READ

Surah Al-Aa'raaf

اَلْاَعْرَاف
206 Ayaat    مکیۃ


7:81
اِنَّكُمْ لَتَاْتُوْنَ الرِّجَالَ شَهْوَةً مِّنْ دُوْنِ النِّسَآءِؕ-بَلْ اَنْتُمْ قَوْمٌ مُّسْرِفُوْنَ(۸۱)
"Gij nadert met wellust mannen, in plaats van vrouwen. Neen, gij zijt een volk dat de perken te buiten gaat."

Zult gij de mannen in plaats van de vrouwen misbruiken? Waarlijk, gij zijt een volk aan buitensporigheden overgeleverd.
7:82
وَ مَا كَانَ جَوَابَ قَوْمِهٖۤ اِلَّاۤ اَنْ قَالُوْۤا اَخْرِجُوْهُمْ مِّنْ قَرْیَتِكُمْۚ-اِنَّهُمْ اُنَاسٌ یَّتَطَهَّرُوْنَ(۸۲)
Het antwoord van zijn volk was slechts: "Verdrijft hen uit uw stad, want zij zijn mannen die zich rein willen houden."

Maar het antwoord van zijn volk was niet anders, dan dat zij tot elkander zeiden: Verdrijf hen uit uwe stad; want zij zijn menschen die zich zelven rein houden van de zonden welke gij bedrijft.
7:83
فَاَنْجَیْنٰهُ وَ اَهْلَهٗۤ اِلَّا امْرَاَتَهٗ ﳲ كَانَتْ مِنَ الْغٰبِرِیْنَ(۸۳)
Wij redden hem en zijn familie, met uitzondering van zijn vrouw, zij behoorde tot de achterblijvenden.

Daarom bevrijdden wij hem en zijn gezin, uitgenomen zijne vrouw; zij was eene dergenen die achterbleven.
7:84
وَ اَمْطَرْنَا عَلَیْهِمْ مَّطَرًاؕ-فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُجْرِمِیْنَ۠(۸۴)
En Wij deden een regen van stenen over hen komen. Ziet nu wat het einde was van de schuldigen.

En wij deden een regen van steenen op hen nederstorten. Zie dus wat het einde der zondaren was.
7:85
وَ اِلٰى مَدْیَنَ اَخَاهُمْ شُعَیْبًاؕ-قَالَ یٰقَوْمِ اعْبُدُوا اللّٰهَ مَا لَكُمْ مِّنْ اِلٰهٍ غَیْرُهٗؕ-قَدْ جَآءَتْكُمْ بَیِّنَةٌ مِّنْ رَّبِّكُمْ فَاَوْفُوا الْكَیْلَ وَ الْمِیْزَانَ وَ لَا تَبْخَسُوا النَّاسَ اَشْیَآءَهُمْ وَ لَا تُفْسِدُوْا فِی الْاَرْضِ بَعْدَ اِصْلَاحِهَاؕ-ذٰلِكُمْ خَیْرٌ لَّكُمْ اِنْ كُنْتُمْ مُّؤْمِنِیْنَۚ(۸۵)
En tot Midian hun broeder Shoaib. Hij zeide: "O, mijn volk, aanbidt Allah, gij hebt geen god naast Hem. Er is inderdaad een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen. Geeft daarom volle maat en ruim gewicht en vermindert het aan de mensen verschuldigde niet en schept geen wanorde op aarde nadat zij geordend is. Dit is beter voor u, als gij gelovigen zijt."

En tot Madian zonden wij hunnen broeder Shoaïb. Hij zeide tot hen: O mijn volk! aanbid God, gij hebt geen God buiten hem. Thans is een duidelijk teeken van uwen Heer tot u gekomen. Geef dus volle maat en ruim gewicht; ontneem den menschen niet wat hun verschuldigd is, en handel nimmer slecht op aarde, na hare hervorming. Dit zal beter voor u zijn, indien gij gelooft.
7:86
وَ لَا تَقْعُدُوْا بِكُلِّ صِرَاطٍ تُوْعِدُوْنَ وَ تَصُدُّوْنَ عَنْ سَبِیْلِ اللّٰهِ مَنْ اٰمَنَ بِهٖ وَ تَبْغُوْنَهَا عِوَجًاۚ-وَ اذْكُرُوْۤا اِذْ كُنْتُمْ قَلِیْلًا فَكَثَّرَكُمْ۪-وَ انْظُرُوْا كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِیْنَ(۸۶)
"En wacht niet op de wegen om degenen die in Hem geloven te bedreigen en van het pad van Allah af te houden en het oneffen te maken. En gedenkt, hoe gij weinigen waart en Hij u vermenigvuldigde. En ziet wat het einde was van de onruststokers."

En plaats u niet in hinderlaag op iederen weg, en leidt niet hen van Gods weg af, die in hem gelooven; gij wilt dat pad kronkelend maken. En herinner u dat gij slechts klein in getal waart, en dat God u heeft vermenigvuldigd, en onthoud hoe het einde was van hen die slecht handelden.
7:87
وَ اِنْ كَانَ طَآىٕفَةٌ مِّنْكُمْ اٰمَنُوْا بِالَّذِیْۤ اُرْسِلْتُ بِهٖ وَ طَآىٕفَةٌ لَّمْ یُؤْمِنُوْا فَاصْبِرُوْا حَتّٰى یَحْكُمَ اللّٰهُ بَیْنَنَاۚ-وَ هُوَ خَیْرُ الْحٰكِمِیْنَ(۸۷)
"En als er een groep onder u is die gelooft in hetgeen waarmede ik ben gezonden en een andere groep die dit niet gelooft, wacht dan geduldig totdat Allah onder ons richt. Want Hij is de beste Rechter."

En indien een deel uwer gelooft in hetgeen waartoe ik werd gezonden, terwijl een ander dit verwerpt, wacht geduldig tot God tusschen ons richte; want hij is de beste rechter.
7:88
قَالَ الْمَلَاُ الَّذِیْنَ اسْتَكْبَرُوْا مِنْ قَوْمِهٖ لَنُخْرِجَنَّكَ یٰشُعَیْبُ وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا مَعَكَ مِنْ قَرْیَتِنَاۤ اَوْ لَتَعُوْدُنَّ فِیْ مِلَّتِنَاؕ-قَالَ اَوَ لَوْ كُنَّا كٰرِهِیْنَ۫(۸۸)
De leidende mannen van zijn volk die aanmatigend waren, antwoordden: "Wij zullen u, o Shoaib, en de gelovigen met u zeker uit onze stad verdrijven tenzij gij tot onze godsdienst terugkeert." Hij zeide: "Zelfs al zijn wij er afkerig van?"

De opperhoofden van zijn volk, die door hoogmoed waren opgeblazen, antwoordden: wij zullen u, o Shoaïb! en zij die met u gelooven, uit onze stad verdrijven, of gij moet tot onzen godsdienst terugkeeren. Hij zeide: Hoe! ofschoon wij er een afkeer van hebben?
7:89
قَدِ افْتَرَیْنَا عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا اِنْ عُدْنَا فِیْ مِلَّتِكُمْ بَعْدَ اِذْ نَجّٰىنَا اللّٰهُ مِنْهَاؕ-وَ مَا یَكُوْنُ لَنَاۤ اَنْ نَّعُوْدَ فِیْهَاۤ اِلَّاۤ اَنْ یَّشَآءَ اللّٰهُ رَبُّنَاؕ-وَسِعَ رَبُّنَا كُلَّ شَیْءٍ عِلْمًاؕ-عَلَى اللّٰهِ تَوَكَّلْنَاؕ-رَبَّنَا افْتَحْ بَیْنَنَا وَ بَیْنَ قَوْمِنَا بِالْحَقِّ وَ اَنْتَ خَیْرُ الْفٰتِحِیْنَ(۸۹)
En indien wij tot uw godsdienst terugvallen, nadat Allah ons er van heeft gered, dan hebben wij voorzeker een leugen aangaande Allah verzonnen. En het past ons niet er naar te willen terugkeren, behalve, wanneer Allah, onze Heer, dit zou willen. Onze Heer omvat alle dingen in Zijn kennis. Wij hebben in Allah ons vertrouwen gelegd. Oordeel daarom, onze Heer, tussen ons en ons volk in waarheid en Gij zijt de beste Rechter.

Wij zouden zekerlijk eene leugen tegen God uitdenken, indien wij tot uwen godsdienst terugkeerden, nadat God ons daarvan heeft bevrijd, en wij hebben geene reden daartoe terug te keeren, tenzij het Gode onzen Heer mocht behagen ons te verlaten. Onze God omvat ieder ding door zijn verstand. Wij hebben ons vertrouwen in God gesteld. O Heer! richt tusschen ons en ons volk met waarheid; want gij zijt de beste rechter.
7:90
وَ قَالَ الْمَلَاُ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا مِنْ قَوْمِهٖ لَىٕنِ اتَّبَعْتُمْ شُعَیْبًا اِنَّكُمْ اِذًا لَّخٰسِرُوْنَ(۹۰)
En de leidende mannen van zijn volk die niet geloofden, zeiden: "Als gij Shoaib volgt, zult gij zeker verliezers zijn."

En de opperhoofden van zijn volk, dat niet geloofde, zeiden: Indien gij Shoaïb volgt, zult gij zekerlijk verdorven zijn.
7:91
فَاَخَذَتْهُمُ الرَّجْفَةُ فَاَصْبَحُوْا فِیْ دَارِهِمْ جٰثِمِیْنَۚۖۛ(۹۱)
Daarom greep de aardbeving hen en zij lagen uitgestrekt op de grond in hun huizen.

Daarom verraste hen een storm van den hemel, en des ochtends werden zij, in hunne woningen, dood en voorover liggende gevonden.
7:92
الَّذِیْنَ كَذَّبُوْا شُعَیْبًا كَاَنْ لَّمْ یَغْنَوْا فِیْهَاۚۛ-اَلَّذِیْنَ كَذَّبُوْا شُعَیْبًا كَانُوْا هُمُ الْخٰسِرِیْنَ(۹۲)
Degenen, die Shoaib verloochenden werden (zo vernietigd) alsof zij er nooit in hadden gewoond. Degenen, die Shoaib van leugen beschuldigden - zij waren de verliezers.

Zij, die Shoaïb van bedrog beschuldigden, verdwenen, als hadden zij nooit daar gewoond; zij die Shoaïb van bedrog beschuldigden zijn verloren.
7:93
فَتَوَلّٰى عَنْهُمْ وَ قَالَ یٰقَوْمِ لَقَدْ اَبْلَغْتُكُمْ رِسٰلٰتِ رَبِّیْ وَ نَصَحْتُ لَكُمْۚ-فَكَیْفَ اٰسٰى عَلٰى قَوْمٍ كٰفِرِیْنَ۠(۹۳)
Daarna wendde hij zich van hen af en zeide: "O mijn volk, ik heb u inderdaad de boodschap van mijn Heer overgebracht en ik gaf u oprechte raad. Hoe moet ik dan om een ongelovig volk treuren?"

En hij ging van hen weg, zeggende: O mijn volk! thans heb ik u de bevelen van God gepredikt, en ik heb u ten goede geraden; doch waarom zou ik mij bedroeven om een ongeloovig volk.
7:94
وَ مَاۤ اَرْسَلْنَا فِیْ قَرْیَةٍ مِّنْ نَّبِیٍّ اِلَّاۤ اَخَذْنَاۤ اَهْلَهَا بِالْبَاْسَآءِ وَ الضَّرَّآءِ لَعَلَّهُمْ یَضَّرَّعُوْنَ(۹۴)
En Wij zonden nimmer een profeet naar een stad zonder dat Wij het volk er van met tegenspoed en lijden troffen, opdat zij zouden verootmoedigen.

Wij hebben nimmer een profeet in eene stad gezonden; doch wij hebben hare inwoners met tegenspoed en rampen getroffen, dat zij zich zouden vernederen.
7:95
ثُمَّ بَدَّلْنَا مَكَانَ السَّیِّئَةِ الْحَسَنَةَ حَتّٰى عَفَوْا وَّ قَالُوْا قَدْ مَسَّ اٰبَآءَنَا الضَّرَّآءُ وَ السَّرَّآءُ فَاَخَذْنٰهُمْ بَغْتَةً وَّ هُمْ لَا یَشْعُرُوْنَ(۹۵)
Daarna verwisselden Wij het boze met het goede, totdat zij groeiden en zeiden: "Lijden en geluk wedervoeren onze vaderen ook." Dan grepen Wij hen plotseling terwijl zij er niet aan dachten.

En wij gaven hun goed voor kwaad in ruil, tot zij, alles in hun geheugen uitwisschende, zeiden: Tegenspoed en voorspoed kwam ook vroeger over onze vaderen. Daarom namen wij plotseling wraak op hen, op het oogenblik dat zij er niet aan dachten.
7:96
وَ لَوْ اَنَّ اَهْلَ الْقُرٰۤى اٰمَنُوْا وَ اتَّقَوْا لَفَتَحْنَا عَلَیْهِمْ بَرَكٰتٍ مِّنَ السَّمَآءِ وَ الْاَرْضِ وَ لٰكِنْ كَذَّبُوْا فَاَخَذْنٰهُمْ بِمَا كَانُوْا یَكْسِبُوْنَ(۹۶)
En indien de mensen van die steden hadden geloofd en rechtvaardig waren geweest, zouden Wij zeker zegeningen van de hemel en van de aarde voor hen hebben gezonden, maar zij verloochenden (onze profeet); daarom grepen Wij hen vanwege hun daden.

Maar indien de bewoners dezer steden geloofd en God gevreesd hadden, zouden wij zekerlijk zegeningen over hen hebben uitgestort, zoowel van den hemel als van de aarde. Maar zij beschuldigden onzen apostel van valschheid, zoodat wij ons op hen wreekten voor datgene waaraan zij schuldig waren.
7:97
اَفَاَمِنَ اَهْلُ الْقُرٰۤى اَنْ یَّاْتِیَهُمْ بَاْسُنَا بَیَاتًا وَّ هُمْ نَآىٕمُوْنَؕ(۹۷)
0

Waren dus de bewoners dier steden verzekerd, dat onze straf niet des nachts over hen zou komen terwijl zij sliepen?
7:98
اَوَ اَمِنَ اَهْلُ الْقُرٰۤى اَنْ یَّاْتِیَهُمْ بَاْسُنَا ضُحًى وَّ هُمْ یَلْعَبُوْنَ(۹۸)
Of zijn de bewoners dezer steden veilig voor Onze straf die over hen zou kunnen komen, des daags terwijl zij zich vermaken?

Of waren de bewoners dier steden verzekerd, dat onze straf niet des daags over hen zou komen, terwijl zij zich aan de vermaken overgaven?
7:99
اَفَاَمِنُوْا مَكْرَ اللّٰهِۚ-فَلَا یَاْمَنُ مَكْرَ اللّٰهِ اِلَّا الْقَوْمُ الْخٰسِرُوْنَ۠(۹۹)
0

Achtten zij zich dus veilig voor Gods krijgslist? Maar niemand zal zich zeker achten voor Gods krijgslist, behalve zij die verdoemd zijn.
7:100
اَوَ لَمْ یَهْدِ لِلَّذِیْنَ یَرِثُوْنَ الْاَرْضَ مِنْۢ بَعْدِ اَهْلِهَاۤ اَنْ لَّوْ نَشَآءُ اَصَبْنٰهُمْ بِذُنُوْبِهِمْۚ-وَ نَطْبَعُ عَلٰى قُلُوْبِهِمْ فَهُمْ لَا یَسْمَعُوْنَ(۱۰۰)
Doet het degenen, die de aarde beerven na haar (vroegere) bewoners niet inzien, dat, indien Wij het willen, Wij hen om hun zonden treffen en hun hart verzegelen, zodat zij niet meer horen?

En is het niet duidelijk bewezen voor hen die de aarde van hare vroegere bewoners hebben geërfd, dat, indien het ons behaagde, wij hen om hunne zonden kunnen kastijden? Doch wij zullen hunne harten verzegelen en zij zullen niets hooren.
7:101
تِلْكَ الْقُرٰى نَقُصُّ عَلَیْكَ مِنْ اَنْۢبَآىٕهَاۚ-وَ لَقَدْ جَآءَتْهُمْ رُسُلُهُمْ بِالْبَیِّنٰتِۚ-فَمَا كَانُوْا لِیُؤْمِنُوْا بِمَا كَذَّبُوْا مِنْ قَبْلُؕ-كَذٰلِكَ یَطْبَعُ اللّٰهُ عَلٰى قُلُوْبِ الْكٰفِرِیْنَ(۱۰۱)
Zo waren de steden wier verhaal Wij u hebben verteld. En voorzeker hun boodschappers kwamen met duidelijke tekenen tot hen. Doch zij wilden niet geloven omdat zij voorheen reeds loochenden. Zo zegelt Allah het hart der ongelovigen.

Wij zullen u eenige verhalen van die steden vertellen. Hunne apostelen waren met duidelijke wonderen tot hen gekomen; doch zij waren niet geneigd te gelooven in datgene wat zij vroeger voor leugens hielden. Zoo zegelt God de harten der ongeloovigen dicht.
7:102
وَ مَا وَجَدْنَا لِاَكْثَرِهِمْ مِّنْ عَهْدٍۚ-وَ اِنْ وَّجَدْنَاۤ اَكْثَرَهُمْ لَفٰسِقِیْنَ(۱۰۲)
Wij vonden in de meesten hunner geen (trouw aan het) verbond en Wij bevonden dat de meesten hunner overtreders waren.

En wij vonden, in het grootste gedeelte van hen geen trouw aan hun verbond; maar wij bevonden dat het grootste deel van hen boosdoeners waren.
7:103
ثُمَّ بَعَثْنَا مِنْۢ بَعْدِهِمْ مُّوْسٰى بِاٰیٰتِنَاۤ اِلٰى فِرْعَوْنَ وَ مَلَاۡىٕهٖ فَظَلَمُوْا بِهَاۚ-فَانْظُرْ كَیْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُفْسِدِیْنَ(۱۰۳)
Toen zonden Wij na hen (de vorige boodschappers) Mozes met Onze tekenen naar Pharao en zijn leiders, maar zij geloofden er niet in. Ziet hoe het einde was van de onruststokers.

Daarom zonden wij, na de bovengenoemde apostelen, Mozes met onze teekens tot Pharao en zijne prinsen, die hen onrechtvaardig behandelden; doch ziet hoe het einde der zondaren was.
7:104
وَ قَالَ مُوْسٰى یٰفِرْعَوْنُ اِنِّیْ رَسُوْلٌ مِّنْ رَّبِّ الْعٰلَمِیْنَۙ(۱۰۴)
En Mozes zeide: "O, Pharao, ik ben waarlijk een boodschapper van de Heer der Werelden."

En Mozes zeide: O Pharao! waarlijk, ik ben een apostel, door den Heer van alle schepselen gezonden.
7:105
حَقِیْقٌ عَلٰۤى اَنْ لَّاۤ اَقُوْلَ عَلَى اللّٰهِ اِلَّا الْحَقَّؕ-قَدْ جِئْتُكُمْ بِبَیِّنَةٍ مِّنْ رَّبِّكُمْ فَاَرْسِلْ مَعِیَ بَنِیْۤ اِسْرَآءِیْلَؕ(۱۰۵)
"Ik mag slechts de waarheid over Allah spreken. Ik ben met een duidelijk teken van uw Heer tot u gekomen; zend daarom de kinderen Isra?ls met mij mee."

Het is rechtvaardig dat ik van God niets anders dan de waarheid zegge. Thans ben ik tot u gekomen met een duidelijk teeken van uwen Heer; zend dus de kinderen Israëls met mij weg.
7:106
قَالَ اِنْ كُنْتَ جِئْتَ بِاٰیَةٍ فَاْتِ بِهَاۤ اِنْ كُنْتَ مِنَ الصّٰدِقِیْنَ(۱۰۶)
Hij antwoordde: "Als gij inderdaad met een teken zijt gekomen breng het naar voren als gij tot de waarachtigen behoort."

Pharao antwoordde: Indien gij met een wonder komt, toon het, indien gij waarheid spreekt.
7:107
فَاَلْقٰى عَصَاهُ فَاِذَا هِیَ ثُعْبَانٌ مُّبِیْنٌۚۖ(۱۰۷)
Hij (Mozes) wierp zijn stok neder en ziet, het was duidelijk een slang.

Hij wierp daarom zijn staf weg en, onthoud het, hij werd eene slang.
7:108
وَّ نَزَعَ یَدَهٗ فَاِذَا هِیَ بَیْضَآءُ لِلنّٰظِرِیْنَ۠(۱۰۸)
En hij haalde zijn hand tevoorschijn en ziet, zij was wit (geworden) voor de toeschouwers.

Hij trok zijne hand uit zijne borst en, onthoud het, zij was voor de toeschouwers wit geworden
7:109
قَالَ الْمَلَاُ مِنْ قَوْمِ فِرْعَوْنَ اِنَّ هٰذَا لَسٰحِرٌ عَلِیْمٌۙ(۱۰۹)
De leiders van het volk van Pharao zeiden: "Dit is gewis een vaardige tovenaar."

De opperhoofden van het volk van Pharao zeiden: Deze man is waarlijk een behendig toovenaar.
7:110
یُّرِیْدُ اَنْ یُّخْرِجَكُمْ مِّنْ اَرْضِكُمْۚ-فَمَا ذَا تَاْمُرُوْنَ(۱۱۰)
"Hij wil u uit uw land zetten. Wat raadt gij nu aan?"

Hij tracht u van uw land te berooven; wat denkt gij dus te doen.
7:111
قَالُوْۤا اَرْجِهْ وَ اَخَاهُ وَ اَرْسِلْ فِی الْمَدَآىٕنِ حٰشِرِیْنَۙ(۱۱۱)
Zij zeiden: "Geef hem en zijn broeder tijd en zend (intussen) omroepers de steden in,

Zij antwoordden: Stel hem en zijn broeder door ijdele beloften voor eenigen tijd uit, en zend, in dien tusschentijd, personen naar de steden.
7:112
یَاْتُوْكَ بِكُلِّ سٰحِرٍ عَلِیْمٍ(۱۱۲)
Die elke vaardige tovenaar tot u zullen brengen."

Die alle behendige toovenaars zullen verzamelen en tot u voeren.
7:113
وَ جَآءَ السَّحَرَةُ فِرْعَوْنَ قَالُوْۤا اِنَّ لَنَا لَاَجْرًا اِنْ كُنَّا نَحْنُ الْغٰلِبِیْنَ(۱۱۳)
En de tovenaars kwamen tot Pharao en zeiden: "Wij zullen natuurlijk als wij de overhand krijgen een beloning ontvangen."

Zoo kwamen de toovenaars tot Pharao en zij zeiden: zullen wij zekerlijk eene belooning ontvangen, indien wij de zege over hem behalen?
7:114
قَالَ نَعَمْ وَ اِنَّكُمْ لَمِنَ الْمُقَرَّبِیْنَ(۱۱۴)
Hij (Pharao) antwoordde: "Ja en gij zult tot de gunstelingen behoren."

Hij antwoordde: ja, en gij zult zeker tot hen behooren, die mijnen troon naderen.
7:115
قَالُوْا یٰمُوْسٰۤى اِمَّاۤ اَنْ تُلْقِیَ وَ اِمَّاۤ اَنْ نَّكُوْنَ نَحْنُ الْمُلْقِیْنَ(۱۱۵)
Zij zeiden: "O Mozes zult gij of zullen wij het eerst werpen?"

Zij zeiden: O Mozes! zult gij uwen staf wegwerpen, of zullen wij dit vooraf doen?
7:116
قَالَ اَلْقُوْاۚ-فَلَمَّاۤ اَلْقَوْا سَحَرُوْۤا اَعْیُنَ النَّاسِ وَ اسْتَرْهَبُوْهُمْ وَ جَآءُوْ بِسِحْرٍ عَظِیْمٍ(۱۱۶)
Hij antwoordde: "Werpt gij." En toen zij wierpen, betoverden zij de ogen der mensen en deden hen vrezen en toonden hun grote toverkunst.

Mozes antwoordde: Werpt uwe staven eerst weg; en toen zij die hadden weggeworpen, betooverden zij de oogen der menschen die tegenwoordig waren en verschrikten hen, en zij deden een groot tooverstuk.
7:117
وَ اَوْحَیْنَاۤ اِلٰى مُوْسٰۤى اَنْ اَلْقِ عَصَاكَۚ-فَاِذَا هِیَ تَلْقَفُ مَا یَاْفِكُوْنَۚ(۱۱۷)
En Wij bezielden Mozes en zeiden: "Werp uw stok neder" en ziet, deze slokte al hetgeen zij getoverd hadden op.

En wij spraken door eene openbaring tot Mozes; zeggende: Werp uwen staf weg en, onthoudt het, hij verzwolg de staven die in slangen waren veranderd.
7:118
فَوَقَعَ الْحَقُّ وَ بَطَلَ مَا كَانُوْا یَعْمَلُوْنَۚ(۱۱۸)
Zo werd de waarheid bevestigd en bleek wat zij deden ijdel te zijn.

Daardoor was de waarheid bevestigd, en dus wat zij gemaakt hadden ijdel geworden.
7:119
فَغُلِبُوْا هُنَالِكَ وَ انْقَلَبُوْا صٰغِرِیْنَۚ(۱۱۹)
Zo werden zij verslagen en vernederd.

En Pharao en zijne toovenaars waren overwonnen en beschaamd.
7:120
وَ اُلْقِیَ السَّحَرَةُ سٰجِدِیْنَۚۖ(۱۲۰)
En de tovenaars werden bewogen zich neder te werpen.

De toovenaren bogen zich biddende.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اَلْاَعْرَاف
اَلْاَعْرَاف
  00:00



Download

اَلْاَعْرَاف
اَلْاَعْرَاف
  00:00



Download