READ

Surah Al-An'aam

اَلْاَ نْعَام
165 Ayaat    مکیۃ


6:81
وَ كَیْفَ اَخَافُ مَاۤ اَشْرَكْتُمْ وَ لَا تَخَافُوْنَ اَنَّكُمْ اَشْرَكْتُمْ بِاللّٰهِ مَا لَمْ یُنَزِّلْ بِهٖ عَلَیْكُمْ سُلْطٰنًاؕ-فَاَیُّ الْفَرِیْقَیْنِ اَحَقُّ بِالْاَمْنِۚ-اِنْ كُنْتُمْ تَعْلَمُوْنَۘ(۸۱)
"En hoe kan ik uw afgoden vrezen, terwijl gij zelf uw afgoderij niet vreest waarvoor Allah u geen gezag heeft nedergezonden? Wie van de twee partijen is dan veiliger, als gij dat weet?"

En hoe zou ik vreezen, wat zij, naast God plaatsen, naardien gij niet vreest goden naast hem te plaatsen, zonder dat God u daartoe eenige macht heeft gegeven? Zeg: welke der beide partijen is de zekerste, indien gij het verstaat?
6:82
اَلَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ لَمْ یَلْبِسُوْۤا اِیْمَانَهُمْ بِظُلْمٍ اُولٰٓىٕكَ لَهُمُ الْاَمْنُ وَ هُمْ مُّهْتَدُوْنَ۠(۸۲)
Zij die geloven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid vermengen - dezen zijn het, die vrede zullen hebben want zij zijn recht geleid.

Zij die gelooven en hun geloof niet met onrechtvaardigheid omkleeden, zullen zekerheid genieten en op den rechten weg geleid worden.
6:83
وَ تِلْكَ حُجَّتُنَاۤ اٰتَیْنٰهَاۤ اِبْرٰهِیْمَ عَلٰى قَوْمِهٖؕ-نَرْفَعُ دَرَجٰتٍ مَّنْ نَّشَآءُؕ-اِنَّ رَبَّكَ حَكِیْمٌ عَلِیْمٌ(۸۳)
En dit is onze bewijsgrond die Wij Abraham tegen zijn volk gaven. Wij verheffen graadsgewijze, wie Wij willen. Voorzeker, Uw Heer is Alwijs, Alwetend.

En dit is onze bewijsreden, waarvan wij Abraham hebben voorzien, opdat hij daarvan tegen zijn volk gebruik zou maken: Wij verheffen hen, die ons behagen; want uw Heer is wijs en alwetend.
6:84
وَ وَهَبْنَا لَهٗۤ اِسْحٰقَ وَ یَعْقُوْبَؕ-كُلًّا هَدَیْنَاۚ-وَ نُوْحًا هَدَیْنَا مِنْ قَبْلُ وَ مِنْ ذُرِّیَّتِهٖ دَاوٗدَ وَ سُلَیْمٰنَ وَ اَیُّوْبَ وَ یُوْسُفَ وَ مُوْسٰى وَ هٰرُوْنَؕ-وَ كَذٰلِكَ نَجْزِی الْمُحْسِنِیْنَۙ(۸۴)
En Wij gaven hem Iza?k en Jacob; Wij leidden elk hunner en voordien leidden Wij Noach en van zijn afstammelingen: David, Salomo, Job, Jozef, Mozes en A?ron. Zo belonen Wij de goeden.

En wij gaven hun Izaak en Jacob; en wij hebben hen beiden geleid; en vroeger hadden wij reeds Noach geleid en onder zijne afstammelingen hebben wij ook David en Salomo, en Job, en Mozes en Aäron geleid. Zoo beloonen wij hen, die goed handelen.
6:85
وَ زَكَرِیَّا وَ یَحْیٰى وَ عِیْسٰى وَ اِلْیَاسَؕ-كُلٌّ مِّنَ الصّٰلِحِیْنَۙ(۸۵)
En Zacharia, Johannes, Jezus en Elias. Elk hunner behoorde tot de deugdzamen.

Zacharias en Johannes, en Jezus en Elias, waren allen rechtvaardigen.
6:86
وَ اِسْمٰعِیْلَ وَ الْیَسَعَ وَ یُوْنُسَ وَ لُوْطًاؕ-وَ كُلًّا فَضَّلْنَا عَلَى الْعٰلَمِیْنَۙ(۸۶)
En Isma?l, Elisa, Jonas en Lot; elk hunner verhieven Wij boven de volkeren.

En Ismaël, en Elisa en Jonas en Loth; deze allen hebben wij begunstigd boven alle andere stervelingen.
6:87
وَ مِنْ اٰبَآىٕهِمْ وَ ذُرِّیّٰتِهِمْ وَ اِخْوَانِهِمْۚ-وَ اجْتَبَیْنٰهُمْ وَ هَدَیْنٰهُمْ اِلٰى صِرَاطٍ مُّسْتَقِیْمٍ(۸۷)
En van hun vaderen en hun kinderen en hun broederen verkozen Wij enigen en leidden hen op het rechte pad.

Zoo ook hebben wij onder hunne vaderen en hunne kinderen, onder hunne broeders een groot aantal uitverkorenen op den rechten weg geleid.
6:88
ذٰلِكَ هُدَى اللّٰهِ یَهْدِیْ بِهٖ مَنْ یَّشَآءُ مِنْ عِبَادِهٖؕ-وَ لَوْ اَشْرَكُوْا لَحَبِطَ عَنْهُمْ مَّا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۸۸)
Dit is de leiding van Allah, Hij leidt daarmede van Zijn dienaren, wie Hij wil. En, indien zij iets naast Hem hadden aanbeden, zou voorzeker al hetgeen zij plachten te doen, verloren zijn gegaan.

Zoo is Gods richting; hij leidt wie hem van zijne dienaren behaagt. Indien de menschen andere goden naast hem plaatsen, zullen hunne daden geheel vruchteloos zijn.
6:89
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ اٰتَیْنٰهُمُ الْكِتٰبَ وَ الْحُكْمَ وَ النُّبُوَّةَۚ-فَاِنْ یَّكْفُرْ بِهَا هٰۤؤُلَآءِ فَقَدْ وَ كَّلْنَا بِهَا قَوْمًا لَّیْسُوْا بِهَا بِكٰفِرِیْنَ(۸۹)
Dezen zijn het, wie Wij het Boek en de heerschappij en het profetenambt gaven. Maar nu dezen er ondankbaar voor zijn, hebben Wij deze aan een volk toevertrouwd dat er niet ondankbaar voor zal zijn.

Deze zijn de personen, welken wij de schrift gaven en wijsheid, en profetie; doch indien deze daarin niet gelooven, zullen wij de zorg daarvoor aan een volk opdragen, dat daarin zal gelooven.
6:90
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ هَدَى اللّٰهُ فَبِهُدٰىهُمُ اقْتَدِهْؕ-قُلْ لَّاۤ اَسْــٴَـلُكُمْ عَلَیْهِ اَجْرًاؕ-اِنْ هُوَ اِلَّا ذِكْرٰى لِلْعٰلَمِیْنَ۠(۹۰)
Dezen zijn het, die Allah juist heeft geleid; volgt daarom hun leiding. Zeg: "Ik vraag u er geen beloning voor. Dit is niets dan een vermaning aan alle volkeren."

Dit zijn de personen, die door God werden geleid; volg daarom hunne richting. Zeg tot de bewoners van Mekka: Ik vraag van u geene belooning voor het prediken van den Koran; het is slechts eene waarschuwing aan alle schepselen.
6:91
وَ مَا قَدَرُوا اللّٰهَ حَقَّ قَدْرِهٖۤ اِذْ قَالُوْا مَاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُ عَلٰى بَشَرٍ مِّنْ شَیْءٍؕ-قُلْ مَنْ اَنْزَلَ الْكِتٰبَ الَّذِیْ جَآءَ بِهٖ مُوْسٰى نُوْرًا وَّ هُدًى لِّلنَّاسِ تَجْعَلُوْنَهٗ قَرَاطِیْسَ تُبْدُوْنَهَا وَ تُخْفُوْنَ كَثِیْرًاۚ-وَ عُلِّمْتُمْ مَّا لَمْ تَعْلَمُوْۤا اَنْتُمْ وَ لَاۤ اٰبَآؤُكُمْؕ-قُلِ اللّٰهُۙ-ثُمَّ ذَرْهُمْ فِیْ خَوْضِهِمْ یَلْعَبُوْنَ(۹۱)
En zij schatten de juiste waarde van Allah niet wanneer zij zeggen: "Allah heeft aan niemand iets geopenbaard." Zeg: "Wie openbaarde het Boek dat Mozes bracht als licht en leiding voor de mensen - dat gij op papieren schrijft, en bekend maakt, terwijl gij toch veel verbergt en (waardoor) aan u is onderwezen, hetgeen gij noch uw vaderen wisten?" - Zeg: "Allah". Laat hen dan met rust om zich met hun ledig spel te vermaken.

Zij waardeeren God niet zoo als hij het verdient, als zij zeggen: God heeft niets aan de menschen geopenbaard. Zeg: Wie heeft dan het boek geopenbaard, dat Mozes heeft gebracht, om er het licht en den gids der menschen van te maken; het boek, dat gij op bladen schrijft; het boek, dat gij vertoont, en waarvan gij echter een groot gedeelte verbergt? Gij zijt onderricht geworden, van hetgeen gij evenmin als uwe vaderen wist. Zeg hun: God is het, en laten zij zich dan met hunne ijdele gesprekken vermaken.
6:92
وَ هٰذَا كِتٰبٌ اَنْزَلْنٰهُ مُبٰرَكٌ مُّصَدِّقُ الَّذِیْ بَیْنَ یَدَیْهِ وَ لِتُنْذِرَ اُمَّ الْقُرٰى وَ مَنْ حَوْلَهَاؕ-وَ الَّذِیْنَ یُؤْمِنُوْنَ بِالْاٰخِرَةِ یُؤْمِنُوْنَ بِهٖ وَ هُمْ عَلٰى صَلَاتِهِمْ یُحَافِظُوْنَ(۹۲)
En dit Boek vol zegeningen, hebben Wij geopenbaard, vervullende, hetgeen er aan voorafging, opdat gij de moeder der steden (Mekka) en wat er omheen is zoudt waarschuwen. En degenen die in het Hiernamaals geloven, geloven er in en zij waken over hun gebed.

Dit boek, hetwelk wij hebben nedergezonden, is gezegend; het bevestigt datgene, wat vóór u werd geopenbaard, en werd u gegeven, opdat gij het zoudt prediken in de stad Mekka en aan hen, die in den omtrek wonen. Zij, die in het volgende leven gelooven, zullen ook daaraan gelooven, en zij zullen den tijd van het gebed nauwkeurig in acht nemen.
6:93
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا اَوْ قَالَ اُوْحِیَ اِلَیَّ وَ لَمْ یُوْحَ اِلَیْهِ شَیْءٌ وَّ مَنْ قَالَ سَاُنْزِلُ مِثْلَ مَاۤ اَنْزَلَ اللّٰهُؕ-وَ لَوْ تَرٰۤى اِذِ الظّٰلِمُوْنَ فِیْ غَمَرٰتِ الْمَوْتِ وَ الْمَلٰٓىٕكَةُ بَاسِطُوْۤا اَیْدِیْهِمْۚ-اَخْرِجُوْۤا اَنْفُسَكُمْؕ-اَلْیَوْمَ تُجْزَوْنَ عَذَابَ الْهُوْنِ بِمَا كُنْتُمْ تَقُوْلُوْنَ عَلَى اللّٰهِ غَیْرَ الْحَقِّ وَ كُنْتُمْ عَنْ اٰیٰتِهٖ تَسْتَكْبِرُوْنَ(۹۳)
En wie is onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah uitdenkt of zegt: "Het is mij geopenbaard," terwijl hem niets is geopenbaard en die zegt: "Ik zal iets nederzenden dat gelijk is aan hetgeen Allah heeft nedergezonden?" O, kondet gij het waarnemen, wanneer de onrechtvaardigen in doodsstrijd zijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): "Geeft uw zielen op. Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend, voor hetgeen gij ten onrechte tegen Allah zeidet en omdat gij u hoogmoedig van Zijn tekenen afwenddet.

Wie is slechter dan hij, die eene leugen tegen God uitdenkt of zegt! Dit werd mij geopenbaard, als hem niets werd geopenbaard, en die zegt: Ik zal eene openbaring voortbrengen, gelijk aan die, welke door God is nedergezonden? Indien gij de goddeloozen in de doodsangsten zaagt en de engelen hunne handen uitsteken, zeggende: werpt uwe zielen weg; heden zult gij een strenge straf ondergaan, voor hetgeen gij valsch nopens God hebt gesproken, en omdat gij zijne teekenen hebt versmaad.
6:94
وَ لَقَدْ جِئْتُمُوْنَا فُرَادٰى كَمَا خَلَقْنٰكُمْ اَوَّلَ مَرَّةٍ وَّ تَرَكْتُمْ مَّا خَوَّلْنٰكُمْ وَرَآءَ ظُهُوْرِكُمْۚ-وَ مَا نَرٰى مَعَكُمْ شُفَعَآءَكُمُ الَّذِیْنَ زَعَمْتُمْ اَنَّهُمْ فِیْكُمْ شُرَكٰٓؤُاؕ-لَقَدْ تَّقَطَّعَ بَیْنَكُمْ وَ ضَلَّ عَنْكُمْ مَّا كُنْتُمْ تَزْعُمُوْنَ۠(۹۴)
Nu zijt gij ??n voor ??n tot Ons gekomen zoals Wij u eerst schiepen en gij hebt, hetgeen Wij u schonken achter u gelaten en Wij zien de bemiddelaren, waarvan gij beweerdet dat zij deelgenoten waren in uw zaken, niet bij u. Voorzeker is nu (de band) tussen u afgesneden en hetgeen gij placht te beweren is verloren gegaan.

En nu komt gij alleen tot ons, zooals wij u het eerst schiepen, en liet de weldaden, die wij u hebben geschonken achter u; en wij zien de tusschenpersonen niet, die gij als Gods makkers hebt beschouwd. De banden, die u vereenigden, zijn gebroken, en wat gij hebt verzonnen, heeft u verlaten.
6:95
اِنَّ اللّٰهَ فَالِقُ الْحَبِّ وَ النَّوٰىؕ-یُخْرِ جُ الْحَیَّ مِنَ الْمَیِّتِ وَ مُخْرِ جُ الْمَیِّتِ مِنَ الْحَیِّؕ-ذٰلِكُمُ اللّٰهُ فَاَنّٰى تُؤْفَكُوْنَ(۹۵)
Voorwaar, het is Allah die de graankorrel en de dadelpit doet uitspruiten. Hij brengt de levenden uit de doden voort en is de Voortbrenger van doden uit de levenden. Dat is Allah, waarheen wordt gij dan afgewend?

God maakt dat de graankorrel en de dadelpit zich voortplanten. Hij brengt het leven uit den dood voort. Dit is God. Waarom hebt gij u dus van hem afgewend?
6:96
فَالِقُ الْاِصْبَاحِۚ-وَ جَعَلَ الَّیْلَ سَكَنًا وَّ الشَّمْسَ وَ الْقَمَرَ حُسْبَانًاؕ-ذٰلِكَ تَقْدِیْرُ الْعَزِیْزِ الْعَلِیْمِ(۹۶)
Hij doet de dag aanbreken en Hij heeft de nacht voor rust ingesteld en de zon en de maan voor het uitrekenen (der jaargetijden). Dat is de ordening van de Almachtige, de Alwetende.

Hij veroorzaakt, dat de morgen verschijnt, en heeft den nacht bevolen voor de rust, en de zon en de maan tot bepaling van den tijd. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God.
6:97
وَ هُوَ الَّذِیْ جَعَلَ لَكُمُ النُّجُوْمَ لِتَهْتَدُوْا بِهَا فِیْ ظُلُمٰتِ الْبَرِّ وَ الْبَحْرِؕ-قَدْ فَصَّلْنَا الْاٰیٰتِ لِقَوْمٍ یَّعْلَمُوْنَ(۹۷)
Hij is het, Die de sterren voor u heeft gemaakt, opdat gij daardoor de juiste richting in de duisternissen van het land en van de zee moogt volgen. Wij hebben de tekenen uitgelegd aan een volk, dat kennis bezit.

Hij is het, die de sterren voor u heeft bevolen, dat gij daardoor geleid zoudt worden in de duisternis, te land en ter zee. Wij hebben overal teekens doen schitteren voor hen, die verstaan willen.
6:98
وَ هُوَ الَّذِیْۤ اَنْشَاَكُمْ مِّنْ نَّفْسٍ وَّاحِدَةٍ فَمُسْتَقَرٌّ وَّ مُسْتَوْدَعٌؕ-قَدْ فَصَّلْنَا الْاٰیٰتِ لِقَوْمٍ یَّفْقَهُوْنَ(۹۸)
En Hij is het, Die u van uit ??n ziel heeft voortgebracht en er is een verblijfplaats en een bewaarplaats voor u. Wij hebben de tekenen verklaard aan een volk dat begrijpt.

Hij is het die u uit ééne ziel heeft voortgebracht, en eene zekere verzamelplaats en eene rustplaats voor u geschapen heeft. Wij hebben teekenen doen schitteren voor hen, die verstandig zijn.
6:99
وَ هُوَ الَّذِیْۤ اَنْزَلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءًۚ-فَاَخْرَجْنَا بِهٖ نَبَاتَ كُلِّ شَیْءٍ فَاَخْرَجْنَا مِنْهُ خَضِرًا نُّخْرِ جُ مِنْهُ حَبًّا مُّتَرَاكِبًاۚ-وَ مِنَ النَّخْلِ مِنْ طَلْعِهَا قِنْوَانٌ دَانِیَةٌ وَّ جَنّٰتٍ مِّنْ اَعْنَابٍ وَّ الزَّیْتُوْنَ وَ الرُّمَّانَ مُشْتَبِهًا وَّ غَیْرَ مُتَشَابِهٍؕ-اُنْظُرُوْۤا اِلٰى ثَمَرِهٖۤ اِذَاۤ اَثْمَرَ وَ یَنْعِهٖؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكُمْ لَاٰیٰتٍ لِّقَوْمٍ یُّؤْمِنُوْنَ(۹۹)
En Hij is het, Die water uit de wolken nederzendt en daardoor elke soort van groei voortbrengt. En evenzo brengen Wij daarmee groen, waarvan Wij korenaren voortbrengen. En er komen uit de scheden van de dadelpalm laaghangende trossen. En Wij (brengen er) wijngaarden en de olijf en de granaatappel (mee voort) van gelijke en ongelijke soort. Kijkt naar het fruit ervan, wanneer het vrucht zet en naar het rijpen daarvan. Hierin zijn voorzeker tekenen voor een volk dat (wil) geloven.

Hij is het, die water van den hemel nederzendt. Daardoor doen wij de spruiten van alle planten ontkiemen; daardoor hebben wij het groen voortgebracht, waaruit wij het graan in aren doen opschieten, en palmboomen, uit welker takken nederhangende, dichte trossen dadels voortkomen, en tuinen met wijngaarden beplant, en olijven en granaatappelen, die op elkander gelijken en van elkander verschillen. Zie op hunne vruchten, als zij vruchten dragen, en hoe zij rijpen. Waarlijk, daarin zijn teekens voor hen, die gelooven.
6:100
وَ جَعَلُوْا لِلّٰهِ شُرَكَآءَ الْجِنَّ وَ خَلَقَهُمْ وَ خَرَقُوْا لَهٗ بَنِیْنَ وَ بَنٰتٍۭ بِغَیْرِ عِلْمٍؕ-سُبْحٰنَهٗ وَ تَعٰلٰى عَمَّا یَصِفُوْنَ۠(۱۰۰)
En zij houden de djinn voor deelgenoten van Allah ofschoon Hij dezen schiep; en zij dichten Hem, zonder kennis, zonen en dochters toe. Heilig is Hij en verheven boven hetgeen zij Hem toeschrijven.

Zij hebben de geniussen met God vereenigd, terwijl hij het is, die ze heeft geschapen. In hunne onwetendheid schrijven zij hem zonen en dochters toe. Geloofd zij hij, en het zij verre van hem, wat zij met hem vereenigen.
6:101
بَدِیْعُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-اَنّٰى یَكُوْنُ لَهٗ وَلَدٌ وَّ لَمْ تَكُنْ لَّهٗ صَاحِبَةٌؕ-وَ خَلَقَ كُلَّ شَیْءٍۚ-وَ هُوَ بِكُلِّ شَیْءٍ عَلِیْمٌ(۱۰۱)
Wondere Schepper der hemelen en der aarde. Hoe kan Hij een zoon hebben, wanneer Hij geen gemalin heeft? Hij heeft alles geschapen; en Hij is de Kenner van alle dingen.

Hij is de maker van hemel en aarde. Hoe zou hij kinderen hebben? hij die geene gezellin heeft? Hij heeft alle dingen geschapen en is alwetend.
6:102
ذٰلِكُمُ اللّٰهُ رَبُّكُمْۚ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۚ-خَالِقُ كُلِّ شَیْءٍ فَاعْبُدُوْهُۚ-وَ هُوَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ وَّكِیْلٌ(۱۰۲)
Zo is Allah, uw Heer. Er is geen God naast Hem, (Hij is) de Schepper aller dingen, aanbidt Hem Want Hij is de Voogd over alles.

Dit is God uw Heer. Er is geen God buiten hem, de schepper van alle dingen: dien hem dus; want hij zorgt voor alle dingen.
6:103
لَا تُدْرِكُهُ الْاَبْصَارُ٘-وَ هُوَ یُدْرِكُ الْاَبْصَارَۚ-وَ هُوَ اللَّطِیْفُ الْخَبِیْرُ(۱۰۳)
Ogen kunnen Hem niet bereiken; maar Hij bereikt de ogen. Want Hij is de Ontastbare, de Alwetende.

De blikken der menschen kunnen hem niet bereiken. Hij bereikt alle blikken. Hij is de barmhartige, de wijze.
6:104
قَدْ جَآءَكُمْ بَصَآىٕرُ مِنْ رَّبِّكُمْۚ-فَمَنْ اَبْصَرَ فَلِنَفْسِهٖۚ-وَ مَنْ عَمِیَ فَعَلَیْهَاؕ-وَ مَاۤ اَنَا عَلَیْكُمْ بِحَفِیْظٍ(۱۰۴)
"Er zijn inderdaad bewijzen van uw Heer tot u gekomen, wie dus ziet het is voor hemzelf en wie blind wordt het is tegen hemzelf. En ik ben geen bewaker over u."

Thans zijn er duidelijke aanwijzingen van uwen Heer tot u gekomen. Hij die deze ziet, ziet ze in zijn eigen voordeel en die er blind voor blijft, het is zijn nadeel. Ik ben uw bewaker niet.
6:105
وَ كَذٰلِكَ نُصَرِّفُ الْاٰیٰتِ وَ لِیَقُوْلُوْا دَرَسْتَ وَ لِنُبَیِّنَهٗ لِقَوْمٍ یَّعْلَمُوْنَ(۱۰۵)
En zo zetten Wij de tekenen uiteen, zodat zij zeggen: "Gij hebt het geleerd (van iemand)", en opdat Wij het aan een volk dat kennis heeft, mogen duidelijk maken.

Zoo verklaren wij onze teekens op verschillende wijzen, opdat zij zouden zeggen, gij hebt met ijver geleerd; en opdat wij hen er van zouden onderrichten, die ons verstaan.
6:106
اِتَّبِـعْ مَاۤ اُوْحِیَ اِلَیْكَ مِنْ رَّبِّكَۚ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۚ-وَ اَعْرِضْ عَنِ الْمُشْرِكِیْنَ(۱۰۶)
Volg, hetgeen u van uw Heer is geopenbaard: er is geen God naast Hem; en wend u van de afgodendienaren af.

Volg datgene, wat u reeds van uwen Heer werd geopenbaard; er is geen God buiten hem; verwijder u dus van de afgodendienaars.
6:107
وَ لَوْ شَآءَ اللّٰهُ مَاۤ اَشْرَكُوْاؕ-وَ مَا جَعَلْنٰكَ عَلَیْهِمْ حَفِیْظًاۚ-وَ مَاۤ اَنْتَ عَلَیْهِمْ بِوَكِیْلٍ(۱۰۷)
En als Allah had gewild, zouden zij geen goden hebben opgericht. Wij hebben u (de Profeet) geen bewaker over hen gemaakt, noch zijt gij voogd over hen.

Indien het Gode had behaagd, zouden zij onschuldig aan afgoderij zijn geweest. Wij hebben u niet tot bewaker over hem aangesteld: noch om op hunne belangen toe te zien.
6:108
وَ لَا تَسُبُّوا الَّذِیْنَ یَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ فَیَسُبُّوا اللّٰهَ عَدْوًۢا بِغَیْرِ عِلْمٍؕ-كَذٰلِكَ زَیَّنَّا لِكُلِّ اُمَّةٍ عَمَلَهُمْ۪-ثُمَّ اِلٰى رَبِّهِمْ مَّرْجِعُهُمْ فَیُنَبِّئُهُمْ بِمَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۰۸)
En scheldt degenen, die zij naast Allah aanroepen niet uit, anders zullen zij uit nijd in hun onwetendheid Allah uitschelden. Zo hebben Wij voor elk volk hun daden schoon doen schijnen. Dan zullen zij tot hun Heer terugkeren en Hij zal hen inlichten over hetgeen zij plachten te doen.

Beschimp de godheden niet, die zij naast God aanroepen; zij konden op hunne beurt, in hunne buitensporigheid, God beleedigen. Zoo hebben wij ieder volk zijne daden aangewezen. Later zullen zij tot hunnen Heer terugkeeren, die hun zal herhalen wat zij hebben verricht.
6:109
وَ اَقْسَمُوْا بِاللّٰهِ جَهْدَ اَیْمَانِهِمْ لَىٕنْ جَآءَتْهُمْ اٰیَةٌ لَّیُؤْمِنُنَّ بِهَاؕ-قُلْ اِنَّمَا الْاٰیٰتُ عِنْدَ اللّٰهِ وَ مَا یُشْعِرُكُمْۙ-اَنَّهَاۤ اِذَا جَآءَتْ لَا یُؤْمِنُوْنَ(۱۰۹)
En zij zweren hun sterkste eden bij Allah, dat, indien er een teken tot hen zou komen, zij er gewis in zouden geloven. Zeg: "Voorzeker, de tekenen zijn bij Allah." En wat weet gij: Wanneer de tekenen komen, zullen zij stellig niet geloven.

Zij hebben bij God gezworen, met den meest plechtigen eed, dat indien hun een teeken werd geopenbaard, zij zekerlijk daaraan zouden gelooven. Zeg: Waarlijk, de teekens staan alleen in Gods macht, en hij veroorlooft u niet te begrijpen, dat, als die komen, zij niet zullen gelooven.
6:110
وَ نُقَلِّبُ اَفْـٕدَتَهُمْ وَ اَبْصَارَهُمْ كَمَا لَمْ یُؤْمِنُوْا بِهٖۤ اَوَّلَ مَرَّةٍ وَّ نَذَرُهُمْ فِیْ طُغْیَانِهِمْ یَعْمَهُوْنَ۠(۱۱۰)
En Wij zullen hun hart en ogen in verwarring brengen, omdat zij er voor de eerste keer niet in geloofden en Wij zullen hen in hun overtreding blindelings laten dwalen.

En wij zullen hunne harten en hun gezicht van de waarheid afwenden; want zij geloofden er voor de eerste maal niet aan, en wij zullen hen verlaten, opdat zij in hunne dwaling mogen voortgaan.
6:111
وَ لَوْ اَنَّنَا نَزَّلْنَاۤ اِلَیْهِمُ الْمَلٰٓىٕكَةَ وَ كَلَّمَهُمُ الْمَوْتٰى وَ حَشَرْنَا عَلَیْهِمْ كُلَّ شَیْءٍ قُبُلًا مَّا كَانُوْا لِیُؤْمِنُوْۤا اِلَّاۤ اَنْ یَّشَآءَ اللّٰهُ وَ لٰـكِنَّ اَكْثَرَهُمْ یَجْهَلُوْنَ(۱۱۱)
En zelfs al zonden Wij engelen tot hen neder en al spraken de doden tot hen en Wij verzamelden voor hen alle dingen van aangezicht tot aangezicht, zij zouden er niet in geloven, tenzij Allah dit wilde. Maar de meesten hunner gedragen zich onwetend.

En hoewel wij hun engelen hadden gezonden, en de dood tot hen had gesproken, en wij alle dingen voor hun oog voor hen hadden verzameld, wilden zij niet gelooven, tot het Gode behaagde; maar het grootste deel hunner weet het niet.
6:112
وَ كَذٰلِكَ جَعَلْنَا لِكُلِّ نَبِیٍّ عَدُوًّا شَیٰطِیْنَ الْاِنْسِ وَ الْجِنِّ یُوْحِیْ بَعْضُهُمْ اِلٰى بَعْضٍ زُخْرُفَ الْقَوْلِ غُرُوْرًاؕ-وَ لَوْ شَآءَ رَبُّكَ مَا فَعَلُوْهُ فَذَرْهُمْ وَ مَا یَفْتَرُوْنَ(۱۱۲)
Op dezelfde wijze hebben Wij een vijand voor elke profeet gemaakt, bozen van onder de mensen en de djinn. Zij fluisteren elkander vergulde woorden in om te bedriegen - en als uw Heer had gewild, zouden zij het niet hebben gedaan; laat hen daarom met rust met hetgeen zij verzinnen.

Zoo hebben wij voor iederen profeet een vijand doen ontstaan; de verleiders van menschen en geniussen, die elkander afzonderlijk klinkende gesprekken inbliezen, om te verblinden; maar indien het God had behaagd, zouden zij het niet hebben gedaan. Verlaat hen dus, en ook datgene, wat zij valschelijk hebben uitgedacht.
6:113
وَ لِتَصْغٰۤى اِلَیْهِ اَفْـٕدَةُ الَّذِیْنَ لَا یُؤْمِنُوْنَ بِالْاٰخِرَةِ وَ لِیَرْضَوْهُ وَ لِیَقْتَرِفُوْا مَا هُمْ مُّقْتَرِفُوْنَ(۱۱۳)
En opdat de harten dergenen die niet in het Hiernamaals geloven er zich toe neigen en zij er tevreden mee mogen zijn en dat zij mogen verdienen hetgeen zij willen verdienen.

Laat de harten van hen, die niet in het volgende leven gelooven, zich daartoe neigen, en laat hen zelven er behagen in scheppen en laat hen winnen wat zij winnen.
6:114
اَفَغَیْرَ اللّٰهِ اَبْتَغِیْ حَكَمًا وَّ هُوَ الَّذِیْۤ اَنْزَلَ اِلَیْكُمُ الْكِتٰبَ مُفَصَّلًاؕ-وَ الَّذِیْنَ اٰتَیْنٰهُمُ الْكِتٰبَ یَعْلَمُوْنَ اَنَّهٗ مُنَزَّلٌ مِّنْ رَّبِّكَ بِالْحَقِّ فَلَا تَكُوْنَنَّ مِنَ الْمُمْتَرِیْنَ(۱۱۴)
Zal ik als rechter iemand anders zoeken dan Allah, terwijl Hij het is, Die u het Boek heeft nedergezonden dat uitvoerig is verklaard? En degenen, wie Wij het Boek gaven weten dat het van uw Heer is nedergezonden met de waarheid; behoort daarom niet tot degenen die twijfelen.

Zal ik een anderen rechter naast God zoeken, om tusschen ons te richten? Hij is het, die u het boek van den Koran heeft toegezonden, onderscheidende goed en kwaad; en zij, welke wij de schrift gaven, weten dat zij van den Heer werd nedergezonden met waarheid. Wees dus niet een van hen, die er aan twijfelen.
6:115
وَ تَمَّتْ كَلِمَتُ رَبِّكَ صِدْقًا وَّ عَدْلًاؕ-لَا مُبَدِّلَ لِكَلِمٰتِهٖۚ-وَ هُوَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۱۱۵)
En het woord van uw Heer is in waarheid en rechtvaardigheid vervuld. Niemand kan Zijn woorden veranderen; Hij is de Alhorende, de Alwetende.

De woorden van uwen Heer zijn volmaakt in waarheid en rechtvaardigheid; er is niemand die deze woorden kan veranderen. Hij hoort en kent alles.
6:116
وَ اِنْ تُطِعْ اَكْثَرَ مَنْ فِی الْاَرْضِ یُضِلُّوْكَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِؕ-اِنْ یَّتَّبِعُوْنَ اِلَّا الظَّنَّ وَ اِنْ هُمْ اِلَّا یَخْرُصُوْنَ(۱۱۶)
0

Maar indien gij het grootste deel gelooft van hen, die op de aarde zijn, zullen zij u van Gods weg afleiden; zij volgen slechts een onzeker gevoelen en spreken niets dan leugen.
6:117
اِنَّ رَبَّكَ هُوَ اَعْلَمُ مَنْ یَّضِلُّ عَنْ سَبِیْلِهٖۚ-وَ هُوَ اَعْلَمُ بِالْمُهْتَدِیْنَ(۱۱۷)
Voorzeker, uw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en Hij kent degenen, die recht geleid zijn.

Waarlijk, God kent hen, die van zijnen weg afgaan, en kent hen wel, die op den rechten weg worden gevoerd.
6:118
فَكُلُوْا مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّٰهِ عَلَیْهِ اِنْ كُنْتُمْ بِاٰیٰتِهٖ مُؤْمِنِیْنَ(۱۱۸)
Eet daarom van hetgeen waarover de naam van Allah is uitgesproken als gij in Zijn tekenen gelooft.

Eet van hetgeen, waarbij de naam van God is herdacht, indien gij aan zijne teekens gelooft.
6:119
وَ مَا لَكُمْ اَلَّا تَاْكُلُوْا مِمَّا ذُكِرَ اسْمُ اللّٰهِ عَلَیْهِ وَ قَدْ فَصَّلَ لَكُمْ مَّا حَرَّمَ عَلَیْكُمْ اِلَّا مَا اضْطُرِرْتُمْ اِلَیْهِؕ-وَ اِنَّ كَثِیْرًا لَّیُضِلُّوْنَ بِاَهْوَآىٕهِمْ بِغَیْرِ عِلْمٍؕ-اِنَّ رَبَّكَ هُوَ اَعْلَمُ بِالْمُعْتَدِیْنَ(۱۱۹)
En welke reden hebt gij, dat gij niet van datgene zoudt eten, waarover de naam van Allah is uitgesproken, terwijl Hij u reeds heeft uitgelegd wat Hij u heeft verboden, - met uitzondering van datgene waartoe gij gedwongen zijt. En voorzeker, velen misleiden door hun boze neigingen zonder kennis. Waarlijk, uw Heer kent de overtreders het beste.

En waarom zoudt gij niet eten van datgene, waarover Gods naam is uitgesproken? aangezien hij u duidelijk verklaarde, wat hij u heeft verboden, uitgenomen datgene, waarvan gij genoodzaakt zijt te eten. Sommigen brengen anderen in dwaling, door hunne hartstochten, zonder kennis te bezitten; maar God kent de zondaren.
6:120
وَ ذَرُوْا ظَاهِرَ الْاِثْمِ وَ بَاطِنَهٗؕ-اِنَّ الَّذِیْنَ یَكْسِبُوْنَ الْاِثْمَ سَیُجْزَوْنَ بِمَا كَانُوْا یَقْتَرِفُوْنَ(۱۲۰)
En schuwt openlijke, alsmede geheime zonden. Gewis, degenen die zonden begaan, zal voor hetgeen zij doen, worden vergolden.

Verlaat het binnenste en het buitenste der zonde; want zij die de zonde begaan, zullen de belooning ontvangen, naar hetgeen zij hebben verricht.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download

اَلْاَ نْعَام
اَلْاَ نْعَام
  00:00



Download