READ

Surah Aal Imraan

اٰلِ عِمْرَان
200 Ayaat    مدنیۃ


3:0
بِسْمِ اللّٰهِ الرَّحْمٰنِ الرَّحِیْمِ
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

In naam van den lankmoedigen en albarmhartigen God.
3:1
الٓمَّٓۙ(۱)
Alif Laam Miem.

A. L. M.
3:2
اللّٰهُ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۙ-الْحَیُّ الْقَیُّوْمُؕ(۲)
Allah! Er is geen God, dan Hij, de Levende, de Zelfbestaande.

Er is geen andere God dan God, de levende en eeuwig levende.
3:3
نَزَّلَ عَلَیْكَ الْكِتٰبَ بِالْحَقِّ مُصَدِّقًا لِّمَا بَیْنَ یَدَیْهِ وَ اَنْزَلَ التَّوْرٰىةَ وَ الْاِنْجِیْلَۙ(۳)
Hij heeft u het Boek met de waarheid nedergezonden, vervullende, hetgeen er aan voorafgaat en Hij zond voordien de Torah en het Evangelie als leiding voor het volk en Hij heeft het Verschil geopenbaard.

Hij heeft u het boek in waarheid geopenbaard, dat het vroeger geopenbaarde bevestigt. Hij openbaarde de thora en het evangelie reeds vroeger, als leiding voor de menschen. Thans heeft hij de onderscheiding gezonden.
3:4
مِنْ قَبْلُ هُدًى لِّلنَّاسِ وَ اَنْزَلَ الْفُرْقَانَ۬ؕ-اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا بِاٰیٰتِ اللّٰهِ لَهُمْ عَذَابٌ شَدِیْدٌؕ-وَ اللّٰهُ عَزِیْزٌ ذُو انْتِقَامٍ(۴)
Voorzeker, zij, die de tekenen van Allah verwerpen, zullen een strenge straf ontvangen; Allah is machtig, de Heer der Vergelding.

Waarlijk, zij die Gods teekenen niet gelooven, zullen eene vreeselijke straf ontvangen; want God is machtig en kan zich wreken.
3:5
اِنَّ اللّٰهَ لَا یَخْفٰى عَلَیْهِ شَیْءٌ فِی الْاَرْضِ وَ لَا فِی السَّمَآءِؕ(۵)
Voorzeker, er is niets op aarde of in de hemelen voor Allah verborgern.

Niets is voor God verborgen van hetgeen in den hemel en op aarde is.
3:6
هُوَ الَّذِیْ یُصَوِّرُكُمْ فِی الْاَرْحَامِ كَیْفَ یَشَآءُؕ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُ(۶)
Hij is het, Die u in de baarmoeder vormt zoals Hij wil; er is geen God dan Hij, de Almachtige, de Alwijze.

Hij is het, die u in het lijf uwer moeder naar zijn welbehagen gevormd heeft; buiten hem, den machtige en wijze, is geen God.
3:7
هُوَ الَّذِیْۤ اَنْزَلَ عَلَیْكَ الْكِتٰبَ مِنْهُ اٰیٰتٌ مُّحْكَمٰتٌ هُنَّ اُمُّ الْكِتٰبِ وَ اُخَرُ مُتَشٰبِهٰتٌؕ-فَاَمَّا الَّذِیْنَ فِیْ قُلُوْبِهِمْ زَیْغٌ فَیَتَّبِعُوْنَ مَا تَشَابَهَ مِنْهُ ابْتِغَآءَ الْفِتْنَةِ وَ ابْتِغَآءَ تَاْوِیْلِهٖ ﳘ وَ مَا یَعْلَمُ تَاْوِیْلَهٗۤ اِلَّا اللّٰهُ ﳕ وَ الرّٰسِخُوْنَ فِی الْعِلْمِ یَقُوْلُوْنَ اٰمَنَّا بِهٖۙ-كُلٌّ مِّنْ عِنْدِ رَبِّنَاۚ-وَ مَا یَذَّكَّرُ اِلَّاۤ اُولُوا الْاَلْبَابِ(۷)
Hij is het, Die u het Boek heeft nedergezonden; er zijn verzen in, die onoverdrachtelijk zijn, zij vormen de grondslag van het Boek, en er zijn andere (verzen), die zinnebeeldig zijn. Maar degenen in wier hart dwaling is, volgen die, welke zinnebeeldig (bedoeld) zijn en zoeken tweedracht en de verkeerde uitleg. En niemand kent de juiste uitleg dan Allah en degenen, die vast gegrondvest zijn in kennis, die zeggen: "Wij geloven er in; het geheel is van onze Heer"; en niemand trekt er lering uit, dan zij, die begrip hebben.

Hij is het, die u de schrift zond, waarin verschillende verzen klaar en duidelijk zijn, die de grondzuilen van het boek zijn; anderen zijn beeldsprakig. Zij nu, welker harten twijfelen, willen het beeldsprakige volgen, uit liefde tot scheiding en uit lust tot vertolking daarvan. Maar God alleen kent hunne ware beteekenis. Maar zij, die grondig in hunne kennis zijn, zeggen: Wij gelooven daaraan; het geheel is van onzen Heer. Zoo denken slechts de verstandigen.
3:8
رَبَّنَا لَا تُزِغْ قُلُوْبَنَا بَعْدَ اِذْ هَدَیْتَنَا وَ هَبْ لَنَا مِنْ لَّدُنْكَ رَحْمَةًۚ-اِنَّكَ اَنْتَ الْوَهَّابُ(۸)
"Onze Heer, laat ons hart niet afdwalen nadat Gij ons hebt geleid en schenk ons Uw barmhartigheid; waarlijk, Gij zijt de Milddadige.

O Heer! laat onze harten niet meer dwalen, nadat gij ons op den rechten weg hebt geleid. Schenk ons Uwe barmhartigheid; want gij zijt de gever.
3:9
رَبَّنَاۤ اِنَّكَ جَامِعُ النَّاسِ لِیَوْمٍ لَّا رَیْبَ فِیْهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ لَا یُخْلِفُ الْمِیْعَادَ۠(۹)
Onze Heer, Gij zijt het, Die de mensen zal verzamelen op de Dag, waaraan geen twijfel is; voorzeker, Allah breekt de belofte niet."

O Heer! gij zult eens, op eenen bepaalden dag, de menschen verzamelen, daaraan is geen twijfel; want God herroept zijne belofte niet.
3:10
اِنَّ الَّذِیْنَ كَفَرُوْا لَنْ تُغْنِیَ عَنْهُمْ اَمْوَالُهُمْ وَ لَاۤ اَوْلَادُهُمْ مِّنَ اللّٰهِ شَیْــٴًـاؕ-وَ اُولٰٓىٕكَ هُمْ وَ قُوْدُ النَّارِۙ(۱۰)
Voorzeker zullen de bezittingen en kinderen der ongelovigen hun tegen Allah in het geheel niet baten: dezen zullen brandstof voor het Vuur zijn,

Den ongeloovigen zal echter vermogen noch kinderen bij God hebben. Zij zullen tot voedsel van het vuur verstrekken.
3:11
كَدَاْبِ اٰلِ فِرْعَوْنَۙ-وَ الَّذِیْنَ مِنْ قَبْلِهِمْؕ-كَذَّبُوْا بِاٰیٰتِنَاۚ-فَاَخَذَهُمُ اللّٰهُ بِذُنُوْبِهِمْؕ-وَ اللّٰهُ شَدِیْدُ الْعِقَابِ(۱۱)
0

Op de wijze van het volk van Pharao en die welke vóór hen geleefd hebben, beschouwden zij mijne teekens als leugens, God heeft hen gegrepen om hunne zonden, en God is streng in zijne straffen.
3:12
قُلْ لِّلَّذِیْنَ كَفَرُوْا سَتُغْلَبُوْنَ وَ تُحْشَرُوْنَ اِلٰى جَهَنَّمَؕ-وَ بِئْسَ الْمِهَادُ(۱۲)
Zeg tot de ongelovigen: "Gij zult worden terneergeslagen en in de hel worden verzameld, dit is een kwade rustplaats.

Zeg tot de ongeloovigen: Gij zult overwonnen en in de hel verstooten worden, en een onzalig verblijf hebben.
3:13
قَدْ كَانَ لَكُمْ اٰیَةٌ فِیْ فِئَتَیْنِ الْتَقَتَاؕ-فِئَةٌ تُقَاتِلُ فِیْ سَبِیْلِ اللّٰهِ وَ اُخْرٰى كَافِرَةٌ یَّرَوْنَهُمْ مِّثْلَیْهِمْ رَاْیَ الْعَیْنِؕ-وَ اللّٰهُ یُؤَیِّدُ بِنَصْرِهٖ مَنْ یَّشَآءُؕ-اِنَّ فِیْ ذٰلِكَ لَعِبْرَةً لِّاُولِی الْاَبْصَارِ(۱۳)
Voorzeker was er voor u een teken in de twee legers die elkander ontmoetten, het ene leger vechtend voor de zaak van Allah en het andere ongelovig, dezen zagen de anderen voor hun eigen ogen dubbel zo talrijk als zijzelf. En Allah versterkt met Zijn hulp, wie Hij wil. Daarin is zeker een les voor hen, die ogen hebben.

Gij hebt reeds een wonder gezien in deze twee legers, die op elkander stieten; de eene schaar kampte voor des Heeren godsdienst, de andere was ongeloovig. De eene hield de andere voor twee malen zoo sterk als zich zelve; want God sterkt met zijne hulp wien Hij wil. Waarlijk, daarin was een voorbeeld voor verstandige menschen.
3:14
زُیِّنَ لِلنَّاسِ حُبُّ الشَّهَوٰتِ مِنَ النِّسَآءِ وَ الْبَنِیْنَ وَ الْقَنَاطِیْرِ الْمُقَنْطَرَةِ مِنَ الذَّهَبِ وَ الْفِضَّةِ وَ الْخَیْلِ الْمُسَوَّمَةِ وَ الْاَنْعَامِ وَ الْحَرْثِؕ-ذٰلِكَ مَتَاعُ الْحَیٰوةِ الدُّنْیَاۚ-وَ اللّٰهُ عِنْدَهٗ حُسْنُ الْمَاٰبِ(۱۴)
Voor de mensen is de liefde tot begeerten schoonschijnend gemaakt, vrouwen, kinderen, stapels goud en zilver, raspaarden, vee en akkers. Dat is de voorziening van het leven dezer wereld, maar Allah is het, bij Wie het juiste einddoel ligt.

Den menschen werd prikkel en begeerte tot vrouwen, kinderen, goud en zilver, edele paarden, kudden en akkers ingeplant; dit zijn allen slechts de genietingen van dit leven, doch de schoonste terugkeer is die tot God.
3:15
قُلْ اَؤُنَبِّئُكُمْ بِخَیْرٍ مِّنْ ذٰلِكُمْؕ-لِلَّذِیْنَ اتَّقَوْا عِنْدَ رَبِّهِمْ جَنّٰتٌ تَجْرِیْ مِنْ تَحْتِهَا الْاَنْهٰرُ خٰلِدِیْنَ فِیْهَا وَ اَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌ وَّ رِضْوَانٌ مِّنَ اللّٰهِؕ-وَ اللّٰهُ بَصِیْرٌۢ بِالْعِبَادِۚ(۱۵)
0

Zeg, kan ik u betere dingen dan deze verkondigen? De vromen zullen bij hunnen Heer eens tuinen vinden met wateren doorsneden, en eeuwig zullen zij daarin verblijven; onbevlekte vrouwen en Gods welbehagen zijn hun ten deel, God slaat zijne dienaren gade.
3:16
اَلَّذِیْنَ یَقُوْلُوْنَ رَبَّنَاۤ اِنَّنَاۤ اٰمَنَّا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوْبَنَا وَ قِنَا عَذَابَ النَّارِۚ(۱۶)
Hen die zeggen: "Onze Heer, voorzeker hebben wij geloofd, vergeef ons daarom onze zonden en red ons van de straf van het Vuur."

Die zeggen: o Heer! wij zijn geloovigen; vergeef ons onze zonden en bevrijd ons van de straf van het hellevuur.
3:17
اَلصّٰبِرِیْنَ وَ الصّٰدِقِیْنَ وَ الْقٰنِتِیْنَ وَ الْمُنْفِقِیْنَ وَ الْمُسْتَغْفِرِیْنَ بِالْاَسْحَارِ(۱۷)
En de geduldigen, de waarachtigen, de gehoorzamen en zij die wel doen en zij die vergiffenis vragen in de morgenstond.

Zoo spreken de geduldigen, de waarheidminnenden, de aandachtigen; zij die aalmoezen geven en bij iederen zonsopgang om Gods genade smeeken.
3:18
شَهِدَ اللّٰهُ اَنَّهٗ لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَۙ-وَ الْمَلٰٓىٕكَةُ وَ اُولُوا الْعِلْمِ قَآىٕمًۢا بِالْقِسْطِؕ-لَاۤ اِلٰهَ اِلَّا هُوَ الْعَزِیْزُ الْحَكِیْمُؕ(۱۸)
Allah getuigt, dat er geen God is dan Hij en de engelen en degenen, die kennis bezitten, getuigen dit eveneens, handhavende de rechtvaardigheid: er is geen God dan Hij, de Almachtige, de Alwijze.

God heeft het zelf betuigd, dat er buiten hem geen God bestaat: de engelen en de menschen met verstand begaafd, bevestigen het in waarheid: Er is geen andere God dan hij, de machtige en wijze.
3:19
اِنَّ الدِّیْنَ عِنْدَ اللّٰهِ الْاِسْلَامُ۫-وَ مَا اخْتَلَفَ الَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَ اِلَّا مِنْۢ بَعْدِ مَا جَآءَهُمُ الْعِلْمُ بَغْیًۢا بَیْنَهُمْؕ-وَ مَنْ یَّكْفُرْ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ فَاِنَّ اللّٰهَ سَرِیْعُ الْحِسَابِ(۱۹)
Gewis, de ware godsdienst voor Allah is de Islam. En degenen, aan wie het Boek was gegeven, verschilden eerst onderling uit afgunst, nadat kennis tot hen was gekomen. En wie de tekenen van Allah verwerpt, (wete) dat Allah vlug is in het verrekenen.

De ware godsdienst des Heeren is de Islam, en zij die de schrift hadden ontvangen, werden het niet eerder oneens, dan nadat de kennis onder hen was gekomen; toen werden zij uit nijd oneens met elkander; maar hij die niet in de teekenen van God gelooft, wete, dat God snel is om rekenschap te vragen.
3:20
فَاِنْ حَآجُّوْكَ فَقُلْ اَسْلَمْتُ وَجْهِیَ لِلّٰهِ وَ مَنِ اتَّبَعَنِؕ-وَ قُلْ لِّلَّذِیْنَ اُوْتُوا الْكِتٰبَ وَ الْاُمِّیّٖنَ ءَاَسْلَمْتُمْؕ-فَاِنْ اَسْلَمُوْا فَقَدِ اهْتَدَوْاۚ-وَ اِنْ تَوَلَّوْا فَاِنَّمَا عَلَیْكَ الْبَلٰغُؕ-وَ اللّٰهُ بَصِیْرٌۢ بِالْعِبَادِ۠(۲۰)
En zeg wanneer zij met u redetwisten: "Ik, en degenen die mij volgen hebben zich aan Allah onderworpen." En zeg tot degenen aan wie het Boek is gegeven en tot de onwetenden: "Hebt gij u onderworpen?" Als zij zich onderwerpen, dan zijn zij op de rechte weg, maar indien zij zich afwenden, dan is uw plicht slechts de duidelijke verkondiging ervan; en Allah ziet zijn dienaren.

Indien zij met u twisten, zeg dan: Ik heb mij aan God overgegeven, evenals zij die mij volgen. Zeg tot hen, die de schrift hebben ontvangen en tot de onwetenden: Neemt gij den Islam aan? Zoo zij hem aannemen, zijn zij op den rechten weg; zoo zij echter weigeren, moet gij hun slechts prediken; want God ziet zijne dienaren.
3:21
اِنَّ الَّذِیْنَ یَكْفُرُوْنَ بِاٰیٰتِ اللّٰهِ وَ یَقْتُلُوْنَ النَّبِیّٖنَ بِغَیْرِ حَقٍّۙ-وَّ یَقْتُلُوْنَ الَّذِیْنَ یَاْمُرُوْنَ بِالْقِسْطِ مِنَ النَّاسِۙ-فَبَشِّرْهُمْ بِعَذَابٍ اَلِیْمٍ(۲۱)
Voorzeker, degenen, die de tekenen van Allah verwerpen en de profeten ten onrechte doden en ook trachten de mensen te doden welke tot rechtvaardigheid aanmanen, verkondig hun een pijnlijke straf.

En diegenen welke de teekenen Gods loochenen en de profeten zonder oorzaak dooden, en hen vermoorden die recht en gerechtigheid prediken, verkondig hun eene pijnlijke straf.
3:22
اُولٰٓىٕكَ الَّذِیْنَ حَبِطَتْ اَعْمَالُهُمْ فِی الدُّنْیَا وَ الْاٰخِرَةِ٘-وَ مَا لَهُمْ مِّنْ نّٰصِرِیْنَ(۲۲)
Dezen zijn het wier daden in deze wereld en voor het Hiernamaals verloren zijn gegaan; er zal geen hulp zijn voor hen.

Deze zijn het, wier werken voor deze en de toekomstige wereld verloren zijn; en zij zullen niemand hebben om hen te helpen.
3:23
اَلَمْ تَرَ اِلَى الَّذِیْنَ اُوْتُوْا نَصِیْبًا مِّنَ الْكِتٰبِ یُدْعَوْنَ اِلٰى كِتٰبِ اللّٰهِ لِیَحْكُمَ بَیْنَهُمْ ثُمَّ یَتَوَلّٰى فَرِیْقٌ مِّنْهُمْ وَ هُمْ مُّعْرِضُوْنَ(۲۳)
Kent gij niet degenen, aan wie een gedeelte van het Boek werd gegeven? Zij worden tot het Boek van Allah geroepen, opdat het onder hen rechter zij; dan wendt zich een gedeelte hunner af terwijl zij afkerig zijn.

Hebt gij hen niet opgemerkt, die een deel der openbaring hebben ontvangen? Zij werden op de schrift van God gewezen, daar deze de strijdpunten besliste; maar een deel van hen keerde zich om en verwijderde zich.
3:24
ذٰلِكَ بِاَنَّهُمْ قَالُوْا لَنْ تَمَسَّنَا النَّارُ اِلَّاۤ اَیَّامًا مَّعْدُوْدٰتٍ۪- وَّ غَرَّهُمْ فِیْ دِیْنِهِمْ مَّا كَانُوْا یَفْتَرُوْنَ(۲۴)
Dat komt, doordat zij zeggen: "Het Vuur zal ons slechts voor een luttel aantal dagen deren." En wat zij plachten te verzinnen, heeft hen in hun godsdienst bedrogen.

Dit deden zij omdat zij zeiden: "Het Hellevuur treft ons slechts een bepaald aantal dagen," en zoo vervielen zij, door eigene denkbeelden in den godsdienst, tot dwaling.
3:25
فَكَیْفَ اِذَا جَمَعْنٰهُمْ لِیَوْمٍ لَّا رَیْبَ فِیْهِ۫-وَ وُفِّیَتْ كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَ هُمْ لَا یُظْلَمُوْنَ(۲۵)
Hoe zal het dan zijn, wanneer Wij hen verzamelen op de Dag, waarover geen twijfel bestaat en waarop elke ziel voor hetgeen zij verdient ten volle zal worden betaald en hun geen onrecht zal worden aangedaan.

Hoe zal het zijn, als wij hen op den dag verzamelen, waarover geen twijfel is, en iedere ziel zijn verdiend loon zal ontvangen? Niemand zal dan onrechtvaardig behandeld worden.
3:26
قُلِ اللّٰهُمَّ مٰلِكَ الْمُلْكِ تُؤْتِی الْمُلْكَ مَنْ تَشَآءُ وَ تَنْزِعُ الْمُلْكَ مِمَّنْ تَشَآءُ٘-وَ تُعِزُّ مَنْ تَشَآءُ وَ تُذِلُّ مَنْ تَشَآءُؕ-بِیَدِكَ الْخَیْرُؕ-اِنَّكَ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۲۶)
Zeg: "O, Allah, Heer van het Koninkrijk, Gij geeft heerschappij aan wie Gij wilt en neemt terug van wie Gij wilt. Gij verheft, wie Gij wilt en vernedert, wie Gij wilt. Slechts in Uw hand is het goede. En Gij hebt macht over alle dingen.

Zeg: o God! gij die het rijk bezit, gij geeft het rijk aan wien gij wilt, en gij ontneemt het wien gij wilt, en gij verhoogt en gij vernedert wien gij wilt. In uwe hand is al het goede; want gij zijt almachtig.
3:27
تُوْلِجُ الَّیْلَ فِی النَّهَارِ وَ تُوْلِجُ النَّهَارَ فِی الَّیْلِ٘-وَ تُخْرِ جُ الْحَیَّ مِنَ الْمَیِّتِ وَ تُخْرِ جُ الْمَیِّتَ مِنَ الْحَیِّ٘-وَ تَرْزُقُ مَنْ تَشَآءُ بِغَیْرِ حِسَابٍ(۲۷)
Gij doet de nacht in de dag overgaan en de dag in de nacht. En Gij brengt het levende uit het dode voort en Gij brengt het dode uit het levende voort. En Gij geeft onbeperkt aan wie Gij wilt."

Op den nacht laat gij den dag en op den dag den nacht volgen; gij brengt het leven uit den dood voort. Gij geeft voedsel aan wien gij wilt, zonder maat.
3:28
لَا یَتَّخِذِ الْمُؤْمِنُوْنَ الْكٰفِرِیْنَ اَوْلِیَآءَ مِنْ دُوْنِ الْمُؤْمِنِیْنَۚ-وَ مَنْ یَّفْعَلْ ذٰلِكَ فَلَیْسَ مِنَ اللّٰهِ فِیْ شَیْءٍ اِلَّاۤ اَنْ تَتَّقُوْا مِنْهُمْ تُقٰىةًؕ-وَ یُحَذِّرُكُمُ اللّٰهُ نَفْسَهٗؕ-وَ اِلَى اللّٰهِ الْمَصِیْرُ(۲۸)
Laat de gelovigen geen ongelovigen als vrienden verkiezen boven de gelovigen - en wie dat doet heeft geen deel aan Allah, tenzij gij u zorgvuldig voor hen hoedt. En Allah waarschuwt u voor Hemzelf en tot Allah zullen allen wederkeren.

Laten de geloovigen geene ongeloovigen, in plaats van geloovigen tot beschermers nemen. Zij die dit echter doen, hebben van God in niets op bijstand te hopen, of gij moest gevaar van hen vreezen; maar God zelf zal u beschermen en gij zult eens tot hem komen.
3:29
قُلْ اِنْ تُخْفُوْا مَا فِیْ صُدُوْرِكُمْ اَوْ تُبْدُوْهُ یَعْلَمْهُ اللّٰهُؕ-وَ یَعْلَمُ مَا فِی السَّمٰوٰتِ وَ مَا فِی الْاَرْضِؕ-وَ اللّٰهُ عَلٰى كُلِّ شَیْءٍ قَدِیْرٌ(۲۹)
Zeg: "Of gij dat wat in uw hart is verbergt of onthult, Allah weet het en Hij weet wat in de hemelen en op aarde is. Allah heeft de macht over alle dingen.

Zeg: gij moogt geheim houden wat in uwe harten is, of het openbaar maken. God weet het; want hij weet wat in den hemel en wat op aarde is; God is almachtig.
3:30
یَوْمَ تَجِدُ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ مِنْ خَیْرٍ مُّحْضَرًا ﳝ- وَّ مَا عَمِلَتْ مِنْ سُوْٓءٍۚۛ-تَوَدُّ لَوْ اَنَّ بَیْنَهَا وَ بَیْنَهٗۤ اَمَدًۢا بَعِیْدًاؕ-وَ یُحَذِّرُكُمُ اللّٰهُ نَفْسَهٗؕ-وَ اللّٰهُ رَءُوْفٌۢ بِالْعِبَادِ۠(۳۰)
(Gedenkt) de Dag, waarop iedere ziel zich geplaatst zal vinden tegenover het goede dat zij heeft verricht en het kwade dat zij heeft gedaan, dan zal zij wensen dat er een grote afstand ware tussen haar en het kwade. En Allah waarschuwt u voor Hemzelf. En Allah is liefderijk jegens Zijn dienaren.

Op den jongsten dag zal iedere ziel het goede tegenwoordig vinden wat zij gedaan heeft, en zal wenschen, dat tusschen haar en het booze hetwelk zij verricht heeft, eene groote klove moge zijn. God zal u echter zelf beschutten; want hij is genadig omtrent zijne dienaren.
3:31
قُلْ اِنْ كُنْتُمْ تُحِبُّوْنَ اللّٰهَ فَاتَّبِعُوْنِیْ یُحْبِبْكُمُ اللّٰهُ وَ یَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوْبَكُمْؕ-وَ اللّٰهُ غَفُوْرٌ رَّحِیْمٌ(۳۱)
Zeg: "Indien gij Allah liefhebt, volgt mij, Allah zal u liefhebben en uw zonden vergeven. Allah is Vergevensgezind, Genadig."

Zeg: Indien gij God mint, volgt mij. God zal u beminnen en uwe zonden vergeven, want God is vergevend en barmhartig.
3:32
قُلْ اَطِیْعُوا اللّٰهَ وَ الرَّسُوْلَۚ-فَاِنْ تَوَلَّوْا فَاِنَّ اللّٰهَ لَا یُحِبُّ الْكٰفِرِیْنَ(۳۲)
Zeg: "Gehoorzaamt Allah en de boodschapper", maar als zij zich afwenden, dan heeft Allah de ongelovigen niet lief.

Zeg: gehoorzaamt God en zijnen profeet; wendt gij u echter af, weet, God bemint waarlijk de ongeloovigen niet.
3:33
اِنَّ اللّٰهَ اصْطَفٰۤى اٰدَمَ وَ نُوْحًا وَّ اٰلَ اِبْرٰهِیْمَ وَ اٰلَ عِمْرٰنَ عَلَى الْعٰلَمِیْنَۙ(۳۳)
Allah verkoos Adam en Noach en de nakomelingen van Abraham en de nakomelingen van Imraan boven de volkeren.

Zekerlijk, God heeft Adam en Noach en het gezin van Abraham en de familie Imram boven alle andere menschen gekozen.
3:34
ذُرِّیَّةًۢ بَعْضُهَا مِنْۢ بَعْضٍؕ-وَ اللّٰهُ سَمِیْعٌ عَلِیْمٌۚ(۳۴)
Afstammelingen, de een van de ander. En Allah is Alhorend, Alwetend.

Het eene geslacht sproot uit het andere voort. God hoort en kent alles.
3:35
اِذْ قَالَتِ امْرَاَتُ عِمْرٰنَ رَبِّ اِنِّیْ نَذَرْتُ لَكَ مَا فِیْ بَطْنِیْ مُحَرَّرًا فَتَقَبَّلْ مِنِّیْۚ-اِنَّكَ اَنْتَ السَّمِیْعُ الْعَلِیْمُ(۳۵)
Toen de vrouw van Imraan zeide: "Ik draag aan U op wat in mijn baarmoeder is, dat het vrij zal zijn (om U te dienen), aanvaard het van mij, Gij zijt gewis Alhorend, Alwetend."

Gedenkt dat de vrouw van Imram zeide: O Heer! ik heb u geofferd hetgeen in mijnen boezem is, om aan u te worden gewijd; neem het aan; want gij hoort en weet alles.
3:36
فَلَمَّا وَضَعَتْهَا قَالَتْ رَبِّ اِنِّیْ وَضَعْتُهَاۤ اُنْثٰىؕ-وَ اللّٰهُ اَعْلَمُ بِمَا وَضَعَتْؕ-وَ لَیْسَ الذَّكَرُ كَالْاُنْثٰىۚ-وَ اِنِّیْ سَمَّیْتُهَا مَرْیَمَ وَ اِنِّیْۤ اُعِیْذُهَا بِكَ وَ ذُرِّیَّتَهَا مِنَ الشَّیْطٰنِ الرَّجِیْمِ(۳۶)
Maar, toen zij er van verlost was, zeide zij: "Mijn Heer, ik ben verlost van een meisje." - Allah wist het beste wat zij voortbracht. "En de man is niet gelijk aan de vrouw. En ik heb haar Maria genoemd en ik stel haar en haar nageslacht onder Uw bescherming tegen Satan, de verworpene."

Toen zij gebaard had, zeide zij: Heer! waarlijk, ik heb een meisje voortgebracht (God wist wel wat zij voortgebracht had), en een knaap is niet gelijk een meisje. Ik heb haar Maria genaamd; haar en hare nakomelingschap stel ik onder uwe bescherming tegen den gesteenigden satan.
3:37
فَتَقَبَّلَهَا رَبُّهَا بِقَبُوْلٍ حَسَنٍ وَّ اَنْۢبَتَهَا نَبَاتًا حَسَنًاۙ-وَّ كَفَّلَهَا زَكَرِیَّاؕ-كُلَّمَا دَخَلَ عَلَیْهَا زَكَرِیَّا الْمِحْرَابَۙ-وَجَدَ عِنْدَهَا رِزْقًاۚ-قَالَ یٰمَرْیَمُ اَنّٰى لَكِ هٰذَاؕ-قَالَتْ هُوَ مِنْ عِنْدِ اللّٰهِؕ-اِنَّ اللّٰهَ یَرْزُقُ مَنْ یَّشَآءُ بِغَیْرِ حِسَابٍ(۳۷)
Daarom nam haar Heer haar (Maria) met welbehagen aan en deed haar goed opgroeien en vertrouwde haar aan Zacharia toe. Telkens, wanneer Zacharia bij haar in de kamer ging, vond hij voedsel bij haar. Hij zeide: "O, Maria, waar hebt gij dit vandaan?" Zij antwoordde: "Het komt van Allah." Voorzeker, Allah geeft volop aan wie Hij wil.

God nam haar met welgevallen aan, en liet een uitmuntenden tak uit haar voortspruiten Zacharias droeg zorg voor haar. Toen Zacharias in hare kamer kwam, vond hij spijzen bij haar. O Maria! van wien bekomt gij dit? Zij antwoordde: Van God; want God spijst wien hij wil, zonder het te rekenen.
3:38
هُنَالِكَ دَعَا زَكَرِیَّا رَبَّهٗۚ-قَالَ رَبِّ هَبْ لِیْ مِنْ لَّدُنْكَ ذُرِّیَّةً طَیِّبَةًۚ-اِنَّكَ سَمِیْعُ الدُّعَآءِ(۳۸)
Toen bad Zacharia tot zijn Heer: "Mijn Heer geef mij een rein nageslacht; voorzeker, Gij verhoort het gebed."

Daarop bad Zacharias God, en zeide: o God! schenk mij eene gezegende nakomelingschap; want Gij zijt de verhoorder der gebeden.
3:39
فَنَادَتْهُ الْمَلٰٓىٕكَةُ وَ هُوَ قَآىٕمٌ یُّصَلِّیْ فِی الْمِحْرَابِۙ-اَنَّ اللّٰهَ یُبَشِّرُكَ بِیَحْیٰى مُصَدِّقًۢا بِكَلِمَةٍ مِّنَ اللّٰهِ وَ سَیِّدًا وَّ حَصُوْرًا وَّ نَبِیًّا مِّنَ الصّٰلِحِیْنَ(۳۹)
0

Terwijl hij nog in de kamer stond te bidden, riepen de engelen hem toe: God verkondigt u de geboorte van Yahia, die Gods woord zal bevestigen. Hij zal een eerwaardig en kuisch man zijn en een rechtvaardig profeet.
3:40
قَالَ رَبِّ اَنّٰى یَكُوْنُ لِیْ غُلٰمٌ وَّ قَدْ بَلَغَنِیَ الْكِبَرُ وَ امْرَاَتِیْ عَاقِرٌؕ-قَالَ كَذٰلِكَ اللّٰهُ یَفْعَلُ مَا یَشَآءُ(۴۰)
Hij zeide: "Heer, hoe zal er een zoon voor mij zijn, waar ouderdom al over mij gekomen en mijn vrouw onvruchtbaar is?" Hij antwoordde: "Zo doet Allah, wat Hij wil."

Hij antwoordde: Hoe zal ik een zoon krijgen; ik ben reeds door den ouderdom bereikt en mijne vrouw is onvruchtbaar? De engel antwoordde: God doet wat hij wil.
  FONT
  THEME
  TRANSLATION
  • English | Ahmed Ali
  • Urdu | Ahmed Raza Khan
  • Turkish | Ali-Bulaç
  • German | Bubenheim Elyas
  • Chinese | Chineese
  • Spanish | Cortes
  • Dutch | Dutch
  • Portuguese | El-Hayek
  • English | English
  • Urdu | Fateh Muhammad Jalandhry
  • French | French
  • Hausa | Hausa
  • Indonesian | Indonesian-Bahasa
  • Italian | Italian
  • Korean | Korean
  • Malay | Malay
  • Russian | Russian
  • Tamil | Tamil
  • Thai | Thai
  • Farsi | مکارم شیرازی
  TAFSEER
  • العربية | التفسير الميسر
  • العربية | تفسير الجلالين
  • العربية | تفسير السعدي
  • العربية | تفسير ابن كثير
  • العربية | تفسير الوسيط لطنطاوي
  • العربية | تفسير البغوي
  • العربية | تفسير القرطبي
  • العربية | تفسير الطبري
  • English | Arberry
  • English | Yusuf Ali
  • Dutch | Keyzer
  • Dutch | Leemhuis
  • Dutch | Siregar
  • Urdu | Sirat ul Jinan
  HELP

اٰلِ عِمْرَان
اٰلِ عِمْرَان
  00:00



Download

اٰلِ عِمْرَان
اٰلِ عِمْرَان
  00:00



Download