READ
Surah Al-'Ankabut
اَلْعَنْـكَبُوْت
69 Ayaat مکیۃ
مَثَلُ الَّذِیْنَ اتَّخَذُوْا مِنْ دُوْنِ اللّٰهِ اَوْلِیَآءَ كَمَثَلِ الْعَنْكَبُوْتِۖۚ-اِتَّخَذَتْ بَیْتًاؕ-وَ اِنَّ اَوْهَنَ الْبُیُوْتِ لَبَیْتُ الْعَنْكَبُوْتِۘ-لَوْ كَانُوْا یَعْلَمُوْنَ(۴۱)
De gelijkenis van hen, die helpers verkiezen naast Allah, is als de gelijkenis van de spin die zich een huis maakt: en het zwakste der huizen is zeker het huis van de spin, als zij het slechts wisten!
Zij die zich in plaats van God beschermers hebben genomen lijken bijvoorbeeld op de spin die zich een huis genomen heeft. En het brooste huis is toch het huis van de spin. Als zij dat maar wisten.
اِنَّ اللّٰهَ یَعْلَمُ مَا یَدْعُوْنَ مِنْ دُوْنِهٖ مِنْ شَیْءٍؕ-وَ هُوَ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُ(۴۲)
Voorwaar, Allah weet wat zij naast Hem aanroepen: en Hij is de Almachtige, de Alwijze.
God kent alles wat zij in plaats van Hem aanroepen; Hij is de machtige, de wijze.
وَ تِلْكَ الْاَمْثَالُ نَضْرِبُهَا لِلنَّاسِۚ-وَ مَا یَعْقِلُهَاۤ اِلَّا الْعٰلِمُوْنَ(۴۳)
En dit zijn gelijkenissen die Wij voor de mensen geven, maar alleen zij die kennis bezitten begrijpen ze.
Dit zijn de vergelijkingen die Wij voor de mensen maken, maar slechts zij die kennis hebben begrijpen ze.
خَلَقَ اللّٰهُ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ بِالْحَقِّؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَاٰیَةً لِّلْمُؤْمِنِیْنَ۠(۴۴)
Allah schiep de hemelen en de aarde in waarheid Daarin is zeker een teken voor hen die willen geloven.
God heeft de hemelen en de aarde in waarheid geschapen. Daarin is een teken voor de gelovigen.
اُتْلُ مَاۤ اُوْحِیَ اِلَیْكَ مِنَ الْكِتٰبِ وَ اَقِمِ الصَّلٰوةَؕ-اِنَّ الصَّلٰوةَ تَنْهٰى عَنِ الْفَحْشَآءِ وَ الْمُنْكَرِؕ-وَ لَذِكْرُ اللّٰهِ اَكْبَرُؕ-وَ اللّٰهُ یَعْلَمُ مَا تَصْنَعُوْنَ(۴۵)
Verkondig hetgeen u in het Boek is geopenbaard, en onderhoud uw gebed. Voorwaar, het gebed weerhoudt van ondeugd en kwaad. En Allah gedachtig te zijn is inderdaad het hoogste. Allah weet wat gij doet.
Lees voor wat aan jou van het boek is geopenbaard en verricht de salaat; de salaat verbiedt wat gruwelijk en verwerpelijk is. Maar het gedenken Gods is geweldiger. En God weet wat jullie doen. *
وَ لَا تُجَادِلُوْۤا اَهْلَ الْكِتٰبِ اِلَّا بِالَّتِیْ هِیَ اَحْسَنُ ﳓ اِلَّا الَّذِیْنَ ظَلَمُوْا مِنْهُمْ وَ قُوْلُوْۤا اٰمَنَّا بِالَّذِیْۤ اُنْزِلَ اِلَیْنَا وَ اُنْزِلَ اِلَیْكُمْ وَ اِلٰهُنَا وَ اِلٰهُكُمْ وَاحِدٌ وَّ نَحْنُ لَهٗ مُسْلِمُوْنَ(۴۶)
En twist met de mensen van het Boek slechts op de goede wijze; doch zeg tegen de onrechtvaardigen: "Wij geloven in hetgeen ons is geopenbaard en hetgeen u is geopenbaard; en onze God en uw God is E?n; en aan Hem onderwerpen wij ons."
Twist met de mensen van het boek slechts op de beste manier, behalve met degenen onder hen die onrecht plegen, en zegt: "Wij geloven in wat naar ons is neergezonden en in wat naar jullie is neergezonden. Onze god en jullie god is één. En wij geven ons over aan Hem."
وَ كَذٰلِكَ اَنْزَلْنَاۤ اِلَیْكَ الْكِتٰبَؕ-فَالَّذِیْنَ اٰتَیْنٰهُمُ الْكِتٰبَ یُؤْمِنُوْنَ بِهٖۚ-وَ مِنْ هٰۤؤُلَآءِ مَنْ یُّؤْمِنُ بِهٖؕ-وَ مَا یَجْحَدُ بِاٰیٰتِنَاۤ اِلَّا الْكٰفِرُوْنَ(۴۷)
En aldus hebben Wij u het Boek nedergezonden en zij wie Wij het Boek hebben gegeven geloven daarin; en ook onder de (Mekkanen) zijn er die er in geloven. En het zijn alleen de ondankbaren die Onze tekenen verwerpen.
Zo hebben Wij het boek naar jou neergezonden en zij aan wie Wij het boek gegeven hebben geloven erin. En ook onder dezen hier zijn er die erin geloven. Slechts de ongelovigen verwerpen Onze tekenen.
وَ مَا كُنْتَ تَتْلُوْا مِنْ قَبْلِهٖ مِنْ كِتٰبٍ وَّ لَا تَخُطُّهٗ بِیَمِیْنِكَ اِذًا لَّارْتَابَ الْمُبْطِلُوْنَ(۴۸)
En voordien placht gij geen boek te lezen, noch met uw rechter hand te schrijven anders zouden de leugenaars aan de (echtheid) ervan hebben kunnen twijfelen.
Jij hebt tevoren geen boek voorgelezen, noch met je rechterhand opgeschreven; dan zouden zij twijfelen die zeggen dat het niet waar is.
بَلْ هُوَ اٰیٰتٌۢ بَیِّنٰتٌ فِیْ صُدُوْرِ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْعِلْمَؕ-وَ مَا یَجْحَدُ بِاٰیٰتِنَاۤ اِلَّا الظّٰلِمُوْنَ(۴۹)
Neen, het zijn duidelijke tekonen in het hart van hen aan wie kennis is gegeven. En alleen de onrechtvaardigen verwerpen Onze tekenen.
Integendeel, het zijn duidelijke tekenen in de harten van hen aan wie de kennis gegeven is. Slechts de onrechtplegers verwerpen Onze tekenen.
وَ قَالُوْا لَوْ لَاۤ اُنْزِلَ عَلَیْهِ اٰیٰتٌ مِّنْ رَّبِّهٖؕ-قُلْ اِنَّمَا الْاٰیٰتُ عِنْدَ اللّٰهِؕ-وَ اِنَّمَاۤ اَنَا نَذِیْرٌ مُّبِیْنٌ(۵۰)
Toch zeggen zij: "Waarom zijn hem geen tekenen van zijn Heer nedergezonden?" Zeg: "De tekenen zijn bij Allah alleen, en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer."
En zij zeggen: "Had er dan geen teken van zijn Heer vandaan tot hem neergezonden kunnen worden?" Zeg: "De tekenen zijn slechts bij God en ik ben alleen maar een duidelijke waarschuwer."
اَوَ لَمْ یَكْفِهِمْ اَنَّاۤ اَنْزَلْنَا عَلَیْكَ الْكِتٰبَ یُتْلٰى عَلَیْهِمْؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَرَحْمَةً وَّ ذِكْرٰى لِقَوْمٍ یُّؤْمِنُوْنَ۠(۵۱)
Is het niet genoeg voor hen dat Wij u het Boek hebben geopenbaard dat aan hen wordt voorgelezen? Voorwaar, hierin is barmhartigheid en aanzien voor een volk dat gelooft.
Is het dan niet genoeg voor hen dat Wij tot jou het boek hebben neergezonden dat aan hen wordt voorgelezen? Daarin is barmhartigheid en een vermaning voor mensen die geloven.
قُلْ كَفٰى بِاللّٰهِ بَیْنِیْ وَ بَیْنَكُمْ شَهِیْدًاۚ-یَعْلَمُ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضِؕ-وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا بِالْبَاطِلِ وَ كَفَرُوْا بِاللّٰهِۙ-اُولٰٓىٕكَ هُمُ الْخٰسِرُوْنَ(۵۲)
Zeg, "Allah is voldoende als Getuige tussen u en mij. Hij weet alles wat in de hemelen en op aarde is. Zij die in de leugen geloven en Allah verwerpen zijn de verliezers."
Zeg: "God is goed genoeg als getuige tussen mij en jullie. Hij weet wat er in de hemelen en de aarde is. En zij die in het onware geloven en aan God geen geloof hechten, zij zijn het die de verliezers zijn."
وَ یَسْتَعْجِلُوْنَكَ بِالْعَذَابِؕ-وَ لَوْ لَاۤ اَجَلٌ مُّسَمًّى لَّجَآءَهُمُ الْعَذَابُؕ-وَ لَیَاْتِیَنَّهُمْ بَغْتَةً وَّ هُمْ لَا یَشْعُرُوْنَ(۵۳)
Zij vragen u de straf te verhaasten; en indien er geen termijn was genoemd zou de straf reeds over hen zijn gekomen; toch zal deze hen zeker onverwachts overvallen terwijl zij het niet voorzien.
En zij willen van jou dat de bestraffing wordt verhaast. En als er geen vastgestelde termijn was, dan was de bestraffing tot hen gekomen; dan was hij onverwachts tot hen gekomen terwijl zij het niet beseften.
یَسْتَعْجِلُوْنَكَ بِالْعَذَابِؕ-وَ اِنَّ جَهَنَّمَ لَمُحِیْطَةٌۢ بِالْكٰفِرِیْنَۙ(۵۴)
Zij vragen u de straf te verhaasten; maar waarlijk de hel zal de ongelovigen omringen.
Zij willen van jou dat de bestraffing wordt verhaast. Welnu, de hel zal de ongelovigen omvatten.
یَوْمَ یَغْشٰىهُمُ الْعَذَابُ مِنْ فَوْقِهِمْ وَ مِنْ تَحْتِ اَرْجُلِهِمْ وَ یَقُوْلُ ذُوْقُوْا مَا كُنْتُمْ تَعْمَلُوْنَ(۵۵)
Op de Dag waarop de straf hen zal overweldigen van boven en van onder hun voeten, zal Hij zeggen: "Ondergaat wat gij hebt bedreven."
Op de dag dat de bestraffing hen van boven af en van onder hun voeten vandaan bedekt en Hij zegt: "Proeft wat jullie aan het doen waren."
یٰعِبَادِیَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْۤا اِنَّ اَرْضِیْ وَاسِعَةٌ فَاِیَّایَ فَاعْبُدُوْنِ(۵۶)
O Mijn gelovige dienaren Mijn aarde is uitgestrekt, aanbidt derhalve Mij alleen.
Mijn dienaren die geloven! Mijn aarde is ruim, dient Mij dus!
كُلُّ نَفْسٍ ذَآىٕقَةُ الْمَوْتِ- ثُمَّ اِلَیْنَا تُرْجَعُوْنَ(۵۷)
Elk mens moet de dood ondergaan, daarna zult gij tot Ons worden teruggebracht.
Iedereen zal de dood proeven; dan zullen jullie tot Ons teruggebracht worden.
وَ الَّذِیْنَ اٰمَنُوْا وَ عَمِلُوا الصّٰلِحٰتِ لَنُبَوِّئَنَّهُمْ مِّنَ الْجَنَّةِ غُرَفًا تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُ خٰلِدِیْنَ فِیْهَاؕ-نِعْمَ اَجْرُ الْعٰمِلِیْنَۗۖ(۵۸)
Zij, die geloven en goede werken doen, hen zullen Wij zeker huisvesten in verheven woningen van het paradijs waarin rivieren stromen. Zij zullen er in vertoeven. Hoe voortreffelijk is de beloning dergenen die goed doen.
En aan hen die geloven en de deugdelijke daden doen zullen Wij [feest]zalen toewijzen in de tuin waar de rivieren onderdoor stromen; zij zullen altijd daarin blijven. Dat is pas een goed loon voor hen die [goed] doen,
الَّذِیْنَ صَبَرُوْا وَ عَلٰى رَبِّهِمْ یَتَوَكَّلُوْنَ(۵۹)
Die standvastig zijn, en hun vertrauwen in hun Heer stellen.
die geduldig volharden en op hun Heer hun vertrouwen stellen.
وَ كَاَیِّنْ مِّنْ دَآبَّةٍ لَّا تَحْمِلُ رِزْقَهَا ﰮ اَللّٰهُ یَرْزُقُهَا وَ اِیَّاكُمْ ﳲ وَ هُوَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۶۰)
En hoeveel dieren zijn er die hun eigen onderhoud niet meedragen! Allah zorgt voor hen en voor u, en Hij is de Alhorende, de Alwetende.
En hoeveel dieren zijn er die hun levensbehoeften niet dragen. God voorziet in hun onderhoud en dat van jullie; Hij is de horende, de wetende.
وَ لَىٕنْ سَاَلْتَهُمْ مَّنْ خَلَقَ السَّمٰوٰتِ وَ الْاَرْضَ وَ سَخَّرَ الشَّمْسَ وَ الْقَمَرَ لَیَقُوْلُنَّ اللّٰهُۚ-فَاَنّٰى یُؤْفَكُوْنَ(۶۱)
En als gij hen vraagt: "Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen, en de zon en de maan in dienst gesteld?" zullen zij gewis zeggen, "Allah". Hoe worden zij dan (van het goede pad) afgewend?
Maar als jij hun vraagt wie de hemelen en de aarde geschapen en de zon en de maan dienstbaar gemaakt heeft, dan zeggen zij: "God." Hoe kunnen zij dan zo zijn afgeleid?
اَللّٰهُ یَبْسُطُ الرِّزْقَ لِمَنْ یَّشَآءُ مِنْ عِبَادِهٖ وَ یَقْدِرُ لَهٗؕ-اِنَّ اللّٰهَ بِكُلِّ شَیْءٍ عَلِیْمٌ(۶۲)
Allah vergroot en bekrimpt het levensonderhoud voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Voorzeker, Allah heeft kennis van alle dingen.
God voorziet ruimschoots in het levensonderhoud van wie Hij wil en ook met mate. God is alwetend.
وَ لَىٕنْ سَاَلْتَهُمْ مَّنْ نَّزَّلَ مِنَ السَّمَآءِ مَآءً فَاَحْیَا بِهِ الْاَرْضَ مِنْۢ بَعْدِ مَوْتِهَا لَیَقُوْلُنَّ اللّٰهُؕ-قُلِ الْحَمْدُ لِلّٰهِؕ-بَلْ اَكْثَرُهُمْ لَا یَعْقِلُوْنَ۠(۶۳)
En als gij hun vraagt: "Wie zendt water uit de hemel neder en geeft er leven door aan de aarde na haar dood?", zullen zij gewis zeggen: "Allah". Zeg: "Alle roem behoort aan Allah." Maar de meesten hunner begrijpen het niet.
En als jij hun vraagt wie uit de hemel water laat neerdalen om daarmee de aarde te doen herleven nadat zij dood was dan zeggen zij: "God." Zeg: "Lof zij God!" Maar de meesten van hen zijn niet verstandig.
وَ مَا هٰذِهِ الْحَیٰوةُ الدُّنْیَاۤ اِلَّا لَهْوٌ وَّ لَعِبٌؕ-وَ اِنَّ الدَّارَ الْاٰخِرَةَ لَهِیَ الْحَیَوَانُۘ-لَوْ كَانُوْا یَعْلَمُوْنَ(۶۴)
Het tegenwoordige leven is niets dan een leeg vermaak en een spel, maar het tehuis van het Hiernamaals, dat is het werkelijke Leven, als zij dit slechts konden begrijpen!
Dit tegenwoordige leven is slechts tijdverdrijf en spel, maar de laatste woning, dat is het ware leven. Als zij het maar wisten.
فَاِذَا رَكِبُوْا فِی الْفُلْكِ دَعَوُا اللّٰهَ مُخْلِصِیْنَ لَهُ الدِّیْنَﳛ فَلَمَّا نَجّٰىهُمْ اِلَى الْبَرِّ اِذَا هُمْ یُشْرِكُوْنَۙ(۶۵)
En wanneer zij aan boord van een schip gaan, roepen zij Allah aan, oprecht zijnde in gehoorzaamheid aan Hem. Maar wanneer Hij hen veilig aan wal brengt, zie, zij schrijven deelgenoten aan Hem toe.
En wanneer zij aan boord van een schip gaan roepen zij God aan terwijl zij de godsdienst geheel aan Hem wijden, maar wanneer Hij hen dan gered en aan land gebracht heeft, dan bedrijven zij veelgodendienst
لِیَكْفُرُوْا بِمَاۤ اٰتَیْنٰهُمْ ﳐ وَ لِیَتَمَتَّعُوْاٙ-فَسَوْفَ یَعْلَمُوْنَ(۶۶)
Zodat zij datgene, wat Wij hun hebben geschonken verloochenen en zich vermaken. Maar zij zullen het weldra te weten komen.
om ondankbaar te zijn voor wat Wij hun gegeven hebben en om te genieten. Maar zij zullen het weten!
اَوَ لَمْ یَرَوْا اَنَّا جَعَلْنَا حَرَمًا اٰمِنًا وَّ یُتَخَطَّفُ النَّاسُ مِنْ حَوْلِهِمْؕ-اَفَبِالْبَاطِلِ یُؤْمِنُوْنَ وَ بِنِعْمَةِ اللّٰهِ یَكْفُرُوْنَ(۶۷)
Hebben zij niet gezien, dat Wij een veilig Heiligdom (Makka) hebben gemaakt, terwijl overal om hen heen mensen worden weggerukt? Geloven zij dan aan een leugen en ontkennen zij de gunsten van Allah?
Hebben zij dan niet gezien dat Wij een heilige en veilige plaats gemaakt hebben, terwijl de mensen rondom weggerukt worden? Geloven zij dan in de onzin, terwijl zij aan Gods genade geen geloof hechten?
وَ مَنْ اَظْلَمُ مِمَّنِ افْتَرٰى عَلَى اللّٰهِ كَذِبًا اَوْ كَذَّبَ بِالْحَقِّ لَمَّا جَآءَهٗؕ-اَلَیْسَ فِیْ جَهَنَّمَ مَثْوًى لِّلْكٰفِرِیْنَ(۶۸)
En wie is onrechtvaardiger dan hij, die een leugen verzint over Allah, of de Waarheid verloochent wanneer zij tot hem komt? Is er geen woning in de hel voor de ongelovigen?
En wie is er zondiger dan wie over God bedrog verzint of de waarheid loochent wanneer zij tot hem komt? Is er in de hel niet een verblijfplaats voor de ongelovigen?
وَ الَّذِیْنَ جَاهَدُوْا فِیْنَا لَنَهْدِیَنَّهُمْ سُبُلَنَاؕ-وَ اِنَّ اللّٰهَ لَمَعَ الْمُحْسِنِیْنَ۠(۶۹)
En zij, die naar Ons streven, - Wij zullen hen zeker op Onze wegen leiden. Voorwaar, Allah is met hen die goed doen.
En hen die zich voor Ons inzetten zullen Wij op Onze wegen leiden. God is met hen die goed doen.
- English | Ahmed Ali
- Urdu | Ahmed Raza Khan
- Turkish | Ali-Bulaç
- German | Bubenheim Elyas
- Chinese | Chineese
- Spanish | Cortes
- Dutch | Dutch
- Portuguese | El-Hayek
- English | English
- Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
- French | French
- Hausa | Hausa
- Indonesian | Indonesian-Bahasa
- Italian | Italian
- Korean | Korean
- Malay | Malay
- Russian | Russian
- Tamil | Tamil
- Thai | Thai
- Farsi | مکارم شیرازی
- العربية | التفسير الميسر
- العربية | تفسير الجلالين
- العربية | تفسير السعدي
- العربية | تفسير ابن كثير
- العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
- العربية | تفسير البغوي
- العربية | تفسير القرطبي
- العربية | تفسير الطبري
- English | Arberry
- English | Yusuf Ali
- Dutch | Keyzer
- Dutch | Leemhuis
- Dutch | Siregar
- Urdu | Sirat ul Jinan