READ
Surah Al-Aa'raaf
اَلْاَعْرَاف
206 Ayaat مکیۃ
وَ اِذْ قِیْلَ لَهُمُ اسْكُنُوْا هٰذِهِ الْقَرْیَةَ وَ كُلُوْا مِنْهَا حَیْثُ شِئْتُمْ وَ قُوْلُوْا حِطَّةٌ وَّ ادْخُلُوا الْبَابَ سُجَّدًا نَّغْفِرْ لَكُمْ خَطِیْٓــٴٰـتِكُمْ ؕ-سَنَزِیْدُ الْمُحْسِنِیْنَ(۱۶۱)
0
En toen tot hen gezegd werd: "Bewoont deze stad en eet ervan in overvloed, waar jullie maar willen en zegt: 'Vergiffenis!? en gaat eerbiedig neerbuigend de poort binnen, dan zullen Wij jullie je fouten vergeven en Wij zullen hun die goed doen nog meer doen toekomen."
فَبَدَّلَ الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا مِنْهُمْ قَوْلًا غَیْرَ الَّذِیْ قِیْلَ لَهُمْ فَاَرْسَلْنَا عَلَیْهِمْ رِجْزًا مِّنَ السَّمَآءِ بِمَا كَانُوْا یَظْلِمُوْنَ۠(۱۶۲)
Maar de onrechtvaardigen onder hen vervingen het woord door een ander dat niet tot hen was gesproken. Daarom zonden Wij een kastijding van de hemel over hen neder omdat zij onrechtvaardig waren.
Maar zij die onrecht pleegden verwisselden het gezegde voor iets anders dan wat tot hen gezegd was. Toen zonden Wij een plaag uit de hemel over hen voor het onrecht dat zij gepleegd hadden.
وَ سْــٴَـلْهُمْ عَنِ الْقَرْیَةِ الَّتِیْ كَانَتْ حَاضِرَةَ الْبَحْرِۘ-اِذْ یَعْدُوْنَ فِی السَّبْتِ اِذْ تَاْتِیْهِمْ حِیْتَانُهُمْ یَوْمَ سَبْتِهِمْ شُرَّعًا وَّ یَوْمَ لَا یَسْبِتُوْنَۙ-لَا تَاْتِیْهِمْۚۛ-كَذٰلِكَۚۛ-نَبْلُوْهُمْ بِمَا كَانُوْا یَفْسُقُوْنَ(۱۶۳)
En vraag hun omtrent de stad, die aan de zee lag. Toen zij de Sabbath ontheiligden verscheen vis op hun Sabbath aan de oppervlakte van het water, maar de dag waarop zij geen Sabbath hielden kwam zij niet tot hen. Zo beproefden Wij hen omdat zij overtreders waren.
En vraag hun naar de stad die bij de zee lag; toen zij op de sabbat in overtreding waren, hoe hun vissen op hun sabbatdag tot hen kwamen terwijl ze vanzelf omhooggezwommen waren, maar op de dag dat zij de sabbat niet hielden kwamen ze niet. Zo stelden Wij hen op de proef voor het schandelijke dat zij deden.
وَ اِذْ قَالَتْ اُمَّةٌ مِّنْهُمْ لِمَ تَعِظُوْنَ قَوْمَاۙﰳ اللّٰهُ مُهْلِكُهُمْ اَوْ مُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا شَدِیْدًاؕ-قَالُوْا مَعْذِرَةً اِلٰى رَبِّكُمْ وَ لَعَلَّهُمْ یَتَّقُوْنَ(۱۶۴)
Toen een gedeelte hunner zeide: "Waarom predikt gij tot een volk dat Allah wil vernietigen of met een strenge kastijding gaat straffen?" Het andere deel antwoordde: "Als een verontschuldiging tegenover uw Heer en opdat zij rechtvaardig mogen worden."
En toen een gemeenschap van hen zei: "Waarom vermanen jullie mensen die God zal vernietigen of met een strenge bestraffing straffen?" Zij zeiden: "Als verontschuldiging tot jullie Heer en opdat zij misschien godvrezend zullen worden."
فَلَمَّا نَسُوْا مَا ذُكِّرُوْا بِهٖۤ اَنْجَیْنَا الَّذِیْنَ یَنْهَوْنَ عَنِ السُّوْٓءِ وَ اَخَذْنَا الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا بِعَذَابٍۭ بَىٕیْسٍۭ بِمَا كَانُوْا یَفْسُقُوْنَ (۱۶۵)
En toen zij de vermaning vergaten redden Wij degenen die het kwade verboden en grepen de onrechtvaardigen met een strenge straf aan, omdat zij verkeerd handelden.
En toen zij vergeten waren waartoe zij gemaand waren, redden Wij hen die het slechte verboden en grepen Wij hen die onrecht pleegden met een erge bestraffing voor het schandelijke dat zij deden.
فَلَمَّا عَتَوْا عَنْ مَّا نُهُوْا عَنْهُ قُلْنَا لَهُمْ كُوْنُوْا قِرَدَةً خٰسِىٕیْنَ(۱۶۶)
En toen zij overtraden, hetgeen hun was verboden, zeiden Wij tot hen: "Weest verachte apen."
En toen zij wat hun verboden was minachtten, zeiden Wij tot hen: "Weest weggejaagde apen."
وَ اِذْ تَاَذَّنَ رَبُّكَ لَیَبْعَثَنَّ عَلَیْهِمْ اِلٰى یَوْمِ الْقِیٰمَةِ مَنْ یَّسُوْمُهُمْ سُوْٓءَ الْعَذَابِؕ-اِنَّ رَبَّكَ لَسَرِیْعُ الْعِقَابِ ۚۖ-وَ اِنَّهٗ لَغَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۱۶۷)
En toen verkondigde uw Heer dat Hij dezulken zou zenden, die hen (de Joden) met een marteling zouden kwellen tot de dag der Opstanding. Voorzeker, uw Heer is vlug in vergelding en Hij is Vergevensgezind, Genadevol.
En toen jouw Heer aankondigde tegen hen tot aan de opstandingsdag mensen te zenden die hun een vreselijk leed zouden berokkenen. Jouw Heer is zeker snel met de afstraffing en Hij is werkelijk vergevend en barmhartig.
وَ قَطَّعْنٰهُمْ فِی الْاَرْضِ اُمَمًاۚ-مِنْهُمُ الصّٰلِحُوْنَ وَ مِنْهُمْ دُوْنَ ذٰلِكَ٘-وَ بَلَوْنٰهُمْ بِالْحَسَنٰتِ وَ السَّیِّاٰتِ لَعَلَّهُمْ یَرْجِعُوْنَ(۱۶۸)
En Wij verdeelden hen in groepen over de aarde. Er zijn onder hen rechtvaardigen en er zijn onrechtvaardigen. Wij beproefden hen door voor- en tegenspoed, opdat zij zich mochten bekeren.
En Wij splitsten hen op de aarde in gemeenschappen op; sommigen van hen waren rechtschapen en anderen waren dat niet. En Wij stelden hen op de proef met goede en slechte dingen, opdat zij misschien terug zouden keren.
فَخَلَفَ مِنْۢ بَعْدِهِمْ خَلْفٌ وَّرِثُوا الْكِتٰبَ یَاْخُذُوْنَ عَرَضَ هٰذَا الْاَدْنٰى وَ یَقُوْلُوْنَ سَیُغْفَرُ لَنَاۚ-وَ اِنْ یَّاْتِهِمْ عَرَضٌ مِّثْلُهٗ یَاْخُذُوْهُؕ-اَلَمْ یُؤْخَذْ عَلَیْهِمْ مِّیْثَاقُ الْكِتٰبِ اَنْ لَّا یَقُوْلُوْا عَلَى اللّٰهِ اِلَّا الْحَقَّ وَ دَرَسُوْا مَا فِیْهِؕ-وَ الدَّارُ الْاٰخِرَةُ خَیْرٌ لِّلَّذِیْنَ یَتَّقُوْنَؕ-اَفَلَا تَعْقِلُوْنَ(۱۶۹)
Na hen kwam er een boos geslacht dat het Boek erfde. Zij namen de goederen van deze wereld en zeiden: "Het zal ons worden vergeven." Maar als meer dergelijke goederen tot hen kwamen zouden zij deze ook hebben genomen. Werd de belofte in het Boek, dat zij van Allah slechts de waarheid zouden spreken, niet van hen afgenomen? En hebben zij hetgeen er in staat, niet gelezen? En het tehuis van het Hiernamaals is beter voor degenen, die (God) vrezen. Begrijpt gij dat niet?
Toen werden zij daarna opgevolgd door opvolgers, die het boek erfden. Zij grijpen het stoffelijk gewin van deze tegenwoordige wereld aan en zeggen: "Het zal ons vergeven worden." En als een dergelijk stoffelijk gewin zich nog eens aan hen voordoet grijpen zij het aan. Is met hen niet het verdrag van het boek aangegaan dat zij over God alleen maar de waarheid zouden zeggen? En zij hebben wat erin staat bestudeerd. En de laatste woning is beter voor hen die godvrezend zijn. Hebben jullie dan geen verstand?
وَ الَّذِیْنَ یُمَسِّكُوْنَ بِالْكِتٰبِ وَ اَقَامُوا الصَّلٰوةَؕ-اِنَّا لَا نُضِیْعُ اَجْرَ الْمُصْلِحِیْنَ(۱۷۰)
En die zich aan het Boek vasthouden en in het gebed volhardend zijn - voorzeker Wij doen de beloning der goeden niet verloren gaan.
Maar zij die aan het boek vasthouden en de salaat verrichten? Wij zullen het loon van hen die herstel brengen niet verloren laten gaan. *
وَ اِذْ نَتَقْنَا الْجَبَلَ فَوْقَهُمْ كَاَنَّهٗ ظُلَّةٌ وَّ ظَنُّوْۤا اَنَّهٗ وَاقِعٌۢ بِهِمْۚ-خُذُوْا مَاۤ اٰتَیْنٰكُمْ بِقُوَّةٍ وَّ اذْكُرُوْا مَا فِیْهِ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُوْنَ۠(۱۷۱)
Toen Wij de berg (Sina?) boven hen deden schudden alsof hij een losse bedekking was, dachten zij, dat deze op hen zou vallen; Wij zeiden: "Houdt u aan hetgeen Wij u hebben gegeven vast en gedenkt wat er in staat, opdat gij moogt worden behouden."
En toen Wij de berg boven hen ophieven alsof hij een stapelwolk was en zij meenden dat hij op hen zou vallen: "Houdt aan wat Wij jullie gegeven hebben stevig vast en gedenkt wat erin staat; misschien zullen jullie godvrezend worden."
وَ اِذْ اَخَذَ رَبُّكَ مِنْۢ بَنِیْۤ اٰدَمَ مِنْ ظُهُوْرِهِمْ ذُرِّیَّتَهُمْ وَ اَشْهَدَهُمْ عَلٰۤى اَنْفُسِهِمْ اَلَسْتُ بِرَبِّكُمْؕ-قَالُوْا بَلٰىۚۛ-شَهِدْنَاۚۛ-اَنْ تَقُوْلُوْا یَوْمَ الْقِیٰمَةِ اِنَّا كُنَّا عَنْ هٰذَا غٰفِلِیْنَۙ(۱۷۲)
En toen uw Heer van Adams kinderen een nageslacht uit hun lendenen voortbracht, en hen deed getuigen over henzelf: "Ben ik uw Heer niet?" antwoordden zij: "Ja, wij getuigen" zodat gij op de Dag der Opstanding niet zoudt zeggen: "Wij waren ons hiervan zeker niet bewust."
En toen jouw Heer uit de kinderen van Adam, uit hun lendenen, hun nageslacht nam en hen over zichzelf liet getuigen: "Ben Ik niet jullie Heer?" Zij zeiden: "Ja zeker, wij getuigen." Zodat zij niet op de opstandingsdag zouden kunnen zeggen: "Hierop hadden wij niet gelet."
اَوْ تَقُوْلُوْۤا اِنَّمَاۤ اَشْرَكَ اٰبَآؤُنَا مِنْ قَبْلُ وَ كُنَّا ذُرِّیَّةً مِّنْۢ بَعْدِهِمْۚ-اَفَتُهْلِكُنَا بِمَا فَعَلَ الْمُبْطِلُوْنَ(۱۷۳)
Of gij zolldt zeggen: "Het waren alleen onze vaderen die afgoderij bedreven en wij waren een geslacht na hen. Wilt Gij ons dan vernietigen om hetgeen de leugenaars deden?"
Of kunnen zeggen: "Onze voorvaderen waren vroeger veelgodendienaars en wij zijn slechts nageslacht na hen. Zult U ons dan vernietigen voor wat zij deden die zeggen dat het niet waar is?"
وَ كَذٰلِكَ نُفَصِّلُ الْاٰیٰتِ وَ لَعَلَّهُمْ یَرْجِعُوْنَ(۱۷۴)
En zo verklaren Wij de tekenen opdat zij zich mogen bekeren.
Zo zetten Wij de tekenen uiteen en misschien zullen zij terugkeren.
وَ اتْلُ عَلَیْهِمْ نَبَاَ الَّذِیْۤ اٰتَیْنٰهُ اٰیٰتِنَا فَانْسَلَخَ مِنْهَا فَاَتْبَعَهُ الشَّیْطٰنُ فَكَانَ مِنَ الْغٰوِیْنَ(۱۷۵)
En vertel hun het verhaal van de man die Wij Onze tekenen gaven, maar hij wendde zich af, daarom volgde Satan hem en hij werd verleid.
En lees hun de mededeling voor over hem aan wie Wij Onze tekenen gaven maar die er zich toen aan onttrok. Toen maakte de satan hem tot volgeling en behoorde hij tot de misleiden.
وَ لَوْ شِئْنَا لَرَفَعْنٰهُ بِهَا وَ لٰكِنَّهٗۤ اَخْلَدَ اِلَى الْاَرْضِ وَ اتَّبَعَ هَوٰىهُۚ-فَمَثَلُهٗ كَمَثَلِ الْكَلْبِۚ-اِنْ تَحْمِلْ عَلَیْهِ یَلْهَثْ اَوْ تَتْرُكْهُ یَلْهَثْؕ-ذٰلِكَ مَثَلُ الْقَوْمِ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۚ-فَاقْصُصِ الْقَصَصَ لَعَلَّهُمْ یَتَفَكَّرُوْنَ(۱۷۶)
En indien Wij wilden, konden Wij hem er door verheffen doch hij verkoos de aarde en volgde zijn begeerten, hij is als een hond: als gij hem achtervolgt laat deze zijn tong (uit de bek) hangen en indien gij hem met rust laat steekt hij ook zijn tong uit. Dit is het geval van de mensen, die Onze tekenen verloochenen. Vertel daarom deze gelijkenis opdat zij mogen nadenken.
En als Wij gewild hadden dan hadden Wij hem daardoor verhoogd, maar zijn neigingen waren op de aarde gericht en hij volgde zijn geneigdheid. Hij lijkt bijvoorbeeld op een hond. Als je hem aanvalt dan laat hij zijn tong uit de bek hangen en laat je hem met rust, dan laat hij zijn tong uit de bek hangen. Daarop lijken de mensen die Onze tekenen loochenen. Vertel dus het verhaal; misschien zullen zij nadenken.
سَآءَ مَثَلَا-ﰳالْقَوْمُ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَا وَ اَنْفُسَهُمْ كَانُوْا یَظْلِمُوْنَ(۱۷۷)
Slecht is de toestand van een volk dat Onze tekenen verloochent, het handelt onjuist tegen zichzelf.
Een slecht voorbeeld zijn de mensen die Onze tekenen loochenden en die zichzelf onrecht aandeden.
مَنْ یَّهْدِ اللّٰهُ فَهُوَ الْمُهْتَدِیْۚ-وَ مَنْ یُّضْلِلْ فَاُولٰٓىٕكَ هُمُ الْخٰسِرُوْنَ(۱۷۸)
Wie Allah leidt is op het rechte pad. En wie Hij laat dwalen, zal tot de verliezers behoren.
Wie door God op het goede pad gebracht is die volgt het goede pad en wie Hij tot dwaling brengt, dat zijn de verliezers.
وَ لَقَدْ ذَرَاْنَا لِجَهَنَّمَ كَثِیْرًا مِّنَ الْجِنِّ وَ الْاِنْسِ ﳲ لَهُمْ قُلُوْبٌ لَّا یَفْقَهُوْنَ بِهَا٘-وَ لَهُمْ اَعْیُنٌ لَّا یُبْصِرُوْنَ بِهَا٘-وَ لَهُمْ اٰذَانٌ لَّا یَسْمَعُوْنَ بِهَاؕ-اُولٰٓىٕكَ كَالْاَنْعَامِ بَلْ هُمْ اَضَلُّؕ-اُولٰٓىٕكَ هُمُ الْغٰفِلُوْنَ(۱۷۹)
Voorwaar, Wij hebben menige djinn en mens geschapen wier einde de hel zal zijn. Zij hebben harten maar begrijpen er niet mede en zij hebben ogen maar zij zien er niet mede en zij hebben oren maar zij horen er niet mede. Zij zijn als vee, neen zij dwalen nog meer (dan dit), zij zijn de achtelozen.
Wij hebben veel djinn en mensen voor de hel geschapen. Zij hebben harten waarmee zij niet begrijpen, zij hebben ogen waarmee zij niet zien en zij hebben oren waarmee zij niet horen. Zij zijn als het vee, nee zij dwalen nog erger. Zij zijn het die onoplettend zijn.
وَ لِلّٰهِ الْاَسْمَآءُ الْحُسْنٰى فَادْعُوْهُ بِهَا۪-وَ ذَرُوا الَّذِیْنَ یُلْحِدُوْنَ فِیْۤ اَسْمَآىٕهٖؕ-سَیُجْزَوْنَ مَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَ(۱۸۰)
Aan Allah behoren alle goede eigenschappen. Roept Hem daarbij aan. En laat degenen, die ten opzichte van Zijn eigenschappen van de rechte weg afwijken, met rust. Hun zal worden vergolden naar hetgeen zij hebben bedreven.
God komen de mooiste namen toe. Roept Hem daarmee aan en laat hen maar die Zijn namen misbruiken; aan hen zal worden vergolden wat zij deden.
وَ مِمَّنْ خَلَقْنَاۤ اُمَّةٌ یَّهْدُوْنَ بِالْحَقِّ وَ بِهٖ یَعْدِلُوْنَ۠(۱۸۱)
En er is onder hen die Wij hebben geschapen een volk, dat de mensen met waarheid leidt en rechtvaardig oordeelt.
En onder hen die Wij geschapen hebben is er een gemeenschap die de weg naar de waarheid wijst en die rechtvaardig ernaar handelt.
وَ الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَا سَنَسْتَدْرِجُهُمْ مِّنْ حَیْثُ لَا یَعْلَمُوْنَۚۖ(۱۸۲)
En degenen, die Onze tekenen verwerpen zullen Wij geleidelijk aangrijpen, op een wijze die zij niet verwachten.
En zij die Onze tekenen loochenen, zullen Wij gaandeweg tot vernietiging brengen zonder dat zij het weten.
وَ اُمْلِیْ لَهُمْؕ-اِنَّ كَیْدِیْ مَتِیْنٌ(۱۸۳)
Ik geef hun uitstel. Mijn plan is voorzeker machtig.
En Ik zal hun uitstel geven. Mijn list staat vast.
اَوَ لَمْ یَتَفَكَّرُوْاٚ-مَا بِصَاحِبِهِمْ مِّنْ جِنَّةٍؕ-اِنْ هُوَ اِلَّا نَذِیْرٌ مُّبِیْنٌ(۱۸۴)
Hebben zij er niet over nagedacht dat er in hun metgezel (Mohammed) geen krankzinnigheid is? Hij is slechts een duidelijk waarschuwer.
Hebben zij dan niet nagedacht? In hun medeburger is geen bezetenheid, hij is slechts een duidelijke waarschuwer.
اَوَ لَمْ یَنْظُرُوْا فِیْ مَلَكُوْتِ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِ وَ مَا خَلَقَ اللّٰهُ مِنْ شَیْءٍۙ-وَّ اَنْ عَسٰۤى اَنْ یَّكُوْنَ قَدِ اقْتَرَبَ اَجَلُهُمْۚ-فَبِاَیِّ حَدِیْثٍۭ بَعْدَهٗ یُؤْمِنُوْنَ(۱۸۵)
Hebben zij het koninkrijk der hemelen en der aarde en alle dingen die Allah geschapen heeft, niet bekeken? En dat hun termijn waarschijnlijk reeds naderbij is gekomen? In welk woord zullen zij dan daarna geloven?
Hebben zij niet het rijk van de hemelen en de aarde beschouwd en de dingen die God geschapen heeft en dat misschien hun termijn nabijgekomen is. Aan welk bericht zullen zij dan hierna nog geloven?
مَنْ یُّضْلِلِ اللّٰهُ فَلَا هَادِیَ لَهٗؕ-وَ یَذَرُهُمْ فِیْ طُغْیَانِهِمْ یَعْمَهُوْنَ(۱۸۶)
En wie Allah laat dwalen, voor hem kan er geen gids zijn. Hij laat dezulken in hun koppigheid blindelings zwerven.
Als God iemand tot dwaling brengt dan is er voor hem niemand die de goede richting wijst. En Hij laat hen in hun onbeschaamdheid doorgaan met dwalen.
یَسْــٴَـلُوْنَكَ عَنِ السَّاعَةِ اَیَّانَ مُرْسٰىهَاؕ-قُلْ اِنَّمَا عِلْمُهَا عِنْدَ رَبِّیْۚ-لَا یُجَلِّیْهَا لِوَقْتِهَاۤ اِلَّا هُوَ ﲪ ثَقُلَتْ فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-لَا تَاْتِیْكُمْ اِلَّا بَغْتَةًؕ-یَسْــٴَـلُوْنَكَ كَاَنَّكَ حَفِیٌّ عَنْهَاؕ-قُلْ اِنَّمَا عِلْمُهَا عِنْدَ اللّٰهِ وَ لٰكِنَّ اَكْثَرَ النَّاسِ لَا یَعْلَمُوْنَ(۱۸۷)
Vragen zij u omtrent het uur, wanneer het zal plaatsvinden? Zeg: "De kennis daarvan is slechts bij mijn Heer. Niemand dan Hij kan het op zijn tijd openbaren. Het rust zwaar op de hemel en op de aarde. Het zal slechts onverwacht tot u komen. Zij ondervragen u of gij er goed van op de hoogte zijt. Zeg: "De kennis er van is slechts bij Allah, maar de meeste mensen weten het niet."
Zij vragen jou naar het uur, voor wanneer het is vastgesteld. Zeg: "De kennis ervan is slechts bij mijn Heer, alleen Hij zal het op de tijd ervan openbaar maken. Het is van groot gewicht in de hemelen en op de aarde. Het komt slechts onverwachts tot jullie." Zij vragen aan jou alsof jij ervan op de hoogte bent. Zeg: "De kennis ervan is slechts bij God, maar de meeste mensen weten het niet."
قُلْ لَّاۤ اَمْلِكُ لِنَفْسِیْ نَفْعًا وَّ لَا ضَرًّا اِلَّا مَا شَآءَ اللّٰهُؕ-وَ لَوْ كُنْتُ اَعْلَمُ الْغَیْبَ لَا سْتَكْثَرْتُ مِنَ الْخَیْرِۚۛ-وَ مَا مَسَّنِیَ السُّوْٓءُۚۛ-اِنْ اَنَا اِلَّا نَذِیْرٌ وَّ بَشِیْرٌ لِّقَوْمٍ یُّؤْمِنُوْنَ۠(۱۸۸)
Zeg: "Ik heb buiten hetgeen Allah wil, geen macht over goed of kwaad voor mijzelf. En als ik het onzienlijke kende zou ik een overvloed van goed hebben bemachtigd en het kwade zou mij niet hebben gedeerd. Ik ben slechts een waarschuwer en een drager van goede tijding voor een volk dat gelooft."
Zeg: "Ik heb geen macht om voor mijzelf tot nut of tot schade te zijn, afgezien van wat God wil. En als ik het verborgene zou kennen dan zou ik veel goeds verworven hebben en geen kwaad zou mij overkomen zijn. Ik ben slechts een waarschuwer en een verkondiger van goed nieuws voor mensen die geloven."
هُوَ الَّذِیْ خَلَقَكُمْ مِّنْ نَّفْسٍ وَّاحِدَةٍ وَّ جَعَلَ مِنْهَا زَوْجَهَا لِیَسْكُنَ اِلَیْهَاۚ-فَلَمَّا تَغَشّٰىهَا حَمَلَتْ حَمْلًا خَفِیْفًا فَمَرَّتْ بِهٖۚ-فَلَمَّاۤ اَثْقَلَتْ دَّعَوَا اللّٰهَ رَبَّهُمَا لَىٕنْ اٰتَیْتَنَا صَالِحًا لَّنَكُوْنَنَّ مِنَ الشّٰكِرِیْنَ(۱۸۹)
Hij is het, Die u uit een enkele ziel heeft geschapen en daaruit haar gade maakte, opdat deze troost in haar mocht vinden. En nadat hij haar bekend heeft, draagt zij een lichte last en gaat er mede rond. En wanneer deze zwaar wordt, bidden zij beiden tot Allah hun Heer: "Als Gij ons een goed kind geeft, zullen wij zeker tot de dankbaren behoren."
Hij is het die jullie uit één wezen geschapen heeft en die uit hem zijn echtgenote maakte opdat hij bij haar rust zou vinden. En toen hij met haar gemeenschap had gehad kreeg zij een lichte zwangerschapslast te dragen en zij bleef gewoon doorgaan, maar toen dat zwaar werd riepen zij God, hun beider Heer, aan: "Als U ons een gaaf kind geeft zullen wij zeker behoren tot hen die dank betuigen."
فَلَمَّاۤ اٰتٰىهُمَا صَالِحًا جَعَلَا لَهٗ شُرَكَآءَ فِیْمَاۤ اٰتٰىهُمَاۚ-فَتَعٰلَى اللّٰهُ عَمَّا یُشْرِكُوْنَ(۱۹۰)
Maar als Hij hun een welgeschapen kind geeft, schrijven zij deelgenoten aan Hem toe, betreffende hetgeen Hij hun beiden heeft gegeven. Maar Allah is verheven boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen.
Toen Hij hun dan een gaaf kind gegeven had, kenden zij Hem metgezellen toe in wat Hij hun gegeven had. Maar God is verheven boven wat zij aan Hem als metgezellen toevoegen.
اَیُشْرِكُوْنَ مَا لَا یَخْلُقُ شَیْــٴًـا وَّ هُمْ یُخْلَقُوْنَۚ (۱۹۱)
Vereenzelvigen zij met Allah degenen die niets scheppen terwijl deze zelf geschapen zijn?
Voegen zij dan [aan God] iets als metgezellen toe wat niets schept, maar die zelf geschapen zijn?
وَ لَا یَسْتَطِیْعُوْنَ لَهُمْ نَصْرًا وَّ لَاۤ اَنْفُسَهُمْ یَنْصُرُوْنَ(۱۹۲)
En zij kunnen anderen geen hulp verlenen noch kunnen zij zichzelf helpen.
Die zijn niet in staat hen te helpen, noch kunnen zij zichzelf helpen.
وَ اِنْ تَدْعُوْهُمْ اِلَى الْهُدٰى لَا یَتَّبِعُوْكُمْؕ-سَوَآءٌ عَلَیْكُمْ اَدَعَوْتُمُوْهُمْ اَمْ اَنْتُمْ صَامِتُوْنَ(۱۹۳)
En als gij hen tot leiding roept zullen zij u niet volgen. Het is gelijk of gij hen roept of zwijgt.
En als jullie hen tot de leidraad oproepen dan volgen zij jullie niet. Het maakt voor jullie niet uit of jullie hen oproepen of dat jullie zwijgen.
اِنَّ الَّذِیْنَ تَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ عِبَادٌ اَمْثَالُكُمْ فَادْعُوْهُمْ فَلْیَسْتَجِیْبُوْا لَكُمْ اِنْ كُنْتُمْ صٰدِقِیْنَ(۱۹۴)
Voorwaar, degenen die gij naast Allah aanroept zijn dienaren, zoals gij. Roept hen dan aan en laat hen u verhoren als gij waarheid spreekt.
Zij, die jullie in plaats van God aanroepen, zijn dienaren net als jullie. Roept hen dan aan en laten zij jullie gehoor geven, als jullie gelijk hebben.
اَلَهُمْ اَرْجُلٌ یَّمْشُوْنَ بِهَاۤ٘-اَمْ لَهُمْ اَیْدٍ یَّبْطِشُوْنَ بِهَاۤ٘-اَمْ لَهُمْ اَعْیُنٌ یُّبْصِرُوْنَ بِهَاۤ٘-اَمْ لَهُمْ اٰذَانٌ یَّسْمَعُوْنَ بِهَاؕ-قُلِ ادْعُوْا شُرَكَآءَكُمْ ثُمَّ كِیْدُوْنِ فَلَا تُنْظِرُوْنِ(۱۹۵)
Hebben zij voeten waarmede zij lopen of hebben zij handen waarmede zij vasthouden, of hebben zij ogen waarmede zij zien of hebben zij oren waarmede zij horen? Zeg: "Roept de deelgenoten aan. Smeedt plannen tegen mij (profeet) en geeft mij geen uitstel"
Hebben zij dan voeten waarmee zij lopen of hebben zij handen waarmee zij vastgrijpen of hebben zij ogen waarmee zij zien of hebben zij oren waarmee zij horen? Zeg: "Roept jullie [zogenaamd goddelijke] metgezellen aan, beraamt dan listen tegen mij en laat mij dan niet wachten.
اِنَّ وَلِیِّ ﰯ اللّٰهُ الَّذِیْ نَزَّلَ الْكِتٰبَ ﳲ وَ هُوَ یَتَوَلَّى الصّٰلِحِیْنَ(۱۹۶)
Waarlijk, mijn Beschermer is alleen Allah Die het Boek (de Koran) heeft geopenbaard. En Hij is de Beschermer der goeden.
Mijn beschermer is God die het boek heeft neergezonden en Hij verleent de rechtschapenen bijstand.
وَ الَّذِیْنَ تَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِهٖ لَا یَسْتَطِیْعُوْنَ نَصْرَكُمْ وَ لَاۤ اَنْفُسَهُمْ یَنْصُرُوْنَ(۱۹۷)
En zij, die gij naast Hem aanroept hebben geen macht om u te helpen noch kunnen zij zichzelf helpen.
En zij die jullie in plaats van Hem aanroepen zijn niet in staat jullie te helpen, noch kunnen zij zichzelf helpen.
وَ اِنْ تَدْعُوْهُمْ اِلَى الْهُدٰى لَا یَسْمَعُوْاؕ-وَ تَرٰىهُمْ یَنْظُرُوْنَ اِلَیْكَ وَ هُمْ لَا یُبْصِرُوْنَ(۱۹۸)
En als gij hen tot leiding uitnodigt horen zij u niet. En gij ziet hen naar u kijken maar zij zien niet.
En als jullie hen tot de leidraad oproepen dan horen zij niet en jullie zien hen naar jullie kijken, maar zij zien niet."
خُذِ الْعَفْوَ وَ اْمُرْ بِالْعُرْفِ وَ اَعْرِضْ عَنِ الْجٰهِلِیْنَ(۱۹۹)
Neig u tot vergiffenis en spoor tot vriendelijkheid aan en wend u van de onwetenden af.
Neem wat gemakkelijk gegeven kan worden, beveel het behoorlijke en wend je af van de dommen.
وَ اِمَّا یَنْزَغَنَّكَ مِنَ الشَّیْطٰنِ نَزْغٌ فَاسْتَعِذْ بِاللّٰهِؕ-اِنَّهٗ سَمِیْعٌ عَلِیْمٌ(۲۰۰)
En als een boze ingeving van Satan u (tot het kwade) aanspoort, zoek dan uw toevlucht bij Allah; voorzeker, Hij is Alhorend, Alwetend.
En als jij door de satan wordt opgehitst, vraag dan God om bescherming; Hij is horend en wetend.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan