READ

Surah Al-An'aam

اَلْاَ نْعَام
165 Ayaat    مکیۃ


6:121
وَ لَا تَاْكُلُوْا مِمَّا لَمْ یُذْكَرِ اسْمُ اللّٰهِ عَلَیْهِ وَ اِنَّهٗ لَفِسْقٌؕ-وَ اِنَّ الشَّیٰطِیْنَ لَیُوْحُوْنَ اِلٰۤى اَوْلِیٰٓـٕهِمْ لِیُجَادِلُوْكُمْۚ-وَ اِنْ اَطَعْتُمُوْهُمْ اِنَّكُمْ لَمُشْرِكُوْنَ۠(۱۲۱)
En eet niet van hetgeen, waarover de naam van Allah niet is uitgesproken, want dat is zeker ongehoorzaamheid. En de bozen sporen hun vrienden aan opdat zij met u mogen redetwisten. Als gij hen gehoorzaamt zult gij inderdaad afgodendienaren zijn.

Eet dus niet van datgene, waarbij Gods naam niet is herdacht; want dit is zeker zonde. De duivels zullen hunne vrienden ingeven, daarover met u te twisten, doch indien gij hen gehoorzaamt, zijt gij zekerlijk afgodendienaars.
6:122
اَوَ مَنْ كَانَ مَیْتًا فَاَحْیَیْنٰهُ وَ جَعَلْنَا لَهٗ نُوْرًا یَّمْشِیْ بِهٖ فِی النَّاسِ كَمَنْ مَّثَلُهٗ فِی الظُّلُمٰتِ لَیْسَ بِخَارِجٍ مِّنْهَاؕ-كَذٰلِكَ زُیِّنَ لِلْكٰفِرِیْنَ مَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۲۲)
Is hij, die dood was en wie Wij het leven gaven en voor wie Wij een licht maakten waardoor hij onder de mensen wandelt, gelijk aan hem, wiens toestand zodanig is dat hij in de duisternissen verblijft waaruit hij niet kan wegkomen? Zo werd voor de ongelovigen schoonschijnend gemaakt hetgeen zij deden.

Zal hij die dood geweest is, en dien wij tot het leven hebben teruggebracht, en dien wij een licht hebben geschonken, waarmede hij onder de menschen zou kunnen wandelen, als degene zijn, die in de duisternis wandelt en die daaruit niet kan geraken? Zoo werden de daden der ongeloovigen vooruit bereid.
6:123
وَ كَذٰلِكَ جَعَلْنَا فِیْ كُلِّ قَرْیَةٍ اَكٰبِرَ مُجْرِمِیْهَا لِیَمْكُرُوْا فِیْهَاؕ-وَ مَا یَمْكُرُوْنَ اِلَّا بِاَنْفُسِهِمْ وَ مَا یَشْعُرُوْنَ(۱۲۳)
En zo hebben Wij in elke stad de groten tot haar schuldigen gemaakt zodat zij er in samenspannen en zij smeden slechts tegen hun eigen ziel, maar zij bemerken het niet.

Zoo hebben wij in iedere stad hoofdlieden van de boozen aldaar geplaatst, opdat zij er valstrikken zouden spannen; doch zij zullen hunne eigene zielen slechts strikken spannen en zij weten het niet.
6:124
وَ اِذَا جَآءَتْهُمْ اٰیَةٌ قَالُوْا لَنْ نُّؤْمِنَ حَتّٰى نُؤْتٰى مِثْلَ مَاۤ اُوْتِیَ رُسُلُ اللّٰهِ ﲪ اَللّٰهُ اَعْلَمُ حَیْثُ یَجْعَلُ رِسَالَتَهٗؕ-سَیُصِیْبُ الَّذِیْنَ اَجْرَمُوْا صَغَارٌ عِنْدَ اللّٰهِ وَ عَذَابٌ شَدِیْدٌۢ بِمَا كَانُوْا یَمْكُرُوْنَ(۱۲۴)
0

En als hun een teeken wordt geopenbaard, zeggen zij: wij zullen op geenerlei wijze gelooven, tot ons eene openbaring worde gebracht, evenals diegene, welke aan Gods zendelingen werd gegeven; God weet het beste, wien hij tot zijnen zendeling zal verkiezen. De schande in Gods aangezicht bedreven, zal op hen vallen, die boos handelen, en eene strenge straf voor het kwaad, dat zij bedreven.
6:125
فَمَنْ یُّرِدِ اللّٰهُ اَنْ یَّهْدِیَهٗ یَشْرَحْ صَدْرَهٗ لِلْاِسْلَامِۚ-وَ مَنْ یُّرِدْ اَنْ یُّضِلَّهٗ یَجْعَلْ صَدْرَهٗ ضَیِّقًا حَرَجًا كَاَنَّمَا یَصَّعَّدُ فِی السَّمَآءِؕ-كَذٰلِكَ یَجْعَلُ اللّٰهُ الرِّجْسَ عَلَى الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۲۵)
Wie Allah ook wenst te leiden, Hij verruimt zijn hart voor de Islam en wie Hij wenst te laten dwalen, zijn hart maakt Hij eng en gesloten alsof hij een hoogte aan het beklimmen was. Zo legt Allah degenen die niet geloven, onreinheid op.

En hij, wien het Gode behaagt te leiden, zal zijne borst openen om het geloof van den Islam te ontvangen: doch wien het hem zal behagen in dwaling te brengen, diens borst zal hij sluiten en vernauwen als diegene, welke zich ten hemel wil verheffen. Zoo legt God eene vreeselijke straf aan hen op, die niet gelooven.
6:126
وَ هٰذَا صِرَاطُ رَبِّكَ مُسْتَقِیْمًاؕ-قَدْ فَصَّلْنَا الْاٰیٰتِ لِقَوْمٍ یَّذَّكَّرُوْنَ(۱۲۶)
En dit is het rechtleidende pad van uw Heer. Wij hebben de tekenen inderdaad verduidelijkt voor een volk dat er lering uit wil trekken.

Dit is Gods rechte weg. Thans hebben wij hun, die overdenken willen, onze teekenen duidelijk verklaard.
6:127
لَهُمْ دَارُ السَّلٰمِ عِنْدَ رَبِّهِمْ وَ هُوَ وَلِیُّهُمْ بِمَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۲۷)
Voor hen is het Huis van Vrede (het Paradijs) bij hun Heer en Hij is hun Vriend, wegens hetgeen zij doen.

Zij zullen eene woonplaats des vredes bij hunnen Heer hebben, en hij zal hun beschermer zijn voor datgene, wat zij hebben gedaan.
6:128
وَ یَوْمَ یَحْشُرُهُمْ جَمِیْعًاۚ-یٰمَعْشَرَ الْجِنِّ قَدِ اسْتَكْثَرْتُمْ مِّنَ الْاِنْسِۚ-وَ قَالَ اَوْلِیٰٓؤُهُمْ مِّنَ الْاِنْسِ رَبَّنَا اسْتَمْتَعَ بَعْضُنَا بِبَعْضٍ وَّ بَلَغْنَاۤ اَجَلَنَا الَّذِیْۤ اَجَّلْتَ لَنَاؕ-قَالَ النَّارُ مَثْوٰىكُمْ خٰلِدِیْنَ فِیْهَاۤ اِلَّا مَا شَآءَ اللّٰهُؕ-اِنَّ رَبَّكَ حَكِیْمٌ عَلِیْمٌ(۱۲۸)
De Dag, waarop Hij hen allen tezamen zal verzamelen, (zal Hij zeggen): "O, gezelschap van djinn, gij hebt een grote hoeveelheid mensen tot u getrokken." En hun vrienden onder de mensen zullen zeggen: "Onze Heer, wij hebben van elkander geprofiteerd, maar nu hebben wij de termijn welke Gij voor ons hebt vastgesteld bereikt." Hij zal zeggen: "Het Vuur is uw tehuis waarin gij zult vertoeven, behalve wat Allah moge behagen." Voorzeker, uw Heer is Alwijs, Alwetend.

Denk aan den dag, waarop God hen allen verzamelen en zeggen zal: verzameling van geniussen; gij hebt te veel misbruik van de menschen gemaakt, en hunne vrienden onder de menschen zullen zeggen: O Heer! de een van ons heeft van den andere diensten genoten en wij zijn tot den gestelden eindpaal genaderd, dien gij ons hebt bepaald. God zal zeggen: het hellevuur zal uwe woning zijn; daarin zult gij eeuwig verblijven, tot het Gode zal behagen uwe smarten te lenigen; want uw Heer is wijs en alwetend.
6:129
وَ كَذٰلِكَ نُوَلِّیْ بَعْضَ الظّٰلِمِیْنَ بَعْضًۢا بِمَا كَانُوْا یَكْسِبُوْنَ۠(۱۲۹)
En op dezelfde wijze maken Wij sommigen der onrechtvaardigen tot vrienden voor de anderen, voor hetgeen zij verdienen.

Zoo plaatsen wij sommigen der onrechtvaardigen boven anderen van hen, om hetgeen zij hebben bedreven.
6:130
یٰمَعْشَرَ الْجِنِّ وَ الْاِنْسِ اَلَمْ یَاْتِكُمْ رُسُلٌ مِّنْكُمْ یَقُصُّوْنَ عَلَیْكُمْ اٰیٰتِیْ وَ یُنْذِرُوْنَكُمْ لِقَآءَ یَوْمِكُمْ هٰذَاؕ-قَالُوْا شَهِدْنَا عَلٰۤى اَنْفُسِنَا وَ غَرَّتْهُمُ الْحَیٰوةُ الدُّنْیَا وَ شَهِدُوْا عَلٰۤى اَنْفُسِهِمْ اَنَّهُمْ كَانُوْا كٰفِرِیْنَ(۱۳۰)
O, gezelschap van djinn en mensen. Kwamen er niet uit uw midden boodschappers tot u die u Mijn tekenen verhaalden en die u voor de ontmoeting van deze Dag waarschuwden? Zij zullen zeggen: "Wij getuigen tegen onszelven." Het wereldse leven bedroog hen. En zij zullen tegen zichzelf getuigen, dat zij ongelovigen waren.

O verzameling van geniussen en menschen! kwamen er geene zendelingen van u zelven tot u die u mijne teekens herhaalden, en die u de verschijning van dezen dag voorspelden? Zij zullen antwoorden: wij leggen getuigenis tegen ons zelven af: het tegenwoordige leven verblindde hen, en zij zullen tegen zich zelven getuigen, dat zij ongeloovigen waren.
6:131
ذٰلِكَ اَنْ لَّمْ یَكُنْ رَّبُّكَ مُهْلِكَ الْقُرٰى بِظُلْمٍ وَّ اَهْلُهَا غٰفِلُوْنَ(۱۳۱)
Dit komt, omdat uw Heer de steden niet onrechtvaardig wilde vernietigen, terwijl de mensen er van onbewust waren.

En dit was Gods handelwijze; want God is niet de verwoester der steden, die haar verdelgt uit boosheid, terwijl hare bewoners zorgeloos waren.
6:132
وَ لِكُلٍّ دَرَجٰتٌ مِّمَّا عَمِلُوْاؕ-وَ مَا رَبُّكَ بِغَافِلٍ عَمَّا یَعْمَلُوْنَ(۱۳۲)
En er zijn voor allen graden overeenkomstig hetgeen zij doen en uw Heer is niet onopmerkzaam jegens hetgeen zij doen.

Ieder zal graden van belooning genieten, naarmate van hetgeen zij zullen bedreven hebben; want God is niet onopmerkzaam nopens hetgeen zij doen.
6:133
وَ رَبُّكَ الْغَنِیُّ ذُو الرَّحْمَةِؕ-اِنْ یَّشَاْ یُذْهِبْكُمْ وَ یَسْتَخْلِفْ مِنْۢ بَعْدِكُمْ مَّا یَشَآءُ كَمَاۤ اَنْشَاَكُمْ مِّنْ ذُرِّیَّةِ قَوْمٍ اٰخَرِیْنَؕ(۱۳۳)
En uw Heer is Onafhankelijk, Barmhartig. En als Hij het wil, kan Hij u wegnemen en u doen opvolgen wie Hij wil, zoals Hij u uit het nageslacht van andere mensen deed ontstaan.

En uw Heer is rijk en vol van barmhartigheid. Indien het hem behaagt, kan hij u vernietigen, en hij kan uit u doen voortkomen wie hem behaagt, zooals hij u uit de nakomelingschap van een ander volk heeft doen voortspruiten.
6:134
اِنَّ مَا تُوْعَدُوْنَ لَاٰتٍۙ-وَّ مَاۤ اَنْتُمْ بِمُعْجِزِیْنَ(۱۳۴)
Hetgeen u is beloofd, zal voorzeker geschieden en gij kunt het niet voorkomen.

Waarlijk, datgene, waarmede men u bedreigt, zal gebeuren, en gij zult het niet kunnen voorkomen.
6:135
قُلْ یٰقَوْمِ اعْمَلُوْا عَلٰى مَكَانَتِكُمْ اِنِّیْ عَامِلٌۚ-فَسَوْفَ تَعْلَمُوْنَۙ-مَنْ تَكُوْنُ لَهٗ عَاقِبَةُ الدَّارِؕ-اِنَّهٗ لَا یُفْلِحُ الظّٰلِمُوْنَ(۱۳۵)
Zeg: "O mijn volk, handel naar uw vermogen, ik handel ook. Gij zult weldra weten voor wie de uiteindelijke beloning van het tehuis zal zijn." Waarlijk de onrechtvaardigen slagen nooit.

Zeg tot de bewoners van Mekka; O mijn volk! handel overeenkomstig uwe kracht; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig mijnen plicht. En hierna zult gij kennen, wat de belooning van het paradijs is. De goddeloozen zullen niet bloeien.
6:136
وَ جَعَلُوْا لِلّٰهِ مِمَّا ذَرَاَ مِنَ الْحَرْثِ وَ الْاَنْعَامِ نَصِیْبًا فَقَالُوْا هٰذَا لِلّٰهِ بِزَعْمِهِمْ وَ هٰذَا لِشُرَكَآىٕنَاۚ-فَمَا كَانَ لِشُرَكَآىٕهِمْ فَلَا یَصِلُ اِلَى اللّٰهِۚ-وَ مَا كَانَ لِلّٰهِ فَهُوَ یَصِلُ اِلٰى شُرَكَآىٕهِمْؕ-سَآءَ مَا یَحْكُمُوْنَ(۱۳۶)
En zij hebben Allah een deel van de oogsten en van het vee aangewezen, dat Hij heeft voortgebracht en zij zeggen: "Dit is voor Allah en dit is voor onze goden," zoals zij het zich denken. Maar hetgeen voor hun afgoden is, bereikt Allah niet, terwijl hetgeen voor Allah is, hun afgoden wel bereikt. Slecht is hetgeen zij oordelen.

Die van Mekka bestemmen een deel van hetgeen hij in hunnen oogst en onder hun vee heeft doen geboren worden, voor God, en zeggen dit behoort God (volgens hun verbeelding), en dit aan onze gezellen. En dat wat voor hunne gezellen is bestemd, komt niet tot God, en hetgeen voor God bestemd is, zal tot hunne makkers komen. Hoe verkeerd oordeelen zij.
6:137
وَ كَذٰلِكَ زَیَّنَ لِكَثِیْرٍ مِّنَ الْمُشْرِكِیْنَ قَتْلَ اَوْلَادِهِمْ شُرَكَآؤُهُمْ لِیُرْدُوْهُمْ وَ لِیَلْبِسُوْا عَلَیْهِمْ دِیْنَهُمْؕ-وَ لَوْ شَآءَ اللّٰهُ مَا فَعَلُوْهُ فَذَرْهُمْ وَ مَا یَفْتَرُوْنَ(۱۳۷)
Op dezelfde manier hebben voor velen der afgodendienaren hun afgoden het doden hunner kinderen schoonschijnend gemaakt, opdat zij hen mogen vernietigen en verwarring in hun godsdienst doen ontstaan. En als Allah het wilde, zouden zij dit niet hebben gedaan, laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.

Zoo hebben hunne gezellen verscheidene der afgodendienaars ingegeven, hunne kinderen te dooden, opdat zij hen in het verderf zouden kunnen voeren, en dat zij hunnen godsdienst duister konden maken, en hen daarin verwarren. Maar indien het Gode had behaagd, zouden zij dit niet hebben gedaan; verlaat hen dus en datgene wat zij valschelijk uitdenken.
6:138
وَ قَالُوْا هٰذِهٖۤ اَنْعَامٌ وَّ حَرْثٌ حِجْرٌ ﳓ لَّا یَطْعَمُهَاۤ اِلَّا مَنْ نَّشَآءُ بِزَعْمِهِمْ وَ اَنْعَامٌ حُرِّمَتْ ظُهُوْرُهَا وَ اَنْعَامٌ لَّا یَذْكُرُوْنَ اسْمَ اللّٰهِ عَلَیْهَا افْتِرَآءً عَلَیْهِؕ-سَیَجْزِیْهِمْ بِمَا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ(۱۳۸)
Zij zeggen: "Dit en dat vee en die en die oogsten zijn verboden, niemand zal er van eten, dan wie het ons belieft" - alzo beweren zij - en er is vee, welks ruggen verboden zijn en er is vee, waarover zij de naam van Allah niet uitspreken en zij bedenken een leugen over Hem. Hij zal hen weldra vergelden, hetgeen zij verzinnen.

Zij zeggen ook: Dit vee en deze aardvruchten zijn geheiligd, niemand zal daarvan eten dan die ons behaagt (gelijk zij zich verbeelden); deze dieren mogen niet tot lastdieren gebruikt worden; en over deze dieren wordt Gods naam niet uitgesproken, als zij die slachten; zoo denken zij een leugen tegen hem uit, maar God zal hen beloonen voor hetgeen zij valschelijk uitdenken.
6:139
وَ قَالُوْا مَا فِیْ بُطُوْنِ هٰذِهِ الْاَنْعَامِ خَالِصَةٌ لِّذُكُوْرِنَا وَ مُحَرَّمٌ عَلٰۤى اَزْوَاجِنَاۚ-وَ اِنْ یَّكُنْ مَّیْتَةً فَهُمْ فِیْهِ شُرَكَآءُؕ-سَیَجْزِیْهِمْ وَصْفَهُمْؕ-اِنَّهٗ حَكِیْمٌ عَلِیْمٌ(۱۳۹)
En zij zeggen: "Hetgeen in de baarmoeders van dit en dat vee is, is uitsluitend voor onze mannen en is onze vrouwen verboden, maar als het dood geboren wordt hebben zij allen er deel aan." Hij zal hen naar hun bewering belonen. Voorzeker, Hij is Alwijs, Alwetend.

En zij zeggen: De jongen van deze dieren mogen onze mannen eten, maar onze vrouwen niet; doch indien de vrucht on voldragen is, mogen ze beiden haar eten. God zal hen beloonen voor hun onderscheid maken. Hij is verstandig en wijs.
6:140
قَدْ خَسِرَ الَّذِیْنَ قَتَلُـوْۤااَوْلَادَهُمْ سَفَهًۢا بِغَیْرِ عِلْمٍ وَّ حَرَّمُوْا مَا رَزَقَهُمُ اللّٰهُ افْتِرَآءً عَلَى اللّٰهِؕ-قَدْ ضَلُّوْا وَ مَا كَانُوْا مُهْتَدِیْنَ۠(۱۴۰)
Zij, die hun kinderen door gebrek aan kennis uit domheid doden en hetgeen, waarvan Allah hen heeft voorzien, onwettig maken, een leugen over Allah smedende, zijn inderdaad afgedwaald - noch kunnen zij recht geleid worden.

Zij zijn onredbaar verloren, die hunne kinderen dwazelijk, zonder kennis, hebben vermoord, en verboden hebben, wat God hun tot voedsel heeft gegeven, terwijl zij eene leugen tegen God uitdachten. Zij dwaalden en werden niet op den rechten weg geleid.
6:141
وَ هُوَ الَّذِیْۤ اَنْشَاَ جَنّٰتٍ مَّعْرُوْشٰتٍ وَّ غَیْرَ مَعْرُوْشٰتٍ وَّ النَّخْلَ وَ الزَّرْعَ مُخْتَلِفًا اُكُلُهٗ وَ الزَّیْتُوْنَ وَ الرُّمَّانَ مُتَشَابِهًا وَّ غَیْرَ مُتَشَابِهٍؕ-كُلُوْا مِنْ ثَمَرِهٖۤ اِذَاۤ اَثْمَرَ وَ اٰتُوْا حَقَّهٗ یَوْمَ حَصَادِهٖ ﳲ وَ لَا تُسْرِفُوْاؕ-اِنَّهٗ لَا یُحِبُّ الْمُسْرِفِیْنَۙ(۱۴۱)
Hij is het, Die tuinen doet ontstaan, wel of niet gestut en de dadelpalm en de korenvelden, waarvan de vruchten van verschillende soorten zijn en de olijf en de granaatappel van gelijke en ongelijke soort. Eet de vruchten ervan wanneer zij vruchten dragen, maar betaalt op de dag van de oogst, wat Hem verschuldigd is en verkwist het niet. Voorzeker, Allah heeft de verkwisters niet lief.

Hij is het, die de wijngaarden heeft geschapen, zoowel die door houten latwerk zijn gestut, als zij die het niet zijn, en palmboomen en de granen verschillende soorten voedsel opleverende, en olijven en granaatappelen, die elkander gelijk en niet gelijk zijn. Eet van hunne vruchten als zij vruchten dragen, en betaal den prijs daarvoor op den dag van den oogst; doch verkwist niet; want God bemint den verkwister niet.
6:142
وَ مِنَ الْاَنْعَامِ حَمُوْلَةً وَّ فَرْشًاؕ-كُلُوْا مِمَّا رَزَقَكُمُ اللّٰهُ وَ لَا تَتَّبِعُوْا خُطُوٰتِ الشَّیْطٰنِؕ-اِنَّهٗ لَكُمْ عَدُوٌّ مُّبِیْنٌۙ(۱۴۲)
En Hij schiep onder het vee lastvee en slachtvee. Eet van hetgeen Allah u heeft voorzien en volgt de voetstappen van Satan niet. Voorzeker, hij is een openlijke vijand voor u.

En God heeft u sommige dieren gegeven, die tot het dragen van lasten zijn geschapen, en sommigen die alleen geschapen zijn om geslacht te worden. Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, en volg de stappen van satan niet; want hij is uw verklaarde vijand.
6:143
ثَمٰنِیَةَ اَزْوَاجٍۚ-مِنَ الضَّاْنِ اثْنَیْنِ وَ مِنَ الْمَعْزِ اثْنَیْنِؕ-قُلْ ءٰٓالذَّكَرَیْنِ حَرَّمَ اَمِ الْاُنْثَیَیْنِ اَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَیْهِ اَرْحَامُ الْاُنْثَیَیْنِؕ- نَبِّـٴُـوْنِیْ بِعِلْمٍ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَۙ(۱۴۳)
Acht, in paren: Twee van de schapen en twee van de geiten. Zeg: "Zijn het de twee mannelijke dieren, die Hij heeft verboden, of de twee vrouwelijke dieren, ofwel, hetgeen de baarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Onderricht mij met zekerheid, indien gij waarachtig zijt."

Vier paren vee heeft God u gegeven: een paar schapen en een paar geiten (elk van twee soorten). Zeg tot hen: heeft God de twee mannetjes van de schapen en van de geiten, of de twee wijfjes verboden, of dat wat de lichamen der wijfjes bevatten? Zeg mij met zekerheid, indien gij waarheid spreekt.
6:144
وَ مِنَ الْاِبِلِ اثْنَیْنِ وَ مِنَ الْبَقَرِ اثْنَیْنِؕ-قُلْ ءٰٓالذَّكَرَیْنِ حَرَّمَ اَمِ الْاُنْثَیَیْنِ اَمَّا اشْتَمَلَتْ عَلَیْهِ اَرْحَامُ الْاُنْثَیَیْنِؕ-اَمْ كُنْتُمْ شُهَدَآءَ اِذْ وَصّٰىكُمُ اللّٰهُ بِهٰذَاۚ-فَمَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا لِّیُضِلَّ النَّاسَ بِغَیْرِ عِلْمٍؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَا یَهْدِی الْقَوْمَ الظّٰلِمِیْنَ۠(۱۴۴)
En twee der kamelen en twee der runderen. Zeg: "Zijn het de twee mannelijke dieren die Hij heeft verboden of de twee vrouwelijke dieren ofwel, hetgeen de baarmoeders der twee vrouwelijke dieren bevatten? Waart gij aanwezig toen Allah u dit oplegde? Wie is dan onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah bedenkt om de mensen zonder kennis te doen dwalen?" Voorzeker, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

En God gaf u een paar kameelen en een paar runderen. Zeg, heeft hij de twee mannetjes van dezen, of de twee wijfjes verboden, of wat de lichamen der beide wijfjes bevatten? Waart gij tegenwoordig toen God u dit beval? En wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt, opdat hij onverstandige menschen zou kunnen verleiden? Waarlijk, God leidt de onrechtvaardigen niet.
6:145
قُلْ لَّاۤ اَجِدُ فِیْ مَاۤ اُوْحِیَ اِلَیَّ مُحَرَّمًا عَلٰى طَاعِمٍ یَّطْعَمُهٗۤ اِلَّاۤ اَنْ یَّكُوْنَ مَیْتَةً اَوْ دَمًا مَّسْفُوْحًا اَوْ لَحْمَ خِنْزِیْرٍ فَاِنَّهٗ رِجْسٌ اَوْ فِسْقًا اُهِلَّ لِغَیْرِ اللّٰهِ بِهٖۚ-فَمَنِ اضْطُرَّ غَیْرَ بَاغٍ وَّ لَا عَادٍ فَاِنَّ رَبَّكَ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۱۴۵)
0

Zeg: ik vind in datgene, wat mij werd geopenbaard, geenerlei ding verboden om te eten, dan doode dieren, bloed dat gevloeid heeft en varkensvleesch; want dat is eene afschuwelijkheid, of datgene wat ontwijd is, doordat het in den naam van een ander dan God is gedood. Doch hij, die door den nood mocht gedwongen zijn, en het niet uit ongehoorzaamheid eet, noch met de bedoeling om te zondigen, waarlijk, hem zal God barmhartig en goedertieren zijn.
6:146
وَ عَلَى الَّذِیْنَ هَادُوْا حَرَّمْنَا كُلَّ ذِیْ ظُفُرٍۚ-وَ مِنَ الْبَقَرِ وَ الْغَنَمِ حَرَّمْنَا عَلَیْهِمْ شُحُوْمَهُمَاۤ اِلَّا مَا حَمَلَتْ ظُهُوْرُهُمَاۤ اَوِ الْحَوَایَاۤ اَوْ مَا اخْتَلَطَ بِعَظْمٍؕ-ذٰلِكَ جَزَیْنٰهُمْ بِبَغْیِهِمْ ﳲ وَ اِنَّا لَصٰدِقُوْنَ(۱۴۶)
Wij verboden de Joden alle dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet van runderen, schapen en geiten, anders dan wat hun ruggen of hun ingewanden dragen of hetgeen met een been is gemengd. Dit is de vergelding, welke Wij hun voor hun opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig.

Den Joden hebben wij ieder dier verboden, dat eene ongespleten hoef heeft, en wij verboden hun het vet van ossen en schapen, behalve het vet dat zich op hunne schouders en ingewanden en datgene wat zich aan de beenderen bevindt. Dat is om hen voor hunne onrechtvaardigheden te straffen; en waarlijk wij spreken de waarheid.
6:147
فَاِنْ كَذَّبُوْكَ فَقُلْ رَّبُّكُمْ ذُوْ رَحْمَةٍ وَّاسِعَةٍۚ-وَ لَا یُرَدُّ بَاْسُهٗ عَنِ الْقَوْمِ الْمُجْرِمِیْنَ(۱۴۷)
En indien zij u verloochenen zeg: "Uw Heer is de Heer der alomvattende Barmhartigheid doch Zijn straf zal van het schuldige volk niet worden afgewend."

Indien zij u van bedrog beschuldigen, zeg: Uw Heer is met eene uitgebreide genade bekleed, maar zijne gestrengheid zal van den booze niet kunnen worden afgewend.
6:148
سَیَقُوْلُ الَّذِیْنَ اَشْرَكُوْا لَوْ شَآءَ اللّٰهُ مَاۤ اَشْرَكْنَا وَ لَاۤ اٰبَآؤُنَا وَ لَا حَرَّمْنَا مِنْ شَیْءٍؕ-كَذٰلِكَ كَذَّبَ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِهِمْ حَتّٰى ذَاقُوْا بَاْسَنَاؕ-قُلْ هَلْ عِنْدَكُمْ مِّنْ عِلْمٍ فَتُخْرِجُوْهُ لَنَاؕ-اِنْ تَتَّبِعُوْنَ اِلَّا الظَّنَّ وَ اِنْ اَنْتُمْ اِلَّا تَخْرُصُوْنَ(۱۴۸)
Zij die afgoderij bedrijven, zullen zeggen: "Als Allah het had gewild hadden wij noch onze vaderen afgoderij bedreven, noch hadden wij iets onwettig verklaard." Op dezelfde wijze loochenden ook zij die v??r hen waren, totdat zij Onze straf ondergingen. Zeg: "Hebt gij enige kennis? Toont het ons dan. Gij volgt niets dan vermoedens en gij doet niets dan liegen."

De afgodendienaars zullen zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij noch onze vaderen afgodendienarij schuldig zijn geweest. Volgens hen zouden wij het gebruik van geenerlei ding verboden hebben. Zoo beschuldigden zij die hen voorafgingen, de profeten van bedrog, tot zij onze gestrenge straf ondervonden. Zeg: indien gij eenige kennis hebt van hetgeen gij zegt, laat het zien; doch gij volgt slechts meeningen en zijt leugenaars.
6:149
قُلْ فَلِلّٰهِ الْحُجَّةُ الْبَالِغَةُۚ-فَلَوْ شَآءَ لَهَدٰىكُمْ اَجْمَعِیْنَ(۱۴۹)
Zeg: "Van Allah is het afdoende bewijs. Als Hij had gewild zou Hij u zeker allen hebben geleid."

Zeg: Alleen God heeft de macht tot de duidelijkste aanwijzing; want indien het hem had behaagd, zou hij u allen hebben geleid.
6:150
قُلْ هَلُمَّ شُهَدَآءَكُمُ الَّذِیْنَ یَشْهَدُوْنَ اَنَّ اللّٰهَ حَرَّمَ هٰذَاۚ-فَاِنْ شَهِدُوْا فَلَا تَشْهَدْ مَعَهُمْۚ-وَ لَا تَتَّبِـعْ اَهْوَآءَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَا وَ الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ بِالْاٰخِرَةِ وَ هُمْ بِرَبِّهِمْ یَعْدِلُوْنَ۠(۱۵۰)
0

Zeg: Breng uwe getuigen bij, die verklaren kunnen, dat God dit heeft verboden. Maar indien zij dit getuigen, getuig dan niet met hen, noch volg de begeerten van hen, die onze teekens van valschheid beschuldigen, en die niet gelooven in het volgende leven, en afgodsbeelden met hunnen Heer gelijk stellen.
6:151
قُلْ تَعَالَوْا اَتْلُ مَا حَرَّمَ رَبُّكُمْ عَلَیْكُمْ اَلَّا تُشْرِكُوْا بِهٖ شَیْــٴًـا وَّ بِالْوَالِدَیْنِ اِحْسَانًاۚ-وَ لَا تَقْتُلُوْۤا اَوْلَادَكُمْ مِّنْ اِمْلَاقٍؕ-نَحْنُ نَرْزُقُكُمْ وَ اِیَّاهُمْۚ-وَ لَا تَقْرَبُوا الْفَوَاحِشَ مَا ظَهَرَ مِنْهَا وَ مَا بَطَنَۚ-وَ لَا تَقْتُلُوا النَّفْسَ الَّتِیْ حَرَّمَ اللّٰهُ اِلَّا بِالْحَقِّؕ-ذٰلِكُمْ وَصّٰىكُمْ بِهٖ لَعَلَّكُمْ تَعْقِلُوْنَ(۱۵۱)
Zeg: "Komt, ik zal u verkondigen, wat uw Heer heeft verboden;" n.l. dat gij iets met Hem vereenzelvigt en dat gij uw ouders niet goed behandelt en dat gij uw kinderen uit armoede doodt. - Wij zijn het, Die voor u en voor hen zorgen - en dat gij onbetamelijke daden hetzij openlijk of in het geheim begaat en dat gij een ziel ten onrechte doodt die Allah heilig heeft verklaard. Dit is, hetgeen Hij u heeft bevolen, opdat gij moogt begrijpen.

Zeg: Kom! ik zal u voorlezen, wat uw Heer u heeft verboden; weest niet schuldig aan afgodendienst, weest eerbiedig jegens uwe ouders, en doodt uwe kinderen niet, uit vrees tot armoede te vervallen. Wij zorgen voor u en hen; en nadert de hatelijke zonden niet, zoowel openlijke als geheime, en doodt de ziel niet, welke God u verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij zoudt begrijpen.
6:152
وَ لَا تَقْرَبُوْا مَالَ الْیَتِیْمِ اِلَّا بِالَّتِیْ هِیَ اَحْسَنُ حَتّٰى یَبْلُغَ اَشُدَّهٗۚ-وَ اَوْفُوا الْكَیْلَ وَ الْمِیْزَانَ بِالْقِسْطِۚ-لَا نُكَلِّفُ نَفْسًا اِلَّا وُسْعَهَاۚ-وَ اِذَا قُلْتُمْ فَاعْدِلُوْا وَ لَوْ كَانَ ذَا قُرْبٰىۚ-وَ بِعَهْدِ اللّٰهِ اَوْفُوْاؕ-ذٰلِكُمْ وَصّٰىكُمْ بِهٖ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُوْنَۙ(۱۵۲)
Beheert het eigendom van de wees, voordat hij volwassen is, niet anders dan op de beste wijze. En geeft de volle maat en het volle gewicht met rechtvaardigheid. Wij belasten geen ziel boven haar vermogen. En leeft, wanneer gij spreekt, rechtvaardigheid na, zelfs wanneer het een bloedverwant betreft en vervult het verbond van Allah. Dit is, hetgeen Hij u vermaant, opdat gij er lering uit moogt trekken.

Raakt het vermogen van den wees niet aan, behalve tot de vermeerdering daarvan, totdat hij de jaren zijner manbaarheid heeft bereikt; en gebruikt eene goede maat en een nauwkeurig gewicht. Wij zullen geene ziel eene last opleggen, dan die zij kan dragen. En als gij recht spreekt, neemt dan de rechtvaardigheid in acht, hetzij dit voor of tegen iemand is, die met u verwant mocht zijn, en vervul Gods verbond. Dit heeft God u bevolen, opdat gij het overwegen en weten zoudt.
6:153
وَ اَنَّ هٰذَا صِرَاطِیْ مُسْتَقِیْمًا فَاتَّبِعُوْهُۚ-وَ لَا تَتَّبِعُوا السُّبُلَ فَتَفَرَّقَ بِكُمْ عَنْ سَبِیْلِهٖؕ-ذٰلِكُمْ وَصّٰىكُمْ بِهٖ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُوْنَ(۱۵۳)
En dit is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom en volgt geen andere wegen opdat zij u niet van Mijn weg afleiden. Hiertoe vermaant Hij u, opdat gij vroom moogt zijn.

Dit is mijn rechte weg; volg dien dus, en volg niet het pad van anderen, opdat gij niet afgeleid moogt worden van dat van God. Dit heeft hij u bevolen, opdat gij hem zoudt vreezen.
6:154
ثُمَّ اٰتَیْنَا مُوْسَى الْكِتٰبَ تَمَامًا عَلَى الَّذِیْۤ اَحْسَنَ وَ تَفْصِیْلًا لِّكُلِّ شَیْءٍ وَّ هُدًى وَّ رَحْمَةً لَّعَلَّهُمْ بِلِقَآءِ رَبِّهِمْ یُؤْمِنُوْنَ۠(۱۵۴)
En Wij gaven Mozes het Boek, als voltooiing van de gunst aan hem die goed wilde doen en een uitleg van alle dingen en een leidraad en een barmhartigheid, opdat zij in de ontmoeting van hun Heer mochten geloven.

Wij gaven Mozes ook het boek der wet, een volkomen leiding voor hem, die wel wil handelen, en eene verklaring omtrent alle noodige dingen, en eene richting en genadebewijs, opdat de kinderen Israëls aan het verschijnen voor hunnen God zouden gelooven.
6:155
وَ هٰذَا كِتٰبٌ اَنْزَلْنٰهُ مُبٰرَكٌ فَاتَّبِعُوْهُ وَ اتَّقُوْا لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُوْنَۙ(۱۵۵)
En dit is een Boek dat Wij hebben nedergezonden, vol van zegeningen. Volgt het daarom en hoedt u, opdat u barmhartigheid mag worden betoond.

En dit boek, dat wij thans hebben nedergezonden, is gezegend; volg het dus en vrees God, opdat gij genade moogt ondervinden.
6:156
اَنْ تَقُوْلُوْۤا اِنَّمَاۤ اُنْزِلَ الْكِتٰبُ عَلٰى طَآىٕفَتَیْنِ مِنْ قَبْلِنَا۪-وَ اِنْ كُنَّا عَنْ دِرَاسَتِهِمْ لَغٰفِلِیْنَۙ(۱۵۶)
Opdat gij niet zoudt zeggen: "Het Boek was alleen geopenbaard voor twee volkeren die v??r ons leefden, en wij waren inderdaad met de inhoud er van onbekend."

Gij zult niet meer zeggen: De schriften werden alleen aan twee volkeren gezonden, die vóór ons leefden, en wij hebben geene kennisse van hunne plichten.
6:157
اَوْ تَقُوْلُوْا لَوْ اَنَّاۤ اُنْزِلَ عَلَیْنَا الْكِتٰبُ لَكُنَّاۤ اَهْدٰى مِنْهُمْۚ-فَقَدْ جَآءَكُمْ بَیِّنَةٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ وَ هُدًى وَّ رَحْمَةٌۚ-فَمَنْ اَظْلَمُ مِمَّنْ كَذَّبَ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ وَ صَدَفَ عَنْهَاؕ-سَنَجْزِی الَّذِیْنَ یَصْدِفُوْنَ عَنْ اٰیٰتِنَا سُوْٓءَ الْعَذَابِ بِمَا كَانُوْا یَصْدِفُوْنَ(۱۵۷)
Of ingeval gij zoudt zeggen: "Voorzeker, als ons het Boek was nedergezonden, zouden wij beter zijn geleid dan zij." Er is nu een duidelijk bewijs, leiding en barmhartigheid van uw Heer tot u gekomen. Wie is onrechtvaardiger dan hij die de tekenen van Allah verwerpt en er zich van afkeert? Wij zullen degenen, die zich van Onze tekenen afwenden met een vreselijke straf vergelden omdat zij zich hebben afgewend.

Gij zult niet meer zeggen: indien ons een boek met goddelijke openbaringen ware nedergezonden, waarlijk wij zouden beter dan zij zijn geleid geworden. En thans is eene duidelijke verklaring, en eene richting en eene genade van uwen Heer tot u gekomen; en wie is onrechtvaardiger dan hij, die leugens omtrent Gods teekenen uitdenkt, en zich van hem afwendt? Wij zullen hen die zich van onze teekenen afwenden, met eene strenge straf beloonen, omdat zij zich hebben afgekeerd.
6:158
هَلْ یَنْظُرُوْنَ اِلَّاۤ اَنْ تَاْتِیَهُمُ الْمَلٰٓىٕكَةُ اَوْ یَاْتِیَ رَبُّكَ اَوْ یَاْتِیَ بَعْضُ اٰیٰتِ رَبِّكَؕ-یَوْمَ یَاْتِیْ بَعْضُ اٰیٰتِ رَبِّكَ لَا یَنْفَعُ نَفْسًا اِیْمَانُهَا لَمْ تَكُنْ اٰمَنَتْ مِنْ قَبْلُ اَوْ كَسَبَتْ فِیْۤ اِیْمَانِهَا خَیْرًاؕ-قُلِ انْتَظِرُوْۤا اِنَّا مُنْتَظِرُوْنَ(۱۵۸)
Verwachten zij niets anders dan dat engelen tot hen zouden komen, of dat hun Heer zou verschijnen of dat enige der tekenen van uw Heer zouden plaatshebben? Op de dag, wanneer enige der tekenen van uw Heer zullen verschijnen, zal het geloven geen ziel baten die voorheen niet geloofde noch iets goeds door haar geloof verdiende. Zeg: "Wacht, Wij wachten ook."

Wachten zij tot de engelen tot hen komen, of dat hun Heer komt om hen te straffen, of dat sommige van Gods teekenen hen verrassen? Op den dag waarop sommige van uws Heeren teekenen zullen verschijnen, zal het geloof daaraan geene ziel bevoordeelen, die daaraan niet vroeger geloofde, of in zijn geloof niet goed handelde. Zeg: indien gij wacht, zullen ook wij wachten.
6:159
اِنَّ الَّذِیْنَ فَرَّقُوْا دِیْنَهُمْ وَ كَانُوْا شِیَعًا لَّسْتَ مِنْهُمْ فِیْ شَیْءٍؕ-اِنَّمَاۤ اَمْرُهُمْ اِلَى اللّٰهِ ثُمَّ یُنَبِّئُهُمْ بِمَا كَانُوْا یَفْعَلُوْنَ(۱۵۹)
0

Nader hen niet, die eene scheiding in hunnen godsdienst maken en zich in secten verdeelen; hunne zaak behoort alleen aan God; daarna zal hij hun verklaren, wat zij gedaan hebben.
6:160
مَنْ جَآءَ بِالْحَسَنَةِ فَلَهٗ عَشْرُ اَمْثَالِهَاۚ-وَ مَنْ جَآءَ بِالسَّیِّئَةِ فَلَا یُجْزٰۤى اِلَّا مِثْلَهَا وَ هُمْ لَا یُظْلَمُوْنَ(۱۶۰)
Wie een goede daad verricht zal tienmaal zoveel ontvangen, maar wie een slechte daad verricht zal alleen een daaraan gelijke vergelding ontvangen; hun zal geen onrecht worden aangedaan.

Hij, die met goede werken mocht verschijnen, zal daarvoor eene tienvoudige belooning ontvangen; doch hij, die met slechte daden verschijnt, zal slechts eene gelijke straf daarvoor ontvangen, en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download