) de Dag, waarop Wij hen allen zullen verzamelen, dan zullen Wij zeggen tot degenen, die afgoderij pleegden: "Waar zijn uw mededingers, die gij beweerdet (te bezitten)?"

En op den dag der opstanding zullen wij hen allen verzamelen, en dan zullen wij zeggen tot hen, die anderen met God vereenigen: Waar zijn uwe makkers, van wien gij u verbeeldt, dat zij het van God zijn?
6:23
ثُمَّ لَمْ تَكُنْ فِتْنَتُهُمْ اِلَّاۤ اَنْ قَالُوْا وَ اللّٰهِ رَبِّنَا مَا كُنَّا مُشْرِكِیْنَ(۲۳)
Dan zal hun antwoord niet anders zijn dan dat zij zeggen: "Bij Allah, onze Heer; wij waren geen afgodendienaren."

Maar zij zullen geene andere verontschuldiging hebben, dan dat zij zullen zeggen: Bij God, onzen Heer, zweren wij, dat wij geene afgodendienaars waren.
6:24
اُنْظُرْ كَیْفَ كَذَبُوْا عَلٰۤى اَنْفُسِهِمْ وَ ضَلَّ عَنْهُمْ مَّا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ(۲۴)
Zie, hoe zij tegen zichzelven liegen en hoe hetgeen zij plachten te verzinnen voor hen verloren is gegaan.

Zie hoe zij tegen zich zelven liegen, en hoe de goden zich hebben verborgen, die door hen werden uitgevonden.
6:25
وَ مِنْهُمْ مَّنْ یَّسْتَمِعُ اِلَیْكَۚ-وَ جَعَلْنَا عَلٰى قُلُوْبِهِمْ اَكِنَّةً اَنْ یَّفْقَهُوْهُ وَ فِیْۤ اٰذَانِهِمْ وَقْرًاؕ-وَ اِنْ یَّرَوْا كُلَّ اٰیَةٍ لَّا یُؤْمِنُوْا بِهَاؕ-حَتّٰۤى اِذَا جَآءُوْكَ یُجَادِلُوْنَكَ یَقُوْلُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْۤا اِنْ هٰذَاۤ اِلَّاۤ اَسَاطِیْرُ الْاَوَّلِیْنَ(۲۵)
Er zijn sommigen hunner, die naar u luisteren, maar Wij hebben sluiers om hun hart gelegd en hun oren verstopt, zodat zij niet begrijpen. En al zagen zij elk teken, zouden zij er toch niet in geloven; wanneer zij tot u komen redetwisten zij met u, en de ongelovigen zeggen: "Dit zijn niets dan fabelen der ouden."

Er zijn er onder hen, die luisteren, als gij den Koran leest, maar wij hebben sluiers over hunne harten geworpen, dat zij het niet zouden verstaan, en eene doofheid in hunne ooren; en indien zij zelfs alle soorten van teekens zagen, zouden zij er niet aan gelooven; en hunne ongeloovigheid zal zoo groot worden, dat zij zelfs tot u zullen komen om met u te twisten. De ongeloovigen zullen zeggen: Dit zijn niets anders dan dwaze fabelen uit oude tijden.
6:26
وَ هُمْ یَنْهَوْنَ عَنْهُ وَ یَنْــٴَـوْنَ عَنْهُۚ-وَ اِنْ یُّهْلِكُوْنَ اِلَّاۤ اَنْفُسَهُمْ وَ مَا یَشْعُرُوْنَ(۲۶)
En zij verbieden (anderen) en blijven er zelt verre van. En zij deren niemand dan zichzelven, zij bemerken het echter niet.

En zij zullen anderen verbieden er aan te gelooven, en zich er verre van verwijderen; maar zij zullen hunne eigene zielen slechts vernietigen, en dat gevoelen zij niet.
6:27
وَ لَوْ تَرٰۤى اِذْ وُقِفُوْا عَلَى النَّارِ فَقَالُوْا یٰلَیْتَنَا نُرَدُّ وَ لَا نُكَذِّبَ بِاٰیٰتِ رَبِّنَا وَ نَكُوْنَ مِنَ الْمُؤْمِنِیْنَ(۲۷)
En als gij het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor het Vuur zullen worden gebracht! Zij zullen dan zeggen: "O, mochten wij slechts worden teruggezonden, dan zouden wij de tekenen van onze Heer niet meer verloochenen en wij zouden tot de gelovigen behoren."

Indien gij hen zaagt, als zij in het vuur der hel zullen worden geplaatst, en zij zullen zeggen: Gave God dat wij in de wereld mochten worden teruggezonden; wij zouden dan de teekens van onzen Heer niet van bedrog beschuldigen, en wij zouden ware geloovigen worden.
6:28
بَلْ بَدَا لَهُمْ مَّا كَانُوْا یُخْفُوْنَ مِنْ قَبْلُؕ-وَ لَوْ رُدُّوْا لَعَادُوْا لِمَا نُهُوْا عَنْهُ وَ اِنَّهُمْ لَكٰذِبُوْنَ(۲۸)
Neen, hetgeen zij voorheen plachten te verbergen is hun duidelijk geworden. En als zij zouden worden teruggezonden zoudden zij gewis tot hetgeen hen was verboden terugkeren; Voorzeker zij zijn leugenaars.

Ja, het is hun duidelijk geworden, wat zij vroeger verborgen, en indien zij zelfs in de wereld werden teruggezonden, zouden zij zekerlijk terugkeeren tot datgene wat hun verboden werd; en zij zijn zekerlijk leugenaars.
6:29
وَ قَالُوْۤا اِنْ هِیَ اِلَّا حَیَاتُنَا الدُّنْیَا وَ مَا نَحْنُ بِمَبْعُوْثِیْنَ(۲۹)
En zij zeggen: "Er is niets dan ons leven van deze wereld en wij kunnen niet worden opgewekt."

En zij zeggen: Er is geen ander leven dan dit leven; nimmer zullen wij opgewekt worden.
6:30
وَ لَوْ تَرٰۤى اِذْ وُقِفُوْا عَلٰى رَبِّهِمْؕ-قَالَ اَلَیْسَ هٰذَا بِالْحَقِّؕ-قَالُوْا بَلٰى وَ رَبِّنَاؕ-قَالَ فَذُوْقُوا الْعَذَابَ بِمَا كُنْتُمْ تَكْفُرُوْنَ۠(۳۰)
En wanneer gij het slechts zoudt kunnen zien, wanneer zij voor hun Heer zullen worden gebracht, zal Hij zeggen: "Is dit niet de waarheid?" Zij zullen antwoorden: "Ja zeker, bij onze Heer." Hij zal zeggen: "Ondergaat dan de straf, omdat gij placht te verwerpen."

Maar indien gij kondet zien, als zij voor hunnen Heer zullen worden geplaatst! Hij zal tot hen zeggen: Was dit niet de waarheid? Zij zullen antwoorden: Ja, bij onzen Heer! God zal zeggen; Onderga dus de straf, omdat gij niet hebt geloofd.
6:31
قَدْ خَسِرَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِلِقَآءِ اللّٰهِؕ-حَتّٰۤى اِذَا جَآءَتْهُمُ السَّاعَةُ بَغْتَةً قَالُوْا یٰحَسْرَتَنَا عَلٰى مَا فَرَّطْنَا فِیْهَاۙ-وَ هُمْ یَحْمِلُوْنَ اَوْزَارَهُمْ عَلٰى ظُهُوْرِهِمْؕ-اَلَا سَآءَ مَا یَزِرُوْنَ(۳۱)
Voorzeker, zij, die de ontmoeting met Allah verloochenen, benadelen zich, totdat het uur onverwachts over hen komt, en zij zullen zeggen: "O, wij hebben wroeging, vanwege onze tekortkoming hierin." En zij zullen hun lasten op hun ruggen dragen. Ziet toe, wat zij dragen is zeker slecht.

Zij zijn verloren, die de verschijning voor God in het volgende leven als eene onwaarheid verwerpen, tot op het uur dat hen onvermijdelijk zal verrassen. Dan zullen zij zeggen: Helaas dat wij gedurende onzen leeftijd ons zelven achteloos hebben vergeten, en zij zullen hunne lasten op hunne schouders dragen; en zal het niet kwaad zijn, waarmede zij beladen zullen wezen?
6:32
وَ مَا الْحَیٰوةُ الدُّنْیَاۤ اِلَّا لَعِبٌ وَّ لَهْوٌؕ-وَ لَلدَّارُ الْاٰخِرَةُ خَیْرٌ لِّلَّذِیْنَ یَتَّقُوْنَؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ(۳۲)
Het wereldse leven is niets dan een spel en een ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuis van het Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen?

Dit tegenwoordige leven is niets anders dan een spel en een ijdel vermaak; maar, waarlijk, het volgende leven, zal beter zijn voor hen die God vreezen. Zult gij dat niet begrijpen?
6:33
قَدْ نَعْلَمُ اِنَّهٗ لَیَحْزُنُكَ الَّذِیْ یَقُوْلُوْنَ فَاِنَّهُمْ لَا یُكَذِّبُوْنَكَ وَ لٰكِنَّ الظّٰلِمِیْنَ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ یَجْحَدُوْنَ(۳۳)
Wij weten zeer goed dat hetgeen zij zeggen u verdriet doet, doch zij verloochenen u (profeet) niet, maar het zijn de tekenen van Allah die de boosdoeners verwerpen.

Nu weten wij, o Mahomet! dat het u grieft wat zij spreken! men beschuldigt niet u van valschheid; maar de ongeloovigen loochenen Gods teekenen.
6:34
وَ لَقَدْ كُذِّبَتْ رُسُلٌ مِّنْ قَبْلِكَ فَصَبَرُوْا عَلٰى مَا كُذِّبُوْا وَ اُوْذُوْا حَتّٰۤى اَتٰىهُمْ نَصْرُنَاۚ-وَ لَا مُبَدِّلَ لِكَلِمٰتِ اللّٰهِۚ-وَ لَقَدْ جَآءَكَ مِنْ نَّبَاِی الْمُرْسَلِیْنَ(۳۴)
Gewis, de boodschappers v??r u werden ook verloochend en gekweld, niettemin bleven zij geduldig in datgene, waarvoor zij waren verloochend; totdat onze hulp tot hen kwam. Er is niemand die de woorden van Allah kan veranderen. En er zijn reeds tijdingen omtrent die boodschappers tot u gekomen.

En reeds vóór u werden er apostelen voor leugenaars gehouden; zij verdroegen de beschuldigingen en de onrechtvaardigheid, tot op het oogenblik dat onze hulp tot hen kwam; want niemand kan Gods woorden veranderen; en gij hebt eenige inlichting ontvangen omtrent hen, die vroeger door hem werden gezonden.
6:35
وَ اِنْ كَانَ كَبُرَ عَلَیْكَ اِعْرَاضُهُمْ فَاِنِ اسْتَطَعْتَ اَنْ تَبْتَغِیَ نَفَقًا فِی الْاَرْضِ اَوْ سُلَّمًا فِی السَّمَآءِ فَتَاْتِیَهُمْ بِاٰیَةٍؕ-وَ لَوْ شَآءَ اللّٰهُ لَجَمَعَهُمْ عَلَى الْهُدٰى فَلَا تَكُوْنَنَّ مِنَ الْجٰهِلِیْنَ(۳۵)
En als hun afkeer u onverdraaglijk is, breng hun dan een teken, indien gij een opening in de aarde of een ladder naar de hemelen kunt vinden. En indian Allah wilde zou Hij hen zeker onder ??n leiding hebben verzameld. Behoor dus niet tot de onwetenden.

Indien hun afkeer u grieft, indien gij een holte kondet opzoeken, waardoor gij tot het binnenste der aarde zoudt kunnen doordringen, of eene ladder, waardoor gij tot in den hemel zoudt kunnen opklimmen, om hun een teeken te kunnen toonen, dan zoudt gij het doen; doch uwe pogingen zouden vruchteloos zijn; want indien het Gode behaagde, zou hij hen allen in de ware richting kunnen leiden; wees dus geen der onwetenden.
6:36
اِنَّمَا یَسْتَجِیْبُ الَّذِیْنَ یَسْمَعُوْنَ ﳳ-وَ الْمَوْتٰى یَبْعَثُهُمُ اللّٰهُ ثُمَّ اِلَیْهِ یُرْجَعُوْنَؐ(۳۶)
Alleen degenen die luisteren, kunnen aannemen. De doden zal Allah opwekken en dan zullen zij tot Hem worden teruggebracht.

Hij zal alleen hun een gunstig antwoord geven, die met aandacht zullen luisteren; en God zal de dooden opwekken; want tot hem zullen zij terugkeeren.
6:37
وَ قَالُوْا لَوْ لَا نُزِّلَ عَلَیْهِ اٰیَةٌ مِّنْ رَّبِّهٖؕ-قُلْ اِنَّ اللّٰهَ قَادِرٌ عَلٰۤى اَنْ یُّنَزِّلَ اٰیَةً وَّ لٰكِنَّ اَكْثَرَهُمْ لَا یَعْلَمُوْنَ(۳۷)
En zij zeggen: "Waarom is er over hem geen teken van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "Voorzeker, Allah heeft de macht om een teken neder te zenden." Maar de meesten hunner beseffen het niet.

De ongeloovigen zeggen, dat, zoo lang hun geen wonder van den Heer zal worden geopenbaard, zij niet zullen gelooven. Antwoordt: Waarlijk, God is in staat een wonder te doen; maar het grootste deel hunner weet het niet.
6:38
وَ مَا مِنْ دَآبَّةٍ فِی الْاَرْضِ وَ لَا طٰٓىٕرٍ یَّطِیْرُ بِجَنَاحَیْهِ اِلَّاۤ اُمَمٌ اَمْثَالُكُمْؕ-مَا فَرَّطْنَا فِی الْكِتٰبِ مِنْ شَیْءٍ ثُمَّ اِلٰى رَبِّهِمْ یُحْشَرُوْنَ(۳۸)
En er is geen beest dat op de aarde kruipt, noch een vogel die op zijn vleugels vliegt, of zij vormen gemeenschappen, zoals gij. Wij hebben niets uit het Boek weggelaten. Dan zullen zij tot hun Heer tezamen worden gebracht.

Er is geene diersoort op de aarde, noch een vogel die met zijne vleugels vliegt, welke niet, gelijk gij, een volk vormt. Wij hebben niets in het boek onzer besluiten vergeten; want tot hunnen Heer zullen zij terugkeeren.
6:39
وَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَا صُمٌّ وَّ بُكْمٌ فِی الظُّلُمٰتِؕ-مَنْ یَّشَاِ اللّٰهُ یُضْلِلْهُؕ-وَ مَنْ یَّشَاْ یَجْعَلْهُ عَلٰى صِرَاطٍ مُّسْتَقِیْمٍ(۳۹)
Zij, die Onze tekenen verloochenen, zijn doof en stom, in de duisternis. Allah laat wie Hij wil dwalen en Hij plaatst op het rechte pad wie Hij wil.

Zij, die onze teekens van logen beschuldigen, zijn doof en stom en wandelen in duisternis; God zal doen dwalen wien hij wil, en wie hem behaagt, zal hij op den rechten weg brengen.
6:40
قُلْ اَرَءَیْتَكُمْ اِنْ اَتٰىكُمْ عَذَابُ اللّٰهِ اَوْ اَتَتْكُمُ السَّاعَةُ اَغَیْرَ اللّٰهِ تَدْعُوْنَۚ-اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۴۰)
Zeg: "Wat denkt gij? Als de straf van Allah, of het uur over u komt, zult gij dan iemand anders aanroepen, dan Allah, als gij waarachtig zijt?"

Zeg: wat denkt gij? indien Gods straf over u komt, of het uur der opstanding, zult gij dan een ander dan God aanroepen; spreekt, indien gij oprecht zijt?
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download